Het Potentieel III Land en Aarde, Grond van het Bestaan Het Potentieel Land en Aarde, grond van het bestaan 2016 Visie Het Potentieel is een webmagazine gericht op praktische en theoretische zoektochten naar een betere wereld. Sociale en ecologische visies staan hierbij centraal. Het Potentieel wil op deze manier een podium bieden voor de dialoog tussen verschillende maatschappelijke stromingen. Deze dialoog is de culturele kracht van het mogelijke, de stuwende kracht achter maatschappelijke groei. Bij het openen van deze dialoog zoekt Het Potentieel naar verdieping: theorie gericht op praktijk en praktijk stevig gegrond in theorie. Redactie Rutger Henneman (Hoofdredacteur) Jos Hoevenaars (Eindredacteur) Shivant Jhagroe Tuur Ghys Redactiesecretariaat Bijdragen kunnen per e-mail worden gezonden aan: Rutger Henneman, Hoofdredacteur, [email protected] Zie voor de richtlijnen voor auteurs: www.hetpotentieel.org Creative Commons Beleid De volledige inhoud van dit tijdschrift, zowel in print als online, wordt gepubliceerd onder een Creative Commons Attribution Licence (CC-BY-NC). Deze licentie is ontwikkeld om vrije en directe toegang te verlenen aan, en nietcommercieel gebruik van, origineel werk mogelijk te maken. Onder deze licentie, behouden auteurs de auteursrechten over de inhoud van hun werk, maar heeft iedereen de mogelijkheid om, op een niet-commerciële basis, de inhoud te downloaden, gebruiken, herprinten, aanpassen, en/of te kopiëren, zonder dat toestemming van de auteur nodig is, maar alleen zolang de originele auteurs en bron geciteerd worden. Donaties en Verdere Informatie Voor eventuele donaties en verdere informatie kunt u contact opnemen met: Rutger Henneman, Hoofdredacteur: [email protected] Digitaal Voor de digitale versie van deze en volgende edities gaat u naar: www.hetpotentieel.org Heeft u deze editie van Het Potentieel gelezen? Geef hem door! Redactioneel LAND EN AARDE, GROND VAN BESTAAN De verschillende fundamentele betekenissen van land, grond, of aarde vormen het overkoepelende thema van deze derde editie van het Potentieel. Wat voor rol speelt land in het denken, doen en voelen van mensen die werken aan een betere wereld? Hoe gaan we om met de aarde? Hoe zou dat moeten veranderen? En waarom op die manier? Land is in meerdere zinnen de ‘grond van ons bestaan’. Het is de grond van ons materiële bestaan, maar ook van ons maatschappelijke en innerlijke bestaan. Om te bestaan hebben we land nodig om groenten te verbouwen, om schapen te laten grazen en katoen, vlas of hennep te verbouwen voor onze kleding. Voor energie graven we in de aarde naar haar bodemschatten. Of we gebruiken haar oppervlakte om daar wind en zonnestralen te vangen. Ook ons geestelijk en ons maatschappelijke bestaan is geworteld in het land. Voor velen is de plek waar we zijn essentieel voor wie we zijn. De band die we hebben met onze natuurlijke omgeving wordt door veel mensen gezien als bepalend voor onze geestelijke gezondheid en zingeving. Verder is hoe we het land inrichten bepalend voor hoe we sociale relaties vormgeven. Hoe we land en haar producten verdelen, staat aan de basis van hoe we welvaart verdelen in onze economie. Het bepaalt hoe we macht en vrijheden verdelen in onze politieke stelsels. Vernietigen we de capaciteit van het land om op een heilzame manier in ons bestaan te voorzien, dan vernietigen we de grond van ons eigen bestaan. Omdat land een dergelijke fundamentele rol speelt in ons leven, worden de woorden ‘land’, ‘grond’ en ‘aarde’ in onze taal ook gebruikt om de grond van het bestaan aan te duiden. Een inzicht dat ons leven fundamenteel verandert moet eerst ‘landen’. En we zeggen dat we ons ‘ontaard’ voelen als we vervreemd zijn van ons zelf of van de grond die betekenis geeft aan ons leven. Een theorie is ‘gegrond’, als het onderbouwd is met een goed begrip van de werkelijkheid van ons bestaan. 3 Voor u ligt dan ook weer een bijzondere verzameling bijdragen. Sommigen daarvan hebben duidelijk ‘land’ als hoofdthema. Andere bijdragen meer als zijspoor. Eén ding hebben ze met elkaar gemeen, namelijk dat ze grond of onderbouwing willen bieden aan het werk van mensen, initiatieven en organisaties die werken aan een betere wereld. Jan Hendrik Bakker, filosoof en schrijver van o.a. het boek Grond, stelt de vraag of de moderne stedeling weer terug moet naar een agrarische levensstijl. Met stadslandbouw in het achterhoofd neemt hij ons mee in het gedachtegoed van Henry Thoreau en Gilles Deleuze. Wat heeft de Amerikaanse denker die zich terugtrok in een hut in de bossen, te maken met de Franse filosoof die met zijn ‘rhizomatisch’ netwerk-denken moderne denkpatronen probeerde te doorbreken? En wat kunnen beide denkers ons leren over het huidige stadsleven? Freelance journalist Kris de Decker wordt door Het Potentieel geïnterviewd over zijn zoektocht naar ‘laagtechnologische’ oplossingen (lowtech) om energie en grondstoffen te besparen. De Decker is de man achter de website lowtechmagazine.be, een internationaal online magazine dat vanuit een eigen filosofie naar milieu, energie en technologie kijkt. Hij promoot het gebruik van thermisch ondergoed, elektrische ventilatoren en trolleybussen als goedkope, eenvoudige en efficiënte alternatieven voor de hightech benadering van de globale ecologische uitdagingen van deze tijd. De eerste speldenprik van Jos Hoevenaars (politiek socioloog en promovendus aan de Radboud Universiteit Nijmegen) is een verklaring van zijn cynisme over ons vermogen iets te kunnen beginnen tegen de ecologische destructie van onze tijd: de zesde extinctiegolf sinds het ontstaan van het leven op aarde. Dit verontrustende geluid in een tijdschrift dat op zoek is naar een betere wereld, stelt ons voor zelfreflectie. Is ons optimistische geloof dat wij bezig zijn de wereld beter te maken niet een zelfingenomen ontkenning van de ondergang, die ons juist in slaap sust? Kleeft er geen groot risico aan dit gevoel dat we moreel handelen? René Perey schrijft over klimaatvluchtelingen: mensen die ontheemd zijn van hun geboortegrond vanwege problemen veroorzaakt door klimaatverandering. Perey is jurist en oprichter van Climate Refuge, een start-up denktank op het gebied van klimaatverandering en migratie. In zijn artikel Op de Vlucht voor het Klimaat beschrijft hij de oorzaken en mogelijke oplossingen voor dit nog weinig begrepen, maar zeer actuele, probleem. 4 Vervolgens een interview met Jan Juffermans. Zijn veelzijdige actieve bestaan geeft de lezer inzicht in de verschillende organisaties waar hij zijn bijdrage aan levert (of heeft geleverd); van De Kleine Aarde tot Eetbaar Boxtel, van het Platform voor een Duurzame en Solidaire Economie tot de Fossil-Free-beweging. Gedreven door het verschrikkelijke feit dat er 400.000 mensen per jaar sterven aan klimaatverandering, werkt Jan Juffermans in zijn verschillende initiatieven aan een ‘eerlijk aarde-aandeel’ (fair earth share). Hij vertelt uitvoerig wat dit betekent, hoe je dit in een land als Nederland zou moeten invoeren en hoe hij er in de praktijk zelf naar toewerkt. Shivant Jhagroe, postdoc onderzoeker aan de Technische Universiteit Eindhoven, agendeert in een ‘speldenprik’ het probleem van een heel ander soort ‘ontheemde’: de fiscusvluchteling. Jhagroe stelt de hypocrisie aan de kaak waarmee men zich wel druk maakt over het verblijf van vluchtelingen in Nederland terwijl er geen inspraakavonden zijn ‘met boze mensenmassa’s die zich druk maken om de huisvesting van fiscale gelukszoekers’. Tuur Ghys, onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen, pleit in een kort essay niet alleen voor de legalisering, maar ook voor de nationalisering van de productie van cannabis. De discussie zou volgens Ghys niet alleen moeten gaan over individueel gebruik maar ook over onderwerpen als productie en tewerkstelling, nieuwe kansen tot economische ontwikkeling, ecologie en veiligheid. De rubriek De Klassieker is in deze editie verworden tot een uitgebreide bespreking van de beroemde encycliek van paus Franciscus over de ecologische crisis van onze tijd: Laudato Si’. Rutger Henneman (stadsboer, schrijver en hoofdredacteur van Het Potentieel) gaat voornamelijk in op de spirituele kritiek die de paus uit op de essentie van het modernisme als oorzaak van de huidige klimaatverandering, ongelijkheid, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en destructie van biodiversiteit. Wees Geprezen, de Kerk Verzet Zich wordt door Henneman afgerond met een betoog over het historische belang van de boodschap en missie van de paus. 5 NOMADEN, BOEREN EN DE STAD Jan-Hendrik bakker Dr. Jan-Hendrik Bakker is filosoof en essayist. Hij publiceerde vele artikelen over literatuur en stedelijke cultuur. Enkele boektitels: Welkom in Megapolis (2008), Grond (2011) en In stilte (2015), verder is hij medewerker van het literaire tijdschrift Extaze, waarin hij regelmatig publiceert. Daarnaast is hij vrijwilliger bij Van Ruytenburch stadslandbouw in Vlaardingen. Abstract De twee schijnbaar zeer uiteenlopende denkers Henry Thoreau en Gilles Deleuze zijn het over één ding in elk geval eens: de mens hoort niet aan de grond gebonden te zijn, maar is er wel mee verbonden. Onderstaand essay plaatst dit inzicht in het kader van de discussie over de groene stad. Moet de moderne stedeling weer terug naar de agrarische levensstijl?1 Inleiding Het onderscheid tussen platteland en stad is al sinds de Industriële Revolutie een veel gebruikte tegenstelling. Het platteland staat dan voor traditie, gemeenschapszin en een band met de grond waar men is opgegroeid. De stad daarentegen herbergt de moderne burger die zich bevrijd heeft van de band met kerk en gemeenschap en die zich niet meer afhankelijk voelt van de natuur van zijn geboortestreek. Hoe karikaturaal dit beeld misschien ook mag zijn, er bestaat zeker het ideaaltype van de vrije moderne stedeling en de aan zijn land gebonden agrariër. De moderne kosmopolitische stedeling kan, als hij een zeker welvaartsniveau heeft bereikt, de hele wereld over zwerven, hij is vrij in de keuze van zijn vrienden en heeft vele mogelijkheden ten aanzien van zijn professie. Hij is een hedendaagse nomade, zij het met creditcard. Tegen de achtergrond van deze tegenstelling is het interessant de recente ontwikkelingen rond de opkomst van de stadslandbouw te doordenken. Stadslandbouw immers zou van de vrije stedeling wel weer eens een grondgebonden, op traditie en gemeenschap gerichte burger kunnen maken. 6 Uiteraard is het de vraag of dat erg is, en of het wel zo’n vaart zal lopen omdat de dynamiek van de stadslandbouw een heel andere is dan die van de grote en kleine agrarische familiebedrijven uit de eerste helft van de vorige eeuw. De vrijheid van de moderne stedeling is bovendien hoofdzakelijk een economische schijnvrijheid, zou betoogd kunnen worden. Hij is eerder footloose dan vrij: hij is een product van het consumptieve kapitalisme, een nowhere man die zich laat leiden door toeristische en financiële bewegingen.2 Het idee dat stadslucht vrij maakt terwijl die van mest en hooi ons bindt komt niet uit de lucht vallen. De vrije burger en de zwoegende boer zijn prototypen die al sinds Plato en Aristoteles de beeldvorming beheersen en die we nog lang niet achter ons gelaten hebben. Vaak hebben ze nog maar heel weinig met de werkelijkheid te maken, maar zitten ze vooral in ons hoofd. Mensen zeggen bijvoorbeeld dat ze graag in de stad willen wonen vanwege het vertier en de anonimiteit, terwijl ze in werkelijkheid heel rustig en braaf leven. En lang niet alle plattelanders zijn blij met de sociale druk van het dorpsleven, hoewel ze de gemeenschapszin toch roemen. Deze prototypen zeggen tegenwoordig meer over de wenselijkheid dan over de werkelijkheid. Grondgebondenheid of de vrije ruimte van de stad. In dit essay wil ik de hardnekkige controverse tussen die twee ideeën relativeren aan de hand van twee (eigenlijk drie) radicale denkers: de Amerikaanse filosoof, natuurliefhebber en schrijver Henry David Thoreau (1817-1862), goeroe voor vele cultuurcritici, en de Franse filosoof Gilles Deleuze (1925-1995). De naam van Thoreau is verbonden met de natuurmystiek van de romantiek en de individualistische pioniersgeest van de Amerikaanse cultuur. Deleuze, een typische ‘stadsfilosoof’, daarentegen hoort met Michel Foucault en anderen thuis in de groep denkers uit de Europese filosofie die ten strijde trokken tegen de macht van de staat en tegen wat zij zagen als het keurslijf van het moderne subject. Deleuze schreef samen met de psychiater Félix Guattari (1930-1992) het tweedelige werk Capitalisme et Schizophrénie, waarvan deel 2, Mille Plateaux (1980), ideeën ontwikkelt over een hedendaags nomadisch bewustzijn. Thoreau’s Walden, Or Life in the Woods(1852) is een klassieker die nog steeds herdrukt wordt en in ons land pas weer een nieuwe vertaling heeft gekregen. Het boek zat in de bagage van de voor veel jongeren tot icoon geworden Chris MacCandless, wiens roekeloze en tragisch verlopen verblijf in Alaska tot het boek en de film Into the Wild (2007) zou leiden. 7 De komst van de landbouw De grootste revolutie die de mensheid meemaakte vond twaalfduizend jaar geleden plaats toen de mens ophield in kleine groepjes over de vlakten te trekken, op zoek naar voedsel, en nederzettingen stichtte waar hij de grond ging bewerken en vee begon te houden. Zo is de mens uit het neolithicum de voorouder van de stedeling geworden. De uitvinding van de landbouw had tot gevolg dat de samenleving veel complexer en hiërarchischer zou worden. De landbouw is daarmee historisch gezien de bakermat van de stad. Voor Deleuze en Guattari staat de mens van de open vlakte, de jager-verzamelaar van voor de Nieuwe Steentijd, model in hun kritische gedachtevorming over de repressief georganiseerde kapitalistische stedelijke samenleving van nu. Het nomadisme echter dat zij in Mille plateaux beschrijven is vooral mentaal. Dit nomadisme is geen bijproduct van de geglobaliseerde markt maar heeft alles te maken met het verzet tegen de sedentaire levensstijl van de agrarische cultuur en de stedelijke samenleving die daaruit voortkwam. Hun nomadisme uit zich niet per se in een reizend bestaan, maar vooraleerst in een vrij bewegen van de geest. Figuur 1 Inuits zijn één van de laatste nomadenvolkeren. Bron: Wikipedia Om dat kort uit te leggen moeten we naar het eerste hoofdstuk van Mille plateaux, waarin de auteurs hun concept van het rizoom presenteren. Daarmee geven ze een alternatieve visie op het veelgebruikte beeld van de mens die ergens zou moeten wortelen, wat wil zeggen dat zijn culturele, genetische en historische herkomst verbonden is met de grond waarop hij leeft. Dit beeld is met name voor de agrarische samenleving toepasselijk. De stedelijke mens wordt in deze beeldvorming veelal als ontworteld gezien. Dat laatste werken Deleuze en 8 Guattari echter niet uit. Het is hun er voornamelijk om te doen dat de samenleving vanaf het moment dat die sedentair is geworden allerlei belemmeringen opgeworpen heeft, zowel in de vrije fysieke ruimte in de vorm van gebouwen, akkers en privébezit, als in de sociale ruimte door een toenemende differentiatie van functies en daarmee ongelijkheid en klassenvorming. Het westerse denken is van oudsher hiërarchisch en lineair, betogen zij. Zoals in een boomdiagram een redenering zich stap voor stap vertakkend afgebeeld kan worden, vergelijk het oude scholastieke denken en de 0-1-0-1 structuur van de computer. Deze manier van denken vindt haar analogie in de ‘stratificatie’ (geleding) van de politieke en publieke ruimte zelf. In zekere zin is het allemaal een erfenis van onze cultuurgeschiedenis als landbouwers, suggeren Deleuze en Guattari.3 Het rizoom Tegenover het arboretisch model presenteren Deleuze en Guattari hun beeld van het rizoom, de wortelstok. Deze wijze van worteling in de grond is niet statisch, zoals bij de boom, maar beweeglijk in die zin dat de wortelstok zich onder de oppervlakte horizontaal alle kanten op kan verlengen, afhankelijk van de obstakels die ze tegenkomt zoals stenen en voedselwaarde van de bodem. Waar dat mogelijk is steekt de plant dan weer loten boven de aarde, terwijl andere afsterven. Elke tuinier die met deze woekerplanten te maken heeft gehad, weet hoe lastig dit taaie organisme in toom is te houden. Met het rizoom als metafoor voor het denken dat de Franse filosoof en psychiater op het oog hadden bestrijden zij de westerse intellectuele cultuur, die immers sterk gericht is op een stapsgewijze, lineaire en systematische opbouw. Het rizoommatig denken werkt door middel van impulsen, associaties en onverwachte verbindingen. Het is creatief, in hun ogen, en niet disciplinair. De auteurs citeren dan ook de anarchistisch ingestelde punkartiest Patti Smith: ‘Don’t go for the root, but follow the canal’. 