Definities, stellingen en methoden uit David Poole’s ”Linear Algebra A Modern Introduction Second Edtion” benodigd voor het tentamen Matrix Algebra 2 Bob Jansen Inhoudsopgave 1 Vectoren 3 2 Stelsels Lineaire Vergelijkingen 3 3 Matrices 3 4 Eigenwaarden en Eigenvectoren 4.1 Inleiding in Eigenwaarden en Eigenvectoren . . . . 4.2 Determinanten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3 Eigenwaarden en Eigenvectoren van n × n matrices 4.4 Gelijksoortigheid en Diagonalisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 4 4 6 7 5 Orthogonaliteit 5.1 Orthogonaliteit in Rn . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2 Orthogonale complementen en orthogonale projecties . 5.3 Het Gram-Schmidt Proces en de QR factorisatie . . . 5.4 Orthogonale diagonalisatie van symmetrische matrices 5.5 Toepassingen: Kwadratische vormen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 9 10 11 11 12 6 Vectorruimten . . . . 14 7 Afstand en benadering 15 7.1 In-product ruimtes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 7.2 Norm en Afstands Functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 1 Vectoren Nog niets . . . 2 Stelsels Lineaire Vergelijkingen Nog niets . . . 3 Matrices Nog niets . . . 3 4 4.1 Eigenwaarden en Eigenvectoren Inleiding in Eigenwaarden en Eigenvectoren Definitie: Laat A een n × n matrix zijn. Een scalair λ wordt een eigenwaarde van A genoemd als er niet-nul vector x is zodat Ax = λx. Zo’n vector x wordt een eigenvector van A behorend bij λ genoemd. Definitie: Laat A een n × n matrix zijn en λ een eigenwaarde van A. De verzameling van alle eigenvectoren behorend bij λ, samen met de nul vector wordt de eigenruimte van λ genoemd en wordt geschreven als Ek . 4.2 Determinanten a11 a12 a13 Definitie: Laat A = a21 a22 a23 zijn. Dan is de determia31 a32 a33 nant van A de volgende scalair: a a11 22 a32 det A = |A| = a21 a23 a a23 − a12 + a13 21 a33 a31 a33 a31 a22 a32 Definitie: Laat A = aij een n × n matrix zijn, met n ≥ 2. Dan is de determinant van A de scalair det A = |A| = a11 det A11 − a12 det A12 + . . . + (−1)1+n a1n det A1n = n X (−1)1+j a1j det A1j j=1 Stelling 4.1 De Laplace Expansie Stelling De determinant van een n×n matrix A = aij , met n ≥ 2, kan als volgt berekend worden n X det A = ai1 Ci1 + ai2 Ci2 + . . . ain Cin = aij Cij j=1 de (wat de cofactor expansie langs de i rij is) en ook als det A = a1j C1j + a2j C2j + . . . anj Cnj = n X i=1 (de cofactor expansie langs de j de kolom) 4 aij Cij Stelling 4.2 De determinant van een driehoeksmatrix is het product van de elementen op zijn hoofddiagonaal. In het bijzonder, als A = aij een vierkante n × n driehoeksmatrix is dan: det A = a11 a22 . . . ann Stelling 4.3 Laat A = aij een vierkante matrix zijn. a. Als A een nulrij (kolom) heeft, dan det A = 0. b. Als B verkregen is door het verwisselen van 2 rijen (kolommen) van A, dan det B = det A. c. Als A 2 identieke rijen (kolommen) heeft, dan det A = 0. d. Als B verkregen is door het vermenigvuldigen van een rij (kolom) van A met k, dan det B = k det A. e. Als A, B en C gelijk zijn behalve dat de ide rij (kolom) van C de som is van de ide rijen (kolommen) van A en B, dan det C = det A + det B. f. Als B verkregen is door optellen van een veelvoud van 1 rij (kolom) van A met een andere rij (kolom), dan det B = det A. Stelling 4.4 Laat E een elementaire matrix zijn. a. Als E