Inhoudsopgave Inhoudsopgave ..................................................................................................... 1 Stap 1: Needs assessment ..................................................................................... 2 Taak 1.1: Het opstellen van een planningsgroep................................................................................. 2 Taak 1.2: Het uitvoeren van een needs assement ............................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................................................... 2 Algemene gezondheid ........................................................................................................................................ 2 Sterfte, prevalentie en incidentie van roken............................................................................................ 3 De impact van roken: ziekte- en sterftelast ............................................................................................. 3 Waarom roken mensen? ................................................................................................................................... 4 Risicofactor voor ziekten en aandoeningen ............................................................................................ 5 Verband tussen roken en gezondheid......................................................................................................... 6 Het voorkomen van ongezond gedrag ....................................................................................................... 7 Determinanten van rookgedrag ................................................................................................................... 8 In kaart brengen van de doelgroep ............................................................................................................. 8 Taak 1.3: Mogelijkheden binnen de doelgroep .................................................................................... 9 Taak 1.4: Doelen betreffende gezondheid en kwaliteit van leven................................................ 9 Opstellen relevant interventiedoel ............................................................................................................... 9 Stap 2: Veranderingsdoelen ................................................................................ 10 Taak 2.1: Einddoelen voor gedrag en omgeving............................................................................... 10 Taak 2.2: Specifieke gedragsdoelen ....................................................................................................... 10 Wat moet de doelgroep van de interventie doen om gezondheidsbevorderend gedrag te realiseren? .............................................................................................................................................................10 Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in omgevingscondities, wie zal deze veranderingen realiseren en wat moet deze beslisser doen om de gezondheidsbevorderende omgeving te realiseren? .........................................................................10 Taak 2.3: Kies veranderbare en belangrijke determinanten ....................................................... 11 Attitude als determinant ................................................................................................................................11 Sociale invloed als determinant ..................................................................................................................11 Eigen-effectiviteitsverwachting als determinant................................................................................12 Eigen identiteit als determinant .................................................................................................................12 Kennis als determinant ...................................................................................................................................12 Taak 2.4: Matrix met specifieke veranderdoelen ............................................................................. 12 Stap 3: Theoretische methodieken en praktische technieken ............................... 13 Taak 3.1: Ontwikkeling ideeën over het programma met de planningsgroep ..................... 13 Taak 3.2: Theoretische methodieken bij de veranderingsdoelen ............................................. 13 Taak 3.3: Theorieën gekoppeld aan de methodieken ..................................................................... 14 Taak 3.4: Van methodieken naar praktische technieken .............................................................. 17 Attitude ...................................................................................................................................................................18 Sociale invloed .....................................................................................................................................................18 Eigen-effectiviteitsverwachting ..................................................................................................................18 Eigen identiteit ....................................................................................................................................................18 Kennis ......................................................................................................................................................................19 Conclusie bruikbare methodieken..............................................................................................................19 Bibliografie ......................................................................................................... 22 1 Stap 1: Needs assessment Taak 1.1: Het opstellen van een planningsgroep Voor dit interventieplan zijn er verschillende belangengroepen, stakeholders. In een planningsgroep voegen we de vertegenwoordigers van deze verschillende stakeholders samen. Dit is belangrijk opdat de verschillende stakeholders samen tot een visie komen en een concrete uitwerking ervan. Op deze wijze is de kans het grootst dat de gestelde gezondheidsdoelen worden bereikt. (Steenhaut, 2013) Wij stellen de planningsgroep samen met de volgende stakeholders: De patiënten van het psychiatrisch dagziekenhuis. Het verplegend personeel van het psychiatrisch dagziekenhuis. De artsen, psychologen en psychiaters die werkzaam zijn in het psychiatrisch dagziekenhuis. De directie van het psychiatrisch dagziekenhuis. Deze planningsgroep stellen we binnen het kader van deze opdracht niet reëel op. Het is dus slechts een fictieve planningsgroep. Taak 1.2: Het uitvoeren van een needs assement Inleiding De interventie die we ontwikkelen is gericht op de patiënten van het psychiatrisch dagziekenhuis. Deze patiënten vormen de populatie van onze interventie. We zullen in deze stap dus de gezondheidstoestand evalueren van deze populatie. Het is weinig relevant om op zoek te gaan naar de belangrijkste gezondheidsproblemen binnen deze populatie aangezien in het kader van de opdracht al vastligt dat we een preventie zullen opstellen rondom het rookgedrag. Rookgedrag is echter wel te omschrijven als een veranderbaar gedrag dat veel voorkomt. Algemene gezondheid We proberen