TIPBLAD 3 woordjes leren

advertisement
Woordjes leren
Vergelijk het leren van een taal eens met het bouwen van een huis
De woordenschat is de stapel bakstenen die je nodig hebt en die je aan elkaar kunt
metselen met de grammatica. Zonder bakstenen geen muur. Ook al ben je nog zo
goed in de grammatica, je hebt de woordjes nog steeds nodig.
Een behoorlijke woordenschat heb je nodig voor het beheersen van een taal
Hoe meer woorden je kent, hoe beter je een taal spreekt. Gelukkig hoef je niet alle
woorden te leren, je kunt je met een groot deel al heel goed redden.
Als je verder kijkt dan je neus lang is...
Dan begrijp je ook wel dat je woordjes niet alleen leert voor dat S.O. of die ene
toets. Je leert om beter te worden in Frans. Natuurlijk zijn er leukere dingen te
bedenken dan woordjes leren, maar als je het niet bijhoudt dan kom je later in de
problemen! Leren doe je dus nooit voor niets.
Gelukkig zijn er veel trucjes om woordjes leren makkelijker en effectief
te maken
De tips en trucs in dit boekje gelden niet alleen voor Frans, maar voor elke taal. Je
komt er vanzelf achter welke manier van leren en welke trucs voor jou het beste
werken en het meeste resultaat opleveren. Als je er niet uitkomt kun je natuurlijk
altijd bij je docent of mentor om hulp vragen.
Onregelmatige werkwoorden
In klas 1, 2 en 3 moet je ook de onregelmatige werkwoorden leren. Doe je dat in één
keer goed, dan heb je er jarenlang plezier van. Leer je alleen maar voor een SO of
proefwerk, dan zul je er altijd moeite mee blijven houden.
Onregelmatige werkwoorden komen namelijk erg vaak voor en zijn onmisbaar voor
een behoorlijke beheersing van het Frans. Ook als je in de bovenbouw zit, is het
soms goed om een en ander nog eens te herhalen.
De grote hersenspier
Je hersenen lijken wat leren betreft op een grote spier. Als je ze door een plotselinge
krachtsinspanning overbelast, dan krijg je spierpijn of blessures en dat schiet niet op.
Vergelijk het met sporten: je kunt niet in 1x alles geven, want dan verrek je iets en
kun je helemaal niets meer.
Doe het bij woordjes leren dus net zo, rustig aan: op tijd beginnen en wat vaker
trainen, oftewel kleine beetjes tegelijk en vaak en veel herhalen.
Op die manier begin je getraind aan de toets in plaats van geblesseerd, en dan blijk
je een goede conditie te hebben opgebouwd waar je ook na het S.O. of de toets wat
aan hebt. Logisch? Inderdaad. Je zult echt zien dat het werkt.
Algemene tips
1.
Begin niet de dag van tevoren met leren, maar begin meerdere dagen van
tevoren;
2.
Neem de tijd voor het leren, wat je snel leert ben je ook snel weer kwijt;
3.
Zorg ervoor dat je alle vocabulaire/woordjes oefeningen uit je boek goed en
zorgvuldig nakijkt;
4.
Als het veel woordjes zijn, leer het dan in delen;
5.
Ga in een ruimte zitten waar je rustig en geconcentreerd kunt leren;
6.
Als toetsmiddel kunnen jouw ouders, vrienden/vriendinnen of klasgenoten je
overhoren, mondeling of schriftelijk;
7.
Een woord dat je moeilijk vond om op te schrijven, kun je nog een aantal keer
8.
9.
10.
11.
12.
13.
herhalen of in lettergrepen/deeltjes leren, bijv: difficile (dif-fi-cile).
Schrijf de (moeilijke) woordjes altijd op! Het is niet verstandig om alleen maar
de woordjes te lezen. Tijdens de overhoring moet je ze tenslotte ook kunnen
opschrijven;
Wissel het leer- en maakwerk af;
Voor dyslectische leerlingen: zorg dat je duidelijke afspraken met je docent
maakt over de juiste manier van toetsen.
