Is specialistische jeugdzorg in 2040 overbodig? Recent is een toename zichtbaar van kinderen en ouders die een beroep doen op jeugdzorg, met name in de eerste lijn. De vraag rijst of dit een teken is dat het beleid van de overheid en de sector zelf om jeugdzorg toegankelijker te maken effect heeft: leidt het organiseren van meer outreachende zorg en gebruik van het netwerk tot een toename in de eerste lijn, terwijl dure specialistische zorg wordt teruggedrongen? Met andere woorden: is er een trend ingezet die er uiteindelijk toe zal leiden dat de derdelijns jeugdzorg overbodig is in 2040? Het antwoord op deze vraag is: nee. Als psychologen, werkzaam in de derdelijns jeugdzorg, ondersteunen we de vermaatschappelijking van jeugdzorg. Uiteraard is het van groot belang om kinderen vroegtijdig te helpen en zware inzet van specialistische zorg indien mogelijk te voorkomen. Maar er zal altijd een groep kinderen met meervoudige, complexe problematiek blijven die onze inzet nodig heeft. Een kwetsbare groep kinderen, die op ons moet kunnen (blijven) rekenen. Kinderen met meervoudige complexe problematiek Specialistische zorg, zoals bijvoorbeeld in Jeugdzorgplus, wordt vooral ingezet voor jongeren met ernstige gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke handicap en/of een psychiatrische stoornis. Hoewel bij (bijna) alle jongeren sprake is van (ernstige) gedragsproblemen én gebrek aan motivatie voor vrijwillige behandeling, laat onderzoek zien dat de onderliggende problemen divers zijn. De meest voorkomende psychiatrische stoornissen naast ODD en CD zijn ADHD, pervasieve ontwikkelingsstoornissen en hechtingsstoornissen. Middelenmisbruik komt frequent voor (65%). Bij het merendeel van de jongeren is sprake van (ernstige) gezinsproblemen, zoals mishandeling, fysiek geweld tussen ouders, opvoedingsonmacht, opvoedingsstress en individuele problematiek van ouders (psychiatrische stoornis / delinquentie). Verder verkeren veel jeugdigen (60%) in deviante vriendengroepen en heeft een derde van de meisjes contact met loverboys/pooiers. Een aanzienlijk deel (30%) van de jongeren heeft bij opname geen binding met school of werk (Vermaes e.a., 2012). Ook over mogelijke oorzaken van de problemen wordt steeds meer bekend. In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat er bij jongeren in de gesloten jeugdzorg vaak sprake is van (vroegkinderlijke) chronische traumatisering (mishandeling, verwaarlozing, seksueel misbruik) in de voorgeschiedenis. Percentages variëren van 42% (dossieranalyse) tot 85% (zelfrapportage). Het grote verschil tussen zelfrapportage cijfers en de cijfers afkomstig uit dossieranalyses kan een aanwijzing kan zijn dat complex trauma soms onbekend, en als gevolg daarvan, onbehandeld blijft. Samengevat is er bij kinderen in de specialistische zorg sprake van een complex geheel aan problemen. Kunnen we, nu we dit weten, een lijst maken van psychiatrische stoornissen of omgevingsfactoren die vragen om specialistische zorg? Nee, dat kunnen we niet. Zo blijkt uit onderzoek dat een reactieve hechtingsstoornis of gedragsstoornis de kans vergroot dat een jongere specialistische zorg nodig heeft. Maar er zijn ook jongeren met dezelfde stoornissen die geen specialistische zorg nodig hebben. Uit onderzoek weten we dat het gaat om een opstapeling van risicofactoren in meerdere domeinen; de jongere, gezinssysteem, brede sociale context et cetera. Hoe meer risicofactoren aanwezig zijn, hoe groter de kans op behoefte aan specialistische zorg. Niet alleen risicofactoren spelen hierin een rol, ook protectieve factoren: factoren die een jongere beschermen tegen negatieve uitkomsten. Het gaat om de som van risico en protectieve factoren. Maar daarmee zijn we er nog niet; factoren die gelijktijdig voorkomen, worden door elkaar beïnvloed. Sommige factoren versterken elkaar als zij gelijktijdig voorkomen (in zowel positieve als negatieve zin), anderen heffen het effect van de ander op. Een autoritaire opvoeding is bijvoorbeeld een risicofactor voor later delinquent gedrag. Een autoritaire opvoeding in een zeer slechte woonomgeving, ook een risicofactor voor later delinquent gedrag, is echter juist een beschermende factor tegen later delinquent gedrag. 1 plus 1 is nul, als het ware. Uit onderzoek weten we inmiddels heel behoorlijk wat risico- en protectieve factoren zijn. Wat we nog veel minder goed weten, is hoe de dynamiek tussen deze verschillende factoren verloopt. Waar valt winst te behalen? Verbetering van de zorg en preventie Gelukkig zijn we in de individuele casus steeds beter in het in kaart brengen van deze dynamiek en een plan te maken voor begeleiding of behandeling van de jongere. Want op dynamische risico- en protectieve factoren kan je invloed uitoefenen; je kan er samen met een jongeren aan werken dat hij medicatie gaat gebruiken voor zijn ADHD, dat hij minder blowt, dat hij een certificaat behaalt wat zijn kansen op de arbeidsmarkt vergroot of dat er een buurvrouw is bij wie een jongere terecht kan voor een luisterend oor. Deze behandeling is erop gericht de jongere weer perspectief te bieden. In de afgelopen jaren is veel expertise opgebouwd in de specialistische zorg. Instellingen in de derde lijn werken intensief samen om de kwaliteit van de behandeling te verhogen, te meten en te borgen. En deze samenwerking werpt vruchten af. Er zijn interventies ontwikkeld die zich speciaal richten op complexe problematiek en er wordt gezamenlijk onderzoek gedaan naar het effect ervan. Instellingen werken samen om hun doelgroep steeds beter in kaart te brengen en steeds gerichter zorg te kunnen bieden. Hoewel de specialistische zorg de laatste jaren fors verbeterd is, is er in de huidige begeleiding en behandeling van jeugd nog wel wat winst te boeken. Jeugdzorg kan beter op elkaar afgestemd, met minder hulpverleners bij één gezin en kan nog beter aansluiten op de laatste wetenschappelijke inzichten. De derdelijns zorg werkt om dit te bereiken steeds meer samen met partners uit de eerste en tweede lijn. Een belangrijk voordeel van het feit dat we meer weten over de oorzaken van behoefte aan specialistische zorg, is dat kan worden ingezet op die oorzaken: preventie. Zo bestaan er inmiddels programma’s, zoals VoorZorg en ‘Een goed begin’, waarin zwangere vrouwen met een hoog risicoprofiel (vanwege leeftijd of psychosociale omstandigheden) tijdens de zwangerschap en gedurende ongeveer twee jaar na de bevalling door een ‘opvoedingscoach' worden ondersteund met het doel de ontwikkeling van psychopathologie en antisociaal gedrag bij de kinderen te voorkomen. De opvoedingscoach komt regelmatig bij de jonge moeder thuis, vanaf de zwangerschap totdat het kind de peuterleeftijd heeft bereikt. Vergelijkbare interventies hebben in gerandomiseerd onderzoek in andere landen indrukwekkende resultaten opgeleverd, zoals bijna 79 procent minder kindermishandeling en 69 procent minder veroordelingen tot het 15e levensjaar. Implementatie van dergelijke programma’s op grote schaal zou theoretisch na 10 a 15 jaar moeten leiden tot een daling van de vraag naar specialistische zorg. Specialistische zorg overbodig? De specialistische zorg heeft de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt, die over een aantal jaren hoogstwaarschijnlijk haar vruchten zal afwerpen en zal leiden tot een afname van de vraag naar specialistische zorg. Vooralsnog zijn de ontwikkelingen echter nog niet zo ver dat er daadwerkelijk sprake is van een grote daling in de behoefte. Maar wat betekent dit alles voor de toekomst? Als in 2040 de crisis voorbij is, er een nieuwe generatie kinderen opgroeit in andere omstandigheden. Als de verbeteringen in de specialistische zorg zich, dankzij wetenschappelijk onderzoek, professionele ontwikkeling en slimme investering, hebben doorgezet? Zal specialistische zorg ooit uiteindelijk helemaal overbodig worden? Hierop is het antwoord nee. Er zullen altijd kinderen en jongeren zijn die een beroep (moeten) doen op specialistische zorg. De enorme complexiteit van de risico’s en beschermende factoren waaraan kinderen bloot staan op allerlei gebieden, maakt dat we als maatschappij en zorgverleners wel onze uiterste best kunnen doen om de behoefte aan specialistische zorg tot een minimum te beperken, we zullen deze behoefte nooit helemaal tot nul kunnen reduceren. Gelukkig hebben we in Nederland steeds meer expertise om de meest complexe meervoudige vraagstukken aan te pakken: in de derde lijn. Laten we, in het belang van deze kwetsbare groep kinderen, zorgen dat die expertise behouden blijft en de kans krijgt om zich verder te ontwikkelen. Leoniek Kroneman & Eva Mulder, Onderzoekers Intermetzo (voorheen LSG-Rentray & Zonnehuizen)