een beknopt beeld te schetsen van de algemene gezondheid van onze populatie. De levensverwachting van de Belgen heeft de kaap van de 80 jaar overschreden. In 2011 was de levensverwachting 80,4 jaar voor de totale Belgische bevolking. Vrouwen worden nog steeds gemiddeld het oudst. Hun levensverwachting in 2011 was 82,9 jaar. Voor mannen was dit toen 77,8 jaar. Vlamingen leven gemiddeld langer dan Walen. (Steenhaut, 2013) Volgens cijfers uit Nederland zou de levensverwachting van patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening echter gemiddeld dertien tot dertig jaar korter zijn dan die van de rest van de (Nederlandse) bevolking (Weinig aandacht voor lichamelijke gezondheid psychiatrische patiënten, 2013). In 2009 was de levensverwachting op 65-jarige leeftijd in België 21,1 jaar voor vrouwen en 17,5 jaar voor mannen. De gezonde levensverwachting van 65-jarige leeftijd 10,1 jaar voor vrouwen. Vrouwen brengen op 65-jarige leeftijd dus 10,1 2 jaar van hun resterende levensverwachting door zonder beperkingen (48%), 6,9 jaar met matige beperkingen (33%) en 2,3 jaar met ernstige beperkingen (13%). Mannen brengen op 65-jarige leeftijd 10,5 jaar van hun resterende levensverwachting door zonder beperkingen (60%), 4,7 jaar met matige beperkingen (27%) en 2,3 jaar met ernstige beperkingen (13%). Hoewel de levensverwachting bij mannen kleiner is dan bij vrouwen, is het aantal jaren in (zeer) goede ervaren gezondheid en het aantal jaren zonder beperkingen zeer gelijkaardig. De jaren zonder chronische ziekten is lichtjes hoger bij vrouwen. In vergelijking met mannen brengen vrouwen een groter deel van hun leven door in slechte gezondheid en hebben ze langer te kampen met zware gezondheidsproblemen. (EHLEIS, 2012) Sterfte, prevalentie en incidentie van roken Rokers leven minder lang dan niet-rokers, gemiddeld 6 tot 10 jaar, afhankelijk van het aantal gerookte sigaretten. Elke gerookte sigaret verkort het leven van een roker met 10 minuten. Hoe langer men rookt en hoe vroeger men begonnen is, hoe groter het risico van ziektes en overlijden. Bij rokers die 1 à 4 sigaretten per dag roken ziet men na 25 jaar reeds 50% meer sterfte dan bij niet-rokers. (Waarom stoppen met roken?, 2012) We kunnen dus stellen dat de levensverwachting van onze populatie door twee verschillende redenen lager zijn dan die van de gezonde populatie. De eerste reden van deze verkorting is dat een deel van deze populatie een al dan niet ernstige psychiatrische aandoening heeft. De tweede reden is het rookgedrag. De levensverwachting geeft enkel informatie over de lengte van leven. Daarom gaan we nu ook nog wat verder in op de kwaliteit van leven. De meest voorkomende gevolgen van roken die op het vlak van gezondheid en kwaliteit van leven worden vastgesteld zijn hart- en vaatziekten, longziekten waaronder onder andere longkanker, mondziekten en oogaandoeningen. (Wat doet roken met uw lichaam?, 2011) Hiernaast zijn er nog een heel aantal andere mogelijke gevolgen op rookgedrag. In België sterven jaarlijks ongeveer 20.000 mensen aan de gevolgen van roken, en nog eens 2.000 aan de gevolgen van passief roken. Uit meer concrete cijfers van de inwoners van het Vlaams Gewest blijkt dat er in 2010 bij mannen 6.758 sterfgevallen of 26% van de sterfte door ziekten (exclusief levercirrose) bij 35plussers kan worden toegeschreven aan het roken. Bij vrouwen gaat het om 1.978 sterfgevallen of 7% die kunnen toegeschreven worden aan het roken. (Sterfte door roken (tabaksgerelateerde sterfte), 2012) De impact van roken: ziekte- en sterftelast Als men met roken stopt voor de leeftijd van 35 jaar werkt men bijna alle gevolgen van roken op de gezondheid weg. Een rookstop op de leeftijd van 60, 50, 40 of 30 verlengt de levensverwachting gemiddeld met respectievelijk 3, 6, 9 of 10 jaar. (Waarom stoppen met roken?, 2012) Volgens het rapport ‘Tobacco in the European Union’ verloren rokers die stierven tussen 35 en 69 jaar maar liefst 22 jaren van hun leven. Rokers die stierven op de leeftijd van 70 jaar verloren nog steeds 8 jaar van hun leven door 3 te tabaksgebruik. Gemiddeld zouden rokers 14 jaar eerder sterven dan nietrokers. (European Commission, 2004) In Nederland zorgt roken in vergelijking tot andere risicofactoren voor het grootste verlies aan levensjaren. Dit komt vooral doordat roken is geassocieerd met onder andere coronaire hartziekten en (long)kanker, ziekten waaraan veel mensen vroegtijdig overlijden. (Hoeymans & Baal, 2010) Het verlies aan gezonde levensjaren is volgens deze studie 4,1 jaar. Het verlies aan gezonde levensjaren bedraagt 4,6 jaar. Dit zijn Nederlandse cijfers. Ook de kosten ten gevolgen van roken zijn niet te onderschatten. De gezondheidskosten en de arbeidsongeschiktheid die rechtstreeks te wijten zijn aan roken zijn zeer hoog. Die directe kosten worden jaarlijks op ruim 1 miljard euro geschat, of 446 euro per rokende Belg per jaar. (Gevolgen van roken) Volgens buitenlandse studies worden de kosten als gevolg van het roken geschat op 12 à 15 % van de totale ziekteverzekeringskosten, of omgerekend 3,5 à 4,35 miljard euro in 2012. (De impact van het roken op de volksgezondheid) Waarom roken mensen? Vroeger wisten mensen niet dat roken ongezond was en iedereen werd door middel van reclame geadviseerd om te gaan roken. Roken werd in verband gebracht met gezondheid, stoerheid, klasse, schoonheid, gezelligheid… (Roken: heel slecht voor de gezondheid, 2009) Tegenwoordig is roken niet meer populair. Er zijn een rookverboden in openbare gelegenheden gekomen en reclame maken voor sigaretten is uit den boze. Daarnaast zijn er vele middelen op de markt gebracht die mensen zouden moeten helpen met stoppen met roken. Ook bestaan er al een hele reeks aan campagnes en interventies om mensen te sensibiliseren om te stoppen met roken. De nieuwe wetgeving stelt dat tabaksproducten in de toekomst enkel en alleen naar tabak mogen smaken. Trendy smaaktoevoegingen worden verboden, net zoals andere additieven die niet noodzakelijk zijn voor de productie van tabak, zoals extra vitamines. Ook kleine pakjes kunnen niet meer. In een pakje moeten er in de toekomst minstens 20 sigaretten zitten, in pakjes roltabak minstens 40 gram tabak. Ook de gezondheidswaarschuwingen op de pakjes zullen méér ruimte in beslag nemen, namelijk 75 procent van de oppervlakte van de voor- én achterzijde. Misleidende eigenschappen, zoals extra slanke sigaretten of omschrijvingen zoals ‘organisch’ of ‘natuurlijk’ worden verboden. Pakjes mogen er ook niet meer uitzien als verpakkingen van lipstick of parfum. Het weggeven van gratis stalen, op party’s of via het internet, wordt eveneens verboden. Het nieuwe voorstel van regelgeving vat voorgerolde sigaretten, snuiftabak en roltabak. Het Europees parlement voegt daar wellicht nog waterpijptabak aan toe. Cigarillo’s, sigaren en pijptabak worden niet gevat door de regels in verband met additieven en verpakking. (Brempt, 2013) E-sigaretten daarentegen worden dan wel weer opgenomen, hoewel sommigen argumenteerden dat het géén tabaksproducten zijn. Er zit namelijk geen tabak in een e-sigaret, enkel tabakssmaak (of trendy vruchtensmaakjes), nicotine en een stof die rook ‘nabootst’. De Commissie wilde verhinderen dat e-sigaretten overal opduiken en mensen opzadelen met een nieuwsoortige verslaving en werd daarin gevolgd door het