METHODE 1: de woordklapper
Héél veel leerlingen vergeten dat je er met alleen het lezen van de woordjes er niet
bent. Het is dus heel belangrijk dat je de woordjes ook opschrijft. Je kunt hiervoor
een woordklapper maken.
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Voordeel:
Nadeel:
TIP:
Pak een leeg A4-tje;
Vouw dit A4-tje in de lengte doormidden, vouw het blaadje zo dat je
maar 1 kant ziet;
Schrijf Nederlandse woordjes op de buitenkant en de Engelse vertaling
aan de binnenkant;
Overhoor jezelf, streep de woorden die je weet door;
Oefen opnieuw met de woordjes die je niet weet.
Herhaal stap 1 t/m 5, maar zet nu de Franse woordjes op de buitenkant
en de Nederlandse vertaling aan de binnenkant.
Je leert de woordjes spellen en vertalen. Je kunt de woordjes die je al
weet wegstrepen, jouw lijst wordt dus steeds korter.
Je denkt vaak na één keer: ‘ik ken het al’. Maar je zult zien dat je het
snel weer vergeet.
Herhaal het veel! Niet allemaal achter elkaar, maar verdeeld het over
meerdere dagen. Herhaling is de beste leermeester!
METHODE 2: WRTS
Dit computerprogramma kun je gebruiken bij het leren van de woordjes. Jij moet zelf
de woordjes invoeren. De computer overhoort je. Doe dit niet één keer, maar
meerdere keren! Doe dit ook niet achter elkaar.
STAP 1:
Voer de woordjes in en oefen het één keer. Ga daarna iets heel anders
doen, een pauze houden.
STAP 2:
Ga weer een paar keer oefenen. Je zult zien dat in de meeste gevallen
het cijfer steeds hoger wordt. Ga weer iets heel anders doen.
STAP 3:
Ga het een paar twee keer oefenen. Besluit na deze twee keer of je nog
meer keren nodig hebt.
Voordeel:
Nadeel:
TIP:
Als je geïnteresseerd bent in het werken met de computer, maakt dit
het een stuk leuker om je woordjes te leren.
Met elke tikfout is ook direct het hele woord fout.
Begin meerdere dagen van tevoren! Als je op de laatste dag leert, zul je
merken dat je de woordjes weer snel vergeet.
Alle woordjes zijn ingevoerd op: www.themes.wrts.nl
METHODE 3: woordenlijst
Héél veel leerlingen vergeten dat je met lezen alleen er niet komt. Het is dus heel
belangrijk dat je de woordjes opschrijft. Je kunt hiervoor een woordenlijst maken. Je
vouwt je blaadje in de lengte doormidden. Op de ene helft schrijf je de Nederlandse
woordjes en op de andere helft schrijf je de vertaling. Je vouwt het blaadje zo, dat je
maar één kant ziet. Je gaat dan controleren hoeveel woordjes je al weet. Tot slot kun
je je ook weer laten overhoren door je ouders of medeleerlingen.
Voordeel:
Nadeel:
TIP:
Je leert de woordjes spellen en vertalen. Je kunt de woordjes die je al
weet wegstrepen.
Je denkt vaak na één keer: ik ken het al. Maar je zult zien dat je het
snel weer vergeet.
Herhaal het veel! Niet allemaal achter elkaar, maar verspreid het over
meerdere dagen.
METHODE 4: handcomputer
Wat is nou een handcomputer? Bij de docent kun je een stapel kaartjes vragen. Op
elk kaartje schrijf je een woordje dat je leren moet. Op de achterkant schrijf je daarna
de vertaling. Dit doe je met alle woorden!
