Aquatic Fitness Professional Certification

advertisement
Aquatic Fitness Professional Certification
Onderdelen van de opleiding:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
Anatomie van bewegingen
Fysiologie van bewegingen
Toegepaste anatomie
Physical fitness
Omgeving van water
Fysische wetten
Werken met materialen in water
Werken met choreografie
Leiding geven in / en programma’s
EHBO voor klant en lesgever
Diverse doelgroepen
Basis voor voiding
Diep water
Practische toepassingen
1. Anatomie van bewegingen:
a. De 11 systemen van het menselijk lichaam
b. De anatomische termen en hun toepassing
c. De beenderen van het menselijk lichaam
d. De classificaties, groei en structuur van beenderen
e. Weefsels en karakteristieken van het menselijk lichaam
f. Agonisten en anatagonisten en toepassing
g. Spiergroepen, hun ligging en werking in toepassing
h. De organisatie van het zenuwstelsel
i. Het respiratoire systeem en het verbruik van zuurstof
j. Basis van het hart als spier en de bloedstroom
k. Het cardiovasculaire stelsel
2. Fysiologie van bewegingen:
a. Fysiologische principes van bewegen en toepassing
b. Spierbalans uitleggen en toepassen
c. Voordelen van water in het werken met spierbalans
d. Metabolisme van de energiestroom
e. Energiesystemen toegepast in de praktijk
f. Theorie van spierfilamenten en basisconcepten van spierversterking
g. Fast en slow twitch vezels van de spier
h. Isometrische, isotonische en isokinestische spieracties
i.
Steady state en voorwaarden voor een goede training
3. Toegepaste anatomie:
a. Definitie en beschrijving van de anatomische positie en beweging
b. Vlakken en assen van het menselijk lichaam
c. Principes van de hefbomen en toepassing ervan
d. Gewrichtsstructuren van het menselijk lichaam
e. Functie van pezen en banden en hun gebruik
f. De curvatuur van de rug en de mogelijke stoornissen
g. Postural alignment of de anatomische houding
h. Zwaartepunt en drijfpunt
4. Physical fitness:
a. De primaire en talent-gerelateerde onderdelen van fitness
b. Ballistische en statische stretching in relatie tot de stretch reflex
c. De ACSM regels voor sporten
d. Bepaling van intensiteit en toepassen van diverse methodes
e. Vergelijking van hartslag in land en water
f. Verschil tussen soorten training: doorlopend, circuit en interval
g. Voordelen van bewegen op regelmatige basis
h. Verschil tussen soorten activiteiten
5. Omgeving van water:
a. Warmte-afgifte in de wateromgeving
b. Belang van warming up en warming down
c. Aandachtspunten voor klant en lesgever wat betreft temperatuur en vocht
d. Aandachtspunten voor veiligheid in zwembaden
6. Fysische wetten:
a. Wetten van Newton en de toepassing ervan voor wijzigen intensiteit
b. Viscositeit van water
c. Weerstand van water en de toepassing
d. Toepassen van frontale weerstand in handpositie’s
e. Snelheid en versnelling en toepassing
f. Principes van hefbomen en toepassing
g. Drijfvermogen, hydrostatische druk, oppervlaktespanning en turbulentie
7. Werken met materialen in water:
a. Factoren voor selectie en aankoop materialen
b. Terminologie van spieren en hun acties
c. Spiergroepen en hun beweging met materialen
d. De inwerking van zwaartekracht op het werken met materialen
e. Inwerking van drijfvermogen op het werken met materialen
f. De richting van werken met een weerstand met drijvend materiaal, gewichten,
weerstandsmaterialen en elastische materialen
g. Toepassing van het werken met de diverse materialen
h. Gecombineerde materialen
i. Gebruik van drijvend materiaal als weerstandsmateriaal
8. Werken met choreografie:
a. Gebruik van de juiste termen in choreografie
b. Basisbewegingen van benen
c. Basisbewegingen van armen
d. Demonstratie van basisbewegingen voor boven- en onderlichaam
e. Verschillende stijlen en differentiatie hier op
f. Toepassing van verschil in impact, gebruik van levels
g. Variëteit in arm- en beenpatronen
h. Pro’s en contra’s voor het werken met muziek
i. Diversiteit van het werken in tempo’s
j. Veilige en effectieve spierverstevigende oefeningen
k. Veilige en effectieve lenigmakende oefeningen
9. Leiding geven in / en programma’s:
a. Ontwerpen en voorbereiden van lessen aquafitness
b. Individualiteit in groepslessen, diversiteit
c. Voorbeeld en houding van de lesgever in lessen
d. Verbale en non-verbale communicatie, technieken in cueing
e. Basisovergangen, intermediate en advanced transitions
f. Demonstratie op de kant en / of in water
g. Bewegingen met een hoog risico en ineffectieve oefenstof
h. Professioneel gedrag lesgever en voorbereiding
10. EHBO voor klant en lesgever:
a. Acute en chronische aandoeningen
b. Symptomen en behandeling van enkele blessures
c. Veiligheid in zwembaden voor klant en lesgever
d. Kleine herhaling EHBO, BHV en reanimatie (zelfstudie!)
