tips voor het leren van de Franse taal

advertisement
Frans tips en trucs
moeilijk onthouden?
Woordjes leren?
Kijk ook eens op de site van
www.ezelsbruggetje.nl voor
meer tips en trucs!
-
Begin niet de dag voor de toets met leren, maar
een paar dagen van tevoren;
Zorg ervoor dat je alle vocabulaire oefeningen
goed en zorgvuldig nakijkt;
Als de hoeveelheid woordjes groot is, leer het dan in delen;
Ga in een ruimte zitten waar je rustig en geconcentreerd kunt leren;
Als toetsmiddel kun je jouw ouders of medeleerlingen een proef overhoring laten maken,
mondeling of schriftelijk (bijvoorbeeld in het daltonuur);
Een woord dat je moeilijk vond om op te schrijven, kun je nog een aantal keer herhalen of
in lettergrepen/deeltjes leren, bijv. association (asso – cia – tion);
Schrijf de moeilijke woordjes altijd op! Het is niet verstandig om alleen maar de woordjes
te lezen. Op de overhoring moet je ze tenslotte ook spellen;
Wissel het leer- en maakwerk af;
Voor dyslectische leerlingen: zorg dat je duidelijke afspraken met je docent maakt over de
juiste manier van toetsen!
TIP 1: de handcomputer
Wat is nou een handcomputer? Bij de docent kun je een stapel kaartjes vragen. Op elk kaartje schrijf
je een woordje dat je leren moet. Op de achterkant schrijf je daarna de vertaling. Dit doe je met alle
woorden!
Je moet er wel voor zorgen dat je bij de kaartjes de juiste vertaling bij het juiste woord zet. Zorg er
verder ook goed voor dat je de woordjes goed overschrijft. Door het goed over te nemen ben je al
héél veel bezig geweest met het schrijven van de woordjes.
STAP 1:
je legt de kaartjes op een stapel.
STAP 2:
bij elk woord kijk je of je vertaling weet. Weet je het? Dan leg je het kaartje op de
stapel GOED. Weet je het niet? Dan leg je het kaartje op de stapel FOUT. Dit doe je
met alle kaartjes.
STAP 3:
Op deze manier probeer je de stapel met FOUTE kaartjes zo klein mogelijk te maken.
Je moet dit stapeltje dus veel herhalen.
STAP 4:
Stop daarna weer alle kaartjes bij elkaar en begin opnieuw. (Schud de kaartjes van
tevoren,zodat je elke keer een andere volgorde hebt.)
Voordeel: geschikt voor tijdens de reclame. Even snel de handcomputer doen!
Nadeel: kost veel tijd om alles over te schrijven en op orde te leggen.
TIP: Neem de tijd voor het overschrijven. Thuis (of tijdens het daltonuur) kunnen je ouders (of een
klasgenoot) je een paar kaartjes voorleggen ter controle.
TIP 2: Overhoorprogramma!
Woordjes leren is niet leuk en ook niet makkelijk. Toch
hoort het bij school. Om het woordjes leren wat leuker te
maken kun je programma ‘Overhoor’ op de computer
gebruiken. Dit is een stuk minder saai dan gewoon
woordjes leren, en je onthoudt het nog eens beter ook!
STAP 1:
STAP 2:
STAP 3:
STAP 4:
online leren?
Meld je aan op www.wrts.nl,
voer je woordjes in en leer online
overal waar je maar wilt!
Maak een nieuwe woordenlijst aan, nadat
je je op www.wrts.nl hebt aangemeld.
Geef deze woordenlijst een duidelijk titel, zodat je hem altijd weer terug kunt vinden.
Nu kun je beginnen met invoeren. Vul bij taal A alle Franse woordjes in, en type de
vertaling hiervan bij taal B. Als je alle woordjes hebt ingevuld, klik je op ‘opslaan’.