Je moet er wel voor zorgen dat je bij de kaartjes de juist vertaling bij het juiste woord
zet. Zorg er verder ook goed voor dat je de woordjes goed overschrijft. Door het goed
over te nemen ben je al héél veel bezig geweest met het schrijven van de woordjes.
STAP 1:
Je legt de kaartjes op een stapel.
STAP 2:
Bij elk woord kijk je of je vertaling weet. Weet je het? Dan leg je het
kaartje op de stapel GOED. Weet je het niet? Dan leg je het kaartje op
de stapel FOUT. Dit doe je met alle kaartjes.
STAP 3:
Op deze manier probeer je de stapel met FOUTE kaartjes zo klein
mogelijk te maken. Je moet dit stapeltje dus veel herhalen.
STAP 4:
Stop daarna weer alle kaartjes bij elkaar en begin opnieuw. (Schud de
kaartjes van tevoren, zodat je elke keer een andere volgorde hebt.)
Voordeel:
Nadeel:
TIP:
Geschikt voor tijdens de reclame. Even snel de handcomputer doen!
Kost veel tijd om alles over te schrijven en op orde te leggen.
Neem de tijd voor het overschrijven. Thuis (of tijdens het daltonuur)
kunnen je ouders (of een klasgenoot) je een paar kaartjes voorleggen
ter controle.
METHODE 5: vierstappenplan
Je kunt het leren van woordjes ook aanpakken via een stappenplan. Hieronder staat
hoe het stappenplan werkt.
Stap 1: Eerst hardop mondeling = geheugen trainen!
1.
Oefen eerst mondeling: begin op volgorde. Dek de Franse woorden af en kijk
naar de Nederlandse vertaling. Probeer de Franse vertaling hardop uit te
spreken. Kijk meteen of je het goed had. Op deze manier zul je zien dat je de
woorden goed onthoudt.
2.
Als je ze op volgorde goed kent ga je ze door elkaar overhoren.
3.
Weet je de woordjes van het Nederlands naar het Frans mondeling, leer ze dan
andersom (van het Frans naar het Nederlands).
Stap 2: Opschrijven
1.
Meestal worden woordjes schriftelijk overhoord. Daarom moet je de woorden
ook kunnen schrijven.
2.
Daarom is het belangrijk dat je de woorden opschrijft tijdens het leren.
Opschrijven - met de hand - zorgt ervoor dat je de woordjes minder snel vergeet.
3.
Dek de Nederlandse vertaling af en schrijf het Franse woord op. Spreek het
daarna nog eens rustig en goed uit.
4.
Kijk of je het goed had opgeschreven. Kijk extra goed naar de spelling. De kans
is groot dat je over een spelfout heen leest.
5.
Gaat dit ook goed, draai het dan weer om.
Stap 3: Herhalen & pauzes
1.
Woordjes leren is vaak stampwerk. Probeer niet te lang achter elkaar te leren.
2.
Op een gegeven moment laten je hersenen je dan in de steek en nemen geen
nieuwe informatie meer op.
3.
Doe geen spannende of verrassende dingen direct na het leren: de kans is
groot dat je de pas geleerde woordjes weer snel vergeet.
Stap 4: Lijstje maken met de woordjes die je steeds vergeet
1.
Maak voor jezelf woordenlijstjes waarin je de woordjes indeelt in voor jou
logische groepen, je zult zien dat dit het leren gemakkelijker maakt.
2.
Maak een persoonlijke vergeet-top-10: woorden die je telkens maar niet kunt
3.
onthouden. Schrijf ze op een blaadje en kijk daar telkens weer naar.
4.
Je kunt ook de woorden die je steeds vergeet op post-its schrijven en deze
overal ophangen (boven je bed, op de wc, aan je fiets, op je cavia, etc.).
Extra tips voor het aanleren van woordjes
•
Woorden goed bekijken: wat vind ik moeilijk aan dit woord, wat zou ik fout
kunnen schrijven, waar moet ik vooral op letten?