resulteert uit het verwisselen van 2 rijen van In , dan det E = −1. b. Als E resulteert uit het vermenigvuldigen van 1 rij van In met k, dan det E = k. c. Als E verkregen is door optellen van een veelvoud van 1 rij van In met een andere rij, dan det E = 1. Stelling 4.5 Laat B een n × n matrix zijn en laat E een elementaire matrix zijn. Dan det(EB) = (det E)(det B) Stelling 4.6 Een vierkante matrix A is inverteerbaar als en alleen als det A 6= 0 Stelling 4.7 Als A een n × n matrix is, dan det(kA) = k n det A Stelling 4.8 Als A en B n × n matrices zijn, dan det(AB) = (det A)(det B) Stelling 4.9 Als A inverteerbaar is, dan det(A−1 ) = 1 det A Stelling 4.10 Voor elke vierkante matrix A, det A = det AT 5 Stelling 4.11 Cramers Regel Laat A een inverteerbare n × n matrix zijn en laat b een vector in Rn . Dan is er een unieke oplossing x voor het stelsel Ax = b gegeven door xi = det(Ai (b)) det A voor alle i = 1, . . . , k Stelling 4.12 Laat A een inverteerbare n × n matrix zijn. Dan A−1 = 1 det A adj A Stelling 4.13 Laat A n × n matrix zijn. Dan a11 C11 + . . . a12 C12 + . . . + a1n C1n = det A = a11 C11 + . . . a21 C21 + . . . + an1 Cn1 Stelling 4.14 Laat A n × n matrix zijn en B een matrix verkregen door het verwisselen van 2 willekeurige rijen (kolommen) van A. Dan det B = − det A 4.3 Eigenwaarden en Eigenvectoren van n × n matrices De eigenwaarden van een vierkante matrix A zijn precies de oplossingen van de vergelijking det(A − λI) = 0 Laat A een n × n matrix zijn. 1. Bereken de karakteristieke polynoom det(A − λI) van A. 2. Vind de eigenwaarden van A door het oplossen van de karakteristieke vergelijking det(A − λI) = 0 voor λ. 3. Voor elke eigenwaarden λ, vind de nulruimte van de matrix A − λI. Dit is de eigenspace E − λ, waarvan de niet-nul vectoren de eigenvectoren van A zijn behorend bij λ. 4. Vind een basis voor elke eigenruimte. Stelling 4.15 De eigenwaarden van een driehoeksmatrix zijn de elementen op de hoofddiagonaal. Stelling 4.16 Een vierkante matrix is inverteerbaar als en alleen als 0 geen eigenwaarde van A is. Stelling 4.17 De Fundamentele Stelling van de Inverteerbare Matrices: Deel 3 Laat A een n × n matrix zijn. Dan zijn de volgende uitspraken equivalent: a. A is inverteerbaar. b. Ax = b heeft een unieke oplossing voor elke b in Rn . c. Ax = 0 heeft alleen de triviale oplossing. d. De gereduceerde rij echelon vorm van A is In . e. A is een product van elementaire matrices. 6 f. rank(A) = n g. nulliteit(A) = 0 h. De kolomvectoren van A zijn lineair onafhankelijk. i. De kolomvectoren van A spannen Rn . j. De kolomvectoren van A vormen een basis voor Rn . k. De rijvectoren van A zijn lineair onafhankelijk. l. De rijvectoren van A spannen Rn . m. De rijvectoren van A vormen een basis voor Rn . n. det A 6= 0 o. 0 is geen eigenwaarde van A. Stelling 4.18 Laat A een vierkante matrix met eigenwaarde λ en bijbehorende eigenvector x zijn. a. Voor elke positieve integer, n, is λn een eigenvector van An met bijbehorende eigenvector x. b. Als A inverteerbaar is, dan is 1/λ een eigenwaarde van A−1 met bijbehorende eigenvector x. c. Voor elke integer, n, is λn een eigenvector van An met bijbehorende eigenvector x. Stelling 4.19 Stel dat een n×n A matrix de eigenvectoren v1 , v2 , . . . , vm heeft met bijbehorende eigenwaarden λ1 , λ2 , . . . , λm . Als x een vector in Rn die uitgedrukt kan worden als een lineaire combinatie van deze eigenvectoren–zeg, x = c1 v1 + c2 v2 + . . . + cm vm dan voor elke integer k, Ak x = c1 λk1 v1 + c2 λk2 v2 + . . . + cm λkm vm Stelling 4.20 Laat A een n × n matrix zijn en laat λ1 , λ2 , . . . , λm verschillende eigenwaarden van A met bijbehorende eigenvectoren v1 , v2 , . . . , vm zijn. Dan is v1 , v2 , . . . , vm lineair onafhankelijk. 