Klik op ‘Overhoren’. Je kunt nu kiezen uit een aantal verschillende manieren om
jezelf te overhoren. Begin eerst bij ‘makkelijk’, je gaat nu leren om de woordjes te
herkennen. Als dit goed gaat, kun je ook ‘moeilijk’ proberen. Zorg er wel voor dat je
altijd bij ‘Overige instellingen’ alle vakjes aan klikt. De docenten letten bij het
nakijken namelijk ook op al deze dingen!
Ging het oefenen goed? Lukt het niet? Neem even pauze en ga later weer verder met
oefenen! Denk niet te snel dat je klaar bent, want leren duurt langer dan 1 keer
oefenen!
Voordeel: Het leren op de computer is absoluut niet saai, omdat je jezelf op allerlei verschillende
manieren kan laten overhoren. Als je het een zat ben, probeer je gewoon even wat anders! Ook
handig is dat je vaak een heleboel woordjes al weet na het intypen.
Extra voordeel: Je kunt kant en klare woordkaartjes afdrukken voor de handcomputer.
Nadeel: Je kunt de woordjes alleen leren als je achter de computer zit. Begin dus niet te laat, je
loopt dat het risico dat je broertje/zusje ook op de computer wil! Door woordkaartjes te printen
voorkom je dit probleem.
TIP: Begin een paar dagen van tevoren met het invoeren van de woordjes. Oefen daarna elke dag
een paar keer 5 minuutjes. Zo onthoud je de woorden het beste!
Wil jij ook zo graag het proefwerk goed maken?
-
begin meerdere dagen van tevoren;
het M.O. en de S.O.’s zijn al een stukje van je voorbereiding op het proefwerk;
luister- en leesvaardigheid zijn altijd F-NL;
schrijf- en spreekvaardigheid zijn altijd NL-F;
de docenten Frans kunnen ook sommige dinsdagmiddagen jouw vragen beantwoorden;
maak je werkboek serieus, hiervan leer je al een heleboel;
je kunt jouw gekozen oefeningen bij elk hoofdstuk altijd even laten controleren;
een goed nagekeken werkboek leert makkelijk. Kijk na met een andere kleur!
een minder goed gemaakt s.o. altijd nakijken en bespreken. Dit is weer een
voorbereiding voor het proefwerk;
luistervaardigheid wil zeggen luisteren. Dus beluister de cd goed!
leesvaardigheid wil zeggen lezen. De leesteksten zijn ook altijd gevuld met woorden en
grammatica uit het hele hoofdstuk (zowel uit het tekstboek als uit het werkboek);
schrijfvaardigheid wil zeggen schrijven. Woordjes uit je hoofd leren heeft alleen zin als je
ze ook leert schrijven!
Altijd al perfect Frans willen schrijven?
-
Maak er een puzzel van. Vertaal alle woordjes eerst en maak er daarna een mooie zin van!
Maar hoe maak je dan zo’n zin? Begin de zin altijd met een persoonlijk voornaamwoord of
een zelfstandig naamwoord.
Vertaal altijd eerst het onderwerp en de persoonsvorm in de zin!
Maak voor jezelf zinnetjes uit de geleerde woordjes van de étapes en leer altijd goed de
oefeningen met “savoir dire” erboven. Je moet ze in het werkboek naar het Nederlands
vertalen, maar voor een toets kun je ze het beste Nederlands-Frans leren. Kijk ook goed
naar de opbouw van de zin.
Beter leren luisteren = herhalen en oefenen!
-
-
bij een luisteroefening moet je vaak een precies antwoord geven. Je moet dus aandachtig
luisteren! Het helpt om eerst de vragen goed te lezen. Dan weet je waar je op moet letten.
je gaat luisteren naar een Franse tekst, dus alles wat je hoort moet je omzetten van het
Frans naar het Nederlands. Het is zinvol om de zinnen en woorden die erbij horen ook
Frans-Nederlands te leren.
luister thuis naar de cd, vooral bij de oefeningen die je kunt verwachten op de toets.
ga tijdens het luisteren niet nadenken, je mist hierdoor stukjes van de tekst.
