Algemene vragen Waarom reageer je trager bij het gebruik van alcohol? Wat is de invloed is van een trage reactie op verkeersdeelname? Wat zijn de risico’s van een trage reactie bij verkeersdeelname? Lesdoelen structuur van neuronen (= zenuwcellen); impulsen in neuronen als elektrische signalen; de weg die impulsen in het zenuwstelsel afleggen, speciaal bij reflexen (het gaat hier om zogenaamde reflexbogen); de (normale) overdracht van impulsen tussen twee neuronen (via neurotransmitters). Je kent 3 gedragswetenschappers en hun theorie (Pavlov, Thorndike, Skinner) Vragen vooraf Wat zijn impulsen? Elektrische signalen die zich via neuronen en de membranen van neuronen verplaatsen. Wat zijn receptoren? Chemische stoffen in en aan de celmembraan die gevoelig zijn voor de neurotransmitter Hiermee kan ook de hele cel aangeduid worden die de impulsen van een zenuwcel ontvangt Wat is een neuron? Zenuwcel Vragen Hoeveel cellen zitten er in onze hersenen? De grote hersenen bevatten meer dan 10 miljard neuronen. Hoe kan activiteit van de hersenen gemeten worden? EEG (Elektro Encephalo Gram) of PET scan Vragen Wat zijn neurotransmitters? Chemische signaalstoffen die impulsen WEL / NIET overdragen aan een volgende cel. Wat kan het gevolg zijn van meer openingen in de celmembraan van de postsynaptische cel? Daardoor wordt de receptorcel ontvankelijker (gevoeliger) voor impulsen (via neurotransmitters) van de buurcel. Werking sensoren Prikkel impuls Impuls als prikkeldrempel overschreden Sterkere prikkel hogere frequentie Passerproef 2 sateprikkers per duo Zenuwcel Dendriet = uitloper naar cellichaam toe Axon (neuriet) = uitloper van cellichaam af Myelineschede Cellen van Schwann Teken een zenuwcel Benoem: Axon Axoneindknopjes Cellichaam Dendrieten Celkern Knoop van Ranvier Myelineschede Neuriet Controle zenuwcel Functie Sensorische zenuwcellen: 1 dendriet (+ myelineschede) Signaal: buiten cellichaam Centraal Zenuwstelsel Motorische zenuwcellen: Meerdere dendrieten Signaal: Centraal Zenuwstelsel spieren / klieren Schakelcellen: zenuwcel zenuwcel Meeste zenuwcellen in ruggenmerg zijn schakelcellen Benoem de zenuwcellen •Sensorisch •Motorisch •Schakelcel Zenuwcel 3 functionele delen: Ontvangend deel (dendriet) Geleidend deel (axon) Overdragend deel (synaps of motorische eindplaat) Vraag: Wat is welk deel? Geleidend deel Overdragend deel Ontvangend deel Contacten in een zenuwcel Het brein Film Vraag Hoe komt het dat zenuwcellen slechts in 1 richting een signaal doorlaten? Zenuwstelsel Waaruit bestaat het Centrale zenuwstelsel? hersenen en ruggenmerg Hoe heet het andere deel? Wat doet het Perifere zenuwstelsel? verbind organen met centrale zenuwstelsel Reflexen Onbewust (gladde spieren) pupilreflex, maagportierreflex, hartspieren en klieren (speeksel) Bewust (dwarsgestreepte spieren) terugtrekreflex (kan onderdrukt worden) Reflex Doe: Proef lineaal Bekijk: Bioplek kniepeesreflex Doe: Proef hand onder knie Maak: opdracht 3.2 Opdracht 3.2 Vraag 1 Wat is een reflex? reflex = Reflexen zijn onbewuste en automatische reacties op een prikkel. Vraag 2 Wat is een reflexboog? Reflexboog wordt gevormd door achtereenvolgens: • sensorisch neuron, • schakelneuron en • motorisch neuron. Na prikkeling van een zintuig (b.v. ogen) passeren impulsen achtereenvolgens in genoemde volgorde de drie typen neuronen. Zodra de impulsen een spier hebben bereikt kan deze samentrekken. Vraag 3 Welke twee delen van het centraal zenuwstelsel zijn betrokken bij de reflexboog? Bij reflexen van het hoofd, b,v, ooglidreflex, speekselreflex: De schakelcellen bevinden zich in de hersenen Bij reflexmatige beweging van arm of been: Ruggenmerg Vraag 4 Noem de verschillen tussen een reflex en een bewuste handeling. Een bewuste handeling verloopt via de grote hersenen, een reflex verloopt via het ruggenmerg of de hersenstam. Een bewuste handeling verloopt vergeleken met een reflex langzaam, doordat er meer zenuwcellen bij betrokken zijn. Een bewuste handeling wordt bewust uitgevoerd, een reflex gaat buiten de wil om. Opdracht 3.3 Vraag 1 Ga het belang na (voordelen en nadelen) van reflexen in het verkeer. Voordeel: Doordat een reflex sneller is dan een bewuste handeling kan een ongeluk worden vermeden. Nadeel: Gezien het