vragen psychiatrie (zonder kinderpsychiatrie) uitgewerkt met behulp van slides, cursus en vorige versie uitgewerkte examenvragen: 2 oorzaken delirium en 3 hypotheses bespreken De oorzaak van delirium berust op een samenspel van 2 factoren: \ =model van Inouye Predisponerende en precipiterende factoren (figuur met 2 lijnen en een kruis in het midden!) Predisponerend: van gezond en fit naar multi-sensory impairment tot ernstig ziek en ernstige dementie. Precipiterend: van dosis slaapmedicatie naar slaaponthouding tot multipele psychoactieve medicijnen en zware chirurgie. Voorbeelden predisponerende factoren: - leeftijd >65j - slechte cognitieve toestand (dementie, VG van delirium, depressie, cognitieve aantasting) - slechte functionele toestand (afhankelijkheid, beperkte mobiliteit en verhoogd valrisico) - zintuiglijke beperkingen (visuele en gehoorsproblemen) - voedingstoestand (deshydratatie, malnutritie) - (genees-)middelengebruik (multifarmacie en alcohol+B1 deficit: WernickeKorsakoff) - co-morbiditeiten: - Chronisch nier- of leverfalen (hepatische encephalopathie!) - VG van CVA (vasculaire dementie!) - Metabool syndroom/roken (risico voor AD en vasc. dementie + hogere kans CVA) - Tumor/trauma - Infectie (HIV) - B12/FZ deficit (anemie, te weinig O2 in CZS) Voorbeelden van precipiterende factoren: - Middelen (sedativa, narcotica, anticholinergica, wijziging schema, alcohol/BZP onttrekking) - CVA - Meningitis - Andere somatische problemen - infecties - urineretentie!/faecale impactie - koorts/hypothermie\ - malnutritie (N.B. dus veel factoren die zowel precipiterend and predisponerende beschouwd w!) - metabool (hypo Na+) - anemie - Heelkunde (orthopedische en cardiale ingrepen) - Omgevingsfactoren: - Hospitalisatie - Fixatie - Blaaskatheter (?) - Emotionele stress - Pijn - Slaap deprivatie De 3 pathofysiologische hypothesen (Zie slide): Neurotransmitter hypothese: cholinerge onderactiviteit (anticholinergica!) en dopaminerge overactiviteit (DA verhogende middelen!, Parkinson!) According to the neurotransmitter hypothesis, decreased oxidative metabolism in the brain causes cerebral dysfunction due to abnormalities of various neurotransmitter systems. Reduced cholinergic function, excess release of dopamine, norepinephrine, and glutamate, and both decreased and increased serotonergic and gamma-aminobutyric acid activity may underlie the different symptoms and clinical presentations of delirium Ontstekingshypothese: pro-inflammatoire cytokines increased cerebral secretion of cytokines due to a wide range of physically stressful events plays an important role in the occurrence of delirium. Since cytokines can influence the activity of various neurotransmitter systems, these mechanisms may interact. Also, more fundamental processes like intraneuronal signal transduction, second messenger systems that at the same time use neurotransmitters as first messengers and play an important role in their synthesis and release, may be disturbed Stress-hypothese: activiteit HPA-as cortisol ontregeling IM-systeem met vrijzetting van cytokines en neurotransmitters (DA!) bespreek OCD Waarom is bij OCD het onderscheid tussen egosyntoon en egodystoon belangrijk? Obsessief = dwanggedachten Compulsief = dwanghandelingen pervalentie geschat op 2.5 % onset tijdens adolescence/ vroege volwassenheid onderkenning; dokter vragen er niet achter, pnt schamen zich, vertellen het niet Do you wash or clean a lot? Do you check things a lot? Is there any thought that keeps bothering you that you would like to get rid of but Do your daily activities take a long time to finish? Are you concerned about orderliness or symmetry? comorbiditeit: MDD, bipolair, schizofrenie CD is een dwangstoornis. Handeling niet doen zorgt voor enorme angst (vb smetvrees) Dwanghandeling is poging om angst te onderdrukken Dus OCD is géén echte angststoornis maar een poging om angst te onderdrukken Ook: verschil in voorkomen. Man:vrouw=1:1 vs man<vrouw bij angststoornissen (GAD, paniek-, Sociale-, Post traumatische, specifieke fobie) 2 vormen OCD: egoDYStoon(meer angststoornis). pnt weet het zelf maar kan het niet laten. =klassieke OCD; alles moet ik doen anders wordt ik bang; pnt weet dat het abnormaal is. egoSYNtoon( meet psychotisch). pnt vind het normaal, andere abnormaal; = ergere vorm, minder inzicht. OCD met weinig inzicht ziet men bij schizofrenie. ernst meten met YALE-Brown OC scale. = goede schaal; meet zowel obsessie als compulsie; 5 criteria - tijd eraan gespendeerd - mate van beperking door dwang- handeling/gedachte - mate van stress door dwang- handeling/gedachte - weerstand tegen dwang- handeling/gedachte - controle over dwang- handeling/gedachte Verschillen tussen AN en BN Anorexia Nervosa • 15% onder normale BMI • Vroegere onset: tussen 14 en 18j • Enorme angst om bij te komen in gewicht, ook al hebben ze ondergewicht • Constant controle om niet te eten, ook al hebben ze honger • Egosyntoon: er is géén ziekte-inzicht -> gaan geen hulp zoeken vanuit ontkenning • Compulsief(=dwingend): risicovermijdend met zware overschatting van de kans op toekomstig kwaad/letsel • Aseksualiteit, want dwangmatig vermijden van voedsel en • Introvert seks • Foute redenering: koppelen hun gewicht aan hun zelfwaardegevoel (is bij Boulimia nervosa eigenlijk ook..) • Somatisch(door te laag BMI): trage pols, droog&brekend haar, droge huid, leukopenie Boulimia nervosa • vaak Normaal gewicht • Latere onset: tussen 18 en 25j • Binge eating(vreetbuien) • In een periode heel veel eten • Géén controle over eetgedrag in die periode • Egodystoon: er is wel ziekte-inzicht -> gaan geen hulp zoeken uit schaamte • Impulsief: risicozoekend. Actie ondernemen zonder in acht nemen van (negatieve) consequenties vh gedrag • Hyperseksualiteit, want impulsief • Extrovert • Foute redenering: begonnen aan reep chocolade, het is al om zeep, net zo goed hele reep naar binnen werken.