Atmosfeer 5TSO

advertisement
ATMOSFEER
5 TSO
Christ Naert
Deze cursus wordt gebruikt als didactisch materiaal voor de navorming “Wegwijzers voor aardrijkskunde” –
Eekhoutcentrum - Kulak en Geo-Instituut - KULeuven, oktober 2015. De meeste figuren zijn afkomstig uit
de handboeken aardrijkskunde Geoscoop 5/6, Geo 5/6 en GeoWetenschappen 5/6.
Atmosfeer – Christ Naert
1
Atmosfeer – Christ Naert
2
Atmosfeer
Inhoudstafel
1 Kenmerken van de atmosfeer ............................................................................
1.1 Bouw van de atmosfeer………................................................................
1.2 Belang van de atmosfeer……………………………………..………….
1.3 De stralingsbalans...................................................................................
1.4 De invloed van de mens op de stralingsbalans………………………….
blz. 4
blz. 4
blz. 7
blz. 11
blz. 12
2 Satellietfoto en weerkaart...................................................................................... blz. 14
2.1 Weersatellieten........................................................................................
blz. 14
2.2 Weerkaarten............................................................................................
blz. 18
3 De temperatuur in Europa..................................................................................
3.1 De isothermenkaart van Europa................................................................
3.2 De invloed van de Noordzee op de temperatuur…….............................
3.3 Andere beïnvloedende factoren………………………………………….
blz.
blz.
blz.
blz.
23
23
24
25
4 Luchtvochtigheid en neerslag............................................................................... blz. 27
4.1 De waterkringloop…………..….……………………………………..… blz. 27
4.2 Wolkenvorming…………….……..…………….……………………… blz. 28
5 Het versterkte broeikaseffect.……………………………………...……………
5.1 Oorzaken en gevolgen………….……………………………………..…
5.2 Oplossingen voor het versterkte broeikaseffect.……………………..…
blz. 30
blz. 30
blz. 33
6 Het West-Europese weer…..................................................................................
6.1 Het weer bij lage luchtdruk….................................................................
6.2 Het weer bij hoge luchtdruk ………………………….............................
6.3 Welke luchtdruk verkies jij?…………………………………………….
blz.
blz.
blz.
blz.
7 Een wereld vol verschillen.……….………………………………...……………
7.1 De luchtdrukverdeling in de wereld…………………………………..…
7.2 Contrasten in temperatuur en neerslag………...……………………..…
blz. 41
blz. 41
blz. 41
© 2015, Christ Naert
34
34
38
40
Atmosfeer – Christ Naert
Inleiding
Onze planeet wordt omringd door een dunne laag gassen: de atmosfeer. Vooral in
het onderste deel van deze luchtlaag spelen zich processen af die zeer belangrijk
zijn voor het leven, denken we maar aan het ontstaan van de temperatuur, de wind
en de neerslag. In dit deel onderzoeken we enkele van deze processen en gaan we
nader in op de problematiek van de opwarming van de aarde. Tenslotte bestuderen
we met behulp van satellietfoto’s en weerkaarten het West-Europese weer.
In “atmosfeer” onderzoeken we de volgende onderwerpen:
Kenmerken van de atmosfeer
 de gelaagde opbouw van de aardse atmosfeer
 het ontstaan van de temperatuur in de troposfeer en het belang van
broeikasgassen
 de verschillende factoren die de temperatuur beïnvloeden
Het versterkte broeikaseffect
 de oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikaseffect, de duurzame
oplossingen
Het West-Europese weer
 het herkennen van drukgebieden, fronten en neerslagzones op een
weerkaart en een satellietfoto
 een front als gevolg van botsende luchtsoorten en het ontstaan van een
lagedrukgebied
 het ontstaan van wolken en neerslag
 de kenmerken van het weer bij hoge en bij lage luchtdruk
 op basis van weerkaart en satellietfoto de gevolgen van het weer afleiden
Klimaten
 de verschillen tussen enkele klimaten op basis van temperatuur en neerslag
 de ligging van hogedruk- en lagedrukgebieden in Europa
Voor dit deel heb je telkens je atlas nodig.
Binnen dit thema wordt verwacht dat je de onderstaande onderdelen uit het
vademecum “Aardrijkskunde hoe?” goed kent en vlot kan toepassen:
Vaardigheden
1.1 tot en met 1.7 Gebruik van kaarten (p.8 tot en met p.13)
Kaarten
2.1 tot en met 2.2 Kaarten van België en Europa (p. 40 tot en met p. 43)
Begrippen
1 Landschappen en wereldkaart (p. 48 en 49)
5 Weer, klimaat en vegetatie (p. 52 en 53)
Op Smartschool kan je alle PowerPoints “Atmosfeer” terugvinden en de links
naar enkele interessante websites weerkunde.
3
Atmosfeer – Christ Naert
1 Kenmerken van de atmosfeer
1.1 Bouw van de atmosfeer
Fig. 1: De Aarde gezien van op een hoogte van 500 km.
Fig. 2: De opbouw
van de atmosfeer.
De aarde wordt
omringd door een
dunne laag gassen: de
atmosfeer of de
dampkring.
4
Atmosfeer – Christ Naert
5
 Begrenzing:
 De luchtdruk verandert met de hoogte (fig. 3):
 Samenstelling (fig. 4):
Fig. 3: De opbouw van de onderste atmosfeer.
Atmosfeer – Christ Naert
6
Fig. 4: De samenstelling van de
onderste atmosfeer (in volumeprocent)
 Indeling van de atmosfeer (fig. 3):
De indeling is gebaseerd op …………………..
De dampkring wordt verdeeld in verschillende sferen en pauzes.