4.4 Gelijksoortigheid en Diagonalisatie Definitie: Laat A en B n × n matrices zijn. We zeggen dat A is gelijksoortig met B als er een inverteerbare n × n matrix P is zodat P −1 AP = B. Als A gelijksoortig is met B schrijven we A ∼ B. Stelling 4.21 Laat A, B en C n × n matrices zijn dan: a. A ∼ A. b. Als A ∼ B, dan B ∼ A. c. Als A ∼ B en B ∼ C, dan A ∼ C. Stelling 4.22 Laat A en B n × n matrices zijn met A ∼ B. Dan: a. det A = det B. 7 b. c. d. e. A A A A is inverteerbaar als en alleen als B inverteerbaar is. en B hebben dezelfde rang. en B hebben dezelfde karakteristieke polynoom. en B hebben dezelfde eigenwaarden. Definitie: Een n × n matrix A is diagonaliseerbaar als er een diagonale matrix D is zodat A gelijksoortig is met D, oftewel, er is een inverteerbare n × n matrix P zodat P −1 AP = D. Stelling 4.23 Laat A n × n matrix. Dan is A diagonaliseerbaar als en alleen als A uit n lineair onafhankelijke eigenvectoren bestaat. Meer precies, er bestaat een inverteerbare matrix P en een diagonale matrix D zodat P −1 AP = D als en alleen als de kolommen van P n lineaire eigenvectoren van A zijn en de diagonale elementen van D de eigenwaarden van A behorend bij de eigenvectoren van P in dezelfde volgorde. Stelling 4.24 Laat A n × n matrix zijn en laat λ1 , λ2 , . . . , λk verschillende eigenwaarden van ASzijn. Als Bi een basis is voor de eigenruimte van Eλ , dan S S B = B1 B2 . . . Bk (oftewel, de gehele verzameling van basisvectoren van alle eigenruimte) is lineair onafhankelijk. Stelling 4.25 Als A een n × n matrix zijn met n verschillende eigenwaarden, dan is A diagonaliseerbaar. Stelling 4.26 Als A een n × n matrix is, dan is de geometrische multipliciteit van elke eigenwaarden kleiner of gelijk aan zijn algebraı̈sche multipliciteit. Stelling 4.27 De Diagonalisatie Stelling Laat A een n × n matrix zijn met de verschillende eigenwaarden λ1 , λ2 , . . . , λk . Dan zijn de volgende uitspraken equivalent: a. A is diagonaliseerbaar b. De vereniging B van de basissen van de eigenruimtes van A (zoals in Stelling 4.24) bevat n vectoren. c. De algebraı̈sche multipliciteit van elke eigenwaarden is gelijk aan de geometrische multipliciteit. 8 5 5.1 Orthogonaliteit Orthogonaliteit in Rn Definitie: Een verzameling vectoren {v1 , v2 , . . . vk } in Rn wordt een orthogonale verzameling genoemd als voor alle verschillende paren vectoren in de verzameling geldt dat ze orthogonaal zijn. Dit is zo, als vi • vj = 0 met i 6= j voor i, j = 1, 2, . . . , k Stelling 5.1 Als {v1 , v2 , . . . , vk } een orthogonale verzameling vectoren is in Rn , dan zijn deze vectoren lineair onafhankelijk. Definitie: Een orthogonale basis voor een subspace W van Rn is een basis voor W die een orthogonale verzameling is. Stelling 5.2 Laat {v1 , v2 , . . . , vk } een orthogonale basis zijn voor de subspace W van Rn , en laat w een vector in W zijn. Dan bestaan er unieke scalairen zodat w = c1 v1 + . . . ck vk gegeven door ci = w•vi vi •vi voor i = 1, . . . , k Definitie: Een verzameling vectoren