parlement. Het parlement wil e-sigaretten in de toekomst behandelen als een medicijn, zoals nicotinepatches. (Brempt, 2013) 4 Allereerst, wordt roken direct in verband gebracht met “cool” zijn, alsof het een statussymbool is. Hoe meer het verboden wordt, des te aantrekkelijker het wordt, vooral voor tieners. Een andere reden waarom tieners roken is door pure druk. Voor sommigen is het weigeren om te roken een direct verband met een geek of nerd. Geaccepteerd worden in een populaire groep is het grootste doel van veel tieners. Als je wat ouder wordt, wordt de druk om een professionele carrière te beginnen groter en uitdagender. Om van de stress af te komen, is roken de makkelijkste oplossing. Veel rokers claimen dat roken hun helpt met denken. Ze zeggen dat roken hun helpt met hun concentratie zodat ze deadlines kunnen halen en projecten en rapporten op tijd voltooien. Anderen vinden dat roken en het drinken van koffie goed samen gaan. Het hebben van een kop koffie is niet compleet zonder een sigaret. Er zijn ook rokers die zich schuldig voelen en proberen te stoppen met deze gewoonte. Echter om van dit gevoel af te komen, roken ze weer een sigaret. Ook gebruiken ze het roken als beloning voor een goede prestatie op school of op hun werk. Als ze hun doelen halen, verdienden ze het om te roken. (Waarom roken mensen?) In het recente verleden is het roken onder vrouwen snel toegenomen. Roken werd vooral gewoon onder vrouwen die waren geboren na circa 1930, terwijl het onder vrouwen uit eerdere generaties veel minder gebruikelijk was. Als gevolg hiervan is het roken, en later ook longkankersterfte, sterk gebonden aan generaties. Anno 2005 manifesteert dit generatieverschil zich als een hogere sterfte onder de zeventigjarigen (geboren rond 1935) dan onder de tachtigjarigen (geboren rond 1925). (Brug, Assema, & Lechner, 2012) We kunnen vermoeden dat zich er in België een gelijkaardige tendens heeft voorgedaan. Risicofactor voor ziekten en aandoeningen Uit de voorgaande bevindingen kunnen we stellen dat roken een gedrag is dat van invloed is op onze gezondheid. Dit wordt ook door een heel aantal studies bevestigd, onder andere ook door Doll et. al (2005). Roken heeft dus schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Roken hangt wel degelijk samen met verschillende persoonsgebonden factoren, zoals de houding ten opzichte van roken, opvattingen en persoonlijkheid (zie tabel 1). Ook zijn verschillende aspecten van het roken, zoals het beginnen met roken, het aantal sigaretten dat wordt gerookt en het (kunnen) stoppen met roken geassocieerd met erfelijkheid. In lijn met bevindingen voor andere verslavingen zoals alcohol en drugs, blijkt uit tweelingonderzoek dat wel of niet roken voor ongeveer 50% erfelijk bepaald is (Pieterse & Willemsen, 2005). Hierbij speelt verslaving aan nicotine een hoofdrol. Bij deze verslaving zijn vooral het nicotine metabolisme en de signaaloverdracht in de hersenen van belang. (Wat zijn de oorzaken van roken?, 2011) 5 Tabel 1: Factoren die samenhangen met de kans op (gaan) roken (Pieterse & Willemsen, 2005) Factoren die kans op (gaan) roken verkleinen Omgevingsgebonden factoren Niet-roken van ouders (vooral moeder) Anti-roken houding bij ouders (onafhankelijk van hun rookgedrag) Opvoeding: controlerend (vooral jongens) en tegelijk steunend (vooral meisjes) Betrokkenheid bij school en goede schoolprestaties Factoren die kans op (gaan) roken vergroten Omgevingsgebonden factoren Rookgedrag van broer/zus, (beste) vrienden en leeftijdsgenoten Makkelijke verkrijgbaarheid van tabak Tabaksreclame (vergroot sociale acceptatie van roken) Pro-rokenattitude en groepsnorm, soms gekoppeld aan subcultuur als gabber/hiphop Persoonsgebonden factoren Persoonsgebonden factoren Actief sportleven en gezond eetpatroon Riskant, rebellerend en deviant gedrag Anti-roken houding Genetisch bepaalde gevoeligheid voor de verslavende werking van nicotine Korte termijn negatieve verwachtingen Depressieve gevoelens (vieze smaak en geur, duur, slecht voor conditie) Gezondheidsopvattingen (slecht voor Stress (bijv. door slechte hart en longen, etc.) schoolprestaties) Vaardigheid om sociale druk tot roken Laag gevoel van eigenwaarde te weerstaan en de copingstijl Subjectieve norm (personen, die voor Niet-beredeneerde processen iemand belangrijk zijn, vinden dat hij (gewoontevorming, conditionering) niet moet roken) bestendigen beginnend rookgedrag Gevoeligheid voor invloed van leeftijdsgenoten Slechte prestaties op school of werk Angst Neiging tot het nemen van risico's Verband tussen roken en gezondheid Statistische onderzoeken wijzen uit dat roken (direct en indirect) verantwoordelijk is voor een groot aantal sterfgevallen, en de kans op vele ziekten vergroot. (Roken (tabak), 2013) In sigarettenrook zitten naast nicotine meer dan vierduizend chemische stoffen, minstens zestig van die stoffen hebben kankerverwekkende eigenschappen. Deze stoffen kunnen lichaamscellen aanzetten tot ongecontroleerd delen waardoor een tumor of gezwel ontstaat. (De relatie tussen roken en het ontstaan van kanker., 2011) Nicotine is één van de stoffen die bekend staat als verantwoordelijke stof voor het verslavingseffect. Daarnaast is ondertussen over de werking van nicotine bekend dat ze het vrijkomen van het hormoon insuline blokkeert. Hierdoor wordt glucose minder snel opgenomen omdat insuline immers zorgt voor de 6 opname van glucose in de cellen. Omdat de hersenen hierop volgend 'zien' dat er nog voldoende glucose aanwezig is in het bloed, treedt er ook minder snel eetlust op. Om deze reden zijn er soms mensen die graag gaan roken om gemakkelijker slank te kunnen blijven. Bovendien is het zo, dat mensen die stoppen met roken vaak last hebben van gewichtstoename, omdat ze de hoeveelheid eetlust die een niet-roker heeft, niet meer gewend zijn. (Nicotine, 2013) Er lijkt dus een biologische plausibiliteit te bestaan voor de relatie tussen roken en gezondheid. Dit verband wordt bovendien wijdverspreid op internet en in vele artikels en boeken bevestigd. We kunnen er dus van uit gaan dat het verband tussen het roken en de gezondheid consistent is. Het voorkomen van ongezond gedrag Van een aantal ongezonde gedragingen, waaronder roken, stijgt de prevalentie in de adolescentie. Dit is de periode van het leven dat mensen onder andere beginnen met roken. Er is in deze levensfase dus een hoge incidentie van ongezond gedrag. De hoogste prevalenties van ongezond gedrag komen veelal voor bij volwassenen, bij ouderen van ongeveer 65 jaar wordt dan vaak weer een daling gevonden van de prevalentie. Zo rookt ongeveer 27% van de volwassenen Nederlanders van 18-54 jaar, en daalt de prevalentie van roken naar minder dan 15% onder mensen boven de 65 jaar. (Brug, Assema, & Lechner, 2012) Er zijn meer mannelijke rokers in België (28%) dan vrouwelijke (21%). Ze zijn ook vaker dagelijks roker (24%) dan vrouwen (18%). Er zijn ook meer mannelijke zware rokers (10%) dan vrouwelijke (6%). Mannen beginnen ook op jongere leeftijd op regelmatige basis te roken dan vrouwen: ze beginnen er gemiddeld ongeveer 10 maanden vroeger aan. (Cijfers) Rookgedrag wordt sterk bepaald door iemands sociaaleconomische status en achtergrond. Het hangt sterk samen met een maatschappelijk kwetsbare positie, in verschillende gradaties, en met verslaving op jonge leeftijd. De