9 Figuur 2 Gilles Deleuze Bron: Wikipedia Guattari en Deleuze ontvouwen in hoofdstuk 8 dan hun theorie over ‘de nomadologie en de oorlogsmachine’. Daarin nemen ze de in stamverband rondtrekkende volken van de woestijn, de steppe en de poolgebieden als model voor hun antimoderne en antikapitalistische visie op de westerse cultuur. Ze beschrijven het beweeglijke en nogal egalitaire karakter van de nomadische verbanden. De energie van de jonge krijgers wordt gebruikt voor de jacht en strijd met andere stammen, ten behoeve van de eigen veiligheid en overleving dus. Nomaden hechten niet aan een bepaalde plaats maar ze trekken over de grond, het levensgebied van hun ouders en voorouders, van pleisterplaats naar pleisterplaats, in steeds terugkerende ritmen en patronen. De open vlakte is hun domein. In plaats van geschiedenis hebben zij de geografie.4 Dit staat allemaal in schril contrast met de stad en de latere natiestaat waar de vrijheid om in groepen rond te reizen aan alle kanten wordt beperkt. De natuurlijke energie van de jonge mannen wordt nu opgeslokt door de staat die met leger en politie zich het geweldsmonopolie toe-eigent. Anti-Oedipus Mille plateaux is een zeer moeilijk leesbare verhandeling. Met opzet hebben de auteurs de lineaire argumentatie losgelaten, waarin ze stap voor stap hun visie zouden hebben opgebouwd, maar in plaats daarvan presenteren ze hun denkbeelden in een nomadologische zwerftocht langs de vele aspecten van hun zienswijze. Je kunt het boek sprongsgewijs lezen, kriskras en non-lineair, en al zwervende beginnen de begrippen die de schrijvers introduceren dan met elkaar 10 in gesprek te komen en ontstaat er op den duur toch een vrij duidelijk beeld van waar Deleuze en Guattari heen willen. Zij schetsen de werking en de voorwaarden van de vrije, creatieve geest en zetten deze af tegen het gedisciplineerde denken en handelen van de burgerlijke samenleving. Hun filosofie is in dit opzicht doortrokken van de geest van de jaren zestig, met haar voorkeur voor vrije expressie, associatief denken en antiautoritaire opvoeding. Het ‘Anti-Oedipus’ van het eerste deel van Capitalisme et schizophrénie duidt op Freud’s latere visie op de vorming en disciplinering van het ego tot een maatschappelijk en cultureel aangepaste staatsburger via het zogenoemde oedipale proces, waarbij het jonge kind in harmonie moet zien te komen met de seksueel geladen relatie tussen vader en moeder en zo zijn eigen rol in de samenleving leert begrijpen.5 Het is de tijd van de antipsychiatrie, wanneer Deleuze en Guattari hun boek schrijven. Verzet tegen de psychiater als temmer van de menselijk creativiteit is hun niet vreemd. Freud’s theorie van het ego, de instantie in het bewustzijn die onze onbewuste impulsen probeert te regelen in overeenkomst met de realiteit van de samenleving, is hun een doorn in het oog. In hun opvatting gaat het immers om pure repressie. Zij pleiten van de weersomstuit voor de schizofrene mens die de pluriformiteit en heteronomie van het onbewuste toelaat. Henry Thoreau Als Deleuze en Guattari het hebben over het nomadische dan bedoelen zij vooral het vrij bewegende en associatieve vermogen van de geest. Dat heeft nog maar weinig te maken met het concrete land en de grond waarover de nomaden zich plegen voort te bewegen. Toch, hoe metaforisch hun gebruik van de antropologie hier ook is, net als het rizoom is de nomade een beeld dat direct ontleend is aan het aardse leven. Het cultuurhistorische schisma tussen nomadisch en sedentair klinkt er overduidelijk nog in door. Laten we nu eens kijken naar werk en leven van Henry Thoreau die ruim 130 jaar voor Mille plateaux de aanval op de industriële samenleving inzette met zijn ideeën over zelfvoorzienendheid, natuur en vrijheid. In zekere zin keert Thoreau terug naar de natuurstaat van de mens als jager-verzamelaar. Hij verbouwt bij zijn hutje in het bos weliswaar wat bonen, maar hij vist en jaagt ook (voordat hij vegetariër zou worden). Thoreau combineert tuinbouw en jacht, maar in stamverband leeft hij niet; in tegendeel, hij heeft zich geheel op zichzelf teruggetrokken. 11 Als hij communiceert is dat met de leden van de dorpsgemeenschap van Concord, vrienden, familieleden en mensen die hij in het bos tegenkomt. Thoreau’s experiment heeft grote bekendheid gekregen. Zijn status varieert van held tot dwaas, maar zijn invloed is groot, als schrijver, als ecoloog en als filosoof. Zijn invloed vind je terug op met name drie terreinen. In de eerste plaats is het experiment dat hij uitvoerde met zijn tweejarig kluizenaarsbestaan in de bossen van Massachusetts bij Walden Pond model gaan staan voor de mens die in zijn eentje de inspiratie van de natuur zoekt en daarbij zo zuinig mogelijk probeert te leven. Zijn woorden dat hij ‘bewust wilde leven, om me alleen met het wezenlijke bezig te houden en te onderzoeken of ik niet kon leren wat het leven me moest leren, zodat ik niet op mijn sterfbed zou moeten ontdekken dat niet geleefd had’ 6 zijn wereldberoemd geworden. Thoreau is de geestelijk vader van al die idealisten die menen dat de kern van het leven in de eenzaamheid van de natuur te vinden is. Figuur 3 Henry Thoreau, daguerreotype dateert van enkele jaren na publicatie van Walden in 1956. Bron: Wikipedia 12 Naast dit existentiële niveau is er een maatschappelijk aspect. Thoreau is de geestelijk vader van het verzet tegen de toen opkomende consumptiemaatschappij. Op zijn stukje grond bij het meer is hij volmaakt gelukkig, zo beschrijft hij dat in Walden, Or Life in the Woods. Niets lekkerder dan een slok helder fris water, niets mooier dan een lange tocht rond het meer. Bevrijd van geldzorgen en productiedwang om zijn schulden te voldoen, hoeft hij maar zes weken in het jaar te werken om in zijn elementaire behoeften te voorzien, zo pocht hij tegenover de lezer. En ten derde zou je Thoreau in dat verband ook kunnen zien als de inspirator van latere bewegingen die geprobeerd hebben leefgemeenschappen buiten de machtige economische werkelijkheid van de stad op te zetten, waarin kleinschaligheid en autarkie belangrijk zijn. In Nederland vernoemde Frederik van Eeden (1860-1932) zijn (jammerlijke mislukte) kolonie naar Walden. De latere hippie-kolonies zijn een voorbeeld, maar ook het actuele gedachtegoed van de ideologen van de transitiestad, zelfvoorziening op terrein van energie en voedsel, sluit aan bij Thoreau’s experiment. Een laatste invloedrijke factor is Thoreau’s politiek-ethische houding geweest. Zo weigerde hij belasting te betalen en zijn stemrecht uit te oefenen, omdat de staat daarmee een imperialistische oorlog tegen Mexico en de instandhouding van de slavernij financierde en legitimeerde. Historische werkelijkheid Het is verstandig om in de mythevorming rond charismatische figuren de historische persoon van de ideële te onderscheiden. De historische Thoreau had zijn verblijf in Walden oorspronkelijk helemaal niet bedoeld als revolutionair experiment. Daarover is al veel gezegd. Ik vat de situatie kort samen: Henry Thoreau besloot na een ongemakkelijk verblijf in het huis van zijn vriend Ralph Waldo Emerson een hut op diens landgoed te bouwen en daar een boek te schrijven dat hij al op stapel had staan. Het boek moest de grote verwachtingen die zijn vrienden in Concord koesterden nu eindelijk eens inlossen. Bovendien wilde Thoreau een morele schuld ten opzichte van zijn pas overleden broer vereffenen door het boek aan hem en de boottochten die ze samen op de rivieren van Massachusetts hadden gemaakt te wijden. Ook had hij praktisch geen geld, dus zo’n goedkoop en rustig verblijf in de bossen leek hem wel wat. Zijn vriend Ellery Channing was hem bovendien al eens voor gegaan met een lang verblijf in het bos. Natuurliefhebber was Thoreau altijd al geweest en voor 13 een bord warm eten kon hij altijd bij zijn moeder terecht, die maar anderhalve mijl van de hut woonde die hij aan het meer zou bouwen. Het boek Walden is pas geschreven in de jaren nadat Thoreau zijn verblijf in de bossen had beëindigd, al heeft hij tijdens zijn verblijf wel veel notities gemaakt. Maar het verhaal rond Thoreau als een soort Messias van het natuurlijke en eenvoudige leven is pas later in retrospectief tot stand gekomen. In het boek zelf zijn ook nog diverse sporen te vinden die naar deze ambiguïteit wijzen. En zoals gezegd, het is maar de vraag in hoeverre hier van persoonlijke ambiguïteit sprake is of dat Thoreau als het ware postuum onder te hoge verwachtingen van zijn latere lezers is gaan lijden. Waar het mij in deze discussie vooral om gaat is dat Walden een zeer overtuigend en inspirerend meesterwerk is geworden, een visie op en verslag van het leven dat niet geregeerd wordt door de consumptie- en productiedwang van de industriële samenleving. En het lijdt geen twijfel dat juist het verblijf van Thoreau in de bossen bij Concord, zijn kennis van de nomadische indianen die daar ooit leefden, van de botanische en geologische bijzonderheden van het landschap en zijn kritiek op de economische ontwikkelingen in de omringende regio samenkomen in dit boek. Figuur 4 Walden Pond. Bron: Wikipedia 14 Het boek Walden is het resultaat van een rizoommatig proces om dat woord nu te gebruiken. Het is bijna alsof dit boek letterlijk uit de grond van Thoreau’s verblijf bij Walden Pond is voortgekomen. De wortelstok waaruit het ontspruit verbindt het bijvoorbeeld ook met Emerson’s essay Nature (1836) en Self-Reliance (1841), precies de onderwerpen die Thoreau eveneens heel na aan hart lagen. In zijn hut bij het meer heeft hij vele gesprekken gevoerd met geestverwanten uit de groep transcendentalisten waartoe hij behoorde en waarvan Emerson min of meer de frontman was. Maar je kunt ook zeggen dat Thoreau’s werkwijze om achteraf een boek te schrijven over zijn verblijf in de bossen alsof hij daar met vooropgezette bedoelingen heenging typisch rizoommatig was; hij liet zich leiden door de associaties die al doende ontstonden, overigens niet nadat het oorspronkelijke boek, A Week on the Concord and Merrimack Rivers (1849), geflopd was en hij dringend om geld verlegen zat, maar dat is hoe het rizoom zijn weg vindt, door een wirwar van verwachte en onverwachte obstakels, gedreven door bewuste en onbewuste motieven. Grootschalige landbouw Thoreau spreekt in Walden niet tot het wereldpubliek dat hij tegenwoordig heeft, maar tot de inwoners van Concord. Over hen schrijft hij ook. Zijn kritiek op de opkomende industriële samenleving krijgt bij hem vooral een agrarische invulling, afgezien van zijn beschrijving van de pas aangelegde spoorlijn waarover de stoomtrein van Fitchburg naar Boston rijdt en waarvoor hij heimelijk wel een soort bewondering lijkt te hebben. Maar hij ziet aan de boeren in Concord hoe de groei van hun productie hen het leven moeilijk maakt. Ze moeten ‘opschalen’, zo eist de moderne tijd. Maar daarvoor zijn steeds meer machines nodig, en om die af te betalen moeten ze ook steeds weer meer produceren, et cetera. Zo zitten ze gevangen in de vicieuze cirkel van investering, productie en rendement. Dat bindt hen met handen en voeten aan hun land en hun boerderij, waar meestal ook nog een forse hypotheek op ligt. De ‘stille wanhoop’ van deze mensen is volgens Thoreau dat ze niet aan het leven toekomen; ze moeten hard werken om hun schulden af te betalen en in feite doen ze dat niet met geld, maar met tijd en dus met leven.7 Thoreau stelt tegenover de grootschalige landbouw van Concord en omgeving de subsistentie-tuinbouw van zijn eigen bestaan. Hij verbouwt wat hij zelf nodig heeft om in leven te blijven, zoals mensen dat eeuwen lang gedaan hebben. Daarmee is hij eigenlijk één van de kleine armoedige keuterboertjes die 15 de hele geschiedenis tot aan de Industriële Revolutie bestaan hebben. Het verschil is dat zijn armoede in dit geval zijn kracht is. Zijn zelfvoorzienendheid maakt hem vrij, hij heeft tijd voor het echte leven. Dit ideaal komt voort uit de nauwe samenhang tussen autonomie en autarkie, zoals die bij Thoreau naar voren komt. Het vrije individu is de kern van zijn denkwereld, waar vrijheid twee dimensies heeft: het is enerzijds vrij zijn van economische en politieke dwang, maar anderzijds ook vrijheid om het leven te genieten. Voor Thoreau gaat het om beide, zijn individualisme is gericht tegen bemoeizucht van staat en economie (hij is niet voor niets de uitvinder van de term ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’), maar wordt gevoed door de vreugde van het leven in de vrije natuur. De groene stad De filosofische levensvisies van Deleuze en Guattari en van Thoreau zijn van betekenis voor de actualiteit van de groene stad. Dit essay sluit daarom af met een korte vergelijking van de overeenkomsten tussen beide visies op dit vlak. Het spreekt voor zichzelf dat grootschalige intensieve landbouw en de stad elkaar niet verdragen. Grootschalige landbouw is industriële, bedrijfsmatige exploitatie van grond die hoogstwaarschijnlijk noodzakelijk blijft om de wereldbevolking te kunnen voeden, al blijft de vraag in welke mate en hoe intensief. Stadslandbouw daarentegen is in essentie een vorm van tuinbouw. De horticultuur is veel flexibeler en heeft een andere cultuurhistorische achtergrond. Deleuze en Quattari wijzen daarop in hun verhandeling over het rizoom.8 Het Westen, waar het bos de oorspronkelijke habitat is, heeft zich arboretisch ontwikkeld en daar ontstonden de steden uit de landbouw, het Oosten heeft de steppe en de woestijn als habitat, benadrukken zij; tuinbouw in oases of langs vruchtbare plekken is daar veel gebruikelijker. Daarin drukt zich ook een mentaal verschil uit.9 In dezelfde inleiding waarin zij de eerder geciteerde regels van de punkzangeres Patti Smith aanhalen gaat het ook over de hedendaagse Amerikaanse stedelijke cultuur. Zeer terecht merken Deleuze en Guattari op dat de Verenigde Staten een tussenpositie innemen tussen de statische, sedentaire wereld van het oude Europa en de lossere, vaak ook nog tribalere Aziatische wereld. Een figuur als Henry Thoreau hoort in die conceptie goed thuis, heb ik laten zien. Met de tribale samenleving heeft hij weliswaar weinig te maken, en hij leefde ook in de door bomen gedomineerde bossen, maar zijn leefwijze is 16 exemplarisch voor het nomadisme. Hij heeft een zwervende geest en trekt er ook letterlijk graag op uit. Hij is tuinier en verzamelaar van wilde vruchten en planten. In niets lijkt hij op een gevestigde boer. Niet voor niets is hij, samen met zijn tijdgenoot Walt Whitman, een van de inspiratiebronnen van de beatgeneratie uit het midden van de vorige eeuw geweest, de typisch Amerikaanse generatie die ruimte en vrijheid zocht in het ‘on the road’ zijn.10 Voor Thoreau is vrijheid in de zin van onafhankelijkheid en een door de eeuwigheid van de natuur geïnspireerd leven, niet of nauwelijks beïnvloed door de dwang van economische wetten, de kern van zijn filosofie en levenswijze. Deze wijsheid is geen theoretische vondst, gedaan boven de boeken in de beslotenheid van de studeerkamer maar een inzicht dat ontwikkeld is door zich een bestaan te veroveren op een stukje grond, in samenspraak met de natuur en zijn (Thoreau’s) geestverwanten. In de huidige urbane wereld, waar de grondeloosheid die ontstond na de Industriële Revolutie regel is 11 , is vergroening van de stad een kansrijke ontwikkeling voor mens en natuur, in het verband van dit essay met name voor een herstel van de verbondenheid tussen mens en aarde. Maar dat herstel hoeft geenszins een restauratie te zijn van de traditionele agrarische, sedentaire cultuur die grond- en plaatsgebondenheid stelt boven grondverbondenheid. Stadslandbouw staat in principe dichter bij de tuinbouw van de postnomadische culturen dan bij de agricultuur van de grootschalige landbouw. Ze heeft een veel meer rizoommatige organisatiestructuur. Stadslandbouw duikt op waar er lege plekken in de stad zijn, in oude gebouwen of op braakliggende terreinen. Ze kan zich ook relatief makkelijk verplaatsen. Rond de stadslandbouw vormen zich sociale netwerken of ze ontstaat uit sociale netwerken, of beide, maar anders dan de grootschalige agricultuur fixeert ze de menselijke bedrijvigheid niet, ze verbindt zich zelfs vrij gemakkelijk met andere initiatieven op het terrein van de zorg, horeca en kunst en cultuur. Dit alles is eigenlijk geheel in de geest van Thoreau en Deleuze. Hoewel de stadslandbouw het wereldvoedsel probleem nooit op kan lossen, kan ze – met deze twee denkers in het achterhoofd – wel een grote bijdrage leveren aan een ontspannen stad en daarmee aan een circulaire schone economie. Naast de vergroening van de stad is een belangrijk effect van de stadslandbouw ook psychosociaal. Ze heeft een verbindende werking. Die verbinding is er één in de fysieke wereld en niet in de digitale. De grond bewerken, oogsten, je producten afzetten en bespreken wat er zoal moet gebeuren is lokaal bepaald. De verbinding met de (woon)stad als plaats van handeling die daardoor ontstaat versterkt een besef van de stad als thuishaven, 17 zonder dat daarbij een terugval dreigt in de dorpse plattelandscultuur van de vorige eeuwen. Dat leert ons de vergelijking tussen Thoreau en Deleuze. De losse en incidentele structuur van de stadslandbouw is eerder rizoomachtig dan statisch. Deze maakt de moderne, individualistische mens toch weer net iets minder de nowhere man over wie The Beatles zongen. De werkelijke tegenstelling is niet langer die tussen boer en burger, maar tussen de burger die gehecht is aan de plaats waar hij woont en de volledig onthechte burger. De hedendaagse filosofie heeft al vaak geopperd dat de identiteit van de mens veel minder met het wie hij is samenhangt, maar vooral met het waar hij is. Het is een inzicht dat in deze vergelijking tussen nomade, boer en burger extra betekenis krijgt. Deze vergelijkende studie is gebaseerd op het materiaal dat ten grondslag ligt aan het hoofdstukken ‘De wijde vlakte, Nomaden en hun grond ’ en ‘Het land in de stad’ uit mijn essayboek Grond alsmede het hoofdstuk ‘Autarkie - Henry Thoreau’ uit In stilte. Daar is ook alle secundaire literatuur te vinden. Bakker, J-.H (2015), In stilte, Een filosofie van de afzondering, Amsterdam Bakker, J-.H. (2011), Grond, Pleidooi voor aards denken en een groene stad, Amsterdam Deleuze, G. (2008), & Félix Guattari, A Thousand Plateaus, Capitalism and Schizofrenia (Volume II, New York) Thoreau, H.D. (2005), Walden/ Burgerlijke ongehoorzaamheid, vertaling Anton Haakman, Amsterdam. 