in Rn is een orthonormale verzameling als het een orthogonale verzameling van eenheidsvectoren is. Een orthonormale basis voor een subspace W van Rn is een basis voor W die een orthonormale verzameling is. Stelling 5.3 Laat {q1 , q2 , . . . , qk } een orthogonale basis zijn voor de subspace W van Rn , en laat w een vector in W zijn. Dan w = (w • q1 )q1 + (w • q2 )q2 + . . . + (w • qk )qk en deze uitdrukking voor w uniek Stelling 5.4 De kolommen van een m × n matrix Q vormen een orthonormale verzameling als en alleen als QT Q = In Definitie: Een n × n matrix Q waarvan de kolommen een orthogonale verzameling vormen wordt een orthogonale matrix genoemd. Stelling 5.5 Een vierkante matrix Q is orthogonaal als en alleen als Q−1 = QT . 9 Stelling 5.6 Stel Q is een orthogonale n × n matrix. Dan zijn de volgende beweringen gelijk: a. Q is orthogonaal. b. ||Qx|| = ||x|| voor elke x in Rn . c. Qx • Qy = x • y voor elke x en y in Rn . Stelling 5.7 Als Q een orthogonale matrix is, dan zijn de rijen een orthonormale set. Stelling 5.8 Stel Q is een orthogonale matrix. a. Q−1 is orthogonaal. b. det Q = ±1 c. Als λ een eigenwaarde van Q is, dan |λ| = 1 d. Als Q1 en Q2 orthogonale n × n matrices zijn dan is Q1 Q2 dat ook. 5.2 Orthogonale complementen en orthogonale projecties Definitie: Laat W een subspace van Rn zijn. We zeggen dat een vector v in Rn orthogonaal op W is als v orthogonaal is tot elke vector in W . De verzameling van alle vectoren die orthogonaal zijn op W wordt het orthogonale complement van W genoemd, genoteerd met W ⊥ . Dat is: W ⊥ = {v in Rn : v • w = 0 voor alle w in Rn } Stelling 5.9 Laat W een subspace van Rn zijn. a. W ⊥ is een subspace van Rn . ⊥ ⊥ b. (WT ) =W c. W W ⊥ = {0} d. Als W = span(w1 , . . . , wk ), dan zit v in W ⊥ als en alleen als v • wi = 0 voor alle i = 1, . . . , k Stelling 5.10 Laat A een m × n matrix zijn. Dan is het orthogonale complement van de rijruimte van A gelijk aan de nulruimte van A, en het orthogonale complement van de kolomruimte van A gelijk aan de nulruimte van AT : (row(A))⊥ = null(A) en (col(A))⊥ = null(AT ) Definitie: Laat W een subspace van Rn zijn en laat {u1 , . . . , uk } een orthogonale basis zijn voor W . Voor elke vector v in Rn , is de orthogonale projectie van v op W gedefineerd als •v projW (v) = ( uu11•u )u1 + . . . + 1 uk •v uk •uk )u1 Het complement van v orthogonale op W is de vector perpW (v) = v − projW (v) 10 Stelling 5.11 De Orthogonale Decompositie Stelling Laat W een subspace van Rn zijn en laat v een vector zijn in Rn . Dan bestaan er unieke vectoren w in W en w⊥ zodat v = w + w⊥ Stelling 5.12 Als W een subspace van Rn is dan: (W ⊥ )⊥ = W Stelling 5.13 Als W een subspace van Rn is dan: dim W + dim W ⊥ = n Stelling 5.14 De Rang Stelling Als A een m × n matrix is, dan: rank(A)+ nulliteit(A) = n 5.3 Het Gram-Schmidt Proces en de QR factorisatie Stelling 5.15 Het Gram-Schmidt Proces Laat {x1 , . . . xk } een basis zijn voor de subspace W van Rn en defineer het volgende: v1 = x1 W1 = span(x1 ) •x2 )v , W2 = span(x1 , x2 ) v2 = x2 − ( vv11 •v 1 1 v2 •x3 v1 •x3 W3 = span(x1 , x2 , x3 ) v3 = x3 − ( v1 •v1 )v1 − ( v2 •v2 )v2 , .. . v2 •xk k vk = xk − ( vv11•x •v1 )v1 − ( v2 •v2 )v2 − . . . k−1 •xk −( vvk−1 •vk−1 )vk−1 , Wk = span(x1 , . . . , xk ) Dan voor elke i = 1, . . . , k, {v1 , . . . vi } is een orthogonale basis voor Wi . In het bijzonder, {v1 , . . . vi } is een orthogonale basis voor W . Stelling 5.16 De QR factorisatie Laat A een m × n matrix zijn met lineair onafhankelijk vectoren. Dan kan A gefactoriseerd worden als A = QR, met Q een m × n matrix met orthonormale kolommen en R een inverteerbare bovendriehoeksmatrix. 