meeste rokers beginnen als adolescent en raken verslaafd voor ze volwassen zijn. Al op jonge leeftijd wordt duidelijk dat roken op volwassen leeftijd ‘hoort’ bij een lage(re) status. Roken komt dus vaker voor in de laagste opleidingsniveaus. Zowel het percentage rokers, het percentage dagelijkse rokers als het percentage zware rokers is hoger in de laagste opleidingsniveaus dan bij personen met een hogere opleiding. Laaggeschoolden beginnen op jongere leeftijd te roken (gemiddeld 10 maanden vroeger), roken gemiddeld 2 tot 3 sigaretten per dag meer en zijn vaker afhankelijk van tabak dan hooggeschoolden. (Wie rookt?) De oorzaken van etnische verschillen in ongezond gedrag overlappen deels met die van socialeconomische verschillen in ongezond gedrag. Echter, bij etnische verschillen kan de oorsprong ook worden gevonden in factoren uit het land van herkomst. (Brug, Assema, & Lechner, 2012) De geografische verschillen die worden gevonden met betrekking tot roken zijn vaak het grootst tussen de verschillende buurten binnen dezelfde stad. Deze verschillen kunnen in de regel worden teruggevoerd op het verschil in sociaal economische kenmerken van de bewoners. (Brug, Assema, & Lechner, 2012) 7 Determinanten van rookgedrag Monden (2002) onderzoekt in een studie of beginnen of stoppen met roken beïnvloed wordt door de opleiding, de ouders en de partners. Ze stelde volgende 8 hypotheses waarvan er zes weerhouden konden worden: 1. Lager opgeleide mensen een grotere kans hebben om te beginnen met roken dan hoger opgeleide mensen. 2. Mensen met hoger opgeleide ouders hebben minder kans om met roken te beginnen dan mensen met laagopgeleide ouders (niet bevestigde hypothese). 3. Mensen met ouders die roken hebben een grotere kans om met roken te beginnen dan mensen wier ouders niet roken. 4. Hoger opgeleide mensen hebben een grotere kans om te stoppen met roken dan mensen met een lagere opleiding. 5. Mensen met een partner hebben meer kans om te stoppen met roken dan alleenstaanden. 6. Mensen met een hoger opgeleide partner hebben een grotere kans om te stoppen met roken dan mensen met een lager opgeleide partner (niet bevestigde hypothese) 7. Mensen met een partner die rookt hebben een kleinere kans om te stoppen met roken dan mensen wier partner niet rookt. 8. Mensen met een partner die gestopt is met roken hebben een grotere kans om te stoppen met roken dan mensen wier partner nooit gerookt heeft. (Monden, 2002) Verder zijn er in Tabel 1 een heel aantal determinanten omtrent roken terug te vinden. In kaart brengen van de doelgroep De prevalentie van roken bij psychiatrische patiënten is twee tot driemaal hoger dan in de algemene populatie. Binnen psychiatrische instellingen en diensten wordt het aantal rokers gemiddeld op 70% geschat. Voor neurotische stoornissen vinden we een prevalentie van 40% en tot 80% bij de psychotische stoornissen. Dit betekent dat er meer tabaksgerelateerde aandoeningen voorkomen bij deze patiënten en dat er een hogere mortaliteit ten gevolge van roken geobserveerd wordt. Eveneens bestaat er een grotere blootstelling aan omgevingsrook binnen de psychiatrische instellingen en diensten; dit zowel voor personeel als voor patiënten. Bovendien weten we uit de literatuur dat patiënten die roken, meer psychiatrische symptomen vertonen dan patiënten die niet roken. Er bestaat eveneens een belangrijke interactie tussen psychofarmaca en roken waarbij rokers vaak een hogere dosis nodig hebben dan niet-rokers. Rookbeleid in psychiatrische instellingen en diensten is vaak gebaseerd op mythen die vertellen dat patiënten niet willen en kunnen stoppen met roken; dat hun problematiek verergert na rookstop en dat de implementatie van een optimaal rookvrije beleid onmogelijk is binnen psychiatrische instellingen en diensten. Nicotineafhankelijkheid wordt er vaak stiefmoederlijk behandeld. Dit is onterecht, want psychiatrische patiënten zijn wel gemotiveerd om te stoppen met roken. De rookstopratio ligt er weliswaar lager dan in de algemene 8 populatie. Desalniettemin slaagt 1/3 erin om effectief te stoppen. Psychiatrische symptomen hoeven daarbij niet noodzakelijk toe te nemen. Ervaringen op het werkveld tonen aan dat een rookvrij beleid wel degelijk mogelijk is binnen psychiatrie! (Probleemstelling) Taak 1.3: Mogelijkheden binnen de doelgroep De doelgroep binnen deze interventieontwikkeling zijn de bewoners van een psychiatrische instelling. Men zou durven geloven dat deze mensen niet willen of kunnen stoppen met roken, of dat stoppen met roken hun ziektebeeld zou verergeren. Men zou hen het roken niet verbieden, want ‘ze hebben al zo’n moeilijk leven, dan pakken we ze dat toch niet af’. Zoals hoger vermeld, tonen ervaringen in het werkveld aan dat een rookvrij beleid wel mogelijk is in een psychiatrische instelling. Uit onderzoek blijkt dat patiënten met een psychiatrische aandoening wel degelijk gemotiveerd zijn om te stoppen met roken. Hoewel de succesratio’s lager liggen ten op zichtte van de algemene populaties, blijken psychiatrische patiënten wel degelijk in staat te zijn om tot een rookstop te komen. De lagere succesratio zou kunnen verklaard worden door een groter ontwenningssyndroom bij deze patiënten. Ook blijkt dat er niet noodzakelijk sprake is van een toename van de psychopathologie. Veel patiënten ervaren zelfs een daling van hun stressniveau. Het welzijn blijft stabiel. (Excelmans) Taak 1.4: Doelen betreffende gezondheid en kwaliteit van leven Opstellen relevant interventiedoel Stap 1: de rol van ongezond gedrag onderscheiden van die van andere risicofactoren We onderscheiden hier de rol van roken van die van andere risicofactoren voor de gezondheid binnen een psychiatrische instelling. Andere risicofactoren binnen een psychiatrische instelling kunnen zijn: geneesmiddelen, ongezonde voeding, stress. We zien volgende factoren als gevolg van het roken: afwijkende bloeddruk, verlaagd zuurstofniveau in het bloed, verminderde reuk- en smaakzin, verkleinde longinhoud, verhoogde risico’s op hartaanval, herseninfarct, en longkanker. Sommige van deze symptomen kunnen ook mede veroorzaakt worden door de andere risicofactoren. Stap 2: specifieer het gedrag en beoordeel het gedrag van de gedragsfactor Het gedrag dat moet veranderen is het volgende: de patiënten moeten deelnemen aan de rookstoptherapie. We moeten hen dus overtuigen van het nut van deze therapie in het kader van hun gezondheid, zodat ze voor deze therapie kiezen. Stap 3: specifieer de doelgroep De doelgroep bestaat uit de patiënten van de verschillende afdelingen van een psychiatrisch ziekenhuis, die twee keer per week de gelegenheid krijgen om deel te nemen aan een keuzetherapie. SMART-formulering van de doelen Specifiek: het vergroten van het aantal deelnemende patiënten aan de rookstoptherapie als keuzetherapie. 9 Meetbaar: we kunnen het aantal deelnemende patiënten registeren voor de start van onze interventie en het aantal opnieuw registreren na het einde van onze interventie. Acceptabel: het doen deelnemen aan de therapie is een acceptabel doel, dit is (slechts) een eerste stap in het proces van rookstop of minderen met roken. Realistisch: het doel ‘deelnemen aan de rookstoptherapie’ is realistisch. Vermoedelijk zal niet iedereen die deelneemt, ook daadwerkelijk stoppen met roken. Tijdsgebonden: het is mogelijk om deze interventie te koppelen aan een tijdsspanne waarover deze interventie loopt. Men zou dan als doel voor ogen kunnen stellen dat als er bijvoorbeeld minstens 10% meer deelnemende patiënten zijn, ten opzichte van voor de interventie, en deze patiënten de therapie voor een bepaalde periode volhouden de interventie succesvol genoemd mag worden. Stap 2: Veranderingsdoelen Taak 2.1: Einddoelen voor gedrag en omgeving Er wordt een klimaat gecreëerd dat een motiverende invloed heeft om te stoppen met roken. De interventie beoogt een stijging in de deelname van patiënten aan de keuzetherapie: "Stoppen met roken". Taak 2.2: Specifieke gedragsdoelen Wat moet de doelgroep van de interventie doen om gezondheidsbevorderend gedrag te realiseren? De patiënten weten dat er als keuzetherapie gekozen kan worden voor de therapie “Stoppen met roken”. De patiënten benoemen dat roken een slechte invloed heeft op de gezondheid. De patiënten zijn geïnteresseerd in de keuzetherapie “Stoppen met roken”. De patiënten vragen informatie over de keuzetherapie “Stoppen met roken”. De patiënten nemen deel aan de keuzetherapie “Stoppen met roken”. Wat zal er als gevolg van de interventie veranderen in omgevingscondities, wie zal deze veranderingen realiseren en wat moet deze beslisser doen om de gezondheidsbevorderende omgeving te realiseren? Roken mag op geen enkele manier tot voordelen leiden: Sigaretten worden niet gebruikt in beloningssystemen. Er worden geen rookpauzes georganiseerd (roken kan enkel als ook de andere niet-rokende patiënten pauze hebben). Er wordt aandacht besteed aan het creëren van een rookvrije omgeving: Asbakken worden uit het zicht geplaatst, er wordt dus ook uit het zicht gerookt (bij voorkeur buiten). In het hele gebouw geldt er een streng rookverbod, dit dient zowel door patiënt, personeel als bezoek gerespecteerd te worden. 10 Personeel rookt nooit in het bijzijn van de patiënten, zij worden bovendien aangemoedigd om te stoppen met roken. Familie en omgeving van de patiënt worden ook aangemoedigd om te stoppen met roken, voor hulp hierbij worden zij adequaat doorverwezen. De keuzetherapie “Stoppen met roken” wordt gepromoot: De map met keuzetherapie ligt op een zichtbare en goed bereikbare plaats, deze map is ten alle tijden te raadplegen. De keuzetherapie “Stoppen met roken” heeft een relevante en duidelijke plek in de map. Minimaal één keer per week wordt er op elke afdeling mondeling verwezen naar de mogelijkheid van keuzetherapie, de therapie “Stoppen met roken” wordt hier als één van de voorbeelden van de keuzes genoemd. Dit kan bijvoorbeeld tijdens een bijeenkomst van heel de afdeling. Taak 2.3: Kies veranderbare en belangrijke determinanten Als basis voor de keuze van veranderbare en belangrijke determinanten gebruiken we het ‘A(ttitude) S(ociale invloed) E(igen-effectiviteitsverwachting) Model’, afgekort het ASE model (Brug, Assema, & Lechner, 2012). Daarnaast voegen we eveneens de determinant kennis en de determinant ‘eigen identiteit’ toe aan dit model. Attitude als determinant Attitude is de persoonlijke houding t.a.v. het roken, een sigaret. De attitude waar naar te streven valt is een neutrale, realistische attitude namelijk dat roken een verslaving is. Het is niet de bedoeling de doelgroep met schuldgevoelens op te zadelen of om een geromantiseerd beeld van het roken te hebben, zoals bijvoorbeeld ‘Roken is toch gezellig!’. We streven naar een verandering in de attitude in die zin dat roken gezien wordt als gedrag dat onder de verslavingen valt. Sociale invloed als determinant Er zijn 3 soorten van sociale invloeden te onderscheiden, namelijk de subjectieve normen, sociale steun of sociale druk en modelling of voorbeeldgedrag. Onder de subjectieve norm begrijp men de gepercipieerde verwachtingen van belangrijke anderen. Deze determinant kunnen we veranderen door er voor te zorgen dat er geen sociale norm is waarbij men moet roken om erbij te horen. De tweede soort van sociale invloed die men kan onderscheiden is de sociale steun. Via de interventie gaan we trachten ook deze determinant te veranderen. Door deze sociale steun te optimaliseren hopen we dat de patiënten zich ondersteund zullen voelen om deel te nemen aan de keuzetherapie “Stoppen met roken”. Sociale druk, die het tegenovergestelde effect heeft, willen we zo laag mogelijk proberen te houden. Men moet vermijden dat anderen een negatieve invloed hebben op de motivatie om deel te nemen aan de keuzetherapie “Stoppen met roken”. 11 Ten slotte onderscheiden we als derde type van sociale invloed de modelling of voorbeeldgedrag. Het stellen van voorbeeldgedrag werkt als een stimulans, zien dat andere patiënten deelnemen aan de keuzetherapie “Stoppen met roken” kan stimulerend werken voor patiënten die nog niet deelnemen aan deze keuzetherapie. Interpersoonlijke communicatie kan hierbij werken, praten over deelname aan deze keuzetherapie kan een positieve invloed hebben op rookstoppogingen, het is echter wel noodzakelijk dat men hierbij met de voorgaande determinanten rekening houdt. Eigen-effectiviteitsverwachting als determinant Eigen-effectiviteitsverwachting staat voor de verwachting die mensen hebben over hun eigen vermogen om een bepaald gedrag te kunnen uitvoeren. Concreet in deze interventie gaat het over het geloof van de patiënt dat men in staat is om aan de keuzetherapie “Stoppen met roken” deel te nemen. Het gaat hierbij om zelfvertrouwen, het idee dat het deelnemen aan deze therapie een haalbare kaart is en dat dit ook volgehouden kan worden. Eigen identiteit als determinant Bij bovenstaande determinant kan men ook de determinant eigen identiteit plaatsen. Dit wil zeggen dat de patiënt zichzelf leert zien als iemand die op zijn minst de intentie heeft om te stoppen of minderen met roken. Kennis als determinant Kennis wordt algemeen gezien als een potentieel belangrijke determinant in gezondheidsgedrag (Brug, Assema, & Lechner, 2012). Ook in deze interventie achtten wij kennis als een belangrijke, veranderbare determinant. Hier gaat het in eerste instantie over de bewustwording van de risico’s verbonden aan roken. Een bewustwording zou de motivatie om aan de keuzetherapie “Stoppen met roken” kunnen verhogen. De kennis over hoe men het ongezond gedrag, het roken, kan veranderen is minder belangrijk aangezien de keuzetherapie zich hierop zal richten. Ook theoretisch diepgaande kennis is minder relevant voor de motivatie om aan de keuzetherapie deel te nemen. Samengevat willen we door middel van deze interventie hoofdzakelijk de kennis omtrent de risico’s van roken verhogen. Taak 2.4: Matrix met specifieke veranderdoelen Determinant Attitude Sociale invloed Doel (na de interventie) De patiënt kan benoemen dat het roken een verslaving is die geen winst oplevert. Patiënten uiten geen druk om anderen tegen te houden deel te nemen aan de keuzetherapie “Stoppen met roken”. Gesprekken over deelname aan deze keuzetherapie worden gestimuleerd. Medisch of paramedisch personeel rookt nooit in het bijzijn van de patiënt. Familie en naaste omgeving van de patiënt is gemotiveerd om de patiënt te stimuleren om aan de keuzetherapie deel te nemen. Patiënten roken uit het zicht van de patiënten die niet 12 Eigen-effectiviteits verwachting Eigen identiteit Kennis roken of niet wensen te roken. Patiënten tonen of uiten zelfvertrouwen met betrekking