11. Diverse doelgroepen:
a. Watertemperatuur, waterdiepte, gebruik tempo’s toegepast op diverse doelgroepen
b. Karakteristieken en voordelen van diverse bewegingen
c. Indeling op basis van de klant en / of op basis van diversiteit
12. Basis voor voeding:
a.
b.
c.
d.
e.
Voedingsgroepen en voedingsstoffen
Vertering en energie
Het belang van een geode hydratatie tijdens sporten
Overgewicht en obesitas
Inleiding in de toepassing van gewichtsmanagement
13. Diep water:
a. Fysiologische voordelen van werken in diep water
b. Overgang van ondiep naar diep water
c. Het lesgeven in diep water: demonstratie voor level 3
d. Techniek en houding van de klant en aanwijzingen hierop
e. Evenwicht en spierbalans in diep water, vlakken en assen voor bewegingen en
toepassing van de fysica van bewegingen
f. Fysische wetten en diversiteit in intensiteit
g. Effectieve programma’s, organisatievormen
h. Marketing en promotie
14. Praktische toepassingen: elke cursusdag bestaat uit 3 uur theorie en 3 uur praktijk met
opdrachten.
VOORBEELD van examenvragen:
1. Bewegingen in water, zorgt ervoor de hartslag … terugkeert naar een rustpols:
a. Sneller
b. Onregelmatig
c. Trager
d. Hoog blijft
2. Welk metabolisme werkt bij korte energiestoot:
a. Kreb’s cyclus
b. Electronen transport keten
c. ATP-CPR systeem
d. Aerobe systeem
3. De relatie tussen hartslag en zuurstoftransport in water verschilt tov land in al deze
onderstaande, behalve:
a. Verminderde weerstand
b. Zwaartekracht
c. Verhoogde compressie
d. De duikreflex
4. Welk soort materiaal is speciaal ontworpen voor werken tegen een voortdurende weerstand:
a. Elastieken
b. Foam dumbells
c. Dumbells gevuld met water
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
d. Handschoentjes (de zogenaamde gloves)
Welke spier is verantwoordelijk voor de flexie in de knie:
a. Vastus medialis
b. Latissimus dorsi
c. Biceps brachii
d. Biceps femoris
Flexie en extensie van de schouder onder water (zonder materialen), traint de
a. Mediale deltoid en rhomboids
b. Anterior deltoid en posterior deltoid
c. Middle trapezius en pectoralis
d. Upper trapezius en deltoids
Het cuen van een jumping jack met “enkel, enkel, dubbel” is een voorbeeld van een:
a. Richtings-cue
b. Aantallen cue
c. Ritme-cue
d. Bewegings-cue
Een ongetraind iemand die ineens 1 uur traint per dag, negeert het trainingsprincipe van
a. Variabiliteit
b. Progressieve overload
c. Specificiteit
d. Aanpassingsvermogen
Oefeningen zonder bodemcontact, die explosief worden uitgevoerd, verhogen de intensiteit
door toepassing van
a. Versnelling
b. Inertie
c. Drijfvermogen
d. Frontale weerstand
Spierkracht wordt het best verkregen door
a. Isometrische oefeningen, een paar keer per week uitgevoerd
b. Lange herhalingen van steeds dezelfde oefening
c. Gemiddeld gewichtsgebruik met aangepaste herhalingen door de week
d. Weinig herhalingen, maar veel gewicht
Een spiercel krijgt directe energie door verbruik van
a. Creatine fosfaat
b. Zuurstof
c. Glycogeen
d. Adenosinetrifosfaat
Het toepassen van het gebruik van hefbomen zorgt voor
a. Verhoging in intensiteit
b. Verlaging van intensiteit
c. Verhoging en verlaging in intensiteit
d. Verhoging intensiteit van alleen de onderste ledematen
13. Het vasthouden van een gewicht in de handen bij het buigen en strekken van de elleboog
a. Zorgt voor versteviging van de biceps
b. Zorgt voor versteviging van de triceps
c. Zorgt voor versteviging van zowel biceps als triceps
d. Zorgt voor versteviging van zowel deltoids als latissimus
14. ‘Duw je hielen naar de bodem’ is een voorbeeld van welke cue:
a. Motivatie
b. Vorm
c. Overgang
d. Richtingsverandering
Voor verdere vragen over inhoud van de cursus, mail naar [email protected].
Download