5.4 Orthogonale diagonalisatie van symmetrische matrices Definitie: Een vierkante matrix A is orthogonaal diagonaliseerbaar als er een orthogonale matrix Q bestaat en een diagonale matrix D zodat QT AQ = D 11 Stelling 5.17 Als A orthogonaal diagnonaliseerbaar is, dan geldt A is symmetrisch. Stelling 5.18 Als A een reëele symmetrische matrix is, dan zijn de eigenwaarden van A reëel. Stelling 5.19 Als A een symmetrische matrix is, dan zijn de elke twee eigenvectoren behorend bij verschillende eigenwaarden van A orthogonaal. Stelling 5.20 De Spectrum Stelling Laat A een reëele matrix zijn. Dan is A symmetrisch als en alleen als A orthogonaal diagonaliseerbaar is. 5.5 Toepassingen: Kwadratische vormen Definitie: Een kwadratische vorm in n variablen is een functie f : Rn → R van de vorm f (x) = xT Ax met A een symmetrische n × n matrix en x uit Rn . We noemen A de matrix behorend bij f . Stelling 5.21 De Principele Assen Stelling Elke kwadratische vorm kan gediagonaliseerd worden. In het bijzonder, als A een n × n symmetrische matrix is behorend bij de kwadratische vorm xT Ax en als Q een orthogonale matrix is zodat QT AQ = D is een diagonale matrix, dan transformeert de verandering van de variable x = Qy de kwadratische vorm van xT Ax in de kwadratische vorm yT Dy, met geen enkele kruisproduct term. Als de eigenwaarden van A λ1 , . . . λn zijn en y = [y1 , . . . yn ]T , dan xT Ax = yT Dy = λ1 y12 + . . . λn yn2 Definitie: Een kwadratische vorm f (x) = xT Ax wordt op ëën van de volgende wijze gekwalificeerd: 1. positief definiet als f (x) > 0 voor alle x 6= 0. 2. positief semidefiniet als f (x) ≥ 0 voor alle x. 3. negatief definiet als f (x) < 0 voor alle x 6= 0. 4. negatief semidefiniet als f (x) ≤ 0 voor alle x. 5. indefiniet als f (x) zowel positieve als negatieve waarden aanneemt. Een symmetrische matrix A wordt positief definiet, positief semidefiniet, negatief definiet, negatief semidefiniet of indefiniet genoemd als de kwadratische vorm f (x) = xT Ax voldoet aan de bijbehorende eigenschap. 12 Stelling 5.22 Laat A een symmetrische n × n matrix zijn. De kwadratische vorm f (x) = xT Ax is a. positief definiet als en alleen alle eigenwaarden van A positief zijn. b. positief semidefiniet als en alleen als alle eigenwaarden van A niet-negatief zijn. c. negatief definiet als en alleen alle eigenwaarden van A negatief zijn. d. negatief semidefiniet als en alleen als alle eigenwaarden van A niet-positief zijn. e. indefiniet als en alleen als A zowel positieve als negatieve eigenwaarden heeft. Stelling 5.23 Laat f (x) = xT Ax de kwadratische vorm zijn behorend bij de symmetrische n × n matrix A zijn. Laat de eigenwaarden van Aλ1 ≥ λ2 ≥ . . . ≥ λn zijn. Dan is het volgende waar, onder voorwaarde dat ||x|| = 1: a. λ1 ≥ f (x) ≥ λn b. De maximum waarde van f (x) is λ1 en is te vinden door voor x de eenheids eigenvector behorend bij λ1 in te vullen. b. De minimum waarde van f (x) is λn en is te vinden door voor x de eenheids eigenvector behorend bij λn in te vullen. 