tot hun potentieel om deel te nemen aan de keuzetherapie. Patiënten verwoorden of laten inzien dat ze deelname aan de keuzetherapie als haalbaar gedrag zien. Patiënten kunnen benoemen dat ze zichzelf als deelnemer van de keuzetherapie zien. Ze zien zich zelf als iemand die zou willen stoppen of minderen met roken. Patiënten benoemen de therapie “Stoppen met roken” als één van de mogelijkheden voor de keuzetherapie. Patiënten geven aan dat roken niet bevorderend is voor de algemene en psychische gezondheid. Stap 3: Theoretische methodieken en praktische technieken Taak 3.1: Ontwikkeling ideeën over het programma met de planningsgroep Opdat een programma effectief zal zijn, is het aan te raden dat de vertegenwoordigers van de doelgroep en programma-uitvoerders participeren in het proces van de ontwikkeling. Dit valt echter buiten het kader van de opdracht voor het vak interventie ontwikkeling binnen de klinische sector. De planningsgroep bestaat bijgevolg enkel uit de groepsleden die samen deze interventie opstellen. Taak 3.2: Theoretische methodieken bij de veranderingsdoelen Met behulp van deze taak willen we het antwoord op volgende vraag bekomen: ‘Hoe kan verandering in een determinant op een zodanige wijze worden bereikt dat veranderingsdoelen worden verwezenlijkt?’. We zullen per determinant een inventarisatie van de mogelijke methodieken maken. Determinant Attitude Sociale invloed Eigen-effectiviteits verwachting Mogelijke methodieken Persuasive communication (overredende communicatie) Arguments (nieuwe argumenten) Self-reevaluation (zelf (her)evaluatie) Anticipated regret (geanticipeerde spijt) Environmental reevaluation (herevaluatie omgeving) Information about others’ aproval (sociale vergelijking) Resistene to social pressure (versterken van assertiviteit en weerbaarheid) Modeling (modelleren en demonstratie) Facilitation (facilitatie) Modeling (modelleren en demonstratie) Guided practice (begeleid leren en feedback) 13 Eigen identiteit Kennis Reattribution training (herattributie) Active learning (actief leren) Belief selection (selectie van overtuigingen) Counter-conditioning (aanleren alternatief gedrag) Improving physical and emotional states (verbeteren van fysieke en emotionele staat) Self-monitoring of behavior (gedragsregistraties) Goal setting (bepalen van doelen) Individualization (individualistische aanpak) Scenario-based risk information (informatie gebaseerd op plausibele scenario’s) Framing (kaderen) Self affirmation task Classical conditioning (informatieoverdracht) Active learning (stimuleren van actieve informatieverwerking) Feedback Discussion (discussie) Advance organizers (schematische representaties) Using imagery (gebruik van afbeeldingen) Elaboration (zin aan informatie geven) Al deze methodieken zijn afkomstig uit (Bartholomew, Parcel, Kok, Gottlieb, & Fernandez, 2011) en (Brug, Assema, & Lechner, 2012). Taak 3.3: Theorieën gekoppeld aan de methodieken In onderstaande tabel geven we een overzicht van de verschillende theorieën waarop de methodieken, weergegeven per determinant in de tabel onder stap 3.2, gebaseerd zijn. Methodiek Theorie Parameters om methodiek te kunnen gebruiken Persuasive communication PersuasionMessages need to be (overredende communication matrix, relevant and not too communicatie) elaboration likelihood discrepant from the method, social beliefs of the individual, cognitive theory, can be stimulated by diffusion of innovations surprise and repetition, theory will include arguments Arguments (nieuwe PersuasionFor central processing of argumenten) communication matrix, arguments they need to elaboration likelihood be new to the message method receiver Self-reevaluation (zelf Trans-theoretical Stimulation of both 14 (her)evaluatie) Anticipated regret (geanticipeerde spijt) model, social cognitive theory Theory of planned behaviour, theory of reasoned action Environmental reevaluation (herevaluatie omgeving) Trans-theoretical model, social cognitive theory Information about others’ aproval (sociale vergelijking) Resistene to social pressure (versterken van assertiviteit en weerbaarheid) Theory of planned behaviour, theory of reasoned action Theory of planned behaviour, theory of reasoned action Modeling (modelleren en demonstratie) Social cognitive theory, theories of learning Facilitation (facilitatie) Social cognitive theory Guided practice (begeleid leren en feedback) Social cognitive theory, theories of selfregulation Reattribution training (herattributie) Attribution theory and relapse prevention theory, theories of self- cognitive and affective appraisal of self-image Stimulation of imagery, assumes a positive intention to avoid the risky behavior Stimulation of both cognitive and affective appraisal to improve appraisal and empathy skills Positive expectations are available in the environment Commitment to earlier intention, relating intended behaviour to values, psychological inoculation against pressure Appropriate models will vary by level, including group members and organizational, community and policy change agents Requires real changes in the environment, identification of barriers and facilitators, power for making changes, and usually intervention at a higher environmental level to facilitate conditions on a lower level Subskill demonstration, instruction, and enactment with individual feedback; requires supervision by an experienced person; some environmental changes cannot be rehearsed Requires counselling of bibliotherapy to make unstable and external 15 Active learning (actief leren) Belief selection (selectie van overtuigingen) Counter-conditioning (aanleren alternatief gedrag) Improving physical and emotional states (verbeteren van fysieke en emotionele staat) Self-monitoring of behavior (gedragsregistraties) regulation Persuasioncommunication matrix, elaboration likelihood method, social cognitive theory Theory of planned behaviour + theory of reasoned action Trans-theoretical model, theories of automatic, impulsive and habitual behaviour Social cognitive theory Theories of selfregulation Goal setting (bepalen van doelen) Goal-setting theory, theories of self regulation Individualization (individualistische aanpak) Scenario-based risk information (informatie gebaseerd op plausibele scenario’s) Trans-theoretical model Framing (kaderen) Protection motivation theory Precaution-adoption process model attribution for failure Time, information and skills Requires investigation of the current attitudinal, normative and efficacy beliefs of the individual before choosing the beliefs on which to intervene Availability of substitute behaviours Must carefully interpret and manage emotional states The monitoring must be of the specific behaviour, the data must be interpreted and used, the reward must be reinforcing to the individual Commitment to the goal, goals that are difficult but available within the individual’s skill level Personal communication that responds to a learner’s needs Plausible scenario with a cause and an outcome; imagery, most effective when people generate their own scenario or when multiple scenarios are provided Requires high selfefficacy expectations, gain frames are more readily accepted and prevent defensive reactions 16 Self affirmation task Classical conditioning (informatieoverdracht) Active learning (stimuleren