Lineaire Algebra 1 Bachelor wiskunde jaar 1 Tentamen Datum: 20 december, 2016 Tijd: 13.00-16.00 Aantal pagina’s: 3 (inclusief voorblad) Aantal vragen: 5 Maximum aantal te behalen punten: 100 Bij iedere vraag staat vermeld hoeveel punten hij waard is. VOORDAT U BEGINT • Controleer of uw versie van het tentamen compleet is. • Schrijf uw naam en studentnummer en indien van toepassing versienummer op elk vel papier dat u inlevert en nummer de pagina’s. • Uw mobiele telefoon moet uit staan en in uw jas of tas zitten. Uw jas en tas moeten op de grond liggen. • Toegestane hulpmiddelen: kladpapier. Overige hulpmiddelen zijn niet toegestaan. HUISHOUDELIJKE MEDEDELINGEN • De eerste 30 minuten mag u de zaal niet verlaten, ook niet voor het bezoeken van het toilet. • 15 minuten voor het eind wordt u gewaarschuwd dat het inlevertijdstip nadert. • Vul na afloop van het tentamen het evaluatieformulier in, indien van toepassing. • U bent verplicht zich op verzoek van de examinator (of diens vertegenwoordiger) te kunnen legitimeren met een bewijs van inschrijving en een geldig legitimatiebewijs. • Tijdens het tentamen is toiletbezoek niet toegestaan, tenzij de surveillant hier toestemming voor geeft. Succes! Puntentelling en bewijs-onderdelen Je krijgt 10 punten gratis, en je kan 5 × 18 = 90 punten verdienen met de opgaven. In Opgave 4 bewijs je enkele stellingen uit het boek. Die stellingen mag je daarbij dus niet als argument gebruiken. Opgave 1. Eigenwaarden en eigenvectoren (18 punten) Gegeven is de matrix 1 0 −1 2 . −3 4 −1 A = −1 −1 (a=4) Bepaal een basis voor de nulruimte N (A) van A. (b=4) Bepaal de determinant van A. (c=5) Bereken alle eigenwaarden van A met alle bijbehorende eigenvectoren. (d=5) Geef de meetkundige en algebraı̈sche multipliciteiten d(λ) en m(λ) voor iedere eigenwaarde λ van A en motiveer of A diagonaliseerbaar is. Opgave 2. Determinanten (18 punten) Gegeven de 1 × 1 matrix A0 = [1] definiëren we een rij matrices (An )n∈N middels An An . An+1 = −An An Hiermee is An dus een 2n × 2n matrix waarvan iedere entry uit {−1, 1} komt, bijvoorbeeld 1 1 1 1 −1 A0 A0 1 1 A1 A1 1 −1 1 A1 = = , A2 = = −A0 A0 −1 1 −A1 A1 −1 −1 1 1 1 −1 −1 1 enzovoorts. (a=5) Bereken de determinanten van A0 , A1 en A2 . Laat duidelijk zien hoe je dit doet. Stel dat p zo is, dat Ap rij-equivalent is met een bovendriehoeksmatrix Rp en dat det(Rp ) = det(Ap ). (b=4) Bepaal een bovendriehoeksmatrix Rp+1 rij-equivalent met Ap+1 met det(Rp+1 ) = det(Ap+1 ). (c=5) Bewijs hiermee dat p det(Ap+1 ) = 22 · det(Ap )2 en vervolgens dat deze formule zelfs geldt voor alle p ∈ N. (d=4) Bewijs nu met volledige inductie dat n−1 det(An ) = 2(n·2 ) voor alle n ∈ N. Terzijde: ook als je onderdeel (c) niet kon maken, mag je (c) uiteraard wel gebruiken. 2 Opgave 3. Een reëel inproduct (18 punten) Beschouw de vectorruimte R[X]≤1 van alle reële polynomen in X van graad ten hoogste één. Definieer nu een afbeelding van R[X]≤1 × R[X]≤1 naar R als volgt, Z Z 1 Z 0 Z 0 p(X)dX · q(X)dX + p(X)dX · hp, qi = −1 −1 0 1 q(X)dX 0 voor alle p, q ∈ R[X]≤1 . (a=6) Bewijs dat h·, ·i een reëel inproduct definieert op R[X]≤1 . (b=6) Pas het Gram-Schmidt proces toe op de standaardbasis β = {1, X} van R[X]≤1 . Laat U de deelruimte van R[X]≤1 zijn die opgespannen wordt door het polynoom X. (c=6) Bepaal de loodrechte projectie van het polynoom 1 + 2X op U . Opgave 4. Eigenwaarden en eigenschappen van Hermietse matrices (18 punten) Beschouw de complexe vectorruimte C3 voorzien van het standaard complexe inproduct hx, yi = x∗ y voor alle x, y ∈ C3 . Zij A ∈ C3×3 een Hermietse matrix, oftewel, A∗ = A. (a=6) Bewijs dat hAx, yi = hx, Ayi voor alle x, y ∈ C3 . (b=6) Laat λ een eigenwaarde zijn van A. Bewijs dat λ reëel is. Veronderstel nu dat 0 een eigenwaarde is van A met meetkundige multipliciteit twee. (c=6) Bewijs dat de algebraı̈sche multipliciteit van 0 ten minste twee is. Opgave 5. Een Hermietse lineaire afbeelding op een complexe inproductruimte (18 punten) Op de driedimensionale complexe vectorruimte B bestaande uit alle complexe 2 × 2 bovendriehoeksmatrices definiëren we de inverteerbare lineaire transformatie L (met inverse L−1 ) als volgt, a b b c L:B→B: 7→ , 0 c 0 a die de bovendriehoeksentries van een matrix uit B een positie tegen de klok in verplaatst. Definieer tevens K:B→B: X→ 7 L(X) + L−1 (X). We voorzien B van het complexe inproduct hY, Zi = Tr(Y ∗ Z), waarbij Tr staat voor het spoor. (a=6) Laat zien dat K een Hermietse afbeelding is, oftewel, dat voor alle Y, Z ∈ B, hK(Y ), Zi = hY, K(Z)i. Volgens de spectraalstelling heeft B dus een orthonormale basis van eigenvectoren van K. (b=6) Bereken een orthonormale basis β van eigenvectoren van K en bepaal Kββ . Iedere eigenvector van L is ook een eigenvector van K, maar met een andere eigenwaarde. (c=6) Toon dit aan, en beschrijf hoe je hiermee de eigenwaarden van L kunt bepalen. 3