sfeer:

pauze:
Vul de onderstaande tabel in op basis van de figuren 2 en 3.
Naam sfeer
Troposfeer
Stratosfeer
Mesosfeer
Thermosfeer
Exosfeer
hoogte
temperatuur
kenmerken
Atmosfeer – Christ Naert
7
1.2 Belang van de atmosfeer
Hoe verandert de ozonconcentratie met de hoogte boven België?
Fig. 5: De ozonconcentratie boven Ukkel (ballonpeiling KMI).
Hoe verandert de ozonconcentratie in België in de loop van een jaar?
Fig. 6: De ozonconcentratie in België in de loop van een jaar.
Atmosfeer – Christ Naert
8
troposferisch ozon
Ongeveer 10 % van het ozon is troposferisch en
bevindt zich net boven het aardoppervlak.
Vooral in de zomermaanden kan de concentratie
gevaarlijk hoog oplopen. Ozonsmog ontstaat dan
vooral bij zonnig en windstil weer als zonlicht
reageert op bepaalde chemische stoffen die door het
autoverkeer of door de industrie in de troposfeer
werden gebracht. Het effect van ozonsmog verschilt
van mens tot mens, maar is vooral zeer schadelijk
voor mensen met astma, met hart- en vaatziekten,
ouderen en mensen die zware lichamelijke arbeid
verrichten. Ozonsmog kan tijdens een hittegolf in de
zomer levensgevaarlijk zijn voor mensen met een
zwakke gezondheid!
stratosferisch ozon
Ongeveer 90 % van het ozon is stratosferisch ozon in de
zogenaamde ozonlaag. Daar absorbeert dit gas een groot deel
van de schadelijke UV-straling. Slechts een klein deel van deze
straling bereikt het aardoppervlak. De absorptie van UV
veroorzaakt warmte. Vooral vanaf een hoogte van 30 km
neemt de temperatuur snel toe. Op deze hoogte is de
luchtdichtheid immers zo gering dat een kleine absorptie van
UV al een belangrijke temperatuursstijging veroorzaakt.
Teveel UV kan bij de mens huidkanker veroorzaken en ook
planten en dieren aantasten. Wetenschappers stellen niet
alleen vast dat de concentratie stratosferisch ozon voortdurend
wijzigt met de seizoenen (door de veranderende zonnestand),
maar ze maken zich vooral zorgen over de verdunning van de
ozonlaag door het gebruik van C.F.K.’s.
Fig. 7: Ozon: een zegen of een vloek?
Lees aandachtig de bovenstaande tekst. Waarom is ozon tegelijk een zegen en een vloek voor
de mens?
bedreigend ozon
beschermend ozon
Waar in de atmosfeer?
Waar in de atmosfeer?
Hoeveel % van totale ozon?
Hoeveel % van totale ozon?
Hoe ontstaan?
Waarom belangrijk?
Indien te veel:
Indien te weinig:
Gevolgen:
Gevolgen:
Atmosfeer – Christ Naert
Welke informatie kan je afleiden uit het onderstaand satellietbeeld (fig. 8)?
Situeer met een rode kleur op de satellietfoto het zogenaamde ozongat.
Formuleer zelf een correcte definitie voor dit fenomeen.
Fig. 8: Satellietbeeld van het stratosferisch ozon in september (GOME).
Welk gevolg heeft een tekort aan stratosferisch ozon?
9
Atmosfeer – Christ Naert
10
De informatie van de tweede en derde kolom van de onderstaande tabel (fig.9) staan niet op
de juiste plaats. Herschik de tabel zodat elke rij correcte informatie oplevert. Gebruik de
cijfers 1 tot 7 en de letters A tot G.
bestanddelen
N2
belang voor weer en klimaat
1. tweede belangrijkste gas van de
atmosfeer
stofdeeltjes
2. absorbeert UV-straling van de
zon
3. wolkenvorming en neerslag –
reflecteert in de vorm van ijs veel
zonlicht
4. veroorzaken zure regen
CO2
O3
waterdamp
5. belangrijkste gas van de
atmosfeer
vervuilende stoffen
zoals
zwaveldioxide en
methaan
6. verstrooien veel zonlicht –
vormen condensatiekerntjes nodig
voor wolkenvorming
O2
7. houdt de temperatuur vast –
broeikaseffect
functies/oorsprong
A. afkomstig van
winderosie, vulkanisme en
verbranding van
meteoroïden
B. industrie, verkeer en
elektriciteitscentrales
C. noodzakelijk voor
plantengroei
D. wordt soms opgeslagen
als sneeuw en ijs
E. komt vrij door
fotosynthese – vermindert
door ontbossing
F. gebruikt door planten
voor fotosynthese –
verhoogt door ontbossing en
verbranding van fossiele
brandstoffen
G. vernietigd door C.F.K.’s
–
reageert met luchtvervuiling
Oplossing:
bestanddelen
belang voor weer/ klimaat
N2
stofdeeltjes
CO2
O3
waterdamp
vervuilende stoffen zoals
zwaveldioxide en
methaan
O2
Fig. 9: De bestanddelen van de atmosfeer en hun belang.
functies/oorsprong
Atmosfeer – Christ Naert
11
1.3 De stralingsbalans
Noteer hieronder wat er precies gebeurt met het zonlicht dat de aarde bereikt.
Fig. 10: Model van de stralingsbalans.
Atmosfeer – Christ Naert
12
Wat zijn broeikasgassen?
1.4 De invloed van de mens op de stralingsbalans
Noteer onder elke foto wat de invloed is van deze menselijke activiteit op de stralingsbalans.
Fig. 11: Het vele vliegtuigverkeer
veroorzaakt niet alleen broeikasgassen,
maar ook brede vliegtuigstrepen van
ijskristallen.
Fig. 12: De grootschalige ontbossing
van het tropisch regenwoud veroorzaakt
woestijnbodems.
Atmosfeer – Christ Naert
13
Fig. 13: Ons wagenpark blijft groeien,
het verbruik van brandstoffen ook.
Fig. 14: Door de moderne veeteelt is het aantal herkauwers
enorm toegenomen.
Atmosfeer – Christ Naert
14
2 Satellietfoto en weerkaart
2.1 Weersatellieten
Er zijn twee soorten weersatellieten:

polaire weersatelliet:

geostationaire weersatelliet:
Fig. 15: Soorten
weersatellieten.
Fig. 16: De Europese polaire weersatelliet MetOp.
Fig. 17: Foto genomen door de Amerikaanse
polaire NOAA-satelliet.
Atmosfeer – Christ Naert
15
Fig. 18: Foto genomen door de geostationaire
Meteosat-satelliet.
Fig. 19: Lokatie van geostationaire
weersatellieten in de wereld.
Fig. 20: Gezichtsveld van geostationaire weersatellieten.
Noteer naast de letters (zie bovenstaande figuur) de naam van de geostationaire satelliet:
a:
b:
c:
d:
e:
Oefening op een Meteosat-VIS foto (fig. 21)
 Wat is de betekenis van zwart-, wit- en grijstinten op deze visuele satellietfoto? Welke
energiebron levert de straling?
 wit:
 zwart:
 energiebron:
Atmosfeer – Christ Naert
16
Fig. 21: Visueel satellietbeeld van Meteosat om 12u UTC.
LEGENDE:
de evenaar en de twee keerkringen
kkkkeerkringen
de nulmeridiaan
punt op aarde waar Meteosat
loodrecht boven staat

Situeer op de bovenstaande satellietfoto met blauwe lijnen de evenaar en de
twee keerkringen.

Teken op de satellietfoto met een groene lijn de nulmeridiaan.

Situeer op het satellietbeeld met een rode stip de plaats op aarde waar Meteosat
op een hoogte van 36 000 km een geostationaire positie inneemt.
Noteer hier de coördinaten van dit punt. …………………..
Atmosfeer – Christ Naert
17
Oefening op een Meteosat-IR foto (fig. 22)
Fig. 22: Infrarood satellietbeeld van Meteosat om 12u UTC.
LEGENDE:
bewolkte gebieden
 Wat is de betekenis van de zwart-, wit- en grijstinten op deze infraroodfoto?

Baken op de satellietfoto met een rode lijn de bewolkte gebieden boven Afrika af.
Vergelijk nu de beide satellietbeelden (fig. 21 en 22) met elkaar. Wat stel je vast?
Atmosfeer – Christ Naert
18
2.2 Weerkaarten
Het verzamelen van weergegevens gebeurt op verschillende waarnemingsplatforms.
weersatelliet
(800 tot 36.000 km)
waarnemingsplatform
overzicht
zonder detail
weerballon
(0 tot 30 km)
weerstation
(aardoppervlak)
plaatselijke info
zeer gedetailleerd
Weerstations meten de verschillende weerselementen net boven het aardoppervlak. Ze geven
gedetailleerde informatie over het weer. Dagelijkse ballonpeilingen verschaffen data over de
toestand van de onderste atmosfeer tot een maximale hoogte van 30 km. Polaire (800 km) en
geostationaire (36 000 km) weersatellieten tonen de bewolking in de troposfeer. Deze
waarnemingsplatforms tonen wegens hun grote hoogte geen details, maar zorgen wel voor een
overzicht.
 Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
 het weer:
 het klimaat:
 Volg jij het weerbericht? Om welke redenen?
 Welke menselijke activiteiten worden sterk beïnvloed door het weer?
Atmosfeer – Christ Naert
19
Fig. 23: Verschillende waarnemingsplatforms verzamelen continu weergegevens.
De waarnemingen worden verwerkt tot weerkaarten en vormen daarom de basis van de
moderne weersvoorspelling. Per weerstation worden de gemeten gegevens op de weerkaart
voorgesteld door symbolen, die men “plotjes” noemt.
Fig. 24: De legende van een weerkaart.
Atmosfeer – Christ Naert
20
Alle gebieden met een zelfde luchtdrukwaarde worden op de weerkaart door een lijn
verbonden: een isobaar. De isobaar met de luchtdrukwaarde van 1013hPa verdeelt de kaart
in een hogedruk- en een lagedrukgebied.
 Isobaar: een lijn op een kaart die alle plaatsen met een zelfde luchtdrukwaarde –
herleid tot zeeniveau – verbindt.
 Een maximum is de plaats met de hoogste luchtdrukwaarde in een hogedrukgebied,
op een kaart voorgesteld door een “H”. Een hogedrukgebied of anticycloon heeft een
luchtdrukwaarde hoger dan 1013 hPa.
 Een minimum is de plaats met de laagste luchtdrukwaarde in een lagedrukgebied, op
een kaart voorgesteld door een “L”. Een lagedrukgebied of een depressie heeft een
luchtdrukwaarde lager dan 1013 hPa.
Fig. 25: Een sterk vereenvoudigde isobarenkaart.
 Teken met een rode lijn op de bovenstaande isobarenkaart de grens tussen het hoge- en
het lage drukgebied. Noteer in de twee witte kaders op de kaart “depressie” en
“anticycloon”.
 Noteer op de juiste plaats de twee luchtdrukkernen “L” en “H”.
Fig. 26: Door luchtdrukverschillen
ontstaat de wind.
Atmosfeer – Christ Naert
21
Oefening op een weerkaart (fig. 27)
Fig. 27: Een vereenvoudigde weerkaart (voor de betekenis van de plotjes: zie fig. 24).
LEGENDE:
1 013 hPa: grens hogedruk- lagedrukgebieden
gebied met veel wind

Teken op de weerkaart de grens tussen de hogedrukgebieden en de lagedrukgebieden.
Waar bevinden zich de kernen (maxima en minima) van deze drukgebieden?
hogedrukkernen:________________________________________________________
lagedrukkernen:________________________________________________________

In welke gebieden wijzen de plotjes op winderig weer?
_____________________________________________________________________
Hoe kan je dit ook herkennen aan het patroon van de isobaren?
_____________________________________________________________________
Arceer de gebieden op de weerkaart waar er veel wind is. Vergeet de legende niet.
Rond welke luchtdrukkernen kan het winderig zijn? __________________________

Hoe beweegt op het noordelijk halfrond de lucht rond een minimum?
…. en rond een maximum?
Atmosfeer – Christ Naert


22
Waar op de weerkaart (gebruik plaatsnamen) komen de volgende weerfenomenen voor:
- neerslag:
-
onweer:
-
mist:
Stel dat je op basis van deze weerkaart snel een vakantiebestemming moet zoeken. Waar ga je
naartoe en waarom?
Fig. 28: Infrarood Meteosatfoto (dezelfde datum als deze van de weerkaart).
LEGENDE:

bewolkte gebieden
Baken op de infrarood Meteosatfoto met een blauwe lijn de gebieden af met veel bewolking.
Welke Europese landen liggen onder een wolkendek?
 Hoe verklaar je de donkere kleur van Noord-Afrika op deze satellietfoto?

Vergelijk de weerkaart (fig. 27) met de satellietfoto’s (fig. 28). Welk verband zie je tussen de
ligging van de drukkernen en de weerstoestand in die gebieden?
Atmosfeer – Christ Naert
3 De temperatuur in Europa
3.1 De isothermenkaart van Europa
Fig. 29: Isothermenkaart van Europa en de noordelijke Atlantische Oceaan in november.
Een isotherm:
Patroon van isothermen:
1) Isothermen lopen
2) De hoogste temperaturen
Fig. 30: Zonne-energie en de bolvormige aarde.
23
Atmosfeer – Christ Naert
24
Verklaring voor dit patroon:
1)
2)
3.2 De invloed van de Noordzee op de temperatuur
plaats
coördinaten
januari
juli
jaarschommeling
Duinkerke
51°N 2°O
4,1°C
16,8°C
12,7°C
Ukkel
51°N 4°O
2,9°C
18,3°C
15,4°C
Keulen
51°N 7°O
2,4°C
18,4°C
16°C
Kiew
50°N 30°O
-5,6°C
19,3°C
24,9°C
Charkow
50°N 36°O
-6,9°C
20,3°C
27,2°C
Oeralsk
51°N 51°O
-13,4°C
22,3°C
35,7°C
Fig. 31: Temperaturen in Europa op plaatsen met ongeveer dezelfde breedteligging.
Beschrijf a.d.h.v. fig. 31 en een isothermenkaart van Europa (atlas) het temperatuursverloop
voor eenzelfde breedteligging van zee naar land:
- januaritemperatuur:
Conclusie:
-
julitemperatuur:
-
jaarschommelingen:
Atmosfeer – Christ Naert
25
Zeestromingen hebben in kustgebieden ook
een invloed op de luchttemperatuur
voor West-Europa (fig. 32, atlaskaart
zeestromingen). Toon dit aan.
Fig. 32: Warme en koude zeestromingen
in de Atlantische Oceaan.
3.3 Andere beïnvloedende factoren
 Invloed van de hoogte:
Fig. 33: Een zomers landschap in de
Zwitsers Alpen.
Atmosfeer – Christ Naert
26
 Invloed van het reliëf:
Fig. 34: Druiventeelt in de
Moezelvallei (Duitsland).
 Invloed van de bewolking
Wat is het verschil in luchttemperatuur tussen een bewolkte en een onbewolkte dag?
 Invloed van de kleur van de bodem
Wat is het verschil in luchttemperatuur bij een bleke zandgrond ten opzichte van een
donkere humusrijke grond?
 Invloed van de windrichting
Wat is het verschil in luchttemperatuur bij een noordenwind en een zuidenwind?
Atmosfeer – Christ Naert
27
4 Luchtvochtigheid en neerslag
4.1 De waterkringloop
Fig. 35: De
waterkringloop.
De hoeveelheid water op aarde bedraagt ongeveer 1,4 miljard km³. Het grootste deel daarvan
is langzaam in beweging en vormt een gesloten kringloop: de hydrologische cyclus of
waterkringloop.
 Beschrijf met behulp van de bovenstaande figuur de hydrologische cyclus.
 Het aandeel van water en waterdamp in de troposfeer:
 Belang in de hydrologische cyclus van:
- de zon:
- de wind:
- de zwaartekracht:
Atmosfeer – Christ Naert
28
4.2 Wolkenvorming
Fig. 36: Absolute en
relatieve
luchtvochtigheid.
Luchtvochtigheid kan men op twee verschillende manieren uitdrukken:

De absolute luchtvochtigheid is de hoeveelheid waterdamp die een m³ lucht bevat –
uitgedrukt in gram – bij een welbepaalde temperatuur en luchtdruk.

De relatieve luchtvochtigheid – uitgedrukt in procent – is de verhouding tussen de
absolute luchtvochtigheid en de maximale hoeveelheid waterdamp die de lucht kan
bevatten bij de heersende temperatuur en luchtdruk.
Het verband tussen luchttemperatuur en de hoeveelheid waterdamp die lucht kan bevatten:
Condensatie van een wolkendruppeltje:
Wolken ontstaan maar bij de volgende drie voorwaarden:



de aanwezigheid van waterdamp in de lucht
een dalende temperatuur, zodat tenslotte het dauwpunt wordt bereikt
de aanwezigheid van condensatiekernen waar waterdamp condenseert tot
wolkendruppeltjes
Atmosfeer – Christ Naert
29
Fig. 37: Ontstaan van verschillende neerslagvormen.
Het ontstaan van verschillende neerslagvormen:
- ontstaan van regen:
-
ontstaan van ijzel:
-
ontstaan van sneeuw:
-
ontstaan van hagel:
Atmosfeer – Christ Naert
30
5 Het versterkte broeikaseffect
5.1 Oorzaken en gevolgen
Fig. 38: De gemiddelde
jaartemperatuur in
Ukkel.
Fig. 39: Het jaarlijks
aantal vorstdagen
(temperatuur < 0°C) in
Ukkel.
Fig. 40: Het aantal
dagen tijdens de zomer
met een totale
neerslaghoeveelheid van
minstens 20 mm te
Ukkel.
Fig. 41: Evolutie van de
uitstoot van enkele
broeikasgassen.
Atmosfeer – Christ Naert
31
Welke informatie haal je uit de bovenstaande grafieken (fig. 38 tot 41)?
Leg uit hoe het broeikaseffect werkt en waarom men spreekt van een “versterkt”
broeikaseffect?
 werking broeikaseffect:
 versterkt:
Fig. 42: De impact van het versterkte broeikaseffect.
Atmosfeer – Christ Naert
32
Brussel, 2 augustus 2044, 7 uur ’s ochtends
De verstikkende warmte is er nog altijd. De ozon ook. Het crisiscomité heeft vannacht nog vergaderd. Het
leger moet de Civiele Bescherming en de brandweer bijstaan. De noodtoestand blijft van kracht. De droogte
duurt nu al sedert begin mei, akkers die al ongeveer twintig jaar worden bevloeid, krijgen nu geen irrigatie
meer. Vijf landbouwers hebben eergisteren zelfmoord gepleegd voor de deur van de Wetstraat 16. De centrale
van Tihange moet haar activiteit terugschroeven omwille van de lage waterstand in de Maas. De windmolens
draaien maar op halve kracht, omdat er te weinig wind is. Het is nog niet mogelijk geweest de sporen te
herstellen van de HST Parijs-Berlijn die vorige week in de buurt van Leuven is ontspoord en waarbij 52 doden
en 234 gewonden zijn gevallen. De sporen waren vervormd door de warmte. De scouts zijn opgeroepen om te
helpen bij het bezorgen van water aan bejaarden in tehuizen, waar de klimaatregeling maar drie uur per dag
werkt bij gebrek aan elektriciteit.
Fig. 38: Uit de krant van 2 augustus 2044 (De Morgen).
Mensen die met vakantie naar Noorwegen zijn vertrokken, durven niet terugkeren ondanks de oproep om
opnieuw aan het werk te gaan om het concurrentievermogen van de Belgische bedrijven veilig te stellen. De
Welk
milieuprobleem
aangekaart
in bovenstaande
de krantenkoppen
en artikels
Europese
Centrale Bank wordt
heeft forse
steun moeten
verlenen aan detekst,
euro tegenover
de Chinese yuan,
omdat de
van
bron
1
(HB
pag.
119).
economische vooruitzichten voor heel West-Europa door de klimaatcrisis erg somber zijn. De Dienst
Vreemdelingenzaken is ontwricht door Egyptenaren die hier toestromen omdat het peil van de Middellandse
Zee maar blijft stijgen en de helft van de Nijldelta al is ondergelopen. En de oorlog om water tussen Turkije
en Syrië dreigt helemaal uit de hand te lopen. Maar er valt ook goed nieuws te melden: GlaxoSmithKlineNovartis-Nestlé-Suez heeft aangekondigd dat er een vaccin op punt is gesteld tegen het West-Nijlvirus,
waaraan koning William van Engeland vijf jaar geleden is bezweken.
Bron: Impact van de klimaatverandering in België – UCL
J.-P. van Ypersele, prof. Klimatologie en milieuwetenschappen
Fig. 43: Uit de krant “De Morgen” van augustus 2044.
Haal en bespreek uit de bovenstaande tekst vijf negatieve gevolgen van het versterkte
broeikaseffect.





Atmosfeer – Christ Naert
33
5.2 Oplossingen voor het versterkte broeikaseffect
Via grootschalige internationale klimaatconferenties wil de wereldgemeenschap tot afspraken
en verdragen komen om klimaatsveranderingen een halt toe te roepen. Het Protocol van
Kyoto is zo’n verdrag. Dit verdrag heeft als doelstelling de uitstoot van de broeikasgassen te
verminderen. Hierbij werden emissierechten aan de landen toegekend.
Het Kyoto-protocol werd ondertekend in 1997 in Japan en verbindt 37 industrielanden en de
Europese Unie ertoe hun uitstoot van broeikasgassen tussen 2008 en 2012 te verminderen met
gemiddeld vijf procent ten opzichte van 1990. Al 184 landen hebben het verdrag intussen
geratificeerd.
Over het post-Kyoto-verdrag wordt druk onderhandeld. Het moet vastleggen hoe sterk de
landen van de Verenigde Naties hun uitstoot willen terugschroeven na 2012. Het
klimaatverdrag van Kopenhagen van 2009 werd intussen een flop.
Emissiehandel vloeit voort uit de uitstootbeperkingen van het Kyoto-protocol. Landen of
bedrijven die hun uitstoot sterker hebben teruggedrongen dan verplicht, kunnen
uitstootrechten of koolstofkredieten verkopen aan landen of bedrijven die nog teveel uitstoten.
Koolstofkredieten zijn verhandelbare uitstootrechten, uitgedrukt in ton koolstofdioxide
(CO2), die landen of bedrijven kunnen aankopen (of krijgen van de overheid) en die hen
toestaan een hoeveelheid CO2 uit te stoten.
 Is handel in emissierechten een duurzame oplossing? Waarom?
 Welke maatregelen tegen het versterkte broeikaseffect kunnen wij in eigen land
nemen?




Atmosfeer – Christ Naert
34
6 Het West-Europese weer
6.1 Het weer bij lage luchtdruk
LEGENDE
hogedrukgebied (dalende lucht)
lagedrukgebied (opstijgende lucht)
gebied met veel wind
Fig. 44: Vereenvoudigde weerkaart van Europa.
 Teken met een rode lijn op de weerkaart de grens tussen de hoge en lage
luchtdrukgebieden.
 Arceer op de weerkaart de gebieden waar de lucht in de troposfeer verticaal aan het
dalen is (gebruik eventueel fig. 26).
Op welke breedteligging liggen de hogedrukkernen? …………………………….
 Arceer in een andere kleur de gebieden waar de lucht in de troposfeer verticaal aan het
opstijgen is (gebruik eventueel fig. 26 op pag. 20).
Op welke breedteligging liggen de lagedrukkernen? ………………………………
 Baken op de weerkaart de plaatsen af waar er een groot luchtdrukverschil is en
daardoor veel wind. Vergeet de legende niet.
Atmosfeer – Christ Naert

35
Vergelijk de weerkaart met het model van de luchtdrukverdeling in de wereld op de
onderstaande figuur (die de meest voorkomende toestand weergeeft). Was de
luchtdrukverdeling op dit moment eerder normaal of helemaal niet? Waarom?
Fig. 45: Model van de ligging van luchtdrukkernen in de wereld.
Op het bovenstaande model merk je dat er in de buurt van 60° noorderbreedte meestal een
botsing is van twee winden: de warme lucht afkomstig van 30°N botst er met koude lucht
afkomstig van de Noordpool. Doordat warme lucht lichter is dan koude lucht, wordt de
warme lucht de hoogte ingejaagd en gaat de luchtdruk dalen. Dit is de reden waarom er
dikwijls lage luchtdrukkernen liggen ten noorden van België.
Wanneer luchtsoorten met verschillende eigenschappen samenkomen, hebben ze de neiging
zich niet te vermengen. Ze blijven gescheiden door een frontvlak waarbij de koude,
zwaardere lucht zich onder dit vlak bevindt. Een front is dan de snijlijn van dit frontvlak met
het aardoppervlak.
Atmosfeer – Christ Naert
36
Er zijn verschillende soorten fronten, maar de twee belangrijkste zijn een koufront en een
warmtefront.
 Bij een koufront verdringt de massa koude lucht de warmere lucht door er onder te
kruipen.
 Bij een warmtefront verdringt de warmere lucht de koudere door er over te bewegen.
Fig. 46: Bij
een koufront
verdringt de
koude lucht
de warme
lucht.
Fig. 47:
Bij een
warmtefront
verdringt de
warme lucht
de koude
lucht.
 Leg uit waarom er bij een koufront en een warmtefront neerslag ontstaat.
 Keer nu terug naar de weerkaart (fig.44) en overtrek met de juiste kleur (blauw voor
een koufront, rood voor een warmtefront) op de kaart deze twee soorten fronten.
 Teken met korte pijltjes op de weerkaart de bewegingsrichting van de fronten.
Atmosfeer – Christ Naert
37
Fig. 48: Satellietfoto van Europa
(dezelfde datum als deze van de
weerkaart).

Vergelijk de satellietfoto met de weerkaart. Teken op de satellietfoto op de juiste
plaats en met de juiste symbolen en kleuren de fronten en de lageluchtdrukkern.
Gebruik daarvoor de legende van de weerkaart (fig. 24 op pag. 19).
 Welke informatie haal je nu uit de weerkaart en de satellietfoto van het weer in WestEuropa?
-
luchtdruk:
-
windkracht:
-
windrichting:
-
bewolking:
-
neerslagkansen:
-
verplaatsingsrichting van het weer:
Atmosfeer – Christ Naert
38
6.2 Het weer bij hoge luchtdruk
LEGENDE
grens hogedruk- lagedrukgebieden
opstijgende lucht
neerdalende lucht
Fig. 49: Vereenvoudigde weerkaart van Europa.



Teken op de weerkaart de grens tussen de hogedrukgebieden en de lagedrukgebieden.
Arceer de gebieden waar de lucht in de troposfeer verticaal aan het opstijgen is.
Arceer in een andere kleur de gebieden waar de lucht verticaal aan het neerdalen is.

Vergelijk deze weerkaart met het model van de luchtdrukverdeling in de wereld (fig.
45 pag. 35). Was de luchtdrukverdeling in West-Europa op dit moment eerder normaal
of helemaal niet? Waarom?
Atmosfeer – Christ Naert
39
Fig. 50: Infrarood
Meteosatfoto van
Europa (dezelfde
datum als deze van de
bovenstaande
weerkaart).

Vergelijk de weerkaart met de satellietfoto. Welk verband is er tussen de luchtdruk en de
bewolkingsgraad in West-Europa? Hoe verklaar je dit?

Welke informatie haal je nu uit de weerkaart en de satellietfoto van het weer in WestEuropa?
- luchtdruk:

-
windkracht:
-
bewolking:
-
neerslagkansen:
-
Hoge luchtdrukkernen kunnen soms meerdere dagen blijven liggen, m.a.w. ze bewegen
zeer traag.
Hoge luchtdruk zorgt soms ook voor minder aangename toestanden. Welke?
-
in de zomer:
-
in de winter:
Atmosfeer – Christ Naert
40
6.3 Welke luchtdruk verkies jij?
Fig. 51: Visuele Meteosatfoto (18/07/2013, 12u UTC).

Fig. 52: Visuele Meteosatfoto (9/04/ 2013, 12u UTC).
Welke satellietfoto toont hoge luchtdruk en welke foto toont lage luchtdruk in België?
Linkse satellietfoto: ……………. luchtdruk boven België
Rechtse satellietfoto: ……………. luchtdruk boven België

Vergelijk beide weersituaties in ons land voor de volgende weerselementen:
bewolking, neerslagkansen, stabiliteit van het weer, verticale luchtbeweging in de
luchtdrukkern, windsnelheid.
hogedrukgebied
bewolking
neerslagkansen
stabiliteit van het weer
verticale
luchtbeweging in de
luchtdrukkern
windsnelheid
Welke luchtdruk verkies jij?
lagedrukgebied
Atmosfeer – Christ Naert
41
7 Een wereld vol verschillen
7.1 De luchtdrukverdeling in de wereld (zie fig. 45, pag. 35)
Evenwijdig met de evenaar volgen luchtdrukgordels elkaar op:
 het equatoriaal minimum ontstaat door opstijgende warme lucht
 het subtropisch maximum rond 30°N en 30°S ontstaat doordat op grote hoogte lucht
vanuit de evenaargebieden tot hier afdrijft en daalt
 het subpolair minimum rond 60°N en 60°S ontstaat doordat de warme
zuidwestenwinden (noordelijk halfrond) stijgen in contact met koude lucht uit het
noorden.
 het polair maximum ontstaat door dalende koude lucht
Het stijgen van lucht doet deze afkoelen, zodat bewolking ontstaat. Doordat West-Europa zich
dichter bij het subpolair minimum bevindt, wordt ons weer gekenmerkt door het
voorbijschuiven van lagedrukkernen met fronten. Dit veroorzaakt ons wisselvallig weer.
Het dalen van lucht doet deze opwarmen door de uitstraling van de aarde, wolkenvorming is
daardoor moeilijker. Zuid-Europa bevindt zich dichter bij het subtropisch maximum, zodat
mooi en droog weer er overheerst.
7.2 Contrasten in temperatuur en neerslag
Opdracht: Gebruik fig. 45 (pag. 35) en je atlas (wereldisothermenkaart ,wereldneerslagkaart
en de wereldkaart met de zeestromingen).
Zijn volgende hypothesen correct of vals. Leg duidelijk uit waarom?
a. De temperatuur vermindert van de evenaar naar de polen toe vooral door de bolvorm
van de aarde.
b. De Benguelastroom zorgt in januari voor een opwarming van de westkust van ZuidAfrika.
Atmosfeer – Christ Naert
42
c. De neerslag vermindert van de evenaar naar de polen toe.
d. De grote neerslaghoeveelheid aan de evenaar is een gevolg van opstijgende warme
lucht.
e. Er is een verband tussen het voorkomen van neerslagrijke gebieden en woestijnen en
de ligging van de hoge en lage drukgordels.
f. Gebergten aan de randen van de continenten hebben plaatselijk invloed op de
temperatuur en de neerslag.
Op de volgende pagina vind je enkele klimatogrammen.


Situeer de klimatogrammen op een atlaskaart.
Beschrijf en verklaar voor elk klimatogram het verloop van de temperatuur en de
neerslag. Vergelijk telkens het klimatogram met het model van de luchtdrukverdeling
in de wereld (fig. 45, pag. 35).
Atmosfeer – Christ Naert
43
Fig. 53: Enkele klimatogrammen.
(bron: KMI)
Download
Study collections