van actieve informatieverwerking) Feedback Discussion (discussie) Advance organizers (schematische representaties) Using imagery (gebruik van afbeeldingen) Elaboration (zin aan informatie geven) Protection motivation theory Theories of learning Persuasioncommunication matrix, elaboration likelihood method, social cognitive theory Theories of learning, goal-setting theory Must be tailored to individual self-image Most effective when the time interval is short and the CS precedes the UCS Time, information and skills Feedback needs to be individual, follow the behaviour in time, and be specific Theories of Listening to the learner to information processing ensure that the correct schemas are activated Theories of Schematic information processing representations of the content or guides to what is to be learned Theories of Familiar physical or information processing verbal images as analogies to a less familiar process Theories of Individuals with high information processing, motivation and cognitive elaboration likelihood ability, messages that are model personally relevant, surprising, repeated, selfpacing, not distracting, easily understandable, and include direct instructions; messages that are not too discrepant and cause anticipation of interaction Al deze methodieken zijn afkomstig uit (Bartholomew, Parcel, Kok, Gottlieb, & Fernandez, 2011) en (Brug, Assema, & Lechner, 2012). Taak 3.4: Van methodieken naar praktische technieken Nu hebben we voor alle determinanten, bepaalt in stap 2, een aantal methodieken geselecteerd. Deze methodieken zijn allen wetenschappelijk onderbouwd door theorieën. Ook hebben we reeds onderzocht wat de indicaties zijn om deze methoden te kunnen gebruiken. 17 In deze stap zullen we nu de methodieken beschrijven die praktisch bruikbaar zijn voor de interventie die we gaan opstellen. Het is onmogelijk om al deze methodieken te integreren in de interventie, bovendien zijn ze ook niet allemaal bruikbaar voor de specifieke doelgroep waarvoor we de interventie zullen opstellen. Attitude De methodieken die we voor deze determinant vonden zijn overredende communicatie, nieuwe argumenten, zelf (her)evaluatie, geanticipeerde spijt en herevaluatie van de omgeving. Van deze vijf methodieken sluiten de volgende drie het beste aan bij de door ons beoogde doelgroep: overredende communicatie, nieuwe argumenten en geanticipeerde spijt. De twee andere methodieken, zelf (her)evaluatie en herevaluatie van de omgeving, vereist appraisal. Een adequate inschatting (appraisal) is mogelijk niet vanzelfsprekend voor deze doelgroep. Sociale invloed Voor de determinant sociale invloed vonden we vier gepaste methodieken namelijk sociale vergelijking, versterken van assertiviteit en weerbaarheid, modelleren plus demonstratie en facilitatie. Uit het interview dat we bij de start van deze taak voerde met het ziekenhuis kwam naar voren dat er patiënten positief staan tegenover andere patiënten die reeds zijn gestopt met roken. Sociale vergelijking als methode blijkt dus zeker werkbaar. Ook facilitatie, aanpassing van de omgeving op hoger niveau, is een werkbare methode. Het modelleren en demonstratie zou eventueel ook gepast kunnen zijn voor deze doelgroep. Het versterken van de assertiviteit en weerbaarheid eveneens maar dit ligt iets verder van het einddoel dat we voor ogen hebben. Eigen-effectiviteitsverwachting Er werden negen methodieken gevonden voor de determinant eigeneffectiviteitsverwachting (voor de volledige opsomming zie tabel bij stap 3.2). Van deze negen methodieken lijken vooral de methodieken herattributie, selectie van overtuigingen, het aanleren van alternatief gedrag, en de goal setting (het bepalen van de doelen) aan te sluiten bij de specifieke doelgroep en het einddoel van de interventie. De overige methodieken lijken omwille van meerdere redenen niet relevant. Zo zal er in de therapie en behandeling al aandacht zijn voor het verbeteren van het fysieke en emotionele welzijn. Daarnaast lijkt actief leren, modelleren, gedragsregistraties en begeleid leren te diepgaande methodieken te zijn voor het einddoel dat we beogen. Eigen identiteit Van de vier gevonden methodieken voor de determinant eigen identiteit zijn er twee zeker toepasselijk voor deze doelgroep en einddoel. De eerste is een individualistische aanpak, gezien de kwetsbaarheid van onze doelgroep is dit een gepaste methodiek evenals het geven van informatie gebaseerd op plausibele scenario’s. Framing is een minder geschikte methodiek omdat men zich hierbij baseert op de aanwezigheid van een hoge eigen-effectiviteitsverwachting. Deze is niet gegarandeerd aanwezig bij de doelgroep bij aanvang van de interventie. 18 De methodiek self affirmation task zou eventueel wel bruikbaar kunnen zijn voor de interventie. Kennis Tenslotte vonden we voor de laatste determinant, kennis, zeven relevante methodieken. Informatieoverdracht, stimuleren van actieve informatieverwerking, feedback, discussie, schematische representaties, gebruik van afbeeldingen en zin geven aan informatie werden gevonden als methodieken. Hiervan lijken de methodieken stimuleren van actieve informatieverwerking, feedback, discussie en het zin geven aan informatie het meest relevant en toepasselijk op het door ons voor ogen gestelde einddoel. Schematische representaties en het gebruik van afbeeldingen lijken minder relevant omdat de kennis die men wil meegeven zich er niet toe leent in afbeeldingen te worden weergegeven. Ook informatieoverdracht via klassieke conditionering lijkt geen middel te zijn voor het realiseren van het einddoel met betrekking tot de determinant kennis. Conclusie bruikbare methodieken Onderstaande tabel geeft een overzicht weer van de verschillende methodieken die we na bovenstaande grondige analyse overhouden. Vooraleer we hierop verder bouwen in stap 4 zullen we eerst aan elke stap concrete technieken koppelen. Elke methode kan doorgaans vertaald worden in meerdere concrete technieken. Determinant Attitude Sociale invloed Eigen-effectiviteits verwachting Eigen identiteit Kennis Mogelijke methodieken Persuasive communication (overredende communicatie) Arguments (nieuwe argumenten) Anticipated regret (geanticipeerde spijt) Information about others’ aproval (sociale vergelijking) Facilitation (facilitatie) Modeling (modelleren en demonstratie) Reattribution training (herattributie) Belief selection (selectie van overtuigingen) Counter-conditioning (aanleren alternatief gedrag) Goal setting (bepalen van doelen) Individualization (individualistische aanpak) Scenario-based risk information (informatie gebaseerd op plausibele scenario’s) Self affirmation task Active learning (stimuleren van actieve informatieverwerking) Feedback Discussion (discussie) Elaboration (zin aan informatie geven) 19 Hieronder volgt een schematisch overzicht van mogelijke technieken per methodiek. Methodiek Technieken Persuasive communication Groepsdiscussie, rolmodellen op beeldmateriaal, (overredende communicatie) ervaringsverhalen in schriftelijk materiaal, informatie in schriftelijk materiaal Arguments (nieuwe Informatie in schriftelijk materiaal; argumenten) ervaringsverhalen in schriftelijk materiaal; rolmodellen op beeldmateriaal Anticipated regret Ervaringsverhaal; rolmodellen op (geanticipeerde spijt) beeldmateriaal Information about others’ Rolmodellen op