Luister de eerste keer naar de tekst en stel jezelf de volgende vragen:
1. hoeveel personen hoor je?
2. wat voor soort mensen hoor je?
3. waar speelt het zich af?
4. wat weet ik al over de tekst?
Bij de tweede keer ga je de vragen proberen te beantwoorden.
Bij de derde keer luisteren beantwoord je de overige vragen en controleer of je de vorige
vragen goed beantwoord hebt.
Wat waren dat ook alweer voor soort woorden?
-
zelfstandig naamwoord: daar kun je altijd de, het ( le, la, l’, les, un, une of des) of
een voor zetten.
bijvoegelijk naamwoord: dat zegt iets over het zelfstandig naamwoord, bijv.
groot/klein/mooi (grand/petit/beau).
bezittelijk voornaamwoord: dat is het woordje dat een bezit aangeeft, bijv. mijn
(mon, ma, mes) en jouw (ton, ta, tes).
rangtelwoorden: bijv. eerste, tweede, derde (première, deuxième, troisième).
hoofdtelwoorden: getallen
-
ontkenningen: niet (ne…pas), nooit (ne…jamais), niets (ne…rien), niet meer (ne…plus)
persoonlijk voornaamwoord: ik (je), jij (tu), hij (il), zij (elle), men (on), wij (nous),
u/jullie (vous), zij (ils/elles).
persoonsvorm: het eerste werkwoord in de zin dat een tijd aangeeft.
(maak de zin vragend; dan is het het eerste werkwoord!)
-
onderwerp: om het onderwerp te vinden, kun je de vraag stellen: wie of wat +
persoonsvorm?
lijdend voorwerp: om het lijdend voorwerp te vinden kun je de vragen stellen:
wie of wat + persoonsvorm + onderwerp?
4 BELANGRIJKSTE WERKWOORDEN + PERSOONLIJK VOORNAAMWOORDEN
ÉTRE
(zijn)
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
suis
es
est
est
est
sommes
êtes
sont
sont
AVOIR
(hebben)
FAIRE
(doen, maken)
ALLER
(gaan)
j’
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
ai
as
a
a
a
avons
avez
ont
ont
fais
fais
fait
fait
fait
faisons
faites
font
font
vais
vas
va
va
va
allons
allez
vont
vont
Dat woord in de tekst ken ik niet…
-
Gebruik een woordenboek!
Het woordenboek is geen tovermachine, waar automatisch de goede betekenis uitrolt. Je moet een
aantal dingen weten (weet jij wat het teken "~" betekent?), een paar afkortingen kennen enz. om
uit je woordenboek te halen wat erin zit! Kijk de gebruiksaanwijzing van je woordenboek goed door.
-
Zoek niet alles op! Leer en herhaal veel worden!
Opzoeken kost tijd. Reken maar op een minuut per woord. Dertig woorden opzoeken is dus een half
uur! Als je erg veel woorden moet opzoeken kom je in tijdnood. Zorg dus dat je veel woorden kunt
herkennen, Frans-Nederlands, woordenschat opbouwt (door de étapes te leren) en neem het leren
van woorden serieus. Dan hoef je alleen op te zoeken wat je nodig hebt.
Naast een woordenboek kun je ook…:
-
naar de zin(nen) er om heen kijken: de context. Vaak kun je uit de context al een globale betekenis
afleiden. In de opsomming "giraffen, olifanten, krodillen en XXXXXX" weet jij dat XXXXXX ook een
exotisch dier moet zijn.
Lijkt het woord op het Nederlands?
bijvoorbeeld: restauration - restaurant
Knip het woord in stukjes. Misschien ken je al enkele stukjes van het woord:
bijv. préhistoire = pré-histoire = voor-geschiedenis
Lijkt het op een woord dat je bijvoorbeeld vanuit het Engels leerde?
Download