•
Probeer eens te leren via onderstaand systeem:
Woordjes eerst Frans-Nederlands hardop leren:
….. 3 woordjes leren.
….. 3 woordjes erbij.
….. 6 herhalen.
….. 3 woordjes erbij.
….. 6 herhalen.
•
De woorden die moeilijk blijven steeds om de 3 woorden extra herhalen;
•
Daarna de woorden Nederlands – Frans hardop leren. Je hebt de woorden
dan al een aantal malen gezien, voordat ze opgeschreven worden:
….. 3 woordjes leren en opschrijven, controleren.
….. een woordje dat fout is opnieuw leren en opschrijven, controleren.
….. 3 nieuwe woordjes leren en opschrijven, controleren.
….. 6 woorden herhalen, opschrijven en controleren.
….. 3 nieuwe woorden leren en eventueel nog een woord herhalen.
….. 6 herhalen.
Belangrijk bij dit systeem is dat je de woordjes die moeilijk blijven, om de 3 tot
6 woordjes blijft herhalen.
Leerkaart “Spelling”
Bij deze leerkaart leer je hoe je op een snelle manier woordjes goed kunt leren
schrijven. Vaak is de spelling van Franse woorden best lastig en dan moet je
lang oefenen voordat je het helemaal goed schrijft. Bij deze leerkaart leren we
hoe je dat moet doen.
1.
Leer je een nieuw woord? Schrijf het eerst een paar keer groot in de lucht.
2.
Probeer de letters in je hoofd op te slaan. Zie je elke letter al in je hoofd staan?
3.
Maak de letters in grote kleurige neonletters.
Bijvoorbeeld:
4.
Doe dit net zolang tot je dat woord in één keer altijd goed ziet, zodra je het hoort.
Schrijf het woord dan op zoals jij denkt dat je het schrijven moet. Niet
overschrijven, maar kijk naar je eigen beeld.
5.
Controleer zelf of je het woord goed geschreven hebt. Is het goed? Kijk dan nog
1 keer naar het woord in je hoofd en zeg het woord hardop.
Leerkaart “betekenis”
Sommige woordjes kun je maar niet onthouden. De betekenis vergeet je
telkens weer. Om de betekenis te leren onthouden, kun je deze leerkaart goed
gebruiken.
1.
Pak de woordenlijst erbij. Kijk per woord wat je er lastig aan vindt.
2.
Schrijf bij elk woord nu een zin. Pak kleurpotloden of stiften erbij en geef het
woord in de zin een andere kleur.
3.
Nu ga je nog een keer alle zinnen op schrijven. Maar je schrijft nu het Franse
woord er niet meer in. Je houdt dus een lege plek over in de zin. Achteraan
schrijf je wel de Nederlandse vertaling van het Franse woord dat in de zin had
moeten staan.
4.
Zo ga je verder totdat je alle woorden hebt gehad. Ben je klaar? Dan ga je nu
leren. Probeer bij elke Nederlandse vertaling het Franse woord te zeggen. Als
hulpmiddel kun je nu de zin doorlezen. Aan de hand van de context kun je dan
de betekenis afleiden.
Leerkaart “beeldend leren”
Bij deze leerkaart leer je hoe je op een goede manier woordjes kunt leren.
Soms het is het heel lastig om alle woordjes te onthouden. Dat is ook niet zo
gek, want je hersenen zijn daar helemaal niet zo goed in. Je hersenen kunnen
echter wel goed beelden en plaatjes onthouden. Nu is aan jou de taak om de
woorden om te zetten in beelden, zodat je hersenen de woordjes beter kunnen
onthouden.
Leerkaart “bijzonderheden”
Sommige woordjes kun je maar niet onthouden. Die zijn zo lastig! Dit zijn vaak
woorden met een hele moeilijke uitspraak, of juist een hele moeilijke spelling.
Met deze leerkaart leer je om deze bijzondere woorden ook goed te onthouden.