beeldmateriaal, groepsdiscussie, aproval (sociale vergelijking) ervaringsverhalen in schriftelijk materiaal Modeling (modelleren en Rollenspel gestuurd door beeldmateriaal, demonstratie) rolmodellen op beeldmateriaal, ervaringsverhaal, groepsdiscussie, persoon met voorbeeld functie Facilitation (facilitatie) Ter beschikking stellen van schriftelijk – en beeldmateriaal, rollenspel Reattribution training (herattributie) Belief selection (selectie van Groepsdiscussie, ervaringsverhaal, socratisch overtuigingen) onderwijs Counter-conditioning Ervaringsvberhaal, rollenspel gestuurd door (aanleren alternatief gedrag) beeldmateriaal, rollenspel op beeldmateriaal Goal setting (bepalen van Uitdagende doelen stellen doelen) Individualization Rolmodellen op beeldmateriaal, groepsdiscussie, (individualistische aanpak) ervaringsverhaal Scenario-based risk Ervaringsverhaal (‘role model story’), rolmodel information (informatie op beeldmateriaal gebaseerd op plausibele scenario’s) Self affirmation task Rolmodellen op beeldmateriaal, groepsdiscussie, ervaringsverhaal Active learning (stimuleren ‘Socratisch’ onderwijs; groepsdiscussie; van actieve interview opdrachten; creatieve opdrachten informatieverwerking) Feedback Groepsdiscussie Discussion (discussie) Groepsdiscussie, socratisch onderwijs Elaboration (zin aan Socratisch onderwijs, groepsdiscussie, interview informatie geven) opdrachten, creatieve opdrachten 20 Taak 3.5: Controle of alle veranderdoelen worden afgedekt door de praktische technieken Met behulp van een theoretisch model (ASE-model) werden de specifieke gedragsdoelen omgezet naar veranderbare en belangrijke determinanten. Om deze gekozen doelen te verwezenlijken zochten we naar methodieken die vanuit de theorie onderbouwd zijn. Als laatste stap van de voorbereidingsfase gaan we na of we voor alle veranderingsdoelen ook effectief methodieken hebben gevonden. Wanneer we alle tabellen die we doorheen stap 3 hebben opgesteld nog eens overlopen komen we tot de conclusie dat we eerst per determinant alle mogelijke methodieken hebben opgesomd. Hierna hebben we elke methodiek besproken (achterliggende theorie en indicaties voor het gebruik van de techniek). Op basis hiervan hebben we per determinant een selectie gemaakt van de technieken die effectief in aanmerking kwamen. Tot slot hebben we aan deze specifieke methodieken concrete technieken gekoppeld. Door zodanig systematisch te werk gegaan zijn we er van overtuigd dat alle veranderdoelen aan bod komen binnen de praktische technieken. 21 Bibliografie Waarom stoppen met roken? (2012, 05 30). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Gezondheid.be: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=11354 Waarom roken mensen? (sd). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Roken en gezondheid: http://www.rokenengezondheid.com/waarom-roken-mensen/ Wat zijn de oorzaken van roken? (2011, 07 12). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Nationaal Kompas Volksgezondheid: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/roken/w at-zijn-de-mogelijke-oorzaken-van-roken/ Wat doet roken met uw lichaam? (2011, 01 23). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Mens en Gezondheid: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/verslaving/66885wat-doet-roken-met-uw-lichaam.html Weinig aandacht voor lichamelijke gezondheid psychiatrische patiënten. (2013, 10 18). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Nationale Zorggids: http://www.nationalezorggids.nl/ggz/nieuws/18046-weinig-aandacht-voorlichamelijke-gezondheid-psychiatrischepatienten.html?utm_source=twitterfeed&utm_medium=twitter Wie rookt? (sd). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Vlaanderen stop met roken.be: http://www.vlaanderenstoptmetroken.be/professionals/feiten-overroken/wie-rookt/ Bartholomew, L., Parcel, G., Kok, G., Gottlieb, N., & Fernandez, M. (2011). Planning health promotion programs. An intervention mapping approach. San Francisco: JosseBass. Derde druk. Brug, J., Assema, P. v., & Lechner, L. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Assen: Van Gorcum. Brempt, K. V. (2013, 10 04). Nieuwe europese tabakswetgeving richt zich voornamelijk op jongeren. Opgeroepen op 10 31, 2013, van Kathleen Van Brempt: http://kathleenvanbrempt.be/home/in_de_kijker/nieuwe_europese_tabakswetg eving_richt_zich_voornamelijk_op_jongeren Cijfers. (sd). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Vlaamse Liga tegen Kanker: http://www.tegenkanker.be/cijfers European Commission. (2004). Tobacco or Health in the European Union. Luxembourg: European Communities. Excelmans, E. (sd). Roken en psychiatrie: een paar apart? Opgeroepen op 01 08, 2014, van Vlaamse vereniging voor respiratoire gezondheidszorg en tuberculosebestrijding: http://www.vrgt.be/uploads/documentenbank/8f5e1945403013b554d765f1f4 931191.pdf EHLEIS. (2012). Gezonde levensverwachting in BelgiË. Brussel: EHEMU Nationaal Rapport. De impact van het roken op de volksgezondheid. (sd). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Stichting tegen Kanker: http://www.kanker.be/de-impact-van-het-rokenop-de-volksgezondheid De relatie tussen roken en het ontstaan van kanker. (2011, 10 24). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Mens en gezondheid: http://mens-en- 22 gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/85413-de-relatie-tussen-roken-en-hetontstaan-van-kanker.html#roken-en-de-schadelijkheid-voor-de-gezondheid Doll, R., Peto, R., Boreham, J., & Sutherland, I. Mortality from cancer in relation tot smoking: 50 years observations on British doctors. British journal of Cancer , 92, 426-429. Gevolgen van roken. (sd). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Vlaamse Liga tegen Kanker: http://www.tegenkanker.be/content/gevolgen#economie Hoeymans, N., & Baal, P. v. (2010, 03 22). Ziektelast in DALY's: Wat is de bijdrage van risicofactoren? Volksgezondheid Toekomst Herkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid . Nicotine. (2013, 11 16). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Nicotine Monden, C. (2002). Beginnen en stoppen met roken: ee invloed van opleiding, ouders en partners in een gebeurtenissenanalyse. Mens & Maatschappij , 77 (4), 297-318. Pieterse, M., & Willemsen, M. (2005). Ontstaan en voorkomen van rookgedrag bij jongeren. In K. e. al. Utrecht: Lemmens. Probleemstelling. (sd). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Vlaamse vereniging voor respiratoire gezondheidszorg en tuberculosebestrijding VRGT: http://www.vrgt.be/tabakspreventie/rookstopbegeleiding/informatie_voor_pro fessionelen/psychiatrische_patienten/probleemstelling Steenhaut, S. (2013). Interventieontwikkeling voor de klinische sector. Kortrijk: Campus Kortrijk. Sterfte door roken (tabaksgerelateerde sterfte). (2012, 10 04). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid: http://www.zorg-engezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Algemene-sterftecijfers/Sterfte-doorroken-(tabaksgerelateerde-sterfte)/ Roken (tabak). (2013, 11 19). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Roken_(tabak) Roken: heel slecht voor de gezondheid. (2009, 06 19). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Mens en gezondheid: http://mens-engezondheid.infonu.nl/verslaving/37120-roken-heel-slecht-voor-degezondheid.html 23