(dichotoom denken) • Somatisch(door braken): oesophagitis, tandglazuurerosies, zwelling speekselklieren en gestegen amylasen DD tussen AN en andere vormen van vermagering Somatische oorzaken van vermagering : o Meestal afkeer van voedsel, horror carnis o AN patiënte is ‘bezeten’ door voeding, calorieën, (wegen hun voedsel, ze kennen overal de calorieën van) .... - Andere psychiatrische oorzaken van vermagering : o Anorectische reactie : kan hele leven door volgend op duidelijk emotioneel trauma, vb. door een zwaar trauma en dan zwaar vermageren (vb. een relatiebreuk: ik heb gewoon geen honger) ego-dystoon: ik weet dat ik moet eten o Vermagering door mechanisch-functionnele moeilijkheden : psychogene dysfagie, slikangst, psychogeen braken...hier is meestal grote bezorgdheid over de vermagering o Melanchole, depressieve anorexie : hier is er ‘echte’ anorexie (geen honger, eetlust)...samengaand met andere depressieve symptomen en apathie o Psychotische, schizofrene anorexie: Bizar contact, vaak hallucinaties rond voeding, vergiftigingsangsten (door wanen), messianisch vasten (ik ben een god: ik moet zoveel dagen vasten) o Organische stoornissen gepaard met gewichtsverlies( darmziekten, hypofyse/hypothalamus tumor, endorcriene aandoening of infectie. Hierbij ontbreken psychologische symptomen eetlust verlies als conversiesymptoom >< anorechtische reactie ( meestal tgv stress) Geef de nevenwerking van de atypische antopsychotica via de D2-receptor Korte vergelijking van de atypische (risperidone, quetiapine, clozapine) en de typische (haloperidol!) antipsychotica. De atypische hebben naast D2antagonisme ook nog 5-HT2a antagonisme, dit resulteert in: • verbetering positieve symptomen (via mesolimbisch D2antagonisme) • Reductie EPS (via 5HT-2A antagonisme in nigrostriatale banen, D2-antagonisme geeft meer EPS!) • Redcutie hyperprolactinemie (via 5HT-2A in tuberoinfundibulaire banen, D2-antagonisme verergert dit!) • Verbetering van negatieve (cognitieve/affectieve symptomen) (via 5HT-2A antagonisme mesocorticaal, D2-antagonisme geeft aanleiding tot secundaire negatieve cognitieve en affectieve symptomen!) • Ten slotte geven atypische (risperidone, quetiapine, clozapine) minder tardieve dyskinesie dan typische antipsychotica (haloperidol) Nevenwerkingen van atypische antipsychotica: • Gewichtsstijging • Sexuele dysfunctie • Hematologische neveneffecten • QT-verlenging • Metabole stoornissen • Glycemie ontregeling, diabetes mellitus (gewichtstoename!) • Dyslipidemie • Metabool syndroom (hypertensie, diabetes mellitus, cholesterol, overgewicht) • Mortaliteit en risico op CVA verhoogd bij dementie Symptomen psychose en DD Ruimte definitie: een stoornis in het psychisch functioneren. Verkeerdelijk waarnemen, denken, voelen, handelen en slechte of veranderde impulscontrole. Een breuk met de realiteit, ego-syntoon (geen, beperkt of wisseld ziekteinzicht). Handelingen en ervaringen van de psychotische persoon staan los van de werkelijkheid/context waarin hij/zij zich bevindt. Enge definitie: Psychose wordt gekenmerkt door één of meer van de volgende symptomen - Wanen: onjuist niet-corrigeerbare overtuigingen met subjectieve zekerheid (ego-syntoon). Bv. bizar vs. niet-bizar, paranoïde wanen, betrekkingswanen (alles om hun heen slaat op hun, “ze hebben het over mij in het nieuws!”) gedachten inbrenging, gedachten uitzenden, schuld of zonde, ondergangswanen (denken dat ze failliet zijn), nihilistische wanen (ontkennen van eigen bestaan). - Hallucinaties: zintuiglijke waarneming met hetzelfde realiteitskarakter als een echte waarneming, alleen dan zonder dat het sensorieel orgaan daadwerkelijk geprikkeld wordt. Ingedeeld in verschillende klassen; naar modaliteit (auditief, visueel, tactiel, reuk, smaak); complexiteit (van lichtflits tot complexe scenes voorstellen); dimensies (bv. grootte: liliputiaans vs. brobdingnagiaans); inhoud (bv. bevel (je eigen penis afsnijden onder bevel :O, ik moest hem vermoorden van....), rouw, zoopsieen=dieren zien). - Onsamenhangende spraak: gevolg van de denkstoornis bij een psychose. Bv. versnelde of vertraagde spraak, incoherentie, blokkering, neologismen (woorden/klanken/zinsopbouw verzinnen), privaatsymboliek (bestaande woorden een eigen betekenis geven). - Desorganisatie van het gedrag: is pas later verstoord dan de beleving. Bv. kinderachtig, geagiteerd, onvoorspelbaar, onaangepast, ontremd, katatoon (katatonishe stupor: niet meer reageren of externe stimulie, katatonische opwinding: herhalen van stereotypische bewegingen, bizar gedrag, schreeuwen, onrustig gedrag). - DD van wanen: obsessies (deze zijn ik-vreemd!), overwaardige ideeen (bepaald idee heeft een overdreven belang in de mening van een persoon), magisch denken (vaak gezien in sekten). - DD van hallucinaties: illusies (wél een fysieke prikkel aanwezig,maar deze wordt verkeerd geïnterpreteerd.) Bv. fysiologische illusie: bij iedereen, intrinsieke eigenschap van ons CZS (denk aan optische illusies), congnitieve illusies: een angstige persoon die denk dat een boom ’s avonds een belager is), zintuiglijke vervormingen (zoals metamorfopsieen), synesthesieen (prikkeling in één zintuig, reactie/gevoel in ander zintuig, denk aan ‘woorden proeven’, 'kleuren horen' ). Evt. vermelden: verschillende types psychosen (ook een soort van DD, vermeld in ppw…) • psychose in de normaliteit: bv. bij rouw of hypnagoge/hypnopompe belevingen (wakker worden/inslapen dan ben je tijdelijk ook aan het spacen) of bv. in situaties waar de achterdocht te verklaren is vanuit een bepaalde situatie (jaloezie…).Geen zin om deze mensen ‘te behandelen’. Deze psychosen zijn transient en de persoon die ze heeft functioneert verder normaal. • Psychose in de enge zin kan onderverdeeld worden in: • schizofrene/schizofreniforme stoornis • schizoaffectieve stoornis • waanstoornis ( erotomane(= "positieve"verliefdheids-, grootheids-, jaloersheids-; achtervolgings-, somatisch type) • folie-a-deux (psychose bij 2 personen; ene dominant die zijn psychose aan andere opdringt. vb: dominante persoon in relatie zegt dat hij loterij heeft gewonnen, submissieve persoon gaat daar in mee) • specifieke psychosen (bv. post-partum, Cotard syndroom= denken ingewanden zijn weg) • Affectieve psychose: psychose in het kader van een stemmingsstoornis (depressie met psychose of een manie met psychose). Belang onderscheid ‘enge zin’ en ‘affectieve zin’ is belangrijk omdat de behandeling verschilt: bij affectieve ga je de stemming beïnvloeden als behandeling! • Organische psychose (gevolg van delirium met al zijn predisponerende en precipiterende factoren of bv. gevolg van epilepsie) • Middelen gerelateerd: cannabis (!); acute intoxicatie: hallucinogenen, opiaten (heroine!), coke; ontwenning; medicamenteus geïnduceerde ( anti-parkinsonmedicatie • Anderen… (((persoonlijkheidsstoornissen, dissociatieve belevingen))) Bespreek het bipolair spectrum soorten bipolaire stoornis bipolaire I stoornis minstens 1 manische fase ( DSM IV) bipolaire II stoornis minstens 1 hypomanische fase en MDD; De familie heft een grotere tolerantie voor een depressieve fase dan voor een manische fase. Als de patiënt een manische fase