2 Footloose: Dat de moderne mens zich makkelijk verplaatst, van stad naar stad, van baan naar baan, van vakantiebestemming naar vakantiebestemming, en daarbij steeds minder hechting ervaart aan wat hij achterlaat is vooral een kwestie van ‘following the money’. Omdat de behoefte aan herkenning ondertussen wel blijft – de mens stort zich niet zo makkelijk in het vreemde – leidt globalisering om die reden alleen al tot eenvormigheid. 3 In hoeverre zij daarin gelijk hebben staat der discussie. Maar men dient er in dit debat rekening mee te houden dat voor Deleuze en Guattari ‘de boom’ een concept is van waaruit analogieën gedacht kunnen worden. Het is geen model voor causaal verklaring. 4 Deleuze, G. (2008), A Thousand Plateaus, New York 387 e.v., 523 e.v.; Bakker, J-.H.( 2011), Grond, Amsterdam, 222. 5 Deleuze, G. 2008, 29 6 Thoreau. H.D. ( 2005), Walden/Burgerlijke ongehoorzaamheid, Amsterdam, 106 7 Thoreau, H.D. 2005, 42 8 Deleuze, G. 2008, 21 9 In het associatieve denken van Deleuze en Guattari krijgt deze veronderstelling weinig uitwerking. Ze lijken vooral te bedoelen dat tuinbouw zich laat combineren met een min of meer reizend bestaan; op vruchtbare lapjes grond kan men tijdelijk in zijn (eigen) behoefte aan voedsel voorzien, waarna de stam weer verder trekt. Grootschalige landbouw impliceert industriële productie, een afzetmarkt en een systeem van grondbezit en/of –pacht, die 1 18 verstrekkende gevolgen hebben voor de levenswijze. 10 In 2013 verscheen het autobiografische relaas Walden on Wheels, On the Open Road from Debt to Freedom, door Ken Ilgunas. Hierin neemt de student Ilgunas Thoreau’s levenswijze als voorbeeld om zich te bevrijden van zijn studieschuld, al zwervende in een busje door de natuur. 11 Bakker, J-.H. 2011, 39 19 VOORBIJ DE HOOGTECHNOLOGISCHE FIX Interview met Kris de Decker Door Tuur Ghyz Kris De Decker is wetenschapsjournalist en oprichter en auteur van ‘Lowtech Magazine’. Daarnaast is hij onderzoeker en consulent voor het Demand Centre, Lancaster University, in het Verenigd Koninkrijk en Auteur van het boek: Stralingsverwarming, gezonde warmte met minder energie. (2015) Inleiding Wat hebben thermisch ondergoed, elektrische ventilatoren en trolleybussen met elkaar gemeen? Het zijn volgens freelance journalist Kris de Decker allemaal ‘laagtechnologische’ oplossingen (low-tech) om energie te besparen. Het Potentieel sprak met de man achter de website lowtechmagazine.be, een internationaal online magazine dat vanuit een eigen filosofie naar milieu, energie en technologie kijkt. Met kritische analyses en het promoten van goedkope, eenvoudige en efficiënte oplossingen tracht hij alternatieven te bieden voor de hightech benadering van de globale ecologische uitdagingen van deze tijd. Een interview door Tuur Ghys. Het probleem met hightech Veel mensen denken dat technologische vooruitgang de oplossing is voor ecologische en soms zelfs sociale problemen. Hebben ze hierin gelijk? Neen, ze hebben ongelijk. Technologie kan een deel van de oplossing zijn, maar het is op zichzelf niet de oplossing. Integendeel, het brengt altijd nieuwe problemen met zich mee. Het is een waanidee: we moeten af van fossiele brandstof, dus we gaan ze vervangen door windturbines en zonnepanelen en dan is het opgelost. Daar hoort dan de elektrische auto bij, de Tesla. En voor de rest verandert er eigenlijk niets, we houden alles en vervangen het soort 20 energiecentrale. Dat is ontzettend naïef, omdat hernieuwbare energie veel minder geconcentreerd is dan fossiele brandstof. Je kan niet hetzelfde energieverbruik handhaven als je overstapt naar een veel minder compactere energiebron. Dan moet het samengaan met een verandering van levenswijze. Is dat een nieuw verhaal binnen de ecologische beweging? Als we het hebben over duurzaamheid, in de jaren ’70 had je echt nog een beweging waarin er wel over technologie werd gepraat, maar er werd vooral gepraat over een gedragswijziging. Dat is eind jaren ’90, begin 2000 overboord gegooid. Als al de groene politieke partijen daarin meegaan, van wie moet het dan nog komen? Het is gek dat de hele maatschappij, zowel de grote bedrijven als de banken en de overheid, iedereen gelooft in energie-efficiënte, puur technologische oplossingen. Terwijl efficiëntie niets oplevert. Hoe kan efficiëntie niet samengaan met minder verbruik? Het kan samengaan met minder verbruik, maar dan moet je tegelijk ook het totale energieverbruik beperken. De auto is een mooi voorbeeld. Automotoren worden altijd efficiënter, die vooruitgang is duidelijk. Maar als je kijkt, verbruiken de auto’s van vandaag minder dan die van dertig, vijftig of zelfs honderd jaar geleden? Ze verbruiken meer. Omdat die winst is omgezet in extra gewicht, meer snelheid en meer elektronica. In plaats van dat die auto zuiniger wordt, blijft het brandstofverbruik min of meer gelijk en worden ze sneller, comfortabeler en zwaarder. De SUV is een prachtig voorbeeld, dat is een product van energie-efficiënte. Zonder energie-efficiënte motoren kan niemand dat betalen. Een ander voorbeeld is het LCD scherm. Vroeger hadden we de beeldbuis, de klassieke televisie. Die was klein. Dan kregen we de LCD, als je kijkt qua vierkante centimeter schermoppervlak, dan verbruikt die minder dan de oude televisie. Het gevolg is geen zuinigere televisie, maar een grotere LCD. Maar er komt een moment waarom ze effectief energie besparen wanneer ze niet meer groter kunnen worden omdat ze niet meer in je woonkamer passen. Maar dan zie je die opeens overal opduiken. Bij McDonald’s zijn alle borden vervangen door gigantische schermen. En dat kan alleen maar omdat die dingen energie-efficiënt worden. Het is niet omdat één product efficiënter wordt of dat er minder energieverbruik is omdat er weer andere gevolgen zijn. Integendeel. 21 Je krijgt gigantische schermen op straat, in bars en stations. En zo blijf je het energieverbruik opdrijven in plaats van verlagen. Ondertussen blijft iedereen dat aanmoedigen. Het is natuurlijk ook de economie, het is goed voor de consument, die krijgt steeds meer waar voor zijn geld maar het heeft niets te maken met energie besparen. Om dat te bereiken moet je zeggen: we zetten een hogere prijs op energie, of een plafond op de energieproductie of een CO2-taks. Er zijn veel mogelijkheden, maar je moet een limiet inbouwen zodat de efficiëntie effectief wordt omgezet in energiebesparing en niet in iets anders. Enter low-tech Tot zover het probleem. Welk alternatief promoot jouw website Lowtech magazine? Wat is ‘low tech’ eigenlijk? Low-tech is een ander idee. Heel veel van de huidige oplossingen en voorstellen zijn heel duur. Warmte oppompen bijvoorbeeld. Dat is de oplossing voor de groene architecten, maar wie kan dat betalen? Zelfs in rijke landen als België en Nederland is dat een minderheid en op wereldniveau heeft het absoluut geen potentieel om iets te veranderen. Omdat misschien 0.1% van de wereldbevolking zich dat kan veroorloven. Alle aandacht gaat naar elektrische wagens, maar die auto kost meer dan een gewone auto, en je moet die batterij om de zoveel jaar vervangen. Het is technologie die altijd afhangt van exotische materialen en lange productieprocessen waar dikwijls veel energie in kruipt. Als je kijkt naar de brandstoftank van een gewone auto, dat is een metalen bak. De variant daarvan in een elektrische auto zijn batterijen van tweehonderd kilogram. Het ene produceren tegenover het andere is wel een groot verschil. Als die auto dan rijdt op groene elektriciteit heb je een groener operationeel verbruik en na veel jaren levert dat een besparing op. Het eerste probleem met de elektrische auto is dan al dat hij niet rijdt op windenergie, hij rijdt op de mix die we hebben. Dan is het voordeel al heel klein. Maar de auto zelf is geen oplossing, ze zijn gigantisch inefficiënt: 1500 kilo staal om een persoon van 100 kilo te verplaatsen. Als je naar een trein of een bus kijkt of een fiets of een hele kleine, lichte auto; dan heb je een veel efficiënter voertuig. De oplossingen die worden voorgesteld zijn heel duur en dat is op zich al voldoende argument op te zeggen dat het niet zal werken. Wat voor zin heeft het als één procent van de mensen het kan kopen. Met low-tech is het alternatief veel 22 goedkoper. Dus als we bij elektrisch transport blijven is er de trolleybus. De trolleybus heeft alle voordelen van elektrisch transport; je hebt een efficiëntere motor, het is stil en je hebt geen uitlaatgassen. Je hebt geen batterij nodig want een trolleybus krijgt elektriciteit van een bovenleiding. Dat werd vroeger ook met vrachtwagens gedaan. Het is ook veel goedkoper en veel sneller toe te passen dan een tramlijn, een metrolijn of een trein. Immers, je hebt geen rails nodig. Een ander voorbeeld is verwarming van het huis. Er zijn nulenergiewoningen met een warmtepomp die heel goed geïsoleerd zijn. Maar dat wil zeggen dat we alle huizen eerst moeten afbreken en dan terug opnieuw bouwen eer we daar een resultaat van zien. En die hele op- en afbouw kost ook weer energie. Als je bedenkt dat in België jaarlijks 50.000 huizen worden gebouwd, zijn we honderd jaar bezig en nog eens vijftig jaar om de investering terug te krijgen. Ik kijk naar iets heel anders: thermische onderkleding om je lichaam te isoleren in plaats van je huis. Dat is ten eerste spotgoedkoop. Ten tweede kan je dat van vandaag op morgen organiseren. Dat kun je ook met die trolleybussen. Daarnaast zijn het allemaal technologieën die eenvoudig zijn qua grondstoffen. Voor thermische onderkleding heb je schapenwol nodig. Voor de trolleybus heb je metaal nodig, geen exotische materialen uit China. Dan is er nog iets anders: heel veel van de high-tech oplossingen, die spiegelen ze ons altijd ergens in de toekomst voor. We begonnen met biobrandstof. De eerste generatie was niets want dan werd voedsel duur. Vervolgens gingen we naar de tweede generatie. Dat werkte ook niet goed want het kost veel energie. Straks komt de derde. Het is altijd: ‘het komt wel’. Terwijl low-tech oplossingen er al zijn, je hoeft nergens op te wachten. Zo is voor elk thema een low-tech oplossing te vinden. En die is altijd: a) veel goedkoper; b) voor heel de wereld toepasbaar; c) heel snel toe te passen; en d) ze bestaat al. Technologie voor het Zuiden Voor alles bestaat een low-tech oplossing die voor heel de wereld toepasbaar is? Laten we eens naar andere continenten kijken. Airconditioning is een interessante casus voor warmere landen. Het vormt een paradox: het moet koelen, maar geeft zelf hitte. Wat is hiervoor het alternatief? De elektrische ventilator. Daar bestaat veel onderzoek over. Tot 32 graden kan die afhankelijk van de luchtvochtigheid even goed koelen als de airco. Wat doet een airco? Stel dat je er hier één hebt, eer dat wij ons koel voelen moet heel het 23 volume aan lucht in de ruimte gekoeld worden. En dat kost natuurlijk enorm veel energie. Maar als je hier een ventilator zou zetten en je richt die op ons, dan worden wij lokaal gekoeld. En dan kom je aan een fractie van het energieverbruik van een airco. Er zijn nog veel meer oplossingen. Je hebt koelsystemen op basis van zonne-energie, warmtepompen, absorptiekoeling, maar dat is ingewikkelder. Natuurlijk is er ook de architectuur. De warmte gaat zo door glas. Als je een glazen toren in Mexico bouwt dan heb je Airco nodig. Zoals de auto heeft gezorgd voor de lintbebouwing hier en het uitspreiden van de bevolking; zo zorgt airco voor gebouwen die alleen nog maar airco gekoeld kunnen worden omdat een ventilator niets meer helpt. Ik ben er zeker van dat je traditionele architectuur kunt vinden die bestand is tegen elk klimaat. Ik woon in Spanje, nu worden daar ook moderne glazen torens neergezet, maar als je naar de traditionele woning kijkt, dat zijn woningen met massieve muren en mini ramen. Het is daar nooit te warm in de zomer en nooit te koud in de winter. De ventilator is interessant omdat die inderdaad reeds bestond maar toch is vervangen door airco. Waarom gebeurt dit? In de kern omdat er eigenlijk steeds meer en goedkopere voorraden fossiele brandstoffen beschikbaar kwamen. Hoe is bijvoorbeeld gasverwarming ontstaan? Gas werd gebruikt voor verlichting, maar dan zaten ze overdag met een overschot en zochten dan naar een nieuwe afzetmarkt. Niemand stond toen te roepen om centrale verwarming. De consument vroeg daar niet om. Dat is uitgevonden door energiemaatschappijen om hun markt uit te bereiden. De auto ook. Voor de auto er was had niemand behoefte aan een auto. De auto was duur, maar hoe is die zo massaal opgekomen? Omdat die in massa geproduceerd werd en de prijs laag genoeg was. En dan kopen mensen een auto en laten ze hun fiets staan. Kan dit, om bij de mondiale discussie te blijven, ook samengaan met een stijging in welvaartspeil en de menselijke conditie? Of moet het zuiden arm blijven? Als je nu op wereldniveau kijkt, dan zie je dat de helft niets heeft en de andere helft veel te veel. Dan is de vraag: moet die helft die niets heeft ook veel te veel hebben? Neen, dat gaat niet. Maar er is ergens een tussenweg. Waar degenen die veel te veel hebben minder krijgen. En degenen die niets hebben meer krijgen. Natuurlijk hebben mensen met weinig ook recht om ook energie te verbruiken. Maar niet tot op het niveau waar wij zitten, want wij kunnen dat 24 ook niet volhouden. Wij moeten zakken. Maar dat is een moeilijke boodschap. Hetzelfde geldt voor een land als België. Je hebt een bovenlaag die heel veel heeft en je hebt mensen die niets hebben. Mensen zijn zo rijk hier, ze beseffen waarschijnlijk niet dat België één van de rijkste landen ter wereld is. En één miljoen vluchtelingen kan er dan niet meer bij in Europa, dat is bizar. Dat is hetzelfde met het milieu. Als je het over België hebt, dan gaan we serieus moeten inbinden. En als je naar een land als Senegal kijkt, dan is het duidelijk dat daar het andere nodig is. Het kan beter verdeeld worden. En als de groene partij het niet meer zegt, dan zal ik zeggen dat we moeten inbinden. Technologie en maatschappij Onze economie steunt grotendeels op innovatie en hoge consumptie. Wat voor gevolgen heeft uw filosofie voor de arbeidsmarkt? Ik denk dat de enige oplossing is om de belasting verschuiven van arbeid naar energie. Energie is te goedkoop, arbeid is te duur. En wat krijg je dan, bedrijven vervangen mensen door machines waar ze maar kunnen. Dat is ook heel slecht voor het energieverbruik en andere milieuproblemen. Bijvoorbeeld, als deze opnameapparatuur hier voor ons kapot is, dan kun je het niet laten repareren omdat arbeid, en daarmee reparatie, te duur is. Maar grondstoffen zijn goedkoop, dus je koopt gewoon een nieuw ding. Dus in die zin gaat er veel meer werk zijn, veel nuttiger werk ook. In plaats van alles uit te besteden en het door Aziaten te laten maken in sweatshops, maken we het zelf. Ja, de dingen zullen duurder zijn. Ik verdien weinig geld, maar als ik iets koop wat ik echt nodig heb, koop ik dure dingen met veel kwaliteit. Ik wil iets maar één keer moeten kopen. Mensen kopen heel de tijd rommel. Dat is eigenlijk een hobby geworden van veel mensen, op zaterdag gaan ze shoppen en negentig procent van wat ze kopen is rommel. Rond veel jobs hangt eigenlijk een heel circus van dingen maken die niemand nodig heeft, dingen kopen om weg te gooien. Mensen zouden gelukkiger zijn als ze in plaats van domme jobs die je hoofd kapot maken, zelf iets zouden kunnen maken. Als je bijvoorbeeld zelf meubels maakt of zelf glas blaast. Qua werkgelegenheid zie ik absoluut geen probleem, omdat de mens terug opnieuw geherwaardeerd word als iemand die dingen maakt. 25 Gaat uw filosofie vooral over een slimme lifestyle aanhouden of gaat het ook over beleid? Moet de verandering van onderaf of van bovenaf komen? Ik denk dat het allebei even belangrijk is. Het moet van onderaf komen, in de zin dat mensen het voorbeeld moeten geven om te tonen dat het kan. Ik probeer niet met de vinger te wijzen, maar ik wil het goede voorbeeld geven. Mijn vrienden nemen het vliegtuig, maar ik vlieg consequent niet. Mensen vinden dat raar, maar sommige willen het ook eens proberen. Maar het kan niet alleen van onderuit komen, want er komt een moment dat je op grenzen botst. Bijvoorbeeld, ik zou er geen probleem mee hebben om heel mijn leven lang op dezelfde computer te tikken, maar dat gaat niet. Na zeven of acht jaar zegt Microsoft Windows XP wordt niet meer ondersteund. En dan sta je daar. Of er zijn geen reserveonderdelen meer voor bepaalde machines, dan kun je wel willen maar het gaat gewoon niet meer. Een ander probleem is de kostprijs. Ik rijd consequent met de trein, maar betaal wel twee of drie keer zoveel om naar België te komen als iemand die het vliegtuig neemt. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die de hele trip van Barcelona naar Antwerpen maakt met de trein. Dus daar heeft de politiek een grote verantwoordelijkheid. Je ziet dat vliegtuigen enorm worden bevoordeeld met belasting en btw, terwijl treinen veel minder worden voorgetrokken. Dan krijg je scheefgegroeide situaties. Politiek is minstens even belangrijk, al zal de politiek zich natuurlijk pas bewust worden van de noodzaak tot verandering als mensen hier echt om vragen. Maar je kan niet alles zelf oplossen, je krijgt een zekere structuur in de maatschappij die je niet zomaar kan negeren. Drie praktische voorbeelden Het Potentieel gaat over de dialoog tussen theorie en praktijk. Kun je drie concrete en praktische voorbeelden geven van wat onze lezers anders kunnen doen? Ten eerste: investeer in thermisch ondergoed. Waarom? Verwarming in onze streek kost heel veel energie, samen met transport zit je aan de helft van het energieverbruik. Met verwarming kun je al heel veel bereiken met heel weinig moeite en geld. Vroeger was wollen onderkleding heel onsexy qua vorm, maar ondertussen zijn er door de sportindustrie heel knappe dingen gemaakt. Veel zachter, modieuzer. Dan zet je al snel de verwarming vier of vijf graden lager. 26 Ten tweede: gooi die smartphone weg. Vervang die door een gewone GSM waarmee je kan bellen en tekstberichten versturen. Met een normale mobiele telefoon vergeleken verbruikt de smartphone zeer veel. Maar vaak vergelijken ze de smartphone met de laptop. Als je het op die manier bekijkt dan verbruikt de smartphone weldegelijk minder. Het probleem is echter dat je door die smartphone veel meer online bent. Mensen zijn online van de seconde dat ze wakker worden, ze communiceren met elkaar via een scherm en vergeten de mensen rondom zich. Als je in een café zit te praten, dan halen mensen Wikipedia aan in discussies. Mensen beseffen niet dat wanneer ze iets opzoeken, dat ze 100 gram steenkool verbranden. Een mobiel internetnetwerk is enorm energieintensief vergeleken met Wifi of kabel. Het kost heel veel energie om hier een connectie te maken. Daar staan mensen helemaal niet bij stil. Dus gooi die smartphone weg en gebruik het internet op bepaalde momenten. Dus we zitten in ons thermisch ondergoed met een gewone telefoon en een laptop. Nummer drie is de auto. Ik kan duizenden andere voorbeelden geven, maar als je het over voorbeelden hebt die echt een grote hap uit het energieverbruik nemen, dan moet je de auto laten staan. En vakantie. Mensen zeggen van ‘ik moet er tussenuit’ en gaan naar de andere kant van de wereld. En daar gaan ze dan op het strand liggen en misschien een kerk bezoeken. Maar thuis bezoeken ze nooit een kerk. Terwijl er in Europa zoveel te zien is. In Sicilië, Spanje of Kroatië, dat helemaal niet ver is. De eerste twee zaken zijn varianten op wat we al hadden, maar met mobiliteit raak je aan één van de grote verwezenlijkingen van de moderne tijd. Je moet de keuze laten aan mensen. Stel dat wij een maximaal energiebudget hebben. En jij zegt: Ok, ik wil naar Mexico voor minstens een half jaar. Prima, maar dan ga je wel thermisch ondergoed moeten dragen, en kan je geen smartphone hebben en dergelijke. Of ik zeg, ik wil niet naar Mexico, maar dan mag ik wel iets anders doen. Dat is heel belangrijk. Je moet de keuzes vrijlaten. Je mag het vliegen niet verbieden, maar vliegtickets moeten wel duurder worden. Het democratische of socialistische idee dat alles voor iedereen beschikbaar moet zijn is mooi, maar het is niet realistisch want je kunt het niet volhouden. Ik denk meer aan een soort rantsoenering. Met een belasting op energie gaat dat alles veel duurder worden. Maar je kan nog altijd zeggen, dit is wat ik echt wil. 27 Speldenprik 1 TIJD VOOR GEGROND CYNISME Jos Hoevenaars Het overgrote deel van het bestaan van onze soort brachten wij door in kleine, hechte groepen die met het gebruik van primitief gereedschap en voor veel arbeid een bestaan bij elkaar verzamelden en leefden van wat de directe omgeving te bieden had. De grootste bedreigingen voor onze soortgenoten bestond dan ook uit een gebrek aan voedselbronnen, waarvoor migratie veelal de oplossing vormde. En in het geval van competitie met andere groepen mensen 1 resulteerde dat in strijd op kleine schaal. Tot aan de agrarische revolutie was dit de status quo, en de menssoorten leefden in, zij het meedogenloze, harmonie met de natuur waar zij onderdeel van waren. Dit is echter niet meer de wereld waarin onze soort leeft. De agrarische revolutie van zo’n 10.000 jaar geleden luidde het begin in van een 1000-voudige en exponentiële vermenigvuldiging van de bevolking en de meer recente industriële revolutie bracht een ongeëvenaarde productieve, en met technologische ontwikkelingen, destructieve macht met zich mee. Waar onze voorouders met hun beperkte technologie slechts de paar hectare waar zij van leefden naar hun hand zetten, is de mens vandaag de dag verantwoordelijk voor de 6e globale massa-extinctie sinds het ontstaan van het leven op aarde. With great power comes great responsibility! Echter, evolutionaire druk heeft onze soort nooit voorzien van het psychologisch vermogen om te gaan met de problemen die deze nieuwe macht met zich mee brengt. Onze huidige politieke en economische systemen verergeren dit bovendien. Industrialisatie en mechanisatie hebben ons in staat gesteld om natuurlijke hulpbronnen zó efficiënt te benutten dat we inmiddels zo’n twee derde van de belangrijkste ecosystemen tot hun uiterste grenzen belasten. Het feit dat de destructieve gevolgen van ons handelen niet meer direct voelbaar zijn en ons onvermogen om de reële werking van de exponentiële functie te bevatten in combinatie met het geglobaliseerde prisoner’s dilemma dat effectieve oplossingen tegenwerkt, maken dat optimisme een luxe is die we ons niet kunnen permitteren. 1 Of andere menssoorten, neanderthalers zijn pas zo’n 40,000 jaar geleden uitgestorven. Naar alle waarschijnlijkheid omdat zij de competitie met onze soort verloren. 28 OP DE VLUCHT VOOR HET KLIMAAT René Perey René Perey (1985) is jurist. Hij studeerde Nederlands Privaatrecht en Internationaal & Europees recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij is de oprichter van Climate Refuge, een start-up denktank op het gebied van klimaatverandering en migratie. Middels Climate Refuge wil hij het debat op gang brengen wat betreft dit onderwerp. Daarnaast werkt hij als freelance onderzoeker vanuit Vancouver, Canada. Voor meer informatie: www.climaterefuge.org Inleiding Het onderwerp van dit artikel betreft de relatie tussen klimaatverandering en migratie. Als gevolg van veranderingen in het klimaat zullen mensen ontheemd raken. Deze mensen zullen opgevangen en gehuisvest moeten worden. Het is berekend dat elk jaar 300.000 mensen overlijden aan de gevolgen van klimaatverandering, vier miljard mensen lopen op één of andere manier risico en 500 miljoen mensen op aarde een extreem risico.1 Door klimaatverandering zullen landen wereldwijd te maken krijgen met steeds krachtigere orkanen en overstromingen.2 Klimaatverandering brengt als gevolg hiervan een nieuw soort vluchteling met zich mee: de klimaatvluchteling. Men zou denken dat de hiervoor genoemde aantallen voldoende zouden moeten zijn om wereldleiders te doen beseffen dat het tijd wordt om dit probleem op een internationaal niveau bespreekbaar te maken. Niets is echter minder waar. Hoewel het klimaat en klimaatverandering rond de jaarwisseling populaire termen waren door de succesvolle internationale conferentie (COP21), gehouden te Parijs, stond het onderwerp klimaat en migratie echter niet op de agenda. Laurent Fabius, de voormalig Franse Minister van Buitenlandse Zaken en voorzitter van COP21 heeft het slechts zijdelings een keer genoemd. Er werd weinig ruchtbaarheid aan gegeven. Euforie was er omdat wereldleiders het eens waren geworden over een ambitieus doel om de aarde niet met meer dan 1.5 °C op te laten warmen, in plaats van de eerder besloten 2 °C.3 29 De klimaatvluchteling Hoewel de term klimaatvluchteling juridisch onjuist is (wie zich een vluchteling mag noemen wordt namelijk bepaald door het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 en klimaatverandering is niet als grond erkend in dit verdrag) dekt de term deze lading wel. Mensen zijn op de vlucht voor de gevolgen van klimaatverandering. Dit kan zowel binnen de landsgrenzen zijn (men wordt dan een ‘internally displaced person genoemd’) of grensoverschrijdend. De term ‘klimaatvluchteling’ werd gebruikt in de zaak van Ioane Teitiota tegen de staat Nieuw Zeeland. 4 Ioane Teitiota woonde sinds 2007 in Nieuw Zeeland, hij verbleef daar rechtmatig op grond van een werkvisum. Door enkele onfortuinlijke gebeurtenissen was het niet meer mogelijk dit visum te verlengen. Ioane Teitiota probeerde dit bij de rechter aan te vechten. De advocaat van de heer Teitiota betoogde dat Ioane en zijn vrouw in Nieuw Zeeland moesten blijven omdat zij slachtoffers zijn van klimaatverandering. Zij konden niet meer terug naar huis, door de dreiging van een stijgende zeespiegel. Kiribati, hun thuisland, staat op het punt verzwolgen te worden door de zee als gevolg van klimaatverandering. Gevolgen waar rijke, geïndustrialiseerde landen zoals Nieuw Zeeland schuldig aan zijn. Hierom moest Nieuw Zeeland Ioane en zijn vrouw in Nieuw Zeeland laten blijven, zo luidde de redenering van de advocaat. Uiteindelijk is deze zaak beslecht door het Hooggerechtshof van Nieuw Zeeland, het Hof oordeelde dat ‘klimaatverandering’ geen grond is zoals genoemd in het VN Vluchtelingenverdrag van 1951, waar Nieuw Zeeland partij bij is. Het is volgens het Hof niet aan de rechter om nieuwe verdragsgronden te interpreteren, maar aan de wetgever om deze toe te voegen. Wat deze zaak interessant maakt, is dat het een lacune blootlegt in internationale regelgeving. Er is op dit moment geen duidelijk juridisch kader voor ontheemden als gevolg van veranderingen in het klimaat. Dat er iets geregeld moet worden is duidelijk, zeker wanneer we kijken naar de eerder genoemde cijfers. Per land zullen de gevolgen van klimaatveranderingen anders worden gevoeld. Waar de landen in de Stille Oceaan en de Indische Oceaan te maken zullen krijgen met hevigere stormen en overstromingen, zullen landen in Afrika voornamelijk te maken krijgen met droogte. Dit risico is het grootst voor subSahara Afrika. Deze risico’s worden jaarlijks in kaart gebracht in het World Risk Report, een index van landen die het meest vatbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, onlangs kwam het World Risk Report 2015 uit.5 Hierbij wordt ook duidelijk dat het verschil in welvaart een grote bijdrage levert aan de ernst van het risico waaraan de plaatselijke bevolking wordt blootgesteld. 30 Nederland heeft eenzelfde blootstelling als Bangladesh wat betreft risico, echter scoort een welvarend land als Nederland aanmerkelijk beter wanneer het de afwending van het risico betreft.6 Eilanden zoals Vanuatu, Tonga en de Solomoneilanden zijn bijzonder kwetsbaar voor de stijging van de zeespiegel, als gevolg van het opwarmen van de aarde. Het eiland Vanuatu staat dan ook op de eerste plaats van de lijst van meest kwetsbaarste landen. Vanuatu heeft een populatie van ruim 260.000 inwoners, waarvan het risico voor een ramp wordt geschat op 26.72% van de bevolking, dit betekent dat jaarlijks ongeveer 95.000 mensen op Vanuatu blootgesteld worden aan het risico van een natuurlijke ramp.7 Hoewel deze landen de gevolgen van klimaatverandering ondervinden is het wrange dat zij niet schuldig zijn aan het ontstaan ervan noch in staat om iets aan de oorzaken te doen. De bijdrage van deze landen aan de globale wereldeconomie is verwaarloosbaar. Een vergelijking tussen de huidige vluchtelingencrises en de lessen voor de toekomst Het vluchtelingen onderwerp is op dit moment zeer actueel. Nog nooit waren er wereldwijd zoveel mensen op de vlucht als nu.8 De oorlog in Syrië woedt al ruim vijf jaar en vluchtelingenkampen in Libanon, Jordanië en Turkije barsten uit hun voegen. Veel vluchtelingen proberen de gevaarlijke tocht naar Europa te ondernemen, op zoek naar een beter bestaan. Hoewel de crisis nog lang niet is opgelost, kunnen al wel lessen getrokken worden: de internationale gemeenschap is niet voorbereid op een crisis van deze omvang. De crisis legt enkele pijnlijke punten bloot: het gebrek van een langetermijnvisie bij politici en de grote verschillen in solidariteit binnen de EU lidstaten. De huidige Europese politiek is er één van pappen en nat houden. De Europese Unie is meer gaan patrouilleren op de Middellandse Zee, verder hebben sommige Lidstaten de grenzen dichtgegooid9 en zijn andere Lidstaten hogere hekken10 aan het bouwen. Al deze oplossingen zijn gericht op de korte termijn en bieden geen fundament voor een structurele duurzame oplossing van de crisis. Daarnaast legt de crisis het gebrek aan solidariteit bloot. Bijna alle Lidstaten vinden dat Griekenland en Italië geholpen moeten worden bij de bescherming van de gemeenschappelijke buitengrens van de EU, maar wanneer Lidstaten over de brug moeten komen met middelen gebeurt dit nauwelijks. Wanneer een link gelegd wordt met klimaatverandering, is het nu al duidelijk dat er meer mensen op de vlucht 31 zullen raken voor de gevolgen van klimaatverandering. En de geprojecteerde aantallen liggen vele malen hoger dan de huidige vluchtelingenaantallen. Oplossingen Er zal hoe dan ook een beter internationaal juridisch kader gecreëerd moeten worden wat de opvang, bescherming en huisvesting van klimaatvluchtelingen moet regelen. Het toevoegen van klimaatverandering als grond voor het verkrijgen van een vluchtelingenstatus is geen populaire optie en politiek onhaalbaar, te weinig landen zouden zich willen inzetten voor deze toevoeging. Waar sommige landen de gevolgen van klimaatverandering aan den lijve ondervinden, zijn er nog steeds genoeg politici te vinden die betwijfelen of klimaatverandering echt bestaat. Hierdoor wordt de oplossing van klimaatverandering door toevoeging aan het VN Vluchtelingenverdrag praktisch onhaalbaar. Hoewel de UNHCR zelf in 2009 al het onderwerp migratie als gevolg van klimaatverandering heeft aangekaart, is ook deze organisatie geen voorstander van uitbreiding van het VN Vluchtelingenverdrag.11 Hierdoor is de uitbreiding van de verdragsgronden geen voor de hand liggende oplossing. Bilaterale en regionale afspraken Wat echter wel een voor de hand liggende oplossing is, zijn bilaterale en regionale overeenkomsten tussen landen. Het is immers makkelijker om vijf landen om de tafel te krijgen dan 193. Daarnaast kunnen regio’s meer voor elkaar betekenen in termen van cultuur en het voorkomen van destabilisatie. Doorgaans hebben buurlanden, of landen in dezelfde regio eenzelfde geschiedenis doorgemaakt, waardoor cultuurverschillen makkelijker te zijn overbruggen in een onderhandeling. Daarnaast kunnen regionale overeenkomsten helpen voorkomen dat regio’s destabiliseren. Omdat als gevolg van klimaatverandering mensen ontheemd zullen raken, zullen zij óf binnen het land zelf blijven óf de grens oversteken. Een parallel kan getrokken worden met de huidige crisis in Syrië. Door het Syrische conflict zijn grote aantallen mensen op de vlucht geslagen naar omringende landen, zoals Jordanië en Libanon. Het is immers niet veilig in Syrië. Het is van cruciaal belang dat de stabiliteit in deze landen gehandhaafd blijft, ondanks de grote aantallen vluchtelingen. Wanneer ook deze landen destabiliseren heeft dat enorme consequenties voor de gehele 32 regio en daarbij de aangrenzende regio: Europa. Door regionale afspraken te maken en onderlinge verantwoordelijkheden jegens landen te verdelen kunnen landen beter samen optrekken en worden zij weerbaarder tegen de gevolgen van klimaatverandering. Regelmatig wordt in diverse media genoemd dat het conflict in Syrië (mede) ontstaan is door veranderingen in het klimaat. In een onderzoek gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences USA,12 kwam dit naar voren. Laat ik voorop stellen dat deze stelling zeer controversieel is. Voor elke onderzoeker die de stelling ondersteunt, zijn er evenzoveel die de stelling afwijzen. Voor een goede afwijzing van deze stelling wil ik u verwijzen naar een artikel in The Guardian door Jan Selby en Mike Hulme, zij weerleggen de aanname dat het conflict in Syrië is veroorzaakt door klimaatverandering.13 De schrijvers argumenteren dat het onderzoek niet specifiek op Syrië is gericht en ook niet gebaseerd was op de relatie tussen droogte en het conflict. De regio die onderzocht werd strekt zich uit van Saoedi-Arabië tot Zuid-Rusland, waardoor data niet gespecificeerd zijn. Daarnaast werd in het onderzoek vermeld dat mensen vanuit het platteland naar de stad trokken als gevolg van de droogte. De onderzoekers gingen uit van 1.5 miljoen mensen, terwijl de Syrische overheid, de Verenigde Naties en andere bronnen uitgaan van 250.000 mensen, een enorm verschil tussen beide getallen. Voorts beargumenteren de schrijvers dat deze trek naar de stad ook het gevolg kon zijn van economische groei, als gevolg van toenmalige liberalisering van de Syrische economie. De stad wordt per definitie dan aanlokkelijker, omdat er meer werk is en meer kansen zijn. Eenzelfde redenering, waarbij de oorzaak van een conflict werd verweten aan klimaatverandering, werd toegepast in het conflict in Darfoer, Sudan. De Secretaris Generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki Moon, benoemde in 2007 dit conflict als het eerste conflict wat veroorzaakt is door klimaatverandering.14 Ook hier zou droogte een rol hebben gespeeld in wat leidde tot een grootschalig conflict en waardoor ook massa’s mensen op de vlucht sloegen. Zelf ben ik van mening dat het onderwerp klimaatverandering al voldoende wetenschappelijke onderbouwd is en het daardoor onwenselijk wordt om klimaatverandering (nog) verder te politiseren. Disaster Risk Reduction Ter aanvulling is er nog een andere oplossing en dat is het weerbaarder maken van samenlevingen zelf. Niet ieder risico op een natuurverschijnsel hoeft een 33 ramp te worden. Risico’s worden rampen wanneer samenlevingen niet zijn voorbereid op wat hen te wachten staat. De technische term hiervoor betreft Disaster Risk Reduction. Toen de aardbeving van 2011 Japan raakte, creëerde dit een reactie van rampen, de aardbeving sloeg in, deze veroorzaakte een tsunami, uiteindelijk gevolgd door de nucleaire ramp in Fukushima. Door deze ramp zijn toen 150.000 mensen ontheemd geraakt. 