onbewuste, automatische karakter van een reflex kan dit tot andere gevaarlijke situaties leiden. Film Pavlov Vraag 2 Leg uit wat het verschil is tussen een geconditioneerde en een ongeconditioneerde reflex. • Een ongeconditioneerde reflex is van nature aanwezig • Een geconditioneerde reflex wordt aangeleerd Vraag 3 Geef een voorbeeld van een ongeconditioneerde reflex in het verkeer. Bijvoorbeeld: je knippert met je ogen of je houdt je adem in, als je plotseling schrikt, doordat er iets op je afkomt. Andere voorbeelden: • het wijder worden van de pupillen • een versnelde hartslag. Vraag 4 Geef een voorbeeld van een klassiek geconditioneerde reflex in het verkeer. Je knippert met je ogen enz., maar nu schrik je doordat de remlichten van de auto vlak voor je ineens aangaan. Van nature zijn remlichten geen sleutelprikkel om met je ogen te gaan knipperen, maar het is een sleutelprikkel geworden doordat je geleerd hebt, dat het gevaar inhoudt. Film Thorndike Vraag 5 Thorndike voerde de term instrumentele conditionering in. Is die term ook van toepassing op automobilisten? Licht je antwoord toe. Ja, want bij het leren autorijden, leer je wat je wel of niet moet doen. Het ene wordt beloond, het ander afgestraft (je haalt je examen niet). Door dat telkens te herhalen, slijpen bepaalde bewegingen in en worden er volgens Thorndike bepaalde reflexachtige verbindingen in het zenuwstelsel versterkt en andere juist afgezwakt. Film Skinner Vraag 6 In tekstblok 2 wordt de proef van Skinner besproken met duiven die reageren bij lichtvensters van verschillende kleuren. Trek een vergelijking met een bestaande verkeerssituatie. In de proef van Skinner leerde de duiven dat, als het lichtvenster rood was, ze niet hoefde te pikken, omdat er toch geen graankorrel kwam. Bij groen licht gingen ze juist wel pikken, want dan kwamen de graankorrels. Automobilisten stoppen doorgaans voor rood en rijden door, als het groen is. Ze stoppen voor rood, omdat ze geleerd hebben dat ze gestraft kunnen worden (ongeluk, bekeuring), als ze door rood rijden. Net als bij de duiven gaat het om operante conditionering. Het omgekeerde komt ook voor. Als blijkt dat er niet gestraft wordt, dan gaan mensen weer door rood. Dat is met name bij voetgangers en fietsers het geval. We noemen dit uitdoving van het gedrag. Vraag 7 Is het remmen voor iemand, die plotseling oversteekt A: een ongeconditioneerde reflex, B: een geconditioneerde reflex of C: een bewuste handeling? Licht je antwoord toe. Het is geen ongeconditioneerde reflex, want van nature duwen we niet met onze voet een rempedaal naar beneden, als iemand plotseling voor onze auto oversteekt. Het kan wel een geconditioneerde reflex zijn. We hebben geleerd te stoppen in zulke gevallen en dat doen we door het rempedaal in te drukken. Doen we dat niet, dan hebben we een probleem. Ook inzicht zal hierbij een rol spelen, omdat we geleerd hebben te anticiperen op een naderende verkeerssituatie. Vraag 8 Noteer in welke gevallen van vraag 3 tot en met 7 alcohol invloed kan uitoefenen. In feite in alle gevallen, want in alle gevallen gaat het om zenuwcellen en dus om impulsoverdracht. In het geval van vraag 3 (c) zal het effect niet zo groot zijn. In geval 7 (g) zal het effect het grootste zijn. Waarschijnlijk komt dat, doordat hier veel meer zenuwcellen in het geding zijn, dus meer synapsen en dus een grotere vertraging. Lesdoelen Waarom reageer je trager bij het gebruik van alcohol? Wat is de invloed is van een trage reactie op verkeersdeelname? Wat zijn de risico’s van een trage reactie bij verkeersdeelname? Lesdoelen structuur van neuronen (= zenuwcellen); impulsen in neuronen als elektrische signalen; de weg die impulsen in het zenuwstelsel afleggen, speciaal bij reflexen (het gaat hier om zogenaamde reflexbogen); de (normale) overdracht van impulsen tussen twee neuronen (via neurotransmitters). Je kent 3 gedragswetenschappers en hun theorie (Pavlov, Thorndike, Skinner) Huiswerk Bekijk bioplek.org Inhoud animaties havo / vwo Zenuwstelsel Membraan neuriet (axon) impulsgeleiding Groep A Presenteer op digibord Beantwoord in je presentatie de vragen van 3.4 Goep B Presenteer op digibord Beantwoord in je presentatie de vragen van 3.5 Opdracht 3.4 PPT 3.4 Opdracht 3.5 PPT 3.5