doormaakt, gaat de familie sneller hulp zoeken (vb. 2 auto’s kopen, muziek keiluid, op de beurs speculeren...) terwijl men de depressieve fase al snel aan een externe gebeurtenis toeschrijft bipolaire III stoornis Nooit manisch geweest, tenzij door het innemen van AD. Er ontstaat een manische switch. (een bipolaire aanleg hebben onder AD cyclothymie hypomanische periodes met periodes van depressie, maar deze voldoen niet aan de 'full criteria' van MDD, manie, mixed rapid cycling: hoge frequentie van manische episodes( >4/jaar). globale morbititeit/ incapaciteit neemt toe met het aantal episodes. Meer bij vrouwen en moeilijker te behandelen(minder goed antwoord op medicatie). DSM IV Manische episode Minimaal 1 periode van 'abnormaal en aanhoudende verhoogde, expansieve of irriteerbare stemming, die langer dan 1 week aanhoudt Tijdens de manische periode(mood disturbance) zijn minsten 3 ( 4 in geval van irritabiliteit) van de volgende symptomen aanwezig: grootheidswaan verminderde behoefte aan slaap spraakwaterval ( meer spreken i.v.v. normaal, druk om te blijven praten) racende gedachten snel afgeleid psychomotorische agitatie, verhoogde doel gerichte activiteit( sociaal, werk/school, sexueel neiging tot risicovol gedrag Er is aantasting van het normaal functioneren/ normale sociale activeiten. Eventueel nood aan hospitalisatie ter bescherming van de persoon/omgeving, eventuele aanwezigheid van psychotische kenmerken DSM IV hypomanische episode Zelfde criteria als manische episode MAAR; minstens 4 dagen; GEEN aantasting normaal functioneren/normale sociale activeiten. GEEN nood aan hospitalisatie ter bescherming van de persoon/omgeving, GEEN aanwezigheid van psychotische kenmerken DD unipolaire vs Bipolair Aard van de depressie - een bipolaire depressie is zeer moeilijk te behandelen o als je bijv. al 2 antidepressiva geprobeerd hebt en ze werken niet, moet je toch eens nagaan of er geen manische fase geweest is. - Een psychotische depressie (↔schizofrenie) komt meer voor bij een bipolaire stoornis o Mood congruente wanen: de inhoud van de wanen zijn congruent met de stemming. Als ze zich depressief voelen, dan zien ze de ondergang van de wereld gebeuren. suicidaliteit o hoger suiciderisico bij bipolaire (minstens 25% suicidepoging; tot 20% zelfmoord)/ unipolair 3.5-25% pogingen Antidepressiva respons! - een depressie van een bipolaire stoornis beantwoordt minder goed aan antidepressiva - bij het geven van AD kan men bij een bipolaire stoornis een switch veroorzaken naar een manische fase. - Daarom MOET men steeds een AD voorschrijven bij een depressieve fase van een bipolaire stoornis in combinatie met een stemmingsstabilisator! - In Amerika is men extremer en mag je bij een depressie van een bipolaire stoornis zelfs geen AD geven - Een normale persoon zal bij het nemen van een AD niet manisch of euforisch zijn. Opmerkingen: - bij een bipolaire stoornis is er meer genetische voorgeschiktheid - als een manische fase niet te uitgesproken is, kan men ook nog productief zijn. - Hoe krijg je iemand in een normale stemming, zonder dat je je te down/te vrolijk voelt? Maar wat is een normale stemming o Want deze personen zijn altijd al wat overactief geweest (in een normale range) en dan ineens schieten ze door naar een manie of een depressie. o Normaal: ‘ik ben mijn creativiteit/energie kwijt’ o Iedereen heeft een andere standaard voor wat normaal is/ DD bipolaire stoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis Overeenkomst: instabiliteit, impulsiviteit, hyperseksualiteit Verschillen: • Borderline persoonlijkheidsstoornis • affectieve instabiliteit is episodisch en toe te schrijven aan uitgesproken reactiviteit van stemming (zelden langer dan een paar dagen). Stemming slaat zeer snel om! Van ene op andere dag! • Uitgesproken impulsiviteit, potentëel zelf-beschadigend (mimeert manisch gedrag) • • transient paranoide ideatie • low funtional • laag zelfwaardegevoel bipolaire stoornis • zelfs bij rapid cycling bipolaire stoornis duurt het 2 weken voor je overgaat van manie nr depressie of andersom. • continue prominente aanwezigheid van affectieve symptomen(depressieve grondstemming, anhedonie) • psychotische kenmerken treden op samen met de affectieve symptomen =psychotische depressies. Zijn stemmingscongruente wanen • “ondergang vd wereld” • High functional als manische episode niet te uitgesproken (cf. Schumann) • Grandiositeit: vinden zichzelf fantastisch DD Bipolaire stoornis en ADHD Overeenkomsten: overactief fysiek rusteloos constante verandering in activiteiten/snel afgeleid veel praten Verschil: • stemming versus aandacht/ impulsiviteit – hyperactiviteit • ADHD is attention/ impulsivity – hyperactivity disorder (stoornis van de aandacht/activiteitsniveau) • • Bipolaire stoornis is een stemmingsstoornis Continu versus cyclisch • ADHD patiënten hebben persisterende problemen in aandacht/impulsiviteit/hyperactiviteit • Bipolaire patiënten hebben cyclische veranderingen in hun stemming • Begin van symptomen • ADHD D/: pt vertonen al S/ op 7 jaar tenminste 6 maanden lang • Bipolaire patiënten zullen meestal een depressie doormaken tijdens adolescentie. • Familie geschiedenis (NB autisme, Bipolair, schizofrenie en ADHA zijn het meest genetisch bepaald!) • ADHD: ADHD komt voor in stamboom • Bipolaire stoornis: Bipolaire stoornis komt voor in stamboom NB: Vaak echter onduidelijkheid wegens niet accurate diagnostiek in verleden Behandelig - een depressie van een bipolaire stoornis beantwoordt minder goed aan antidepressiva - bij het geven van AD kan men bij een bipolaire stoornis een switch veroorzaken naar een manische fase. - Daarom MOET men steeds een AD voorschrijven bij een depressieve fase van een bipolaire stoornis in combinatie met een stemmingsstabilisator! - Een normale persoon zal bij het nemen van een AD niet manisch of euforisch zijn. Richtlijnen voor de behandeling van bipolaire stoornis in alle fasen een stemmingsstabilisator geen monotherapie met antidepressiva bipolaire depressie adequaat behandelen combinatietherapie efficiënter dan monotherapie profylaxe! Stemmingsstabilisatoren o Lithium Effectief in het voorkomen van depressieve en manische fase Augmentatie(= toevoegen van middel om werking AD te verhogen) bij een unipolaire stoornis o Divalproaat Voorkomen van een manie Couperen van een acute fase van manie o Lamotrigine! Beste in het voorkomen van depressieve episodes! (niet manische fasen!) o Carbamazepine en andere anticonvulsiva Worden minder gebruikt Klassieke neuroleptica o Haloperidol o Chlorpromazine Atypische antipsychotica (zijn ook anti-manisch, stabiliserend; kunnen worden gebruikt in onderhoudsbehandeling) o Nu worden meer een meer de nieuwe (atypische) antipsychotica gebruikt! o o o o Aripiprazole Clozapine Olanzapine Quetiapine Couperen van manische en depressieve episoden Voorkomen van manische en depressieve episoden o Risperidone o Ziprasidone Antidepressiva; minder gebruikt: (hypo)manie uitlokken Benzodiazepines o In het begin een slaapmiddel erbij geven (goed slapen) of om hen wat rustiger te krijgen. rol psychotherapie ( nooit als monotherapie) doel: informatie en acceptatie + medicatietrouw bevorderen ( 'egosyntone aandoening?'==>owv medicatie voelen de ptn zich minder 'actief' Focus van behandeling: herkennen en leren beheersen van actuele en te verwachten ontregelingssituaties, zoals plotselinge of sterke veranderingen in het dag/nachtritme en het sociaal functioneren. Diagnostische criteria schizofrenie en welke symptomen horen bij welke subtypes Diagnose criteria (DSM IV): • Karakteristieke symptomen (twee of meer): • Hallucinaties • Wanen • Gedesorganiseerde spraak en gedrag • Negatieve symptomen • Gedurende 1 maand (minder indien effectieve behandeling). • Eén symptoom volstaat wanneer er sprake is van: auditieve hallucinaties (stemmen die commentaar geven op gedrag of gedachten, twee of meer converserende stemming) of bizarre wanen. • Sociaal en professioneel dysfunctioneren • Dysfunctioneren en (andere) symptomen gedurende tenminste 6 maanden. • Uitsluiten van schizo-affectieve stoornis (kenmerken van zowel shizofrene als affectieve stoornis) of stemmingsstoornis (met begeleidende psychose) • Uitsluiten van druggebruik of een somatische aandoening. • F snap ik geen flikker van. (slide 17/57 van psychose en schizofrenie_toledo 12-05-11 prof. Vandenbulcke.ppt) Er zijn 5 types: • Paranoide type: preoccupatie met wanen of frequente auditieve hallucinaties. • Gedesorganiseerde type: onsamenhangende spraak, chaotisch gedrag, vlak affect. • Katatone type: motorische onbeweeglijkheid of juist overmatige motorische activiteit, extreem negativisme, vreemde bewegingen, echolalie (dwangmatig herhalen van woorden van gesprekspartner of bv. radio), echopraxie (hetzelfde alleen dan bewegingen na-apen). • Ongedifferentieerde type: geen van bovenstaande. • Resttype: voortdurend symptomen in lichte vorm. overzicht symptomen: positieve symptomen: wanen, hallucinaties, desorganisatie. negatieve symptomen: spraakarmoede (tengevolge van minder vloeiend denken en spreken), afgevlakt affect, avolitie (onvermogen om initiatief te nemen), anhedonie (nergens van kunnen genieten), sociale teruggetrokkenheid. cognitieve symptomen: aandacht, geheugen, executieve functie affectieve symptomen: depressie, angst/spanning, hopeloosheid, dysforie, suïcide poging comorbiditeit: middelenmisbruik, slechte fysieke gezondheid, depressie gevolg: sociale/ professionele dysfunctie Vaginisme: wat + oorzaken +behandeling =onvermogen tot vaginale penetratie( te pijnlijk en dus onmogelijk) ten gevolge van een reflectorische(onvrijwilligge) contractie van de perineale spieren =Persistent or recurrent involuntary spasm of the musculature of the outer third of the vagina that interferes with sexual intercourse. • The disturbance causes marked distress or interpersonal difficulty. Oorzaken • doen) Oppervlakte (ooit al pijn gehad; bang dat het weer pijn gaat • Vb. een meisje die een erge blaasontsteking had/een blaassondage gedaan en dit zoveel pijn deed, dat ze schrik krijgen dat het weer pijn gaat doen. • Relationeel • Die man kan ik bij mij niet naar binnenlaten, want die lijkt bijv. teveel op een vaderfiguur. • • Intrapsychisch • Neurotisch: ik heb iets tegen alle mannen • smetvrees Psychotisch • Verstoring van de lichaamsafgrenzing • Mijn lichaam kan door seks uiteenvallen behandeling: inbrengen van steeds grotere staafjes over 10 sessie. Verschillende fasen bij verslaving bespreken Ontwikkeling van verslaving kent 3 fasen: initiatie, continuering en onthouding (indien stop). Initiatie: persoon komt in contact met 'product' => exploratief gedrag( door peer pressure, anticiperen 'kicks', 'novelty seeking' , belonend effect van het middel) Tijdens initiering is het brain reward system betrokken: ventraal tegmentaal gebied(VTA), nucleus accumbens, dopamine systeem. Hypofunctie van het dopaminerg systeem zou ‘exploratief gedrag’ m.b.t. drugs vergroten. Vanuit het VTA vertrekken dopaminerge banen naar de nucleus accumbens, gebruiken van drugs vergroot via deze banen de motivatie om meer te gebruiken. Vanuit de nucleus accumbens wordt de prefrontale cortex geinhibeerd met ‘behavioral disinhibition’ tot gevolg: je geeft meer toe aan de verleiding om drugs te nemen. Continuering: vaak gekoppeld aan psychische problematiek(angst, depresiviteit, onzekerheid, ...) Tijdens de continueringsfase zijn niet enkel meer de dopaminerge banen, maar ook andere banen/ NT betrokken: - CRH (corticotroop release hormoon): met stimulatie van de HPA-as en autonoom sympathisch ZS - Glutamaat: verhoogde tranmissie tussen basale kernen (nucleus accumbens, amygdala) en orbitofrontale cortex - GABA: veranderde transmissie in angstcircuits - Veranderingen in de ‘core’ van de nucleus accumbens, maar ook in de ‘shell’: associatie met de omgeving waarin het middel gebruikt wordt. Onthouding/terugval door onthouding ontstaat 'craving' wat tot terugval kan leiden Craving volgt vaak op stress( angst, onzekerheid = intern ; omgeving = extern) gerelateerd aan de veranderingen in de HPA-as/ shell van de NA/ orbitofrontale cortex Casus: 60j man, woordenvloed, verminderde slaap, meer eetlust, psychomotorische onrust sinds 3 maanden. DD? Bijkomende gegevens? Beschrijf een (3) pathofysiologisch model voor schizofrenie 1 Schizofrenie als progressieve neuronale ontwikkelingsstoornis. • Neuronale migratiestoornis in vroege ontwikkelingsfase leidt tot cytoarchitecturale afwijkingen • Hersenontwikkeling tijdens adolescentie: • abnormaal verlies van grijze neuronen (grijze stof, vooral frontaal en temporaal). Verlies van neuronen leidt tot vergrote ventrikels • onderdrukte groei van witte stof, met disconnectiviteit (‘miswiring’) tot resultaat, vnl. subcorticaal • Gestoorde synaptische reorganisatie (‘synaptic pruning’ gestoord): tijdens puberteit worden veel synapsen ‘bijgesteld’ 2 De dopamine hypothese van schizofrenie: dopamine dysregulatie • Overactiviteit van het limbisch systeem tijdens acute psychotische opstoot zorgt voor de positieve