Hoofdstuk 6 6.1 Voegwoorden en hun betekenis “Jan is boos en hij is verdrietig” bestaat uit twee zinnen “Jan is boos” en de zin “hij is verdrietig”. Deze twee zinnen zijn door het voegwoord “en” samengebracht. Je kan hier “Jan is boos” en “Jan is verdrietig” van maken. De waarheidswaarde van de gecombineerde zin hangt van beide zinnen af. Propositielogica kent de volgende voegwoorden: - En - Of - Als dan - Desda Niet 6.2 Waarheidstafels Alles wat je voor de propositielogica nodig hebt zijn propositie letters en symbolen voor de voegwoorden. De symbolen voor de voegwoorden noem je ook wel logische connectieven. ¬ betekent niet, en is eenplaatsig, als je p hebt en daar ¬p van maakt zeg je “het is niet zo dat p”. ^ is het teken voor “en”, soms gebruik je ook wel &. Je noemt dit het conjunctieteken. V is het teken voor “of” en dit noem je het disjunctieteken. → is het teken voor “als dan”, ook wel het implicatieteken. ↔ is het teken voor “als en slechts als” of “desda” en noem je het equivalentie teken. ^, V, →, ↔ zijn tweeplaatsige connectieven. Je noteert waar als “1” en onwaar als “0”. Je noemt (a ^ b) een conjunctie, en “a” en “b” noem je conjuncten. Hieronder zie je alle waarheidstafels: (a V b) noem je een disjunctie en “a” en “b” zijn de disjuncten. Een formule als (a → b) noem je een materiële implicatie of kortweg een implicatie. Wat voor de pijl staat noem je de “antecedent” wat erachter staat de “consequent”. Hier zie je een waarheidstafel voor een complexe formule: 6.3 BNF Regels Je kan de formele talen beschrijven met contextvrije herschrijfregels of contextvrije productieregels. Dit is de Backus-Naur Form. Hiernaast staat een voorbeeld. Een herschrijfregel heeft een linker en een rechter kant die door het ::= symbool worden gescheiden. De linkerkant is een enkel symbool en de rechterkant een rijtje van symbolen. Als aan de rechterkant het | symbool staat dan geeft deze aan dat er een keuze uit één van de mogelijkeheden gemaakt moet worden. Hier een voorbeeld van hoe je de voorbeeld grammatica uit zou kunnen werken. Je noemt zo’n herschrijving een afleiding. BNF heeft meerdere soorten symbolen. Metasymbolen zijn de symbolen die je gebruikt om aan te geven hoe de BNF regel moet wroden gelezen. Dit zijn dus ::= of |. De Hulpsymbolen zijn de symbolen die door de BNF herschreven worden zoals de A,B,C,D,Z, enz. (de symbolen die dus “vervangen” worden door een betekenis). Als laatste zijn er de eindsymbolen dit zijn de symbolen zoals, “man”, “vrouw”, “bemint”, enz. dus de symbolen die een hulpsymbool vervangen. Hulp en eindsymbolen kunnen uit meerder tekens bestaan. 6.4 De syntaxis van de propositielogica Je kan soms iets inductief of recursief noemen. Dit houdt het volgende in. Je noemt eerst een eindig aantal elementen van een verzameling A, dit noem je de basisclausule van de definitie. Vervolgens zeg je dat als je een element van A hebt en daar een bepaalde bewerking op uit voert dan is het resultaat weer een element van A, dit noem je de recursie-clausule. Tenslotte zeg je dat behalve de elementen die je op de vorige manier in een eindig aantal stappen kan vormen, A geen elementen heeft, dit noem je de afslutingsclausule. Een voorbeeld: 1 is een natuurlijk getal. Ten tweede: als iets een natuurlijk getal is, dan is het getal dat je krijgt door 1 bij dat getal op te tellen ook een natuurlijk getal. Tenslotte: niets anders is een natuurlijk getal. Je kan hier ook een expliciete definitie voor geven. Dat wordt: 1. 1 is een natuurlijk getal. 2. Een natuurlijk getal +1 is een natuurlijk getal. 3. Niet anders is een natuurlijk getal. Je kan op deze manier ook een formele taal T definieren. Dit doe je door bijvoorbeeld een schema als dit te maken: Je kan een formule dan invullen door het symbool φ of Ψ. Je noemt deze symbolen dan de atomaire formules van T, of de atomen van T noemen. Ψ of φ staan voor willekeurige welgevormde formules (wffs) uit de taal T. Je kan met dit systeem ook recusieve bewijzen uitvoeren, dit doe je door een eigenschap E te maken die je wil bewijzen en te controleren of deze in het basisgeval aanwezig is. Daarnaast kijkt je of door het toepassen van de recusieve clausule eigenschap E bewaard blijft. Als dit zo is dan is bewezen dat eigenshap E voor alle elementen geldt die je met de recursieve clausule kan maken. Je noemt de eerste controlestap de basisstap en de tweede controlestap de inductiestap. Je kan elke welgevormde formule ook ontleden, dit doe je niets anders dan nagaan op welke manier die formule volgens de constructieregels in elkaar zit. Dit kan je doen door middel van een constructie boom. Hier is een voorbeeld: De knopen van een construcie boom zijn welgevormde formules. Je kan uit de constructieboom de scope (ookwel bereik) van de verschillende connectieven aflezen. Als voorbeeld, de scope van het eerste negatie teken is (p^(q v ¬r)) en van het tweede negatie teken is de scope alleen r. Je kan dit dus aflezen door te kijken naar de desbetreffende tak onder dat connectief. Naast deze constructiebomen zijn er ook structuurbomen. De structuurboom van ((p v q) ^ r) is: Voor ¬(p ∨ ¬q) is de boom: