Taal-leeskastje

advertisement
Taal-leeskastje
Thema
Feest
Woordenschat
Materialen
 Bord of groot vel papier
 Lynn de Spin
Doel
o De leerlingen herhalen hun woordenschat over het thema ‘Feest’.
o De leerlingen breiden hun woordenschat uit.
o De leerlingen leren de betekenis van woorden kennen en verwoorden.
Inhoud activiteit
Maken van een woordveld rond het thema ‘Feest’.
Woordenschat
Materialen
 Plaatjes en woorden thema ‘Feest’
 Woordkaart ‘Dat is pas … feest’
 Tekenpapier en potloden
Doel
o De woordenschat rond het thema ‘Feest’ wordt uitgebreid, geoefend en verankerd.
o De leerlingen leren dat woorden behalve een min of meer objectieve betekenis – zoals in een
woordenboek – ook een persoonlijke betekenis hebben.
o De leerlingen leren nuanceren en verrijken van de betekenis van woorden,
Inhoud activiteit
1. De leerlingen bekijken de woordkaartjes en herhalen de woorden.
2. De leerlingen bekijken de woordkaart ‘Dat is pas … feest’ en elke leerling verwoord wat hij / zij
feest vindt. Samen met de leerkracht wordt een goede zin geformuleerd die wordt genoteerd op een
tekenvel. De leerling maakt er een tekening bij. Deze losse vellen worden verzameld en gebundeld
tot een boek (Dat is pas … feest). Het boek wordt geplaatst in het boekenrek en de leerlingen
kunnen zo terugkijken en -lezen in het boek tijdens de werkles en/of tijdens vrije momenten.
Letterkennis
Letters kunnen benoemen
Materialen
 Lettermuur
 Letterkaartjes f en m (Schatkist)
 Woordkaartjes feest en muziek (Schatkist / zelf maken)
 Letterzoekers f en m
 Lettervlinder
Doel
o De leerlingen kunnen de nieuwe letter herkennen en aanwijzen.
o De leerlingen van groep 2 kunnen met de aangeboden letter auditief een nieuw woord bedenken.
o De leerlingen kunnen aangeven waar ze de aangeboden klank horen: vooraan, in het midden of
achteraan?
Inhoud activiteit
Klassikaal wordt in week 1 de letter f (feest) en in week 3 de letter m (muziek) m.b.v. de lettermuur
(Schatkist) en de lettervlinder aangeboden. Zie hiervoor de handleiding van de lettermuur. Maak bij
het aanbieden gebruik van een versje en / of liedje.
Verwerking
1. De kinderen bedenken woorden met de aangeboden letter en tekenen deze op kaartjes. Het woord
wordt erbij geschreven waarbij de aangeboden letter zoveel mogelijk in het rood wordt geschreven.
De kaartjes worden in de lettermuur gestopt.
2. Tijdens de werkles zoeken de leerlingen de aangeboden letter in tijdschriften en plakken deze op.
Ook zoeken de leerlingen de aangeboden letter in een letterzoeker en/of het aangeboden versje /
liedje.
Opdelen van zinnen in woorden en woorden in klankgroepen
Opdelen van zinnen in woorden
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (ZW2)
 Blokjes / 6 blokjes per leerling
 Werkblad ‘oefenen met zinnen’
Doel
o De leerlingen weten wat een woord is.
o De leerlingen herkennen auditief woorden in een zin.
o De leerlingen kunnen aangeven uit hoeveel woorden een zin bestaat.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch bewustzijn’ blz. 57 + 58
Verwerking
Tijdens de werkles maken de leerlingen het werkblad ‘oefenen met zinnen’.
Voorbeeldzinnen
Ik ben bijna jarig.
Ik moet nog zeven nachtjes slapen.
Ik wil graag een cadeau.
Ik ben erg nieuwsgierig.
Ella mag niet naar de zolder.
Ik geef een leuk feestje.
Ik heb de uitnodigingen al verstuurd naar mijn vriendjes.
Ik heb een lange verlanglijst gemaakt.
Papa gaat een mooie taart bakken met veel slagroom erop.
Er is genoeg drinken voor iedereen.
Ik mag op school trakteren aan de andere kinderen.
Dan mag ik op de stoel staan en gaat iedereen zingen.
Opdelen van zinnen in woorden en woorden in klankgroepen
Opdelen van samengestelde woorden in onderdelen
Materialen

Doel
o
Inhoud activiteit
Opdelen van zinnen in woorden en woorden in klankgroepen
Klankgroepen
o Opdelen van woorden in klankgroepen
o Verbinden van klankgroepen tot woorden
Materialen
 Kaartjes met 1, 2, 3, 4 en 5 stippen
 Woordkaartjes
 Happer de Klapper
 Werkblad ‘hoeveel woordstukjes?’
 Evt. Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (KG2 + KG3 + KG5)
Doel
o De leerlingen voegen auditief klankgroepen samen tot woorden.
o De leerlingen verdelen auditief woorden in klankgroepen.
Inhoud activiteit
1. Happer de Klapper heeft allemaal woorden meegebracht over het thema. Hij kan alleen langzaam
praten en zegt de woorden in klankstukjes. De leerlingen luisteren goed naar de klankstukjes en
voegen deze samen tot een woord en pakken het bijbehorend woordkaartje.
2. De leerlingen luisteren goed naar de woorden en klappen de klankstukjes tijdens de klassikale
activiteit.
De leerlingen klappen de woorden in klankstukjes en leggen de plaatjes bij het juiste aantal
stippen.
Verwerking
Tijdens de werkles maken de leerlingen het werkblad ‘hoeveel woordstukjes?’
Voorbeeldwoorden
slingers
inpakpapier
vlaggetjes
ballonnen
dansen
kaarsjes
jarig
slagroom
chips
feestmuts
kroon
trakteren
uitnodiging
zingen
feliciteren
verjaardagskaart
vuurwerk
verjaardagshoed
taart
verjaardagskalender
muziek
instrumenten
piano
gitaar
trom
buistrom
bas
saxofoon
viool
muzieknoten
triangel
woodblock
tamboerijn
dwarsfluit
stokjes
bellenkrans
klokkenspel
blokfluit
trompet
sambabal
Opdelen van zinnen in woorden en woorden in klankgroepen
Klankgroepen
o Opdelen van woorden in klankgroepen
o Verbinden van klankgroepen tot woorden
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (KG4)
 Kaartjes met 1, 2, 3, 4 en 5 stippen
 Woordkaartjes
 Happer de Klapper
Doel
o De leerlingen voegen auditief klankgroepen samen tot woorden.
o De leerlingen verdelen auditief woorden in klankgroepen.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch bewustzijn’ blz. 91.
Auditief geheugen
Versjes en liedjes
o Opzeggen van rijmpjes en zingen van liedjes samen met iemand anders
o Alleen opzeggen van rijmpjes en zingen van liedjes
Materialen
 6 Kaarten met bekende liedjes en versjes (
 Dobbelsteen met stippen, 1 t/m 6.
Doel
o De leerlingen zingen samen bekende liedjes en zeggen bekende versjes op over de.
o De leerlingen zingen alleen bekende liedjes en zeggen bekende versjes op over de.
Inhoud activiteit
De leerlingen spelen met 2 – 4 leerlingen het spel. Een leerling gooit met de dobbelsteen en het lied of
versje dat bij het gegooide aantal paddenstoelen hoort, wordt samen gezongen of opgezegd.
Auditief geheugen
o Nazeggen van zinnen
o Raadsels
o Goed of fout?
o Reactiewoord
Materialen
 Pipa Papegaai
Doel
o De leerlingen kunnen zinnen van 4 tot 7 woorden nazeggen.
o De leerlingen van groep 2 kunnen zinnen van 7 tot 10 woorden nazeggen.
o De leerlingen kunnen reageren op een aangegeven woord.
Inhoud activiteit
Klassikaal oefenen van de bovenstaande oefeningen m.b.v. de onderstaande oefeningen.
Voorbeeldzinnen zinnen nazeggen
Ik ben bijna jarig.
Ik moet nog zeven nachtjes slapen.
Ik wil graag een cadeau.
Ik ben erg nieuwsgierig.
Ella mag niet naar de zolder.
Ik geef een leuk feestje.
Ik heb de uitnodigingen al verstuurd naar mijn vriendjes.
Ik heb een lange verlanglijst gemaakt.
Papa gaat een mooie taart bakken met veel slagroom erop.
Er is genoeg drinken voor iedereen.
Ik mag op school trakteren aan de andere kinderen.
Dan mag ik op de stoel staan en gaat iedereen zingen.
Voorbeelden reactiewoorden
Feest – hoed – feest – muts – feest – feest – snoep – koek – feest
Slinger – hoed – stoel – slinger – cadeau - slinger – kaas – slinger
Cadeau – geheim – zolder – taart – cadeau – kaars – bloem – cadeau – feest
Stoel – stoel – geheim – taart – cadeau – stoel- slinger – ballon – stoel – ijs
Zolder – geheim – taart – zolder – slinger- stoel – zolder – ballon – vlag – zolder
Ladder – zolder – ladder – ladder – cadeau – deur – ladder – zolder – ladder - slinger
Auditief taalbegrip
o Zinnen langer maken
o Woorden bij een bepaalde categorie
o Tegenstellingen
o Wat hoort er niet bij?
Materialen
 Pipa Papegaai
Doel
o De leerlingen een zin langer maken met woorden binnen het thema.
o De leerlingen kunnen woorden bij een bepaalde categorie benoemen.
o De leerlingen kunnen tegenstellingen noemen.
o De leerlingen kunnen benoemen wat er niet klopt in een verhaal.
Inhoud activiteit
Klassikaal oefenen van de bovenstaande doelen m.b.v. de onderstaande oefeningen.
Voorbeeldzinnen zinnen langer maken
Ella speelt in………………………
Ze mag niet naar ……………………………………
Daar staat een……………………………………
Ella speelt met…………………………………
Daar komt de …………………………………………
De ladder staat tegen………………………………………
Lucy en Ella klimmen ………………………………………
Op het dak zien ze…………………………………………
Als ik jarig ben dan…………………………………………
Op mijn feestje eet ik……………………………………………
Ik wil graag een…………………………………………………
De kamer wordt versierd met een………………………………………………
Voorbeeldwoorden woorden bij een bepaalde categorie
Jarig
Versiering
Muziekinstrumenten
Feest Lekker eten
Voorbeeldzinnen Tegenstellingen
Ria is groot, de baby is…………………
Er zijn weinig mensen op het feest, er zijn ……………………mensen op het feest
Ella weet wel wat ze krijgt, Ella weet ………………………wat ze krijgt
Die meneer is dik, die mevrouw is ………………………
De feestneus is lang, de feestneus is ………………………………………
Het masker kijkt blij, de ander kijkt……………………………………
De optocht is buiten, het feestje is………………………………………………
Het glas is vol, de fles is……………………………………………………
Ballonnen zijn goedkoop, vlaggetjes zijn…………………………………………………
Ineke grabbelt het eerst, Lotte grabbelt het……………………………………………………
Onzinverhaal
Het is nacht. Jeroen wordt wakker en springt uit zijn bed. “Hoi, ik ben jarig”, roept hij. Ik wordt
vandaag tachtig jaar! Hij rent de trap af naar boven. Daar is mama al. Ze smeert de boterhammen in
met tandpasta. “Welterusten, Jeroen, met je verjaardag”, zegt ze. Papa komt de kamer binnen. Hij geeft
Jeroen zijn cadeau. “Oh, dat is mooi, een doos sigaren” zegt Jeroen. Dan moet Jeroen naar school. Hij
stapt in de auto en rijdt weg. Op school zitten alle kinderen op de tafels en ze zingen: Dag meneer de
sneeuwman, voor Jeroen. De juf geeft Jeroen een mooie feestsjaal en dan mag hij trakteren op bruine
bonen. Opa en oma komen Jeroen ophalen van school. Met z’n drieën steppen ze op de step naar huis.
Jeroen krijgt nog veel meer cadeautjes: een autootje, een schrift, een bos sleutels en breinaalden.
Na het eten moet hij naar bed. Hij heeft een geweldige bruiloft gehad.
Auditief geheugen
o Hetzelfde woord horen in een reeks woorden
o Hetzelfde woord horen in 2 zinnen
o Dezelfde letter horen in een reeks letters
o Dezelfde letter horen in en reeks woorden
Materialen
Doel
Inhoud activiteit
Auditieve discriminatie
Eindrijm
o Herkennen van eindrijm
o Toepassen van eindrijm, ontdekken van rijm, produceren van rijm
Materialen
 Heksje Circonfleksje
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (RM1 + RM3 + RM4)
Doel
o De leerlingen horen dat woorden hetzelfde klinken, rijmen.
o De leerlingen kunnen auditief rijmwoorden bedenken bij een gegeven woord.
o De leerlingen herkennen rijmwoorden in een liedje of versje.
o De leerlingen voorspellen een rijmwoord op basis van de context.
o De leerlingen kunnen zelf de zin afmaken door het juiste rijmwoord te vinden.
o De leerlingen ontdekken dat het iets moet betekenen, anders klopt de zin niet.
o De leerlingen maken een rijmregel af met een rijmwoord.
Inhoud activiteit
1. De leerlingen bedenken rijmwoorden met aangegeven woorden.
De leerkracht schrijft de woorden op een flap. Zo kunnen de leerlingen zien dat ze achteraan
hetzelfde zijn. Gebruik eventueel voor het eindstuk (eindrijm) een andere kleur.
Gebruik bij de leerlingen van groep 1 korte, eenlettergrepige, klankzuivere woorden.
2. De leerkracht zegt het begin van een zin en de leerlingen maken deze af d.m.v. rijmen.
Verwerking
Tijdens de werkles maken de leerlingen de knijpkaart “rijmen”.
Voorbeeldwoorden
feest
kroon
taart
dans
chips
drank
Voorbeeldzinnen
Ella is jarig, kijk eens aan
Ze mag op de stoel gaan……………………………
Haar oom heeft een baard
Maar krijgt wel een stukje…………………………………………
Marloes krijgt van tante Kato
Een prachtig versierd………………………………………………
Mama krijgt een ring voor om haar vinger
Aan de muur hangt een……………………………………………
Robert krijgt cadeautjes een heleboel
En hij zit op een versierde …………………………………………………
Wat heeft Daan een pret
Hij mag vandaag laat op ………………………………………………
We hebben het goed geleerd
Heel hartelijk …………………………………………………
Auditieve discriminatie
Eindrijm
o Herkennen van eindrijm
o Toepassen van eindrijm, ontdekken van rijm, produceren van rijm
Materialen
 Heksje Circonfleksje
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (RM5)
 Tijdschriften en/of tekenpapier
Doel
o De leerlingen herkennen en bedenken rijmwoorden bij een bepaald trefwoord.
Inhoud activiteit
De leerlingen bedenken rijmwoorden met een aangegeven woord.
Ze zoeken plaatjes van deze woorden in tijdschriften of maken er een tekening van.
Van al deze rijmwoorden / -vellen maken we een rijmboek.
Auditieve discriminatie
Beginrijm
o Herkennen van beginrijm in langgerekte woorden (m-km)
o Herkennen van beginrijm in gewoon uitgesproken woorden (m-km)
o Toepassen van beginrijm
Materialen
 Heksje Circonfleksje
 Woordkaartjes uit ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ en/of thema ‘Feest’
Doel
o De leerlingen herkennen woorden die dezelfde beginklank hebben.
o De leerlingen horen het verschil tussen woorden die een andere beginklank hebben.
o De leerlingen kunnen zelf woorden bedenken die een zelfde beginklank hebben.
Inhoud activiteit
1. Twee eekhoornkinderen hebben dezelfde letter vooraan in hun naam. Welke kinderen zijn dat? De
leerkracht legt flink de nadruk op die eerste letter.
Luister maar RRRRRRRRRik, DDDDDDDDik en DDDDDDDieuwertje.
Dit schrijven we op een flap, zodat de leerlingen het kunnen zien.
2. De leerkracht pakt de woordkaartjes uit de la van Lynn de Spin. De leerkracht leest het woord en
rekt daarbij de eerst klank lang uit.
De leerlingen mogen zeggen welke klank ze het eerst, vooraan hoorden.
3. De leerkracht zegt woorden zonder visuele ondersteuning en de kinderen benoemen welke klank ze
vooraan horen.
4. De woorden kunnen op de flap gerangschikt worden, de woorden die de eerste letter hetzelfde
hebben bij elkaar. De kinderen mogen zelf woorden bedenken die in een van de rijtjes passen. Ook
de andere woorden uit de la van Lynn de Spin kunnen de kinderen sorteren.
Auditieve discriminatie
o Het langste / kortste woord herkennen
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (ZW1)
 Lange Slang
 Werkbladen ‘het langste woord’ en ‘het kortste woord’
Doel
o De leerlingen onderscheiden zowel auditief als visueel lange en korte woorden.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ blz. 55 + 56.
Verwerking
Tijdens de werkles kunnen de leerlingen de werkbladen ‘het langste woord’ en/of ‘het kortste woord’
maken.
Voorbeeldwoorden langste woord
jarig verjaardag
cadeau cadeaupapier
zoldertrap ladder
timmerman hout
ella vriendinnen
geheim poppenhuis
uitnodiging feest
zolderraam kijken
Auditieve discriminatie
o Eerste woord horen
o Laatste woord horen
o Eerste letter horen
o Laatste letter horen
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (ZW5)
 Woordkaartjes (voor elke leerling 1)
Doel
o De leerlingen benoemen het eerste laatste woord in een zin.
o De leerlingen bedenken zelf een zin.
o De leerlingen benoemen het eerste, middelste en laatste woord in een reeks woorden.
o De leerlingen benoemen de eerste, middelste en laatste letter van een woord.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ blz. 63 + 64.
Voorbeeldwoorden eerste – middelste – laatste woord
ella – lucy – cadeau
geheim – zolder – deur
ladder – timmerman – klimmen
kijken – zolderraam – poppenhuis
geheim – bed – badkamer
cadeau – strik – papier
slinger – ballon – vlaggetjes
stoel – hoed – taart
snoep – chips - koek
Voorbeeldwoorden eerste – middelste – laatste letter
ella
bed
zolder
lucy
hoed
man
geheim
raam
vlag
kado
dak
feest
spelen
huis
huis
jarig
koek
stiekem
timmerman hout
ballon
stiekem
poes
stoel
Hakken en plakken van klanken
Klinker in een woord isoleren
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (IK1)
Doel
o De leerlingen herkennen woorden met een bepaalde beginklank.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ blz. 99 + 100
Hakken en plakken van klanken
Auditieve analyse op klankniveau
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (AK2 + AK3 + AK4)
 Woordkaartjes uit ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ en/of thema ‘Feest’ (mkm-woorden)
 Klankkaartjes
 Slome Slak
Doel
o De leerlingen spreken namen van voorwerpen en/of dieren klank voor klank uit.
o De leerlingen spreken woorden klank voor klank uit.
Inhoud activiteit
1. Op een tafel liggen plaatjes en/of voorwerpen. De leerlingen benoemen de woorden. Ga na of de
leerlingen de woorden allemaal kennen.
2. Laat 1 van de plaatjes zien en leg dit woord met de klankkaartjes. Zeg het woord in losse klanken.
De leerlingen zeggen de leerkracht na. Gebruik hier het gebaar van het hakken (en plakken) dat ze
in groep 3 gebruiken. Herhaal dit met meerdere woorden en laat de leerlingen het samen hardop
herhalen.
3. De leerlingen nemen 1 woordkaartje in gedachten en zeggen dit in stukjes. De andere leerlingen
raden wat deze leerling heeft gezegd.
4. Speel en vraag en antwoordspel met Slome Slak. Slome Slak spreekt alleen in losse klanken. (Zie
AK4)
Hakken en plakken van klanken
Auditieve synthese op klankniveau
Materialen
 Plak
Doel
o De leerlingen kunnen losse klanken samenvoegen tot een woord, de zin biedt hierbij
ondersteuning.
o De leerlingen voegen klanken samen tot een woord.
Inhoud activiteit
In het laatje van Plak zit een hak en plak oefening waarbij de leerkracht een zin zegt waarvan ze het
laatste woord in stukjes hakt.
Bij de jongste leerlingen kan de leerkracht het eerst gedeelte aan elkaar laten en alleen de laatste letter
los hakken.
Voorbeeldzinnen
Op mijn hoofd draag ik een kr-oo-n.
Ik krijg een zoen van mijn z-u-s.
Op school trakteer ik iedereen op een r-ee-p.
Ik vier de hele dag f-ee-st.
Met de post krijg ik een k-aa-rt.
Ik smul van de t-aa-rt.
De kinderen eten sn-oe-p.
Voor mijn verjaardag krijg ik een b-oe-k.
Het cadeau zit in een t-a-s.
Ik krijg het cadeau niet open, ik knip het open met een sch-aa-r.
Ik eet graag fr-ie-t.
Als toetje kies ik ij-s.
Ik krijg bezoek van mijn n-ee-f.
’s Avonds ga ik moe naar b-e-d.
Hakken en plakken van klanken
Auditieve synthese op klankniveau
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch bewustzijn’ (SK1 + SK3 + SK4)
 Woordkaartjes en/of voorwerpen thema ‘Feest’
 Slome Slak
Doel
o De leerlingen herkennen de woorden / voorwerpen als deze wordt uitgesproken in afzonderlijke
klanken.
o De leerlingen voegen klanken samen tot een woord.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch bewustzijn’ 113 + 117 t/m 120.
Op een tafel liggen plaatjes en/of voorwerpen.
Slome Slak vertelt een verhaaltje en zegt soms een woordje heel langzaam / in stukjes.
bijv.: En toen pakte ze r-oo-d. Pak maar voor mij r-oo-d.
Later mogen de leerlingen elkaar opdrachtjes geven. Rik, pak voor mij de v-e-rf. Misschien kunnen er
al enkele kinderen analyseren.
Voorbeeldwoorden
m-u-ts
k-oe-k
st-oe-l
sn-oe-p
f-ee-st
fr-ie-t
k-aa-rt
r-ee-p
t-aa-rt
k-o-p
t-a-s
h-oe-d
b-oe-k
sch-aa-r
ij-s
oo-m
n-ee-f
m-a-m
p-a-p
b-e-d
Boekoriëntatie
Materialen
 Boek ‘Bijna jarig’ van Imme Dros
Doel
o De leerlingen kunnen na afloop van de boekoriëntatie de titel van het verhaal aanwijzen.
o De kinderen kunnen aan de hand van de tekening op de voorkant van het boek, een voorspelling
maken van de inhoud van het boek.
o De kinderen weten dat een boek van voren naar achteren wordt gelezen.
Inhoud activiteit
Tijdens een klassikale activiteit wordt het boek ‘Bijna jarig’ voorgelezen.
Plaats het boek na afloop op de boekenstandaard.
Deze activiteit kan herhaald worden met andere boeken.
Verhaalbegrip
Materialen
 Boek ‘Bijna jarig’
 Pictogrammen verhaalbegrip (wie / wat / waar)
Doel
o De leerlingen de leerlingen zijn in staat om vragen te beantwoorden, m.b.t. de inhoud van het boek.
Inhoud activiteit
Op een flap heeft de leerkracht het wie-pictogram en de “wie” vraag geschreven.
De overige pictogrammen worden besproken en ingevuld op de flap (verhaalbegrip).
Op deze manier kan het verhaalschema in kaart worden gebracht.
In eerste instantie kunnen de volgende vragen worden gesteld :
- wie ; over wie gaat het verhaal ?
- waar speelt het verhaal?
- begin ; wat kun je vertellen over het begin van het verhaal ?
- afloop ; hoe loopt het verhaal af ?
Deze vragen kunnen uitgebreid worden.
Functies van geschreven taal
Materialen
 Woordkaartjes
 Papier / computer / woordenboekje
 Verschillende pennen, potloden en stiften
 Letterstempels
Doel
o De leerlingen kunnen woorden naschrijven / -typen / -stempelen.
Inhoud activiteit
De leerlingen schrijven, typen en/of stempelen woorden na m.b.v. woordkaartjes. Ze maken er een
tekening bij zodat ze de woorden kunnen ‘lezen’.
Relatie tussen gesproken en geschreven taal
Materialen
 Boek met foto’s van het thema.
Doel
o De leerlingen ervaren dat je dingen die je hoort of denkt (hoort in je hoofd) ook op kunt schrijven.
o De leerlingen ervaren dat de dingen die je opschrijft vervolgens ook weer door jezelf of door een
ander gelezen kunnen worden.
o De leerlingen kunnen zelf ook iets opschrijven, cq tekenen over wat ze denken.
Inhoud activiteit
Als het laatje opengemaakt wordt, wijs dan kort op het pictogram. Wat zie je? Wat zouden we hier
moeten doen?
In het laatje ligt een boekje. Het is een album? Een plakboek? Een……
Wat is een album, plakboek……
De leerkracht schrijft het op de flap, zodat de kinderen mee kunnen kijken.
Luisterhouding
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (LS3)
Doel
o De leerlingen kunnen woorden nazeggen die worden gefluisterd.
o De leerlingen kunnen zinnen nazeggen die worden gefluisterd.
o De leerlingen kunnen opdrachten uitvoeren die worden gefluisterd.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ blz. 41.
De leerkracht fluistert een leerling een woord in het oor en de leerling herhaalt dit woord. Om het
moeilijker te maken kan de leerling het woord in het oor fluisteren van een andere leerling, die op zijn
beurt het woord hardop herhaalt.
Ditzelfde met zinnen.
Als afsluiting fluistert de leerkracht een opdracht in het oor van de leerling, die hij op zijn beurt
uitvoert.
Verwerking
De leerlingen kunnen deze opdrachten in twee-, drie- of viertallen zelfstandig uitvoeren tijdens de
werkles.
Luisterhouding
Materialen
 Handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ (LS5)
 Boek ‘Feestkriebels’ van Carry Slee
Doel
o De leerlingen onderscheiden auditief een of meer trefwoorden in een reeks woorden of zinnen.
Inhoud activiteit
Zie handleiding ‘Fonemisch en fonologisch bewustzijn’ blz. 47.
Spreek met de kinderen een woord af waar ze tijdens het voorlezen op mogen / moeten reageren.
Download