symptomen( wanen, hallu) • Frontale cortex hypoactiviteit zorgt voor negatieve symptomen 3 Is psychose neurotoxisch? • progressie in verlies van frontale cortex ~ aantal psychotische aanvallen • vooral snel verlies van cortex tijdens acute psychose (eerste maanden) (ahv beeldvormingonderzoek) • hypothese van neurodegeneratie door excitotoxiciteit bespreek behandeling alzheimer farmacologisch cholinesterase-remmers(Donepezil) •lauter symptomatisch + veel bijwerkingen( GI-last, spierkrampern, slapeloosheid,vermoeidheid. minder: hypotensie(+vallen), rhinitis, zweten,verwardheid en sufheid ; ook direct verdere progressie bij medicatie stop(= dus veel discussie rond) •Alzheimer is geassocieerd met verlies van neuronen in de nucleus van Meynert,= belangrijke bron Ach in de hersenen •verlies leidt tot cholinerge depletie ==> ligt aan de basis van geheugen- en gedragsproblemen memantine •= niet competitieve NMDA-receptor antagonist. •=> blokkeert de effecten van verhoogde concentraties van glutamaat(=pathologisch; leiden tot neuronale dysfunctie) • nevenwerking: hallucinaties, vermoeidheid, verwardheid, duizeligheid, hoofdpijn behandeling BPSD(behavioural & psychological symptoms in dementia) bij psychose en agressie :antipsychotica => efficiëntie is omstreden want verhoogde mortatliteit, verhoogd risico op CVA bij depressie en impulscontroleproblemen: SSRI andere: – Trazodone: nachtelijke onrust, gedragstoornis bij FTD – Kortwerkende benzodiazepines: acute gedragsproblemen – Anti-epileptica: carbamazepine en NaValproaat : agressie, impulscontroleproblemen niet-farmacologisch pnt multi-disciplinair opvangen: eerst familie en thuisverpleging, soms aanpassing woonsituatie met ergotherapeut; later geinstitutionaliseerd(neuropsycholoog) • Programma voor zorgdrager, praatcafés, … • Realiteitsoriëntering • Reminiscentietherapie ( herinneringen oproepen uit het verleden • (Psycho)motorische therapie, • validatietherapie, • gedragstherapie (Model ABC (antecedenten, gedrag, gevolgen), • zintuiggerichte therapie: snoezelen, aromatherapie, … • AAT (animal assisted therapy) patiënt niet nodeloos confronteren met zijn gebreken( niet iedere week geheugen test) antidepressiva: definieer de mogelijke outcome van behandeling, wat verwacht je van resultaat en en wat doen als resultaat onvoldoende outcome depressie: de 5 R's respons= directe verbetering van de klachten remissie= nauwelijks nog symptomen aanwezig (Hamilton ≤ 7 / Montgomery ≤ 10) Duurt ongeveer 3 maanden recovery= remissie gedurende 6 maanden relaps= herval voor 6-9 maanden recurrence= later herval (nieuwe episode) na bijvoorbeeld 1,5jaar. Kans op recurrence neemt toe met het aantal episodes Een depressieve patiënt moet OBLIGAAT 6 à 9 maanden behandeld worden! Anders hoger risico op nieuwe episode, er zijn minder uitlokkende factoren nodig( kindling effect) en de intervallen worden steeds korter( cycle acceleration) na 4 weken geen respons : therapie veranderen - dosis optimaliseren - combinatietherapie opstarten: serotoninerg + adrenerg (SSRI + reboxetine; venlafaxine + mirtazepine -augmentatie behandeling: toevoegen van stof die werking van het AD verhoogd( atypisch antipsychotica, thyroidhormaan, lithium -elektroconvulsieve therapie: overwegen bij zeer zware gevallen Bespreek de wet op bescherming van de persoon met een geestesziekte (procedures en criteria) Gedwongen opname(=collocatie): 3 voorwaarden (staat in de wet 26/06/1990) • geestesziekte. Probleem: in wet staat nergens gedefinieerd wat het is. Er staat wel wat het Niet is: ‘de onaangepastheid van zedelijke, maatschappelijke, religieuze….waarden’ -> dus vb zwaar alcoholmisbruik mag Niet gedwongen worden opgenomen. • ernstige acute bedreiging voor zichzelf/anderen • pt moet elke vorm van behandeling die geschikt is, weigeren Als aan deze 3 voorwaarden voldaan, dan zijn er 2 mogelijke procedures: spoedprocedure (opname binnen 24 u nodig) via substituut( bereikbaar via parket of politie) • ambsthalve: substituur wijst geneesheer aan voor schriftelijk advies ( psychiater op spoed die omstandig verslag maakt), geen verzoek nodig vb: als politie iemand nr spoed brengt • op verzoek: op verzoek van ouders, echtgenote, urgentiearts, huisarts.. -> vb: psychiater op spoed Nadien stelt procureur des Konings een gewone procedure via vrederechter in gewone procedure ingesteld (via vrederechter) • gewone procedure: als geen hoogdringendheid is; vrederechter behandelt verzoek binnen de 10 dagen na zien van de patiënt ter plaatse( mag begestaan worden door advokaat/psychiater bij bevestigin: max 40 dagen met max 2 jaar verlenging( verzoekschrift indienen) Veel chronische psychotische patienten worden niet beter over de tijd, daarom verplichte ambulante nazorg, moet meer gebruikt worden dan nu gedaan wordt. Verschillende vormen psychotherapie + kernbegrippen Persoonsgerichte psychotherapie : unieke, subjectieve beleving Psychoanalytische psychotherapie ⁃ wortels in vroegkinderlijke ervaring met onbewuste verlangens, confliten en trauma's) ⁃ men laat dromen en fantasieën aan bod komen: zichzelf en zijn problemen beter te begrijpen ⁃ patiënt zoekt zelf de verbanden en betekenissen: arts = sturende rol ⁃ transference(overdracht): men gaat ervan uit dat de gevoelens die de patiënt ontwikkelt tav de therapeut gevoelens zijn die men ten aanzien van belangrijke anderen ook ervaart en dat ze verwijzen naar gevoelens tegenover vroegere personen zoals ouders, broers, zussen, etc… psychodynamische theorie structureel gezichtspunt (conflict model door freud) lustprincipe:: Ieder mens streeft om zich zo optimaal mogelijk te voelen en daarom is men geneigd om gedachten, herinneringen en gevoelens die de gemoedrust verstoren, weg te werken (actief of automatische / onbewust door afweermechanismen) object-rationeel gezichtspunt hectingstheorie: vroegere ervaringen (sleutelfiguren en gebeurtenissen uit het verleden worden als mentale representatie over zichtzelf opgeslagen)bepalen MEE hoe actuele relaties vorm krijgen. Veilig/ Onveilig ambivalent; onveilig vermijdend Client-centered psychotherapie ⁃ problemen hebben met geblokkeerde belevingen of gevoelens te maken. men focust niet op onbewuste gevoelens(psycho-analyse) maar op voorbewuste belevingen en gevoelens die voor de patiënt toegankelijk worden wanneer hij zijn aandacht er op richt ⁃ therapeut is medelevend en probeert de patiënt verder te laten kijken dan louter het probleem, om te zien wat erachter ligt. Hierdoor voelt de patiënt zich vrij om zijn eigen gevoelens de exploreren, uit te