15 Als reactie daarop is het Sendai Framework for Disaster Risk Reduction gecreëerd, een niet-bindende internationale overeenkomst, waar doelen worden gesteld en prioriteiten zijn bepaald op het gebied van preventie van rampen. Nationale overheden vervullen hierin een primaire rol, samen met andere stakeholders, zoals lokale overheden, het maatschappelijk middenveld, een bundeling van Ngo’s, belangengroepen en het bedrijfsleven. Ondanks dat het Sendai Framework niet bindend is, brengt het landen samen die elkaar op een andere manier wellicht minder snel hadden gevonden. Landen zoals Japan en Nederland, lopen grote risico’s wanneer het aankomt op kwetsbaarheid voor natuurlijke rampen, echter deze risico’s blijven risico’s en worden niet vaak rampen. Landen met vergelijkbare risico’s kunnen hierdoor gezamenlijk optrekken. Wanneer enerzijds bilaterale, dan wel regionale overeenkomsten als leidraad worden genomen om daadwerkelijk bindende afspraken te maken over de opvang en huisvesting van vluchtelingen wanneer zij ontheemd raken als gevolg van klimaatverandering en anderzijds de uitgangspunten van het Sendai Framework for Disaster Reduction in acht worden genomen door landen op een internationaal niveau, wordt er een redelijk bestendige langetermijnvisie op het gebied van klimaatverandering en migratie gecreëerd. Landen in de Stille en Indische Oceaan hebben op deze manier een oplossing voor een probleem waarvan zij alleen de consequenties van ondervinden, maar niet gecreëerd hebben en overige landen ontwikkelen handvatten om zich weerbaarder te maken tegen een veranderend klimaat. Voor zowel de individuele ‘klimaatvluchteling’ als de internationale gemeenschap is dit goed nieuws. Annan, K. et al (2009) ‘The Anatomy of a Silent Crisis’. http://www.ghf-ge.org/human-impact-report.pdf 2 De Lange, E. & Homolova, A (2015) ‘De kracht van een orkaan’. https://www.oneworld.nl/filippijnen 3 Phillips, S (2015), ‘Paris climate deal: How a 1.5 degree target overcame the odds at COP21’. 1 34 http://www.abc.net.au/news/2015-12-13/how-the-1-5-degree-target-overcame-the-odds-inparis/7024006 4 NZ Supreme Court (2015), Ioane Teitiota vs The Chief Executive of the Ministry of Business, Innovation and Employment. https://www.courtsofnz.govt.nz/cases/ioane-teitiotoa-v-the-chief-executive-of-the-ministryof-business-innovation-and-employment/at_download/fileDecision 5 http://www.worldriskreport.org/ 6 Holder, J. (2016) ‘Where is the riskiest place to live?’ http://www.theguardian.com/global-development/datablog/2016/apr/25/where-is-theriskiest-place-to-live-floods-storms 7 Holder, J. (2016) 8 Ragan, H. (2015) ‘There have never been more displaced people across the world than now’. http://time.com/3927920/united-nations-refugees-report-world-at-war-forced-displacementsyria-afghanistan/ 9 Vis, C. (2016) ‘Oostenrijkse minister: sluit meer Europese grenzen’. http://www.nrc.nl/nieuws/2016/03/13/oostenrijkse-minister-meer-europese-grenzenmoeten-dicht 10 Nu.nl (2015) ‘Hongarije gaat hoog hek tegen vluchtelingen neerzetten’. http://www.nu.nl/buitenland/4070313/hongarije-gaat-hoog-hek-vluchtelingenneerzetten.html 11 Gemenne, F, et al. (2011) ‘Policy Options to Support Climate-Induced Migration in Asia and the Pacific’. http://www.network-migration.org/rethinking-migration-2011/2/papers/Gemenne.pdf 12 Kelley, C, et al. (2014) ‘Climate change in the Fertile Crescent and implications of the recent Syrian drought’. http://www.pnas.org/content/112/11/3241 13 Selby, J, et al. (2015) ‘Is climate change really to blame for Syria’s civil war?’. http://www.theguardian.com/commentisfree/2015/nov/29/climate-change-syria-civil-warprince-charles 14 Ki Moon, B. (2007) ‘A Climate Culprit in Darfur’. http://www.washingtonpost.com/wpdyn/content/article/2007/06/15/AR2007061501857.html 15 Kageyama, Y. (2016) ‘Nuclear refugees tell of distrust, pressure to return to Fukushima’. http://www.japantimes.co.jp/news/2016/03/11/national/nuclear-refugees-tell-distrustpressure-return-fukushima/#.Vzc2nhXhDR0 35 EERLIJK AARDE-AANDEEL EN EEN LEVEN VOL CAMPAGNES Interview met Jan Juffermans Door Rutger Henneman Van 1978 tot 2010 was Jan Juffermans hoofdredacteur/uitgever en later beleidsmedewerker mondiale duurzaamheid bij De Kleine Aarde in Boxtel. Hij introduceerde in Nederland het model van de mondiale Ecologische Voetafdruk. Momenteel is Juffermans lid van het Platform Duurzame en Solidaire Economie, de Werkgroep Voetafdruk Nederland en Transition Town Boxtel. Hij werkt mee aan de campagne ‘De Grote Transitie’ en de Fossil-Free-beweging, en startte de actie ‘Aarde met hoofdletter’. Zie voor meer informatie www.janjuffermans.nl, www.degrotetransitie.nl en www.voetafdruk.eu Inleiding Je doet veel, waar ben je nu vooral mee bezig? Ten eerste met de Werkgroep Voetafdruk Nederland. We hebben bijvoorbeeld pas besloten de plannen CapGlobalCarbon uit Ierland en Carbon Fee and Dividend van James Hansen te steunen en meer bekendheid te geven. Het is een landelijke werkgroep die al bestond toen ik nog bij De Kleine Aarde werkte. Daarnaast ben ik actief voor het Platform Duurzame en Solidaire Economie. Die bestaat sinds 2006. Met het platform hebben we een nieuwe campagne gestart: De Grote Transitie. Regelmatig geef ik lezingen en presentaties over de Mondiale Voetafdruk en het belang van een dashboard met meer indicatoren voor het meten van echte welvaart. Lokaal ben ik actief bij Transition Town Boxtel. We hebben ook een Eetbaar Boxtel-groep opgericht. Daarnaast ben ik sinds een paar jaar actief in de ‘Fossil-Free’-beweging en voor de Energie Coöperatie Boxtel. 36 Hoe is dat actieve leven bij jou begonnen? Ik zat in een vrienden-discussiegroep toen in 1972 het rapport van de Club van Rome uitkwam: ‘Grenzen aan de Groei’. We hebben dat gelezen en ik was onder de indruk. Heel kort daarna kwam er een berichtje in de Volkskrant dat De Kleine Aarde in Boxtel ging starten. Dat leek voor mij een logisch vervolg. Ik dacht: ‘Dat moet nu inderdaad gaan gebeuren!’ Dus ik ben gelijk donateur geworden. Maar ik had met mijn vrouw toen ook een reis naar India gepland, over land. Onderweg zou ik ook wat klanten bezoeken voor de uitgever waar ik bij werkte in Leiden. Wij hadden thuis en met vrienden al wel eens een vegetarische maaltijd geprobeerd, maar in India is het normaal dat elk restaurant ook vegetarische gerechten aanbiedt. Het vegetarische eten in India was zo lekker! Wij kwamen terug in Nederland als halve vegetariërs, toen ik een artikel in de krant las van professor René Dumont die iets opmerkelijks had gezegd. Hij vond dat rijke blanken schandaliger kannibalen zijn dan de echte. Hij had het natuurlijk over de enorme verspilling van voedsel door de vleesconsumptie. Voor elke kilo vlees is ongeveer 8 kilo veevoer nodig. In feite eten wij het voedsel weg van de armen. Dat was een eye-opener voor mij en ik ben toen een campagne begonnen: ‘Mínder vlees mevrouw! - u weet hopelijk al waarom’. Hier schreef ik in 1976 een artikel over in het tijdschrift van De Kleine Aarde. Eind 1977, kwam er een advertentie in de Volkskrant dat De Kleine Aarde een hoofdredacteur/uitgever zocht. Dat was helemaal op mijn lijf geschreven. Ik werd gelijk aangenomen en we verhuisden van Valkenburg aan de Rijn naar Boxtel. Het was een leuke periode. Er gebeurde veel. De Kleine Aarde was vooral een grote openlucht-tentoonstelling. Wij lieten zien wat er allemaal mogelijk was met biologische landbouw, ecologische voeding, met wind-energie, zonneenergie en ook met duurzaam bouwen. Ik heb er eerst een jaar of zes als uitgever gewerkt. Daarna ben ik medewerker mondiale duurzaamheid geworden en deed ik ook de internationale contacten. Eind 2010 stopte de stichting De Kleine Aarde. Er heerst een misverstand dat De Kleine Aarde failliet zou zijn gegaan. Dat is gelukkig niet zo. Het is allemaal keurig afgerond, met name door de laatste directeur Martijn Messing. Daarna werd het project overgenomen door Tom Bade van Triple E. Die ging echter al na een jaar failliet. Maar er is nu weer een nieuwe impuls. Het blijft een duurzaamheidscentrum met betrokkenheid van bijvoorbeeld diverse onderwijsinstellingen en lokale groepen. Er werken al veel mensen in de twee hoofdgebouwen. De stichting Het 37 Bewaarde Land biedt een natuurprogramma aan van drie dagen voor de basisscholen. De stichting Waardekaart ging ook door op hetzelfde terrein. Ze zijn beiden uit De Kleine Aarde voortgekomen en zijn met goede plannen bezig. De Grote Transitie Vertel eens iets over je huidige activiteiten. Met het Platform Duurzame en Solidaire Economie zijn jullie een nieuwe campagne begonnen. Wat houdt die campagne precies in? ‘De Grote Transitie’ heet de campagne. Er zijn steeds meer mooie initiatieven in Nederland en elders. De één is bezig met een basisinkomen, de ander met het geldcreatie-probleem. En weer andere groepen richten zich op een lokale circulaire economie. Met het Platform Duurzame en Solidaire Economie proberen we de samenhang te laten zien van die ontwikkelingen. Er moet voor een andere economie veel meer gebeuren dan één ding. Er is een heel ecologisch en sociaal pakket aan hervormingen nodig. De campagne De Grote Transitie wil dat hele pakket onder de aandacht brengen. Wij presenteerden daarom tien belangrijke aspecten die binnen de economie moeten veranderen. 1. Beperk verschillen in koopkracht en vermogen. Ongelijkheid is slecht voor onze democratie, economie en het milieu. 2. Zet in op een 24-urige werkweek en onderzoek de mogelijkheid van een basisinkomen. 3. Investeer als overheid de komende vijftien jaar op grote schaal in een circulaire, regionale economie. 4. Verschuif de belasting op arbeid naar belasting op schaarse hulpbronnen en schadelijke emissies. 5. Gebruik een dashboard met indicatoren die onze welvaart goed meten en stop met de eenzijdige focus op groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). 6. Investeer in de noodzakelijke energietransitie en schakel binnen twintig jaar over naar 100% hernieuwbare energie. 7. Stop de omgekeerde ontwikkelingshulp en sluit het belastingparadijs Nederland. 8. Plaats geldcreatie onder publiek bestuur en breng het schuld- en rentevrij in omloop. 38 9. Formuleer eisen voor een duurzaam, solidair én democratisch Europa. Schep zo draagvlak voor verdergaande samenwerking. 10. Vernieuw het economieonderwijs: breng de echte wereld terug in de modellen, theorieën en klaslokalen. Ik heb voor punt vijf de toelichting geschreven. Jan Terlouw werd onze ambassadeur voor dat punt. We moeten stoppen de welvaart te meten met het BBP, dus aan de hand van geldgroei. We moeten een ‘dashboard’ gaan gebruiken met meer indicatoren om welvaart en welzijn beter te meten, waaronder de Mondiale Voetafdruk. Wat gaan jullie precies doen met die tien punten? Daar hebben we nog regelmatig vergaderingen over. Voor punt vijf wilden we bijvoorbeeld een hoorzitting houden in de Tweede Kamer. Maar onverwacht is eind 2015 de tijdelijke Commissie Breed Welvaartsbegrip van de Tweede Kamer ingesteld! Onze stukken gingen daar naar toe, en een delegatie van ons Platform werd uitgenodigd voor een goed gesprek en nadere toelichting. Intussen ligt er een voorstel in de goede richting voor de Tweede Kamer met het rapport ‘Welvaart in kaart’. Voor andere punten gaan we nog debatten organiseren. Voor de punten 3, 6 en 8 zijn ze al gehouden. En voor punt 10 komt er een manifestatie, samen met studenten. Met de ambassadeurs voor alle punten – zoals Jan Terlouw - zijn filmpjes opgenomen met duidelijke stellingnames.1 Gaat het ook een lokale kant op? Wordt het bijvoorbeeld opgenomen door lokale platforms voor een duurzame en solidaire economie? Ja zeker, dat willen we graag stimuleren. In oktober 2014 vond er bijvoorbeeld al een provinciale conferentie plaats in Utrecht. Eind 2015 waren we actief in Uden, en dit jaar o.a. in Boxtel, Den Haag en Groningen. In Eindhoven worden nu plannen ontwikkeld. Wij kunnen dat echter niet zelf organiseren. Binnen lokale groepen, zoals een Transition Town-groep, kan je al die punten makkelijk oppakken. 39 400.000 Doden per jaar door Klimaatverandering Wat is voor jou de rode draad in al jouw projecten? Dat zijn vooral het verdelingsvraagstuk en de kwaliteit van de Aarde voor volgende generaties. Het klimaatvraagstuk moet zo snel mogelijk aangepakt worden. En één van de belangrijkste oplossingen voor de verdeling is een Eerlijk Aarde-Aandeel (Fair Earth Share). Iedereen zou moeten weten dat er nu al 400.000 mensen per jaar dood gaan vanwege de klimaatverandering! Dit blijkt uit de Climate Vulnerability Monitor2, het derde rapport op rij waarin men spreekt over de honderdduizenden ‘klimaatdoden’ of ‘climate deaths’. In zijn introductie op het eerste rapport ‘The Anatomy of a Silent Crisis’ (2009), vroeg Kofi Annan er al aandacht voor. Hierin gaat hij goed in op het belang van het monitoren van de klimaatslachtoffers3. Bedenk bijvoorbeeld dat dit nog alleen maar gaat over het aantal doden. Ik zou ook wel eens willen weten hoeveel mensen er grote schade ondervinden door klimaatverandering of ernstig ziek of zwaar gewond zijn geraakt. Dat wordt niet ingeschat in het rapport, maar dat aantal is vaak vele malen groter. In Nederland overlijdt een bepaald aantal mensen door verkeersongelukken. Maar met een grote factor vallen er nog veel meer gewonden. En dan heb je het nog niet eens over de sociale ellende en marginalisatie van mensen die door klimaatverandering in armoede moeten leven en op de vlucht zijn geslagen. Overigens, in de laatste Monitor is voor het eerst ook gepubliceerd hoeveel doden er vallen door het mondiale gebruik van fossiele energie, dus gas, olie en kolen: 4,9 miljoen per jaar! Dit getal is inclusief de 400.000 klimaatdoden, de talloze mijnongelukken maar ook de zeer vele fijnstof-slachtoffers. We kunnen deze ongekende cijfers niet vaak genoeg noemen. Die getallen moeten iedereen toch wakker schudden! Het is een stille Ecocide. Het is in feite een vorm van systematisch doden door schuld, zolang we niet drastisch veranderen. Maar niemand lijkt het te willen publiceren. Ik heb de informatie bijvoorbeeld ook naar Trouw en de Volkskrant gestuurd. Maar het lijkt wel of ze het niet kunnen geloven. Ik heb het gevoel dat journalisten dit ook maar liever verzwijgen. Ze zijn immers zelf onderdeel van het systeem. Zijn ze bereid hun leefstijl te veranderen? Geen of weinig auto rijden, niet meer vliegen voor je plezier, minder vlees en zuivel eten: dat raakt hen heel persoonlijk. 40 Eerlijk Aarde-Aandeel, Basisinkomen en Quotering Je zegt dat een Eerlijk Aarde-aandeel één van de belangrijkste oplossingen is. Wat is een Eerlijk Aarde-aandeel? Je zou het een Gandhiaans model kunnen noemen: iedereen heeft recht op het gebruik van een deel van de Aarde. Eigenlijk zou een Fair Earth Share een mensenrecht moeten zijn. Ieder zou dan recht hebben op het gebruik van een deel van het land en de mondiale grondstoffen, of een compensatie moeten ontvangen. Filosofen als Locke en Paine stelden dat al voor in de 17e eeuw. Dat zou je op verschillende manieren kunnen regelen. Je kan het uitkeren in de vorm van geld, anders wordt het moeilijk. Een basisinkomen of ‘Aardedividend’ is voor mij een vorm van een Fair Earth Share. Want daarmee kun je voedsel en andere goederen kopen: een stukje opbrengst van het land en de grondstoffen. Dat lijkt me heel praktisch. Met geld heb je dus toegang tot een deel van de mondiale hulpbronnen. In feite hebben we dat recht al, want je hebt via de huidige mensenrechten al recht op voedsel en water, recht op huisvesting, en recht op een veilige leefomgeving. Daarmee heb je dus al recht op een stuk grond en grondstoffen, en recht op water. Maar in de praktijk gaat het toch anders. Water, bijvoorbeeld, is steeds meer geprivatiseerd en handelswaar geworden. Wij krijgen hier nog relatief goedkoop water. Maar in andere landen is het gewoon voor velen niet te betalen. Daarom is er een wereldwijde beweging ontstaan om het recht op water te behouden. Er is een dialoog gaande over de vraag op hoeveel liter drinkwater je recht hebt. Bij de verdeling van grond, water en grondstoffen moeten we samen wel binnen de bio-capaciteit van onze Aarde blijven; dat is met name van belang voor volgende generaties. Ook een kwestie van mensenrechten. En dan kom je uit bij quotering. Met de Werkgroep Voetafdruk Nederland zetten we ons daar sterk voor in, uitdrukkelijk in combinatie met geboortebeperking, zonder dwang. 