1.
Pak de woordenlijst erbij. Kijk per woord wat je er lastig aan vindt.
2.
Pak kleurpotloden of stiften erbij en geef de moeilijke stukken in een woord een
opvallende kleur. Let op! Zorg ervoor dat je bij alle woorden dezelfde kleur
gebruikt voor dezelfde moeilijkheid. Bijvoorbeeld: bij alle vrouwelijke woorden
maak je het lidwoord (la) rood. Bij alle mannelijke woorden maak je het lidwoord
(le) blauw.
3.
Zo ga je verder totdat je alle woorden hebt gehad. Ben je klaar? Dan ga je nu
leren. Probeer terug te denken aan de kleur die je gebruikt hebt. Dit helpt je de
woorden en de bijzonderheden te onthouden.
Leerkaart “flashcards”
Bij deze leerkaart leer je hoe je op een snelle manier woordjes goed kunt leren.
Herhalen is erg belangrijk om de woordjes goed te onthouden. Dit is alleen
soms best saai. Met deze leerkaart leren we je een leuke manier om woordjes
te leren.
1.
Maak kleine rechthoekige kaartjes. Schrijf aan de ene kant het Franse woord.
Schrijf aan de andere kant de Nederlandse vertaling.
2.
Nu ga je jezelf overhoren. Maak een stapel van de kaartjes met daarbij alle
Franse woorden aan de bovenkant. Pak een kaartje en kijk of jij de
Nederlandse betekenis weet. Draai het kaartje om om je antwoord te
controleren. Wist je het goede antwoord, dan moet het kaartje op de GOEDE
stapel. Wist je het goede antwoord niet, dan moet het kaartje op de FOUTE
stapel.
3.
Ben je klaar? Je hebt nu twee stapels. Pak de FOUTE stapel. Je gaat nu op
elke kaartje, waarvan je het antwoord niet wist, een tekening maken. Je maakt
een tekening van het woord op de kant, waar het Franse woord op staat.
4.
Nu ga je jezelf weer overhoren. Je gaat net zolang door totdat alle kaartjes op
de GOEDE stapel liggen.
5.
Ben je klaar? Je kent nu alle woordjes. Vlak voor de toets nog een keer
herhalen en klaar is kees!
Leerkaart “mindmap”
Bij deze leerkaart leer je hoe je een mindmap moet maken. Een mindmap is
heel handig bij het leren van woordjes. Je kijkt dan namelijk goed naar welke
woordjes bij elkaar horen en welke niet. Oftewel, je zoekt allerlei verbanden en
relaties tussen de woordjes. Als je die goed kent, helpt dit je om de woorden te
onthouden.
1.
Neem een wit tekenvel en leg deze horizontaal voor je neer. Wat is het
hoofdonderwerp van de woordjes die je moet leren? Dit kan een bepaald
thema zijn, maar ook bijvoorbeeld het hoofdstuk van het boek.
2.
Schrijf in het midden van je papier het hoofdonderwerp en zet hier een vierkant
of cirkel omheen.
3.
In de woordjes die je moet leren ga je categorieën zoeken. Er zijn bijvoorbeeld
een aantal woordjes die horen bij het onderwerp “huis” of bij het onderwerp
“stad.”
4.
Maak vanuit het hoofdonderwerp verschillende takken voor de categorieën die
je gevonden hebt. Maak aan elke tak een cirkel en schrijf hierin de categorie.
5.
Vanuit de categorie trek je vervolgens weer allerlei takken. Daar schrijf je dan
alle woordjes bij, die horen bij die categorie. Let op: schrijf zowel het Franse
woord als de Nederlandse betekenis op! Dit helpt je bij het leren.
6.
Je kunt beter leren als je werkt met plaatjes. Als je wilt, kun je dus bij elk woord
een klein plaatje tekenen, zodat je niet alleen het woord ziet staan, maar ook
gelijk een beeld erbij hebt. Zo leer je de woordjes sneller.
7.
Heb je nog niet helemaal door hoe het moet? Kijk dan even naar het voorbeeld
van een mindmap over ADHD.
8.
En nu leren maar ….
Leerkaart “verbanden”
Het leren van woordjes is niet zo moeilijk als je verbanden tussen de woorden
ziet. Dit helpt je om straks de betekenis van het woord te achterhalen. Je weet
bijvoorbeeld één woordje niet, maar je weet wel het woord wat erbij hoort. En
als je die weet, dan kom je vanzelf wel op het andere woord. Je moet wel eerst
de verbanden tussen de woorden op een rijtje zetten.
1.
Pak de woordenlijst erbij.
2.
Kies uit welke van de verbanden je gaat gebruiken.
• Met een woord waarmee het vaak samen voorkomt.
(bijv. Frans: la neige [de sneeuw] met blanc [wit]: la neige blanche )
• Met een woord waarin (een deel van) het woord voorkomt.
(bijv. Frans: participer [deelnemen] koppel je aan une part [een deel])
• Met een woord dat hetzelfde betekent.
(bijv. Duits: die Kneipe [de kroeg] met das Lokal [de kroeg])
• Met een woord dat het tegenovergestelde betekent.
(bijv. Engels: black [zwart] en white [wit])
• Met woorden die iets met elkaar te maken hebben.
(bijv. Engels: woorden die een persoon aanduiden: grandad, people, visitor,
traffic warden.)
• Met sleutelwoorden die een beetje klinken als het vreemde woord. Daar
bedenk je dan een afbeelding bij.
(bijv. Engels: bij het woord traffic [verkeer] denk je aan trefbal. Je ziet
kinderen op straat trefbal spelen. Ze moeten opletten want er komt van alle
kanten verkeer op ze af.)
• Met een verhaaltje en dat mag best een gek verhaaltje zijn, want dan
onthoud je het beter.
(bijv. Engels: disappear [verdwijnen] - collar [halsband] – herb [kruiden] –
vicious [vals]: I started eating some of the herb and turned into a vicious dog.
My mother came to me to put a collar round my neck and I wanted to bite her,
but she disappeared before I could get her.)
3.
Je gaat nu alle woorden, die bij elkaar horen, in een lijstje opschrijven. Je kunt
ze bijvoorbeeld allemaal één kleur geven. De andere groep woorden, die bij
elkaar horen, geef je dan weer een andere kleur.
4.
Als het goed is, heb je nu alle woorden onderverdeeld in groepen. Nu kun je per
groep de woorden gaan leren.
Leerkaart “luisteren”
Iedereen leert op een andere manier. De één leert door de woordjes stil in zijn
hoofd te stampen. De ander leert door de woordjes op te schrijven. Weer een
ander leert door de woordjes te horen. Ben jij zo iemand? Dan is deze leerkaart
geschikt voor jou.
1.
Pak een recorder. Neem alle woordjes op op de recorder. Eerst zeg je het
Franse woord, daarna het Nederlandse woord. Ben je klaar? Goed luisteren
maar.
2.
Nu ben jij aan de beurt. Pak weer de recorder. Neem alle woordjes weer op,
maar nu zeg je alleen het Franse woord. Je zegt dus niet meer de Nederlandse
vertaling. Laat een stukje pauze over tussen de Franse woordjes. Ben je klaar?
Luister goed naar het Franse woord en probeer in de pauze zelf de
Nederlandse vertaling te zeggen.
3.
Nu andersom. Pak weer de recorder. Neem alle woordjes weer op, maar nu zeg
je alleen het Nederlandse woord. Je zegt dus niet meer de Franse vertaling.
Laat een stukje pauze over tussen de Nederlandse woordjes. Ben je klaar?
Luister goed naar het Nederlandse woord en probeer in de pauze zelf de
Franse vertaling te zeggen.
Download