spreken en beter te aanvaarden Klachtgerichte therapie : meer universele objectiveerbare cognities (psychische moeilijkheden als aangeleerd gedrag beschouwd) (Cognitieve) Gedragstherapie ⁃ Verband tussen depressie en automatische negatieve denkprocessen ⁃ Therapie : ⁃ onjuiste denkpatronen leren herkennen en corrigeren ⁃ vaardigheden ontwikkelen om beter te functionneren in dagelijkse leven • Accepteren van de klacht • Concretiseren (filmisch zicht krijgen) • Formuleren van hypothesen (ivm situaties of reactiewijzen die de klachten uitlokken, verergeren, of verlichten) • Plannen en uitproberen van een strategie (vb. schaalvragen) • Evalueren van verloop !! Aandachtsgerichte cognitieve therapie (mindfulness): richt zich op cognitieve processen ⁃ pathologische negatieve basis-assumpties blijken zeer rigide te zijn (snel geactiveerd, moeilijk weg te krijgen. ⁃ vormen van dysfunctioneel redeneren: ⁃ Dichotoom denken : ongenuanceerd, zwart-wit denken, zoals tot uitdrukking komt in woorden als altijd, nooit, niemand, iedereen, etc. (alle mannen zijn ….) ⁃ Overgeneraliseren : op grond ve enkele ervaring wordt een verstrekkende en negatieve conclusie getrokken (één fout, dus zal ik nooit een goed arts worden) ⁃ Catastroferen : zeker zijn dat toekomstige situaties negatief zullen aflopen (mislukt sollicitatiegesprek, dus ik zal nooit aan werk geraken) ⁃ Emotioneel redeneren : gevoelens worden beschouwd als bewijs voor een gedachte (ik schaam me, dus zal ik iets verkeerd gedaan hebben) ⁃ Gedachten lezen : de gedachten van iemand anders worden door mezelf gelezen (de prof kijkt boos, hij zal zeker weten dat ik veel afwezig was tijdens de les) ⁃ Personaliseren : de situatie op jezelf betrekken (de buurman groette niet, zeker dat het is omdat ik de vuilniszakken één dag te vroeg heb buitengezet) Relatiegerichte therapie : unieke en universele elementen (vb afgrenzing, levensfaze) Relatie- en gezinstherapie ⁃ Sommige therapeuten gaan er van uit dat psychische moeilijkheden een uiting zijn van de relaties in het systeem (gezin, partnerrelatie) ⁃ Deze relaties zijn de centrale focus in het therapeutisch proces ⁃ Men werkt aan betere communicatie in het systeem en men versterkt de samenhorigheid Systeemtherapie Andere : Lichaamsgeoriënteerd psychotherapie Interpersoonlijke psychotherapie ⁃ Men gaat ervan uit dat de depressieve klachten te maken hebben met interactioneel functionneren ⁃ Doelstelling is om interpersoonlijke problemen aan te pakken : rolverwarring, sociale isolatie, rolovergangen, rouw, … en om meer doelmatige copingvaardigheden aan te leren ⁃ Belangrijk is dat er een duidelijke relatie bestaat tussen het optreden van de depressieve klachten en een interpersoonlijke gebeurtenis; bij de keuze van de focus geeft men de voorkeur aan een veranderbaar, relatief klein en liefst ook actueel probleem tegengestelde werking antidepressiva - psychotherapie op 2 hersenstructuren (bijvraag) MDD: amygdala hyperactiviteit leidt tot verlaagde PFC functie/effectiviteit ==> Major depression disorder Cognitieve therapie(CT): verhoogt prefrontale cortex activiteit AD medicatie: verlaagd amygdala hyperactiviteit (directly) Na CT of ADM: verhoogde PFC functie leidt tot verlaagde amygdala reactiviteit werking dus via 2 verschillende (=tegengesteld?) werking Diagnose en DD van frontotemporale lob degeneratie ? gedragvariant FTD(frontotemporale dementie):(vooral frontale kwab; aantasting orbitofrontale regio) • Aantasting interpersoonlijk gedrag: plots iemand aanspreken op straat; uitgebreid vertellen over taboes binnen familie • Aantasting gedragsregulatie • Emotionele afvlakking: typisch voor FTD is dat zij hun partner constant de liefde verklaren maar eigenlijk totaal niet in staat zijn de emoties van hun partner te herkennen. • Gebrek aan inzicht (itt alzhiemer) ook TAAL: echolalie(napraten), perseveratie( zinloos herhalen van woorden), mutisme GEDRAG: achteruitgang persoonlijke hygiëne, mentale rigiditeit, hyperoraliteit, eetverandering taalvarianten Progressieve non-fluente afasie (PNFA) vooral gyrus frontalis inferior (Brokka) patiënt niet in staat taal tot expressie te brengen niet vloeiende spontane spraak met (minstens 1): anomia (probleem met vinden van de juiste woorden), agrammatisme (onvermogen om goede zinnen te maken) en fonemische parafasiën ( bij benoemen van woorden: nieuwe woorden maken/lettergrepen met elkaar verwisselen) GEDRAG pas laattijdig FTD/ woordbegrip OK TAAL stotteren, gestoorde herhaling, laat mutisme Semantische dementie (SD) vooral temporale kwab taalstoornis met vloeiende maar arme(woordenschat) spraak niet in staat om specifieke dingen te benoemen; verlies van woordbegrip gebruik van semantische parafasieën: woord wordt verwisseld door woord met bijna dezelfde betekenis (bus ipv trein) kan gepaard gaan met perceptuele stoornis prosopagnosie (agnosie voor gezichtsuitdrukkingen) associatieve agnosie(geen voorstelling kunnen maken van een voorwerp ook TAAL druk, idiosyncratisch, GEEN fonemische parafasieën, oppervlaktedyslexie (woorden niet in hun context lezen), tellen bewaard GEDRAG: verlies empathie, gierigheid DD FTLD vs Alzhiemer Bij FTLD grotere aantasting theory of mind + herkennen van eoties in gezichten (vooral negatieve emoties typisch gestoord) DD SD vs PNFA patiënt voorwerpen laten benoemen: SD= moeite om de voorwerpen te benoemen/ algemene termen te gebruiken( vogel ipv eend) PNFA= nieuwe woorden maken/lettergrepen met elkaar verwisselen Iedereen heeft wel eens last van bepaalde angstniveau's. Geef de hierarchie hiervan (oid) − Disintegration anxiety • bang om uit elkaar te vallen of hun persoonlijkheid als geheel niet meer bij elkaar te kunnen houden vb aanrakingsangst − Persecutory anxiety • angst om van buitenaf geinvadeerd te worden paranoïa voortvloeiend uit schizofrenie: vb: de patient vertrouwd niemand omdat ze denken dat ze door anderen beïnvloed kunnen worden( − Fear of loss of the object • verlatingsangst: pnt hebben laag zelfvertrouwen en zijn bang om verlaten te worden. kan leiden tot gedrag waar ze hun partner constant controleren(border-line) • Fear of loss of love or approval ⁃ • altijd goedkeuring nodig Fear of castration • bang voor fysieke verwonding superego anxiety • bang dat men niet voldoet aan de hoge standaard Bespreek de gedrags en psychologische symptomen van dementie en zijn oorzaken Gedragsproblemen bij dementie = BPSD = Behavioural & Psychological Symptoms in Dementia Biologische factoren oorzaak dementie frontaal hypometabolisme bij AD! Aantasting NT systemen