4 Met quotering zorg je ervoor dat ieder zijn eigen deel krijgt. Het is de meest efficiënte en rechtvaardige methode om schaarste te verdelen. Hoe werkt dat precies? Je kan van alles quoteren: het gebruik van fossiele energie bijvoorbeeld, maar ook de CO2-uitstoot. Je neemt een plafond aan, van bijvoorbeeld een bepaalde hoeveelheid CO2 die we maximaal nog kunnen/willen uitstoten om binnen maximaal 1.5 of 2 °C opwarming te blijven. Binnen vijf of tien jaar werken we naar dat niveau toe en daarbinnen ga je de uitstoot per persoon verdelen. Dat 41 doe je wereldwijd. En je mag er eventueel ook in handelen. Dan zouden mensen die nu nog maar heel weinig fossiele energie gebruiken, zoals in de Derde Wereld, geld kunnen verdienen. Want ze krijgen wellicht meer quotum dan ze nodig hebben. Maar wat gebeurt er zodra je CO2 gaat quoteren? Dan gaan we waarschijnlijk meer landbouwgrond gebruiken voor bio-energie. Dat wil je ook niet hebben. Dus je moet in feite landgebruik, ofwel de Ecologische Voetafdruk, ook gaan quoteren. Je Ecologische Voetafdruk is de hoeveelheid land die gebruikt wordt voor de productie van alles wat een persoon consumeert. Om ervoor te zorgen dat niemand in armoede hoeft te leven en we niet meer ontnemen van de Aarde dan de Aarde als ecosysteem aan kan, zou iedereen haar/zijn Ecologische Voetafdruk moeten terugbrengen tot maximaal 1,7 hectare. Zoveel is er nu beschikbaar per wereldbewoner. Je zou dus in principe 1,7 ha. kunnen gebruiken. Maar er moet ook nog wel een stukje af voor de natuur. Hoeveel precies, daar is men het nog niet over eens, maar wij zeggen voorlopig dat van die 1,7 ha per persoon minimaal 0,3 ha bestemd zou moeten worden voor wilde natuur. Die 1,4 ha zou je een duurzame of eerlijke voetafdruk kunnen noemen. Het Brundtland-rapport, ‘Our Common Future’, adviseert 12 procent van het aardoppervlak te reserveren voor de natuur.5 Maar dat is bekritiseerd. Onder andere de bioloog Edward Wilson, bekend van het boek ‘The Future of Life’, vindt dat 50 % van je ‘fair share’, voor de natuur bestemd moet worden. Je weet namelijk nog niet half hoe rijk die natuur is, wat daar voor toekomstwaarde in zit.6 In Nagoya (Japan) is drie jaar geleden een conferentie geweest waar de VN het advies heeft geformuleerd dat landen nu minimaal 17 % van hun grondgebied voor natuur moeten reserveren. Daar is ook kritiek op gekomen, omdat dit weer een vrijbrief is voor landen om op de overige 83% van het land te doen en laten wat men wil. Dan gaat het natuurlijk ook fout. Dus het advies had moeten zijn dat 17 % gereserveerd moet zijn voor natuur en dat de rest van het land duurzaam gebruikt moet worden, zodat volgende generaties er nog goed gebruik van kunnen maken. In zo’n wereldwijd proces duurt het weer jaren voordat dat allemaal duidelijk wordt. Quotering zou daar dus wel rekening mee moeten houden. 42 Arbeid Goedkoper door Voetafdrukbelasting Nog een andere manier om een Fair Earth Share te bevorderen is het goedkoper maken van arbeid en belasting te heffen op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen; een Voetafdrukbelasting of Footprint Tax. Als je geen belasting meer heft op arbeid via de inkomstenbelasting, dan wordt het goedkoper voor bedrijven om mensen in dienst te nemen. In plaats daarvan ga je belasting heffen op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, op fossiele brandstoffen en ook op alle vormen van vervuiling. Die vervuiling moet je natuurlijk bij voorkeur verbieden. Maar zolang dat nog niet verboden kan worden, maak je het extra duur. En ik zou heel graag willen dat ook het gebruik van ruimte belast wordt. Dan belast je in feite ook grondgebruik. Als je bijvoorbeeld veel vlees en zuivel eet, gebruik je veel grond (vooral voor het veevoer). Belasting op grond kan dan doorgerekend worden in alle producten van het land, zoals veevoer, vlees en zuivel, maar natuurlijk ook groenten en fruit. Het idee van een grondbelasting komt oorspronkelijk van de econoom Henry George7. Met het Platform Duurzame en Solidaire Economie verbreden we dat idee naar een belasting op andere grondstoffen. Maar dat zijn ook bodemproducten. Wat je uit de grond haalt is in feite ons gemeenschappelijke bezit. Dus als je veel gebruikt moet je er ook meer voor betalen. Van die belasting op het gebruik van natuurlijke hulpbronnen kan je weer het basisinkomen betalen. Zoals eerder vermeld wordt een basisinkomen daarom ook wel Aarde-dividend genoemd. Bijna iedereen is er wel van overtuigd dat je arbeid minder moet gaan belasten. Op die manier ga je ook innovatie bevorderen. Het is nu eindelijk ook regeringsbeleid dat we arbeid minder moeten belasten. Het zit voorzichtig in de plannen. Jesse Klaver van GroenLinks vindt dat de plannen aangescherpt moeten worden zodat ook de BTW wordt meegenomen. Met name de BTW op arbeid, moet je niet te hoog maken. Als je allebei doet, de loonbelasting lager en ook de BTW, dan ontstaat er veel meer werk dat we vervolgens beter moeten gaan verdelen. Eigenlijk zijn deze politieke ontwikkelingen mosterd na de maaltijd. We hadden dit veel eerder moeten doen, voordat we gingen outsourcen naar China en andere ‘goedkope’ landen. Dan hadden we kunnen voorkomen dat al die banen verdwenen naar die lage-lonen-landen. Het is schandalig dat dit vele jaren is tegengehouden door de gevestigde krachten en belangen. Misschien dat die banen langzaam weer terugkomen. En hopelijk helpt dat bij de opbouw van regionale economieën. 43 Een Liberaal Principe Het is niet zo verrassend dat een regering met de VVD de belasting wil verlagen. Maar de andere maatregelen die je noemt om toe te werken naar een Eerlijk Aarde-Aandeel, staan die niet ver af van een neo-liberale ideologie? Ik zei net dat het idee van een Fair Earth Share een Gandhiaans idee is. Je moet niet meer nemen dan je behoefte, want iedereen heeft recht op een deel van de Aarde. Maar het idee gaat al eeuwen terug: naar de liberale filosofen John Locke en Thomas Paine. Ik vond dat mooi om te ontdekken. Gandhi was dus niet uniek in zijn denken. Het is al een heel oud liberaal principe. Probeer alle liberalen maar eens duidelijk te maken dat ook een Fair Earth Share een heel mooi uitgangspunt is van hun liberale geloof! Pak niet meer van de Aarde dan er voor anderen, van een vergelijkbare kwaliteit, over blijft. Dat is rond 1690 al opgeschreven in Engeland, door John Locke. En Thomas Paine had het al over compensatie voor niet-bezitters.8 In mijn boekje over de voetafdruk heb ik dat met groot plezier aangehaald. Paine was agrarisch georiënteerd. Die had het over de grond. Als je zelf geen grond hebt, dan heb je recht op een deel van de opbrengst. Want die grond is eigenlijk ook voor een deel van jou. Dat zijn dus zeer oude principes. Potentieel Vind je dat we de goede kant op gaan met de sociaal-ecologische beweging in Nederland? Ik werk mee aan Transition Town Boxtel, maar ik vind dat de verspreiding van Transition Towns in Nederland minder snel gaat dan ik had gehoopt. Ik zit zelf ook in de nieuwe Fossil-Free beweging. Daar zie ik heel veel potentie in. Het is een wereldwijde beweging die in Amerika is begonnen. En wij hebben de gemeente Boxtel als eerste stad in Europa zover kunnen krijgen om mee te doen. Dat betekent dat de gemeente geen financiële banden meer mag hebben met fossiele brandstof-bedrijven. Zo zijn er ook Fossil-Free-groepen die zich speciaal richten op universiteiten, die bijvoorbeeld banden hebben met Shell. Wij richten ons hier op de gemeente en andere organisaties. In Boxtel deden we een Fossielvrije poster-actie. Er zijn ongeveer twintig organisaties benaderd, ook kerken. Een van de kerken heeft beloofd het in de kerkenraad te bespreken. Ook het Waterschap De Dommel heeft beloofd dat zij 44 gaan kijken of hun geld losgekoppeld kan worden van Fossiel. Nu de Paus zich heeft uitgesproken over klimaat en onze Aarde, gaan we proberen meer actie in de kerken te krijgen. De Wereldraad van Kerken heeft zich al solidair verklaard met Fossil-Free. En ook bisschop Desmond Tutu steunt de acties. Ik vind het een hele sterke beweging. Desmond Tutu zei dat de anti-apartheid-strijd in ZuidAfrika nooit zo goed gelukt was als men niet was gaan desinvesteren. Dat betekent dat andere landen en bedrijven hun geld terugtrokken uit Zuid-Afrika. Toen dat gebeurde is de regering gevallen. Dus, op een geweldloze manier, door investeringen te stoppen, kan je een grote omslag teweeg brengen. Ik ben ervan overtuigd dat we ook juridische stappen moeten zetten, maar dit desinvesteren is een hele sterke strategie. Wij zijn met Fossielvrij NL nu bezig om het pensioenfonds ABP fossielvrij te krijgen. Alle gemeenten zitten met hun pensioengelden bij het ABP. Dus daar valt nog een wereld te winnen. Zijn er nog grote stappen te maken in Nederland? Ja, gigantisch! Juist in Nederland. Wij lopen verschrikkelijk achter in vergelijking met bijvoorbeeld Denemarken en Duitsland, op het gebied van energie, maar ook de kwaliteit van de bodem, de lucht, het water, de biodiversiteit. We staan er echt slecht voor! Wat moet een ecologische en sociale beweging dan nog voor elkaar krijgen? Moeten we gewoon doorgaan met wat we al doen? Of mist er iets? Ja, er mist wel iets. Er is een grote diversiteit van verschillende groepen. Die diversiteit is heel goed. Maar je moet ook de verbinding maken. Dat kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld met het Platform Duurzame en Solidaire Economie proberen we te laten zien dat verschillende maatregelen die genomen moeten worden met elkaar samenhangen. Maar ook op lokaal niveau moeten groepen zich met elkaar verbinden. Wij doen dat hier in Boxtel bijvoorbeeld rond 10 oktober: de Dag van de Duurzaamheid. We proberen dan met diverse groepen samen een activiteitenprogramma te maken. In 2015 organiseerden we zo voor het eerst een Week van de Duurzaamheid met ruim 20 activiteiten. Ook in 2016 komt er een ‘Week van de Duurzaamheid’. 45 Epiloog Zijn er nog nieuwe stappen die jij zelf de komende tijd gaat zetten? We gaan hier in Boxtel in samenwerking met Urgenda en de Energie Coöperatie Boxtel een nieuwe campagne beginnen: maak je huis gasvrij en energieneutraal ofwel ‘Nul op de Meter’. We hebben een afspraak met de gemeente dat de ruim 500 mensen die al een energie-prestatie-advies (EPA) hebben aangevraagd, ook de vraag krijgen of ze willen dat hun huis ook gasvrij en energieneutraal wordt, zodat ze per maand/jaar nul op de energierekening hebben. Dat blijkt heel aantrekkelijk maar het vergt per huis wel een investering van maximaal 35.000 euro. Dat is uitgerekend de gemiddelde uitgave van 15 jaar energierekeningen. Er wordt ook een nieuw beroep voor in het leven geroepen: de Ecomediair. Die doet een sociale en technische intake. Zij onderzoeken hoe men woont en hoeveel behoefte de mensen hebben aan energie. Met hoeveel mensen woon je samen? Gaan de kinderen de deur uit? enz, enz. En daar moet dan een analyse op los gelaten worden welke veranderingen daar het beste bij passen. De uitkomsten leg je vervolgens voor aan een of meer installateurs die je vraagt om een offerte te maken, voor de uit te voeren veranderingen. Ik heb er zelf een half jaar over gedaan om dat voor mijn huis uit te zoeken en adviezen te vragen. Maar het zou in feite ook in twee dagen kunnen. Installateurs en anderen hier in Boxtel gingen een bijscholing volgen tot Ecomediair. Zes mensen hadden zich opgegeven. Dat vind ik prachtig! Je kan trouwens een gunstige landelijke lening aanvragen van 25.000 euro, die je in 15 jaar aflost met het geld dat je anders aan energie uitgaf. Ik had het niet nodig. Ik had ook minder investering nodig omdat er al veel was gedaan aan mijn huis. Maar deze stap is erg veel waard. Je wordt op deze manier in een keer gasvrij en fossielvrij. Dat is belangrijk voor het klimaat en voor de fijnstofreductie. Je doet zo dus een sociale èn een ecologische daad. Je bent bovendien niet meer schuldig aan die aardbevingen in Groningen. Je bent ook niet meer afhankelijk van Poetin. Het kan extra zinvol werk opleveren, en de lokale economie weer versterken. Wat wil je nog meer? Dit is de meest concrete nieuwe stap die hopelijk velen de komende tijd gaan zetten. En in Boxtel geven we daar steun aan. 46 Waar haal je de inspiratie vandaan om steeds maar door te gaan? Ik vergeet nooit de filosofiecolleges toen ik in Leiden studeerde, over de Joodse filosoof Martin Buber. Hij werkte heel knap het principe Ich werde am du uit. Wie ik ben of word ontwikkelt zich geheel in relatie tot anderen. Het is het basisprincipe dat de mens een onderdeel is van een kudde, een groep. Eén mens alleen is geen mens. Dat is niet alleen fysiek zo, maar ook psychologische waar. Ons welzijn ontstaat door samenwerking. Het individualisme is gevaarlijk doorgeschoten. Nuttig werk doen voor anderen, en vooral samen met anderen, dat geeft juist voldoening. Zo ervaar ik het ook. Een van de mooie spreuken van Gandhi is: ‘De toekomst is wat je nu doet’. Wij bepalen, voor een groot deel, de toekomst. Wij zitten immers in deze periode aan de knoppen. 1 www.degrotetransitie.nl 2 Climate Vulnerability Monitor 2nd Edition. A Guide to the Cold Calculus of a Hot Planet, DARA and the Climate Vulnerable Forum (2014) http://daraint.org/wp-content/uploads/2012/10/CVM2-Low.pdf 3 Human Impact Report: Climate Change - The Anatomy of a Silent Crisis, Global Humanitarian Forum Geneva (2009) http://www.eird.org/publicaciones/humanimpactreport.pdf 4 zie de notitie daarover op www.voetafdruk.eu 5 UN World Commission on Environment and Development (1987) Report of the World Commission on Environment and Development: Our Common Future. Online: http://www.un-documents.net/wced-ocf.htm 6 Wilson, E.O. (2003), The Future of Life, Vintage Books, New York 7 Henry George zet dat idee bijvoorbeeld uit in het boek: George, H. (1975), Progress and Poverty. New York, Robert Schalkenbach Foundation 8 Zie bijvoorbeeld de volgende werken. Locke, J. (2005), Two Treatises of Government and A Letter Concerning Toleration. Stilwell, Digireads.com. Paine, T. (2008), ‘Agrarian Justice’ in Rights of Man, Common Sense, and Other Political Writings. Oxford, Oxford University Press 47 Speldenprik 2 DE FISCUSVLUCHTELING Shivant Jhagroe De Duitse socioloog Niklas Luhmann zei eens dat alles wat we weten, we via de massamedia te weten zijn gekomen. Dit is zeker het geval voor ‘de vluchtelingencrisis’. ‘Vluchteling’, ‘asielzoekers’ en ‘gelukszoekers’ zijn codewoorden voor zielige gezinnen, allesverslindende testosteronbommen en potentiële terroristen. Maar waar wordt geschreeuwd, wordt ook verzwegen. Ik heb het over vluchtelingenhypocrisie. Niet rond onze eigen rol bij het creëren van ‘vluchtelingen’. Ook niet bij onze evidente blindheid voor geopolitieke tegenreacties. Wel rond het schandaal van de fiscusvluchteling. De fiscusvluchteling is goed gekleed, draagt een maatpak en is dikwijls een witte man. Hij is welbespraakt, drinkt zijn espresso dubbel en heeft een dik CV. Door zijn zoektocht naar het beste fiscale klimaat is hij permanent op de vlucht. Zijn woonplek is onzeker, hij zoekt fiscaal asiel. Hij is een gelukszoeker. Hij moet reizen in vliegtuigen met turbulentie en de oversteek wagen naar betere oorden. Sommige landen zijn aantrekkelijk, zeggen zijn vrienden wel eens. Dan praten ze over Engeland, Panama, Zwitserland, Nederland of de Kaaimaneilanden. Familie en vrienden ziet hij slechts op verjaardagen en toevallige ontmoetingen. Helaas krijgt de fiscusvluchteling nauwelijks aandacht tijdens praatprogramma’s. Dit leed blijft buiten zicht van gewone burgers, boeren en buitenlui. Waar is de woede? Is deze stille vluchtelingencrisis het niet waard om over te spreken? Waarom durven we het niet te hebben over fiscale asielzoekers? Het enige waar we op kunnen hopen zijn inspraakavonden met boze mensenmassa’s die zich druk maken om de huisvesting van fiscale gelukszoekers. 48 LEGALISERING VAN CANNABIS ALS KANS VOOR SOCIALE ECONOMIE Tuur Ghyz Het debat over de legalisering van cannabis is internationaal volop in beweging. Zo kondigde eerste minister Trudeau van de nieuwe Canadese regering de beslissing aan om cannabis te legaliseren. In de Amerikaanse staten Alaska, Colorado, Oregon en Washington is dit reeds zo. Ook andere staten en zelfs sommige presidentskandidaten van de VS overwegen legalisering. Ook in Mexico is de legalisering van cannabis al lange tijd onderwerp van debat. In de lage landen was Nederland jarenlang internationaal bekend om haar libertaire omgang met dit thema, maar recentelijk werd de wetgeving terug verstrengt tot op het punt waar de teelt en het bezit van de plant in theorie verboden is. België zit nog steeds met de schizofrene situatie waarin wel het gebruik (in praktijk) legaal is, maar de productie en distributie niet. In theorie valt de weed dus uit de lucht, in praktijk uit de criminele markt. Dit essay argumenteert dat indien weed gelegaliseerd wordt, de betrokken landen deze markt best onmiddellijk nationaliseren en hiermee een historische kans grijpen om er sociale tewerkstelling aan te koppelen en verschillende potentiële problemen te vermijden. Hiermee gaan we in deze korte bijdrage de ‘of’ discussie uit de weg (wel of niet legaliseren), ten voordele van de veel interessantere ‘hoe’ discussie (hoe te legaliseren). De vraag of cannabis legaliseren een goede zaak is, hangt immers volledig af van de manier waarop dit georganiseerd zou worden. Bij het ontsluiten van een vrij grote voordien gecriminaliseerde markt, zijn er meer betrokkenen dan enkel de individuele gebruiker en diens direct omgeving. Het gaat ook over de productie en distributie van cannabis, wat implicaties heeft voor o.a. tewerkstelling, ecologie en veiligheid. Bijvoorbeeld, enkel het gebruik legaliseren en de productie in criminele handen, is voor België misschien verwarrend, maar voor een land als Mexico maakt dit een groot verschil. 