13 6 Vectorruimten Niet behandeld en geen onderdeel van het tentamen. d·` ·b 14 7 7.1 Afstand en benadering In-product ruimtes Definitie: Een in product op een vectorruimte V is een bewerking die elk paar vectoren u en v in V een reëel nummer hu, vi toewijst zodat de volgende eigenschappen gelden voor alle vectoren u, v en w in V en alle scalairen c. 1. hu, vi = hv, ui 2. hu, v + wi = hu, vi + hu, wi 3. hcu, vi = chu, vi 4. hu, ui ≥ 0 en hu, ui = 0 als en alleen als u = 0 Stelling 7.1 Laat u, v en w vectoren zijn in een inproduct ruimte V en laat c een scalair zijn. a. hu, v + wi = hu, vi + hu, wi b. hcu, vi = chu, vi c. hu, 0i = h0, ui = 0 Definitie: Laat u en v vectoren zijn in een p inproduct ruimte V . 1. De lengte (of norm van v is ||v|| = hv, vi. 2. De afstand tussen u en v is d(u, v) = ||u − v||. 3. u en v zijn orthogonaal als hu, v + wi = 0. Stelling 7.2 De Stelling van Pythagoras Laat u en v vectoren zijn in een inproduct ruimte V . Dan zijn u en v orthogonaal als en alleen als ||u + v||2 = ||u||2 + v||2 Stelling 7.3 De Cauchy-Scharz Ongelijkheid Laat u en v vectoren zijn in een inproduct ruimte V . Dan |hu, vi| ≤ ||u||v|| De vergelijking is alleen gelijk als en alleen als u en v scalaire veelvouden van elkaar zijn. Stelling 7.4 De Driehoeks Ongelijkheid Laat u en v vectoren zijn in een inproduct ruimte V . Dan ||u + v|| ≤ ||u|| + v|| 15 7.2 Norm en Afstands Functies Definitie: De norm van een vector ruimte V is een transformatie die uit iedere vector v een reëel nummer ||v|| maakt, dit wordt de norm van v genoemd, zodat aan de volgende voorwaarden voldaan wordt voor alle vectoren u, v en w in V en alle scalairen c: 1. ||v|| ≥ 0, en ||v|| = 0 als en alleen als v = 0. 2. ||cv|| = |c| ||v|| 3. ||u + v|| ≤ ||u|| + ||v|| Een vector ruimte met een norm wordt een genormeerde lineaire ruimte genoemd. Stelling 7.5 Laat d een afstandsfunctie zijn gefineerd op een genormeerde lineaire ruimte V . Dan gelden de volgende eigenschappen voor alle vectoren u, v en v in V : a. d(u, v) ≥ 0, en d(u, v) = 0 als en alleen als u = v. b. d(u, v) = d(v, u) c. d(u, w) ≤ d(u, v) + d(v, w) Definitie: Een matrix norm op Mnn is een transformatie die uit iedere n × n matrix A een reëel nummer ||A|| maakt, dit wordt de norm van A genoemd, zodat aan de volgende voorwaarden voldaan wordt voor alle matrices A en B en alle scalairen c: 1. ||A|| ≥ 0, en ||A|| = 0 als en alleen als A = O. 2. ||cA|| = |c| ||A|| 3. ||A + B|| ≤ ||A|| + ||B|| 4. ||AB|| ≤ ||A|| ||B|| Een matrix norm op Mnn wordt compatibel genoemd met een vector norm ||x|| op Rn als, voor alle n × n matrices A en alle vectoren ||x|| in Rn , geldt ||Ax|| ≤ ||A|| ||x|| Stelling 7.6 Als ||x|| een vector norm op Rn , dan ||A|| = max||x||=1 ||Ax|| een matrix norm op Mnn definieert die compatibel is met de vector norm door wie hij opgewekt is. Definitie: De matrix norm ||A|| in Theorem 7.6 wordt de operator norm opgewekt door vector norm ||x|| genoemd. Stelling 7.7 Laat A een n × n matrix zijn met kolomvectoren xi en rijvectoren Ai , voor i = 1, . . . , n. a. ||A||1 = max {||xj ||s } = max j=1,...,n j=1,...,n 16 ( n X i=1 ) |aij | b. ||A||∞ = max {||xi ||s } = max i=1,...,n n X i=1,...,n j=1 |aij | Definitie: Een matrix A is gevoelig als kleine veranderingen in zijn elementen grote veranderingen in de oplossingen Ax = b kan veroorzaken. Als kleine veranderingen slechts kleine veranderingen in de oplossingen van Ax = b veroorzaken wordt A ongevoelig genoemd. 17