Beperkingen zicht/gehoor Psychologische factoren: copingstijl Persoonlijkheidsstructuur VG van psychiatrische problemen verlieservaringen Sociale factoren: beperkte mantelzorg: kinderen vaak tweeverdieners dus moeilijk op te vangen kinderen maken soms misbruik van ouders Alleenwonenden hebben hogere kans op ontwikkeling van BPSD financiële situatie Gedragsveranderingen/symptomen + oorzaken: • Psychose: regionaal hypometabolisme bij AD. De pathologie breidt uit, ook andere gebieden minder hersenactiviteit -> desoriëntatie in tijd (eerst) en ruimte (later). mis-identificatie (typisch voor dementie): patiënt gelooft dat de persoon die voor haar staat een dubbenganger is, dat de persoon zich presenteerd als een vermomde versie van een ander LBD: heeft sowieso al visuele hallucinaties Psychose bij dementie: AD(27%)>VD(15%)>FTLD • (psychomotorische) agitatie/agressie ontstaat vooral wanneer de persoon zich in een vreemde situatie bevind(bv wassen,...) ⁃ fysiek niet agressief gedrag(psychomotorische agitatie): rusteloosheid, ijsberen, volgen, repititieve handelingen, slaapstoornis ⁃ verbaal niet agressief gedrag: negativisme, aandacht vragen, onderbreken ⁃ fysiek agressief gedrag: slaan, duwen, vastgrijpen, schoppen, bijten, ... ⁃ verbaal agressief gedrag: roepen, vloeken, woedeuitbarstingen • depressie (oorzaak is heterogeen) ⁃ psychologische(emotiële) reactie op cognitieve achteruitgang (NB: ziekte-inzicht en depressie correleren niet!) ⁃ vasculaire depressie : psychomotorische vertragingen agv multiplele CVA's ( VD al sowiesie +CVA's) ⁃ recidief van depressieve stoornis ( VG van depressie) ⁃ neurodegeneratief proces van AD (verandering in NT/metabolisme) : stemmingstoornis door medische aandoening • motivatie apathie: patiënt is gesloten, toont weinig interesse en Bespreek de behandeling van een depressie met en de weerstand bij behandeling (oid.) Behandeling perspectief: Biochemisch perspectief − ‘ik heb te weinig serotonine’ Neurobiologisch / psychobiologisch perspectief − genen, expressie van genen, gebeurtenissen, stress, betekenissen, neuronale circuits, … Semantisch perspectief : betekenisgeving − niet los te zien • van betekenissen die we toekennen aan onze kennis over hersenstructuren, over ziektebeelden • van attitude tegenover mentale ziekte, tegenover subjectiviteit versus objectiviteit • betekenis inname (psycho)farmaca weerstand: meeste patiënten willen geen therapie ⁃ Weerstand tegen farmacotherapie (denken dat het gevaarlijk is; dat je eraan verslaafd geraakt (= misconceptie!), bang dat hun persoonlijkhied veranderd (=misconceptie!) ⁃ Weerstand tegen psychotherapie :owv stigma: alleen gekken gaan naar psychotherapeut; bang zijn om te diep in hun eigen persoonlijkheid te graven; weerstand tegen verandering ‘on prescrit sa représentation personnelle du psychotrope : ‘l’échange’ !!! − Ziekte ‘genezen’ − Symptomen afzwakken − Binnen therapeutische strategie : ⁃ Verbeteren skills (son pouvoir d’aimer et de travailler), levenskwaliteit, ‘le moi n’est plus maître en son propre demeure’ (= het ego is niet meer de baas in zijn eigen lichaam: − Biologische frustratie frustratie over het feit dat onze ik wordt bepaald door onze genen (biologie) − Psychologische frustratie Mijn psychologie (onbewust,waar we niet naar duven kijken.) determineert ‘me’ gedeeltelijk Bespreek de verschillende dopaminerge banen en hun belang in het ziektebeeld en de behandeling van schizofrenie. Bespreek de nevenwerkingen van typische antipsychotica als gevolg van D2-receptor antagonisme. mesocorticaal: dopamine van VTA naar frontale cortex negatieve symptomen agv hypo-activiteit verdere reductie DA activiteit met secundaire negatieve, cognitieve en affectieve symptomen toename DA release ==> verbetering negatieve, cognitieve, affectieve symptomen mesolimbisch: dopamine van VTA naar nucleus accu positieve symptomen agv hyper-activiteit bij >60% receptor blokkage: verbetering positieve symptomen (zelfde) tuberoinfundibulair: dopamine van hypothalamus naar hypofyse; o.a. prolactine regulatie geen inhibitie prolactine :hyperprolactinemie = ==>mannen: galactorrhoea, gynaecomastie, verminderd sexueel functioneren, verminderde fertiliteit vrouwen: galactorrhoea, amenorrhoea, verminderde bot densiteit, verhoogd risico borst kanker geen activatie prolactine( 5HT(2A) : reductie hyperprolactinemie nigrostriataal: dopamine van substantia nigrans naar striatum; geassocieerd met de initiatie van beweging inductie extrapiramidale symptomen vanaf >80% bezetting toename DA release =>reductie EPS behandeling berust op het blokkeren van deze banen mbv anti-psychotica ==> D2 receptor antagonisme(typische) EPS: Dystonic reactions: tonische contracties of spasmen van spiergroepen (e.g., trunk, tongue, face) Akathisia: rmotorische onrust(onvermogen om te blijven zitten, subjectieve bewegingsdrang); kan in insomnia resulteren Akinesia: verlaagde spierbeweging Rigidity: coarse muscular movements; verlies gezichtsuitdrukking Tremors: fine movement (shaking) of the extremities (“pill-rolling”) Rabbit syndrome (peri-orale tremor) Pisa syndrome: can eighter have an acute onset or occur after weeks or months of treatment (rare; occurs more commonly in people with brain damage/abnormality) Tardive syndromes (bv smakken,..) overdosis kan leiden tot maligne neuroleptisch syndroom( extreme rigiditeit, myoclonie koorts en bewustzijnsvermindering ==> coma + dood =medisch urgentie : stoppen DA blokker, spierrelaxantia typische antipsychotica werken ook nog in op andere receptoren met een aantal neveneffecten: alfa adreneng: orthostatische hypotensie, sexuele dysfunctie, val-incidenten histaminerg: sedatie, gewichtstoename cholinerg: mictieproblemen, constipatie, droge mond, visusstoornissen, verwardheid, glaucoom Atypische antipsychotica (partieel agonisten): (vb: clozapine, haloperidol,... hyperactief gebied ==>daling activiteit hypoactief gebied ==> activatie daarom minder DA gerelateerde bijwerkingen ( minder EPS/TD, minder cognitieve nevenwerkingen(& secundaire negatieve symptomen), minder hyperprolactinemie Neveneffecten atypische • Aandacht voor andere neveneffecten : Gewichtsstijging Sexuele dysfunctie Hematologische neveneffecten QT-verlenging Metabole Stoornissen » Dysglycemie, diabetes mellitus » Dyslipidemie » Metabool syndroom Mortaliteit en risico op CVA verhoogd bij dementie Hoe kan je delirium onderscheiden van dementie en welke oorzaken van dementie leunen het dichtst aan bij delirium aandoening waarbij delier in dementie kan overgaan Zie uitlokkende