49 Vijf argumenten voor de nationalisering van cannabisproductie 1. Legalisering van cannabis is een unieke kans om een winstgevende publieke dienst uit te bouwen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het spoor zou de handel in cannabis een duidelijk winstgevende activiteit en dus een veilige overheidsinvestering zijn. Aangezien het de overheid is die deze markt via wetgeving legaal ontsluit, is het een natuurlijke en pijnloze vorm van nationalisering. Hierbij krijgt een land zelf de winsten, in plaats van deze ‘uit te besteden’ aan agro-multinationals als Monsanto of dan witgewaste drugsdealers. Voor veel landen is dit een unieke kans om de begroting in moeilijke tijden te spijten, eventueel met een rechtstreekse koppeling met budgetten voor gezondheidszorg en preventie. 2. Het zou slim en sociaal innovatief zijn om sociale tewerkstelling te koppelen aan de productie, logistiek en verkoop van cannabis. Het gaat hierbij om een variant op sociale economie waarbij groepen met een zekere ‘afstand’ tot de arbeidsmarkt via subsidies toch een baan krijgen die aangepast is op hun capaciteiten en waarin op een component opleiding zit. De hoge winstmarge van cannabis biedt hier ruimte voor verminderde arbeidsefficiëntie zonder (extra) subsidies, wat honderden zo niet duizenden relatief eenvoudige jobs en opleidingstrajecten zou opleveren voor mensen die anders weinig kansen krijgen. Het blijft de bedoeling winstgevend te zijn (zie punt 1), maar het loslaten van winstmaximalisatie maakt dat er in de sociale economie niet alleen andere maar ook meer arbeidsplaatsen gecreëerd kunnen worden. Daarbij gaat het niet alleen over langdurig werklozen, maar ook bijvoorbeeld nieuwe vluchtelingen of mensen in een reintegratietraject (die via wat in België artikel 60 tewerkstelling noemt een plaats in de samenleving kunnen verkrijgen). Indien groots aangepakt kan er rond de distributiecentra nog meer werk komen (restaurants, parkeerwachters, etc.). Hierbij heeft de overheid in landen met te lage lonen om voltijds werkende mensen uit de armoede te houden meteen een kans om gewone arbeiders een degelijk loon uit te betalen. 3. Door de productie en distributie zelf in handen te houden, krijgt de overheid volledige controle over het product en dus de THC waarde van cannabis, alsook controle over aan wie het roesmiddel verkocht wordt. Dit opent mogelijkheden om democratische grip te krijgen op de sociale- en gezondheidsaspecten van cannabisgebruik. Hoewel dit waarschijnlijk ingaat tegen de verhoopt volledige vrijheid van gebruik die vele advocaten van legalisering koesteren, helpt een 50 dergelijke opstelling draagvlak creëren bij meer conservatieve delen van de bevolking. Uiteraard zou er een dealercircuit naast het officiële kunnen opduiken, maar aangezien er geen grijze zone meer is, kan de overheid dan hard optreden tegen andere dealers zonder vrees dat het probleem zich verplaatst. 4. Zeker in een internationale context is het geweldsmonopolie van de overheid van belang in het garanderen van een voldoende beveiligde productie (en distributie) bij de transitie van een ondergrondse naar een legale markt. Hoewel ook hier relevant, is dit niet het eerste punt waaraan we in Noord Europa zouden denken, maar in de vele Latijns-Amerikaanse landen waarin men legalisering overweegt is dit cruciaal. Wanneer we zien dat bijvoorbeeld in Mexico in recente jaren zelfs limoentelers door georganiseerde misdaad voor hun oogst overvallen werden, is de kans op (gewelddadige) diefstal bij onafhankelijke cannabisplantages zeer hoog. Wanneer de staat dit zou doen (bijvoorbeeld op militair terrein) kan men tegelijk voor de veiligheid instaan. De productie kan dan bovendien makkelijker in openlucht gebeuren, wat op ecologisch vlak een hoop energie uitspaart vergeleken met de ‘verborgen’ overdekte productie met lampen. 5. Ten slotte krijgen we op deze manier volledige democratische controle over waar de distributie komt, waardoor problemen (en opportuniteiten) rond drugstoerisme via planning geanticipeerd kunnen worden. In plaats van, zoals in Nederland, achteraf de ruimtelijke spreiding trachten te veranderen of beïnvloeden via wetgeving, kan dit nu – mits voldoende lokale participatieve processen – rechtstreeks ingepland worden. Bovendien heeft de overheid zo controle over de directe omgeving van de distributie, zodat er in voldoende veiligheid en controle (niemand high de weg op!) kan voorzien worden in de centra maar ook op de parking, etc. De discussie over legalisering van cannabis gaat over veel meer dan individueel gebruik. Het gaat ook over tewerkstelling, nieuwe kansen tot economische ontwikkeling, ecologie, veiligheid en wie de enorme winsten van deze nieuwe markt mag opstrijken. Als we in andere landen Canada willen volgen kunnen we het dus evengoed meteen beter doen. 51 De Klassieker WEES GEPREZEN, DE KERK VERZET ZICH Rutger Henneman Inleiding Op 18 juni 2015 werd de encycliek over de ecologische crisis van paus Franciscus uitgebracht: Laudato Si’ (Wees Geprezen). Het zegt veel dat paus Franciscus de eerste encycliek (rondzendbrief) die hij zelf schreef1 helemaal wijdt aan de ecologische crisis. Dit is een paus die het milieuvraagstuk als speerpunt ziet van zijn pauselijke roeping. Dit is een paus die de bestrijding van de ecologische destructie ziet als essentie van geloof en spiritualiteit: ‘Living our vocation to be protectors of God’s handiwork is essential to a life of virtue; it is not an optional or a secondary aspect of our Christian experience.’ Wat is het belang van Laudato Si’? In deze uitgebreide ‘klassieker’ zal ik eerst de spirituele kritiek van de paus op onze samenleving en cultuur beschrijven. Daarna zal ik een betoog uiteenzetten over het belang van de encycliek. De oproep van de paus tot actie, tot een ‘ecologische bekering’ om onze samenleving en cultuur te veranderen, zal mensen persoonlijk inspireren het dagelijks leven te hervormen. Die oproep zal niet alleen christenen aanspreken, want de paus vertrekt vanuit het innerlijk vuur van de zelfopofferende liefde die (naar mijn eigen analyse) ook de essentie is van veel andere spirituele tradities.2 Maar ik zal ook betogen dat deze encycliek niet alleen persoonlijk inspirerend, maar ook van groot historisch belang is. De wereldwijde ecologische crisis en massale armoede van onze tijd zijn het gevolg van de historische overwinning van het modernisme 3 op het spiritueel-religieuze wereldbeeld van het Christendom, de Islam, het Boeddhisme, Hindoeïsme en de vele lokale ‘natuurgodsdiensten’ die de wereld ooit rijk is geweest. De kerk heeft altijd wel wat tegengesputterd tegen aspecten van onze moderne cultuur. Maar in zijn encycliek, Laudato Si’, trekt paus Franciscus ten strijde tegen de essentie van onze moderne cultuur. Volgens de 52 paus moeten we af van het dominante wetenschappelijke en technocratische wereldbeeld als we de huidige ecologische crisis een halt toe willen roepen. Het doel van mijn betoog is te laten zien dat de encycliek 1) exemplarisch is voor de spirituele traditie binnen het Christendom die zich verzet tegen elke (conservatieve) machts-ideologie en dat 2) de paus zich daarom onherroepelijk keert tegen de essentie van het modernisme als fundament van de ecologische en sociale teloorgang van onze tijd. Eindelijk (na de culturele triomf van het modernisme op de spirituele paradigma’s van de wereldtradities) heeft het spirituele verzet tegen het modernisme haar weg gevonden naar de top van de katholieke kerkelijke organisatie. Maar laat ik eerst beginnen met wat de paus te zeggen heeft, voordat ik met mijn eigen analyse begin. In de Geest van de Heilige Franciscus De titel van de encycliek, Laudato Si’ (Wees Geprezen, of Geprezen bent U), verwijst naar het zogenaamde ‘Zonnelied’ van Sint Franciscus van Assisi, de patroonheilige van de armen en de ecologie. In dit gebed, waarin de heilige lof uitspreekt over de schepping, spreekt hij over ‘broeder zon’ en ‘zuster, moeder aarde’. Het gebed wordt vaak gezien als een uiting van de diepe band die Franciscus van Assisi voelde met alle schepselen in de natuur. De mens als broederlijk onderdeel van een familie, geschapen en geliefd door God. Het is niet voor niks dat deze paus de naam Franciscus koos. En het is niet voor niks dat de eerste encycliek die hij in zijn eentje heeft opgesteld over de ecologische crisis van onze tijd gaat. Dat de huidige paus zich vernoemt naar een middeleeuwse koopmanszoon die zich demonstratief voor de rechter uitkleedde toen zijn vader geld van hem terugvorderde wat hij aan de armen gegeven had, om vervolgens poedelnaakt naar zijn steen voor steen handmatig opgebouwd kerkje liep om melaatsen schoon te wassen, is al reden genoeg om het werk van deze paus te lezen. De keuze voor deze naam is een dapper gebaar. Maar er kleven zulke hoge verwachtingen aan dat ze bijna niet waargemaakt kunnen worden. Toen ik aan de encycliek begon, ging ik dan ook uit van een domper. Maar ik werd direct geraakt door de woorden die ik las: “…our common home is like a sister with whom we share our life and a beautiful mother who opens her arms to embrace us. “ Praise be to you, my Lord, through our Sister, Mother Earth, who sustains and governs us, and who produces various fruit with coloured flowers and herbs”. This 53 sister now cries out to us because of the harm we have inflicted on her by our irresponsible use and abuse of the goods with which God has endowed her. We have come to see ourselves as her lords and masters, entitled to plunder her at will. The violence present in our hearts, wounded by sin, is also reflected in the symptoms of sickness evident in the soil, in the water, in the air and in all forms of life. This is why the earth herself, burdened and laid waste, is among the most abandoned and maltreated of our poor; she “groans in travail” (Rom 8:22). We have forgotten that we ourselves are dust of the earth (cf. Gen 2:7); our very bodies are made up of her elements, we breathe her air and we receive life and refreshment from her waters.” Hier is een paus aan het woord die het leed van de huidige wereld voelt en dat leed tot het zijne maakt, en bovendien een paus die vol liefde praat over de aarde en haar volheid.4 Kritiek op het wetenschappelijk en technologische paradigma De kracht van de encycliek zit hem niet zozeer in zijn bespreking van de ecologische crisis. In zijn bespreking van problemen als klimaatverandering, uitputting van natuurlijke hulpbronnen en de destructie van biodiversiteit, volgt hij de wetenschappelijke consensus. Ook zit de kracht niet echt in zijn herhaalde oproep tot politieke visie en internationale samenwerking. Ook zit er geen angel in zijn oproep tot dialoog, tussen religies onderling, tussen de kerk en de wetenschap, tussen ideologieën, enz. Deze oproepen zeggen niks over wélke visie er nodig is, en ook niet wat de uitkomst van die dialoog volgens de paus zou moeten zijn. Ook moet je het boekje niet lezen als je op zoek bent naar een bespreking van concrete maatregelen die genomen zouden moeten worden om een halt te roepen aan de ecologische crisis. De bespreking van concrete maatregelen blijft expres beperkt en aan de oppervlakte. Nee, de kracht zit hem in het graven naar de innerlijke diepte van de crisis van onze tijd en vooral in zijn aanval op de moderniteit vanuit een spiritueel wereldbeeld, of beter, vanuit een spiritueel paradigma of ‘ontologie’. Wat is dan die kritiek van de paus? De ecologische crisis, milieuvervuiling, klimaatverandering, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, de destructie van biodiversiteit, hebben volgens de paus, hun grondslag in het ‘technocratische paradigma’. 54 “The basic problem goes even deeper: it is the way that humanity has taken up technology and its development according to an undifferentiated and one-dimensional paradigm. This paradigm exalts the concept of a subject who, using logical and rational procedures, progressively approaches and gains control over an external object. This subject makes every effort to establish the scientific and experimental method, which in itself is already a technique of possession, mastery and transformation.” De paus erkent dat technologie en ook wetenschap tot goede dingen kunnen leiden en een manifestatie zijn van onze door God gegeven menselijke capaciteiten, en als zodanig bijdragen aan onze vervulling, zolang ze als middel gebruikt worden. Maar het grote probleem ontstaat wanneer we deze capaciteiten en aspecten van het leven gaan beschouwen als enige, belangrijkste en hoogste aspecten van het leven, en als ze alles in het leven domineren. Dan heb je te maken met een ‘technocratisch paradigma’: alsof de hele werkelijkheid begrepen kan worden op een wetenschappelijke en technologische manier. Dat is volgens de paus nu het geval. En volgens de paus is het voor iedereen in het dagelijks leven bijna onmogelijk te ontsnappen aan de ‘iron clad logic’ van technologie. Het is de logica van het bezitten, heersen, transformeren en continu aan de wereld onttrekken wat erin zit. In onze samenleving domineert het technocratische paradigma het economische en politieke leven. Willen we iets doen tegen de ecologische crisis, dan is het volgens de paus niet genoeg dat de ecologische beweging zich inzet voor pragmatische maatregelen. We moeten op een andere manier naar de wereld kijken, op een andere manier denken, politiek bedrijven, onze schoolprogramma’s inrichten. Zonder het innerlijke kompas van ethiek en spiritualiteit, is wetenschap en technologie destructief. Paus Franciscus vindt dat we een manier van leven en een spiritualiteit aan moeten meten waarmee technologie weer in dienst komt van dat innerlijke kompas, in plaats van dat wij ons de richting laten bepalen door de technologie. De Bijbel en Ecologie Het christelijk alternatief van de paus op het technocratische paradigma bestaat uit het mensbeeld en de plaats van de mens in de natuur (de ecologie) die in de Bijbel beschreven worden. De paus verzet zich tegen het idee dat de Bijbel zou verkondigen dat wij een absolute heerschappij hebben gekregen over de wereld. 55 Wij hebben de opdracht gekregen: ‘to till and keep the garden of the world’. En ‘keeping means caring, protecting, overseeing and preserving.’ Dat wij zullen ‘heersen over de aarde’ moet begrepen worden in termen van rentmeesterschap, niet in termen van eigendom. ‘God rejects every claim to absolute ownership: ‘the land shall not be sold in perpetuity, for the land is mine; for you are strangers and sojourners with me” (Lev 25:23).’ In mijn analyse overstijgt deze spirituele ecologie van de paus de katholieke en zelfs christelijke traditie, en zijn varianten hierop te vinden in elke traditie waarin zelfgevende liefde centraal staat. De Paus citeert zelf Patriarch Bartolomew van de Oosters-Orthodoxe Kerk. Maar hij had ook Gandhi kunnen aanhalen of huidige protestantse theologen in Schotland zoals Michael Northcott 5 en Alastair McIntosh 6 (om maar bij mijn eigen inspiratiebronnen te blijven).7 De paus formuleert op deze manier een bijbels verzet tegen het antropocentrisme. Ook al schrijft de paus dat elk wezen een waarde ‘in zichzelf’ heeft, kan je zijn visie niet zien als een vorm van ecocentrisme. Het ecocentrisme wordt meer en meer expliciet als stroming genoemd in debatten over de ecologische crisis, en is ook eerder in Het Potentieel aan bod gekomen.8 In het ecocentrisme staat de intrinsieke waarde van het ecosysteem centraal: het systeem van onderlinge relaties tussen organismen onderling en hun relaties met het omringende milieu. Voor de paus staat God en de verlossing van heel de schepping centraal. Alles in de schepping is en blijft gerelateerd, niet alleen aan zichzelf of een toevallig natuurlijk ontstaan ecosysteem, maar aan de bestemming van alles, de verlossing en bevrijding van alles, en natuurlijk aan God. Niet het ecosysteem heeft het laatste woord, maar God en liefde. Toch trekt het theo-centrisme (of liefdecentrisme) gelijk op met het ecocentrisme door de aanval te openen op de heerschappij van het zelf in de moderne cultuur. Volgens de paus leidt de bijbelse ecologie ertoe dat we de natuur niet overheersen en exploiteren, maar dat we voor de schepping gaan zorgen. Alle levende wezens zijn gezegend door God, en laten een glimp zien van Gods oneindige wijsheid en goedheid. Sterker nog, God, zijn ‘spirit of life’, is aanwezig in elk levend wezen. Als we dat beseffen (zonder te vergeten dat deze wezens niet God zijn, en dat er ook een oneindige afstand is tussen God en deze wezens omdat zij niet zijn volheid en perfectie bezitten) dan kunnen we ‘ecologische deugden’ cultiveren. Volgens de Bijbelse ecologie van paus Franciscus staan wij mensen niet los van de schepping. Alles is uniek geschapen en wij hebben dus ook een unieke waarde. Maar dat doet er niet aan af dat wij onderdeel zijn van de schepping als van een universele familie. 56 Ecologische Spiritualiteit Volgens de paus heeft deze bijbelse ecologie en antropologie (mensbeeld) directe consequenties voor hoe we denken, voelen en leven. Om de ecologische destructie tegen te gaan is het nodig niet alleen politieke maatregelen te nemen. Om ervoor te zorgen dat die maatregelen geaccepteerd worden door de meerderheid in de samenleving, is het ook nodig dat we daartoe gemotiveerd zijn. En voor die motivatie moeten we ons ook anders voelen. Er is een innerlijke omslag of ‘change of heart’ nodig: een ‘ecologische bekering’. Hij citeert zijn voorganger paus Benedictus XVI: ‘the external deserts in the world are growing, because the internal deserts have become so vast.’ Om voor de aarde te gaan zorgen is het nodig dat we een geest (spirit) van zorg en tederheid koesteren, een geest van dankbaarheid en generositeit, zelfopoffering, en goede werken. Het is nodig dat we een sober en nederig leven gaan leiden. “We need to take up an ancient lesson, found in different religious traditions and also in the Bible. It is the conviction that “less is more”. A constant flood of new consumer goods can baffle the heart and prevent us from cherishing each thing and each moment. To be serenely present to each reality, however small it may be, opens us to much greater horizons of understanding and personal fulfillment. … Such sobriety, when lived freely and consciously, is liberating. It is not a lesser life or one lived with less intensity. On the contrary, it is a way of living life to the full.” In mijn ogen is deze boodschap de westerse tegenvariant van de bevrijdingstheologie die in de ‘derde wereld’ is ontstaan. Bevrijdingstheologie is ontstaan in Latijns-Amerika en hield de armen voor dat de God van de Bijbel in de geschiedenis werkt om de armen en onderdrukten te bevrijden. Een religieus en spiritueel leven voor de armen betekent in opstand komen tegen alle vormen van maatschappelijke onderdrukking. Maar de paus heeft hier niet een boodschap voor de armen en onderdrukten, maar voor het rijke Westen. Door onze rijkdom en ons consumentisme veroorzaken wij de armoede in de wereld. Onderdrukking is (zo laat Paolo Freire mooi zien in zijn iconische boek ‘a pedagogy for the oppressed’) een dialectische relatie tussen de rijke onderdrukker en de arme onderdrukte. Bevrijding is een bevrijding van die relatie en dus een bevrijding van zowel de arme onderdrukte als van de rijke onderdrukker. Ook 57 de onderdrukker lijdt aan zijn positie omdat hij ook verslaafd is aan zijn rijkdom en lijdt omdat zijn leven in het teken staat van het kwaad dat hij in stand houdt.9 Waar de bevrijdingstheologie de boodschap had aan de arme zich te bevrijden van zijn of haar positie als onderdrukte is de encycliek van de paus een boodschap aan de rijke onderdrukker in deze dialectische relatie. Het rijke Westen moet stoppen met de ecologische destructie die het gevolg is van consumentisme. De paus laat, terecht, zien dat dit voor de rijke consument niet betekent dat hij of zij iets op moet geven. Ook het consumentisme houdt ons gevangen en is een vorm van innerlijke slavernij. Je daarvan bevrijden is ook voor de consument een vooruitgang, een werkelijke innerlijke bevrijding. En bovendien een bevrijding die ervoor zorgt dat ons hart weer open staat voor de natuur en kleine dingen van het leven. Op deze manier verzoenen we ons weer met de aarde én met God én met onze medemens. Een ecologische spiritualiteit is een vorm spiritualiteit van bevrijding én verbinding. Armoede en Eigendom In heel de encycliek laat de paus zien dat de ecologische crisis samengaat met een sociale crisis. Het zijn de armere landen die de echte gevolgen ondervinden van ecologische destructie. Elke ecologische benadering moet daarom ook een sociale benadering zijn. Ook dat volgt uit de bijbelse ecologie. God heeft de aarde voor iedereen geschapen zonder mensen uit te sluiten of een voorrecht te geven. Ook voor privaat eigendom heeft dat grote consequenties. Paus Franciscus laat hier zijn voorgangers niet in de steek en zegt dat de kerk altijd het recht heeft verdedigd op individueel (privaat) eigendom. Maar hij laat direct zien dat de kerk ook altijd heeft verkondigd dat er een ‘sociale hypotheek’ rust op elk individueel eigendom. Hij schrijft: ‘the principle of the subordination of private property to the universal designation of goods, and thus the right of everyone to their use, is a golden rule of social conduct and ‘the first principle of the whole ethical and social order’. De paus sluit zich aan bij de bisschoppen van Paraguay: ‘Every campesino has a natural right to possess a reasonable allotment of land where he can establish his home, work for subsistence of his family and secure life.’ Het sterke van deze visie is dat de paus niet het recht op individueel eigendom afkeurt, maar er een diepere betekenis aan geeft, op zo’n manier dat je ook kunt zeggen dat hier geen sprake meer is van individueel eigendom. ‘The 58 natural environment is a collective good, the patrimony of all humanity and the responsibility of everyone. If we make something our own, it is only to administer it for the good of all.’ Dit doet denken aan de positie die Gandhi innam toen hij het grootgrondbezit in India niet afkeurde zolang de landheren zichzelf en het land maar in dienst stelden van de armen en onderdrukten. De eigenaar wordt een dienaar. Traditionele Spiritualiteit voorbij het Modernisme Tot zo ver de visie van de paus die hij in Laudato Si’ uiteenzet. Ik zal nu overgaan op mijn betoog over het belang van de encycliek. De kracht van de encycliek ligt in de spirituele kritiek op het modernisme als cultureel fundament van de ecologische crisis. Maar hebben we de paus daarvoor nodig? Er zijn toch meer schrijvers die de ecologische crisis herleiden tot de wortels van het modernisme en kapitalisme? En er zijn toch meer schrijvers met een grote aanhang die ervoor pleiten dat het nodig is te werken aan een innerlijke of spirituele omslag om de ecologische destructie van onze tijd tegen te gaan? Er is veel belangstelling voor spiritualiteit in onze tijd, maar niet voor tradities. Een van de grote problemen van onze tijd is dat we zo graag afscheid nemen van alles wat traditioneel is. Maar het grote belang van de encycliek zit erin dat paus Franciscus met de encycliek de kracht aanboort van een spirituele traditie en dat hij laat zien dat die traditie onverenigbaar is met het modernisme. Als wij aan het verleden van de kerk denken, doemen ons al snel schoolboek-prenten op van heksenvervolgingen en kruistochten. De kerk mag zich niet beroepen op een glorieus verleden en moet alleen maar vooruit kijken. Dat is een groot gemis. Het is belangrijk te blijven zien dat wat we ‘Christendom’ noemen, bestaat uit heel veel verschillende mensen en stromingen, net zoals het Hindoeïsme, Boeddhisme, Jodendom, Islam, maar ook het Humanisme, Modernisme en Liberalisme. Het is belangrijk te zien dat de fundamenten van elke traditie aangegrepen kunnen worden voor verschrikkelijke daden, maar dat er zonder die fundamenten geen grote hoogten bereikt worden in onze geschiedenis. Mensen doen verschrikkelijke dingen naar hun zeggen ‘uit naam van God en liefde’. En er worden oorlogen gevoerd ‘in naam van vrijheid en democratie’. Als het ons niet meer lukt de puurheid en waarheid in onze tradities in het verleden te ontdekken, belanden we in een culturele puberteit. 59 Op het gebied van spiritualiteit is dat momenteel het geval. We leven cultureel in een spirituele puberteit, omdat we niks willen weten van onze religieuze tradities. We willen niks leren van de groten die ons zijn voorgegaan, en denken dat we het allemaal zelf kunnen ontdekken. We beginnen helemaal opnieuw en zijn losgeslagen, zonder kompas aan het zweven. Voor een belangrijk deel is het drama van onze tijd aan die spirituele zelfgenoegzaamheid te danken. We hebben niet genoeg aan schrijvers die ons erop wijzen dat er een spirituele omslag nodig is om de wereld te redden van haar dagelijkse leed, geweld en destructie. In een wereld waar dat nodig is, en waar dus een spirituele schaarste heerst, hebben we bronnen nodig waaruit we kunnen putten. We hebben rotsen nodig om ons huis op te bouwen: grote geesten uit het verleden die ons grond en richting kunnen geven voor die spirituele omslag. Dat wij die grote rotsen uit het verleden niet herkennen als rotsen is een bewijs van onze malaise. Met deze encycliek laat de paus die traditie op een waardige manier herleven. Hij put uit de traditie van Sint Franciscus en Ignatius van Loyola (de grondlegger van de orde van jezuïeten) die beiden in tijden van corruptie, uitbuiting en geweld, tegen de status quo in, een spirituele opleving teweeg brachten, zich verzetten tegen de opkomende kapitalistische tendensen en grootschalige kerkelijke en maatschappelijke hervormingen teweeg wisten te brengen. Met het verschijnen van de encycliek Laudato Si’ van Paus Franciscus zien we dat deze pure gepassioneerde spirituele vorm van Christendom doorgedrongen is in de top van het kerkelijk apparaat. En daarmee verzet het Vaticaan zich nu onherroepelijk tegen het modernisme als fundament van de ecologische en sociale crisis van onze tijd. De encycliek wordt door sommigen bekritiseerd vanwege dat ‘anti-moderne’ geluid. De beschuldiging luidt dan dat de paus niet ‘progressief’ is. In politiek jargon staat progressief tegenover ‘rechts’ of ‘conservatief’. Het is lastig deze ‘framing’ te deconstrueren. Maar door het toch te doen kan ik beter duidelijk maken waarom een traditionele spiritualiteit zich ‘onherroepelijk’ verzet tegen het modernisme en progressief gedachtegoed (maar daarmee niet ‘conservatief’ is). De opkomst van het modernisme sinds het einde van de Middeleeuwen gaat gepaard met de teloorgang van de wereldvisies van de traditionele wereldreligies. Je kunt zeggen dat elke religie grofweg opgedeeld kan worden in een spirituele stroming en een conservatieve stroming. Het conservatisme wil, ongeacht wat de status-quo is, ongeacht wat de huidige maatschappelijke orde is, die orde met macht en wetgeving beschermen. Conservatieve religieuze stromingen zagen het als taak om met macht en geweld de maatschappelijke orde die door God is gegeven te beschermen. 60 Traditioneel-spirituele maatschappijvisies gaan daarentegen terug naar een grondslag van zelfgevende liefde of compassie en een verzet tegen machtsdenken. Ze is terug te vinden binnen verschillende tradities, van het Hindoeïsme en Boeddhisme, tot de Abrahamse tradities van het Jodendom, Christendom en Islam. De opkomst van het modernisme betekent de ondergang van religieuze wereldbeelden, zowel het spirituele als conservatieve paradigma. Het conservatisme is historisch gezien een van de meest adaptieve ideologieën. Waar het conservatisme zich eerst verzette tegen het opkomende (vooruitstrevende of progressieve) vrije-markt denken, beschermt het westerse conservatisme nu die vrije markt, omdat dat de heersende orde is. Maar de traditionele spiritualiteit is en blijft niet te verenigen met het modernisme of ‘progressieve’ gedachtegoed. Kenmerkend voor het modernisme, of moderne cultuur, is de liberale ethiek die uitgaat van vrijheid en mensenrechten. Dit liberalisme ligt ten grondslag aan alle moderne ideologieën, zowel het neoliberalisme als socialisme en anarchisme. Deze liberale ethiek ziet in die vrijheid het hoogste goed, of doet juist geen uitspraak over dat hoogste (spirituele) goed. De liberale ethiek wordt daarin ondersteund en bestendigd door zowel het (natuur-) wetenschappelijke paradigma (waarin het hoogste goed gezien wordt als subjectief) als existentialistische en postmoderne filosofieën (waarin het hoogste goed niet als absoluut gezien kan worden). In een spiritueel wereldbeeld is niet de eigen vrijheid de maatstaaf van handelen, maar zelfgevende (de ander dienende) liefde. Het gaat uit van een inhoudelijke ‘kleurbekenning’ over het hoogste goed. Vanuit dit wereldbeeld is de liberale of progressieve cultuur spiritueel leeg en zonder richting (als je vrijheid hebt, heb je nog geen bron van waaruit je die vrijheid kan gebruiken om richting te kiezen in je leven). Maar eerder nog wordt de cultuur waarin de vrijheid en het recht van het zelf het hoogste goed is, gezien als egoïstisch, zelfdienend en hebzuchtig. Het liberalisme (en alle moderne ideologieën die daaruit voortkomen) is de antithese van een ethiek van zelfgevende liefde, waar het ‘ik’ juist dienstbaar is en zichzelf (vaak in maatschappelijke dienstbaarheid en activisme) opoffert. Het modernisme kan het spirituele paradigma niet onderschrijven als juist. En het spirituele paradigma kan het modernisme niet erkennen als juist. Ze zijn onverenigbaar. De historische opkomst van het modernisme na de Middeleeuwen en de globalisering van het modernisme in de eeuwen daarna, betekent de teloorgang van het spirituele wereldbeeld van alle wereldreligies. Tolstoj en Gandhi zijn bekende eigentijdse voorbeelden die een traditionele spiritualiteit praktiseerden en opnieuw leven in probeerden te blazen. Ze waren 61 ‘behoudend’ in de zin dat ze anti-modern waren, technologische ontwikkeling in veel gevallen niet als vooruitgang zagen, het traditionele zelfvoorzienende boeren-dorpsleven als ideaal zagen. En ze verzetten zich tegen het ‘progressieve’ of beter gezegd ‘liberale’ gedachtegoed, waarin het ongebreidelde genot van het individuele recht en de ‘vrije wil’ als hoogste goed gezien worden. Deze traditioneel-spirituele cultuurkritiek zie je terug bij de paus, waar die natuurlijk gegrond is in de zelfopofferende liefde van Jezus. Sterker nog, de paus ziet een onlosmakelijk verband tussen het (progressieve) idee dat vrijheid het hoogste goed is en de ecologische crisis van onze tijd. Over de schade aan de ‘natural environment’ en ‘social environment’ zegt hij: “Both are ultimately due to the same evil: the notion that there are no indisputable truths to guide our lives, and hence human freedom is limitless. We have forgotten that man is not only a freedom which he creates for himself. … Creation is harmed where we ourselves have the final word, where everything is simply our property and we use it for ourselves alone. The misuse of creation begins when we no longer recognize any higher instance than ourselves, when we see nothing else but ourselves.” Met Laudato Si’ put de paus dus uit een traditioneel spiritueel Christendom dat zich onherroepelijk verzet tegen de moderniteit (de moderne samenleving) en het modernisme (de moderne cultuur) die daaraan ten grondslag ligt, zonder ‘conservatief’ te zijn in de zin van de machtsideologie van het conservatisme. Dit geluid hebben we sinds de overwinning van het modernisme op de spiritueelreligieuze cultuur af en toe wel eens gehoord, maar het officiële geluid van de katholieke kerk was vaak een combinatie van conservatief verzet vanuit het machtscentrum in het Vaticaan en een bevestiging van en meebewegen met de huidige orde en dominante cultuur. Eindelijk wordt de christelijke spirituele kritiek op het modernisme geuit door het hoofd van de katholieke kerk zelf. Eindelijk na de opkomst van het modernisme: de kerk verzet zich. 1 Zijn eerste encycliek schreef hij samen met zijn voorganger Benedictus. 2 Anders dan zijn voorgangers citeert paus Franciscus ook niet-katholieke en niet-Christelijke leiders en schrijvers, zoals de Patriarch Bartholomew van de Oosters-Orthodoxe kerk en de zestiende-eeuwse Sjeik Ali Al-Khawas. 62 3 Met het modernisme bedoel ik de cultuur die behoort bij de moderniteit. Met moderniteit versta ik de moderne samenleving, gekenmerkt door de instituties van het kapitalisme, industrialisme en de militaire macht van de staat (grofweg gebaseerd op Giddens die er ook nog de geïnstitutionaliseerde praktijk van surveillance aan toevoegt). (Giddens, A., (1990), The Consequences of Modernity, California, Stanford University Press en Giddens, A., (1987), The Nation-State and Violence, Volume Two of A Contemporary Critique of Historical Materialism, Los Angeles, University of California Press). Kenmerkend voor het modernisme als cultuur is de dominantie van een liberale ethiek van vrijheid en een spiritueel-agnostisch (spiritueelonwetend) paradigma die bestendigd wordt door een scala aan wetenschappelijke, existentialistische en postmoderne filosofieën. 4 ‘Volheid’ is een Bijbelse term. De ‘volheid van de aarde’ betekent de vervulling of verlossing van de aarde (die in het verschiet ligt). Maar de term ‘volheid’ verwijst tegelijkertijd ook naar de diversiteit van het aardse leven. 5 Northcott, M., The Environment and Christian Ethics, (Cambridge University Press, 1996) 6 A. (2004), Soil and Soul, People versus Corporate Power. London: Aurum Press 7 Deze religie-overstijgende aard van een spiritualiteit van rentmeesterschap heb ik ook eerder in het Potentieel besproken: Henneman, R., ‘Gandhi en de Crisis’ in Het Potentieel (2014) en Henneman, R., ‘Wat staat ons te doen?’ in Het Potentieel (2015). 8 In Het Potentieel No. 1 verscheen een interview met Peter van Gaalen (door Shivant Jhagroe) die zijn activisme onderbouwde vanuit het ecocentrisme. S.Jhagroe (2014) ‘Ecologisch Activisme tussen Reflectie en Praktijk, interview met Peter van Gaalen’ in Het Potentieel No 1 En Femke Wijdekop ging in Het Potentieel No 2 op zoek naar hoe in de praktijk het ecocentrisme in het recht tot uiting komt. F. Wijdekop (2015) Rechtsherstel voor de Aarde? – Ecocentrische ontwikkelingen in het recht’ in Het Potentieel No 2 9 Freire, Paolo, (1993) Pedagogy of the Oppressed (London 1993) 63 Het Potentieel No III: Land en Aarde, Grond van het Bestaan Inhoudsopgave 3. Redactioneel Rutger Henneman, Hoofdredacteur ‘Land en Aarde, Grond van Bestaan’ 6. Jan-Hendrik Bakker ‘Nomaden, boeren en de stad’ 20. Interview met Kris de Decker Door Tuur Ghyz ‘Voorbij de hoogtechnologische fix’ 28. Speldenprik 1 Jos Hoevenaars ‘Tijd voor gegrond cynisme’ 29. René Perey ‘Op de vlucht voor het klimaat’ 36. Interview met Jan Juffermans Door Rutger Henneman ‘Eerlijk Aarde-Aandeel en een Leven Vol Campagnes’ 48. Speldenprik 2 Shivant Jhagroe ‘De fiscusvluchteling’ 49. Tuur Ghyz ‘Legalisering van cannabis als kans voor sociale economie’ 52. De Klassieker Rutger Henneman ‘Wees Geprezen, de Kerk Verzet Zich’ (Laudato Si’ van paus Franciscus)