factoren delier en dementie: CVA: kan delier uitlokken, kan hersenschade achterlaten (vasculaire dementie) Parkinson: antiParkinson medicatie(anticholiergica, amantidine, levodopa, DAR agonisten, MAO-I) kunnen delir uitlokken, Lewy Body dementie Alcohol + VitB1 deficiëntie: onttrekking geeft delirium tremens, WernickeKorsakov Leverfalen: predisponerend voor delirium, encefalopathie -> hersenschade -> dementie Metabool syndroom/roken: hoge kans op CVA -> delirium, risicofactoren voor ziekte van Alzheimer&Vasc. Dementie VitB12/foliumzuur deficiëntie: anemie-> teweinig O2 CZA-> delirium, dementie Hersentumor/hersentrauma: heelkunde+anesthesie+ICU -> delirium, hersenschade-> demen bij delirium • Vasculaire dementie: wordt gekenmerkt door een fluctuerend verloop, een gestoorde aandacht en vaak is er enige affectlabiliteit aanwezig. Deze ziekte ontwikkelt zich echter over langere tijd en er is geen bewustzijnstoornis (tenzij bij acuut CVA). • Lewy Body Dementie: gaat gepaard met visuele hallucinaties en wisselend cognitief functioneren (voornamelijk aandacht). Ook hier is er een chronisch verloop (hoewel niet altijd gedocumenteerd) en zijn de extrapyramidale symptomen prominent aanwezig. bij dementie • Delirium: wordt gekenmerkt door acuut onstaan met aandachts- en bewustzijnstoornis en een uitlokkende somatische oorzaak. Bij gebrek aan premorbiede gegevens kunnen de klinische kenmerken overlappen met vasculaire dementie en LBD. Ook bij een verlengd delirium waarbij de bewustzijnstoornis minder op de voorgrond staat, rijst vaak het vermoeden van een onderliggende beginnende dementie. Het is in elk geval raadzaam om de diagnose van dementie niet te stellen in de eerste maanden die volgen op een acuut delirium. oorzaken dementie die dichtst aanleunt bij delirium • alcohol-gerelateerde dementie: Dit beeld kan al dan niet voorafgegaan worden door een Wernicke-Korsakov syndroom. Het Wernicke-Korsakov syndroom is een gevolg van thiamine (vitamine B1) insufficiëntie ten gevolge van alcoholmisbruik en ondervoeding en wordt gekenmerkt door een acute (Wernicke) encephalopathie bestaande uit verwardheid, oogspierverlamming en ataxie, gevolgd door een Korsakovsyndroom bestaande uit een belangrijke anterograde amnesie met vaak opvallend veel confabulaties en uitgesproken moeilijkheden met tijdsverhoudingen. Dit beeld is een gevolg van een aantasting van de corpora mammilaria en de fornix (componenten van het geheugencircuit (ring van Papez)). Zoals gezegd, kan alcohol- gerelateerde dementie ook voorkomen zonder dat er een Wernicke-Korsakov syndroom vastgesteld werd. Deze diagnose wordt pas gesteld wanneer andere oorzaken van dementie uitgesloten zijn en wanneer de cognitieve problemen volgen op een periode van minstens 5 jaar alcoholmisbruik. De diagnose wordt gesteund door de aanwezigheid van andere stigmata van alcoholmisbruik zoals leverlijden, ataxie, perifere neuropathie, ... en door een stabilisatie of verbetering van de cognitieve problemen na 60 dagen onthouding. Men vermoedt dat een rechtstreeks toxisch effect van grote hoeveelheden ethanol op het hersenweefsel, vooral de prefrontale cortex en het cerebellum, leidt tot deze vorm van dementie. De cognitieve aantasting is meestal diffuus. Bespreek de DD van schizofrenie, schizoaffectieve en bipolaire stoornis, zowel categorieel als "multimodaal" schizofrenie: 4-tal symptoomdimensies: positieve, negatieve, affectieve en cognitieve symptomen die allen, zij het in wisselende mate, bijdragen tot het sociaal dysfunctioneren. categorieel: • Schizofrenie (cfr infra) en schizofreniforme stoornis: onderscheid tussen beiden is de duur van de symptomen. De diagnose van een schizofreniforme stoornis kan gesteld worden wanneer een patiënt gedurende 1 maand symptomatisch is, terwijl bij schizofrenie gedurende minstens 6 maanden symptomen en dysfunctioneren moeten aanwezig zijn. • Schizoaffectieve stoornis: wanneer patiënten zowel voldoen aan de criteria van een stemmingstoornis (depressie, manie of gemengde episode) als aan de criteria van schizofrenie. bipolaire stoornis: afwisselende episodes van (hypo)manie en depressie. wanneer is overdreven zelfvertrouwen een grootheidwaan ? Er bestaat wat discussie of er een duidelijk categorisch onderscheid kan gemaakt worden tussen schizofrenie, schizoaffectieve en bipolaire stoornis. Deze vraag komt ondermeer voort uit de vaststelling dat er een (gedeeltelijk) gemeenschappelijke genetische predispositie bestaat voor deze aandoeningen en dat het onderscheid klinisch soms moeilijk te maken valt. Een karakterisatie van het ziektebeeld en symptoom-gerichte behandeling op basis van dimensionele indicatoren (waaronder psychose, negatieve symptomen, depressie, manie, cognitieve aantasting) wordt meer en meer gepropageerd. multimodaal: zie slide 11 psychose en shizofrenie Verschillende persoonlijkheidsstoornissen bespreken Cluster A (zonderling) : o vreemd en bizar of excentriek gedrag (“zijn gestoord” je voelt dit snel aan) onaangepast kleden, bizarre kledij... o sociale teruggetrokkenheid hebben een hechtingsprobleem (vb. de computer is hun beste vriend) ze zijn nogal vermijdend: ze willen het liefst geen sociaal contact o beperkte emotionele expressie zullen niet over emoties praten o achterdocht (tot psychose-achtig) ‘mensen zijn iet te vertrouwen’ extreem o sociale functioneren aanzienlijk aangetast door meer gedesorganiseerd gedrag - Cluster B (dramatisch) : (opmerking: schijnbaar normaal valkuil!) o meer uitgesproken dramatisch, emotioneel, extrovert en impulsief gedrag (antisociaal = psychopaten) kunnen hun negatief affect (impulsief) niet goed beheersen. Ze hebben een lage frustratietolerantie. - Cluster C (angstig) : (opmerking: schijnbaar normaal Staan bang in het leven o Introversie o beperkte emotionele expressie valkuil!) o Angst Vergelijk Korsakov en Wernicke en hoe kan je dat voorkomen? Het Wernicke-Korsakov syndroom is een gevolg van thiamine (vitamine B1) -insufficiëntie ten gevolge van alcoholmisbruik en ondervoeding en wordt gekenmerkt door een acute (Wernicke) encephalopathie bestaande uit verwardheid, oogspierverlamming en ataxie. behandeling hoge dosis thiamine gevolgd door een Korsakov-syndroom bestaande uit een belangrijke anterograde amnesie met vaak opvallend veel confabulaties en uitgesproken moeilijkheden met tijdsverhoudingen. Dit beeld is een gevolg van een aantasting van de corpora mammilaria en de fornix (componenten van het geheugencircuit (ring van Papez)): in principe bestaat er geen curatieve behandeling