Examen VMBO-GL en TL

advertisement
Examen VMBO-GL en TL
2017
tijdvak 1
vrijdag 19 mei
9.00 - 11.00 uur
aardrijkskunde CSE GL en TL
Dit examen bestaat uit 45 vragen.
Voor dit examen zijn maximaal 58 punten te behalen.
Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald
kunnen worden.
GT-0131-a-17-1-o
Meerkeuzevragen
Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.
Open vragen
Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden
gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft
meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de
beoordeling meegeteld.
Weer en klimaat
bron 1
Vier tekeningen van de grote windsystemen op aarde
tekening 1
tekening 2
+
+
−
−
+
+
−
−
+
+
−
−
+
+
tekening 3
tekening 4
+
+
−
−
+
+
−
−
+
+
−
−
+
1p
1
+
Bekijk bron 1.
Welke tekening geeft de grote windsystemen op aarde juist weer?
A tekening 1
B tekening 2
C tekening 3
D tekening 4
GT-0131-a-17-1-o
2 / 31
lees verder ►►►
1p
2
Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk.
Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de
wind is die daar waait.
Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op
neerslag groot.
Wat is juist?
A Alleen uitspraak 1 is juist.
B Alleen uitspraak 2 is juist.
C Beide uitspraken zijn juist.
D Beide uitspraken zijn onjuist.
bron 2
Weerbericht van 13 oktober 2015
bron 3
Weerpraatje bij het weerbericht van 13 oktober 2015
Het was erg koud vanmorgen. De fietsers gingen kleumend naar hun werk
of school omdat de handschoenen thuis waren blijven liggen. Overdag
warmt het niet voldoende op; de zon heeft nu ook minder kracht. Met een
maximumtemperatuur van dertien graden is het is te koud voor de tijd van
het jaar doordat de wind uit het … X … komt.
1p
3
Bekijk bron 2 en lees bron 3.
Welke windrichting hoort op de plaats van … X …?
A noordoosten
B noordwesten
C zuidoosten
D zuidwesten
GT-0131-a-17-1-o
3 / 31
lees verder ►►►
0
1p
4
31
57,5
68,5
82
93
102,5 112,5
1680m SAINT-GLARY-SOULAN
PLA D’ADET
878m SAINT-LARY-SOULAN
1580m Col de Val Louron-Azet
978m LOUDENVIELLE
1569m Col de Peyresourde
634m BAGNÉRES-DE-LUCHON
1292m Col du Portillon
507m SAINT-BÉAT
378m SAINT-GAUDENS
bron 4
Etappe 17 Tour de France 2014
125 km
Bekijk bron 4.
In de zeventiende etappe van de Tour de France moesten de renners na
Saint-Béat enkele behoorlijke steile bergtoppen in de Pyreneeën
beklimmen. Het was een dag met rustig, stabiel weer. De temperatuur in
Saint-Béat was tijdens deze etappe 24 °C.
Hoeveel graden kouder was het op de top van de Col de Peyresourde dan
in Saint-Béat?
A ongeveer 0,6 graden Celsius
B ongeveer 1,0 graden Celsius
C ongeveer 6,0 graden Celsius
D ongeveer 10,0 graden Celsius
GT-0131-a-17-1-o
4 / 31
lees verder ►►►
bron 5
Klimaattabellen van vier gebieden in Spanje
klimaattabel P
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
°C
8
9
10
11
13
16
18
19
17
14
11
9
mm
92
91
87
112
100
55
58
50
51
93
94
91
klimaattabel Q
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
°C
12
12
14
16
19
22
25
26
23
19
15
12
mm
19
27
25
34
32
23
4
8
41
66
42
34
klimaattabel R
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
°C
6
7
10
12
16
21
25
24
21
15
10
6
mm
46
46
33
54
41
27
13
9
30
45
64
51
klimaattabel S
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
°C
18
18
19
19
21
22
25
25
24
23
21
19
mm
37
34
24
16
4
1
0
1
9
18
38
52
bron 6
Vier gebieden in Spanje
1
2
3
4
0
2p
5
350
700 km
Bekijk bron 5 en bron 6.
In bron 5 staan de klimaattabellen van vier gebieden in Spanje.
 Neem de cijfers 1, 2, 3 en 4 van de gebieden uit bron 6 over op het
antwoordblad en zet de juiste letter van de klimaattabel (P, Q, R of S)
uit bron 5 erachter.
GT-0131-a-17-1-o
5 / 31
lees verder ►►►
bron 7
Vegetatiegordels Pyreneeën
hoogte
(m)
4000
2
1
3000
grassen en mossen
2000
naaldbomen
1000
loofbomen
0
1p
6
Bekijk bron 7.
In deze bron staan de vegetatiegordels van de Pyreneeën.
 Geef eerst aan welke zijde, 1 of 2 in bron 7, de zonzijde is van de
Pyreneeën. Geef daarna een argument voor je keuze.
bron 8
Vier gebieden in Spanje
P
Q
R
S
0
GT-0131-a-17-1-o
150
300 km
6 / 31
lees verder ►►►
bron 9
Vier vegetatiezones in Spanje
1p
7
foto 1
foto 2
foto 3
foto 4
Bekijk bron 8 en bron 9.
Waar staan de letters P, Q, R en S van de gebieden uit bron 8 juist bij de
foto’s 1, 2, 3 en 4 uit bron 9?
foto 1
foto 2
foto 3
foto 4
A
P
Q
R
S
B
P
R
Q
S
C
Q
S
P
R
D
Q
S
R
P
E
R
S
P
Q
F
R
S
Q
P
GT-0131-a-17-1-o
7 / 31
lees verder ►►►
bron 10
Reliëfkaart van een deel van de Verenigde Staten
C
Legenda:
hoogteligging in meters
beneden zeeniveau
a
l
200 - 500
tge
be
da
N e v ao
Sierra f
i
Kus
San
Francisco
0 - 200
U t
a h
N e
v a
d a
500 - 2000
hoger dan 2000
landsgrens
staatsgrens
r
rgt
Las Vegas
e
Bakersfield
n
G
i
Los Angeles
a
A r i
z o n
a
R O
T E
O C
E A
A N
0
1p
8
150
300 km
Bekijk bron 10.
De stad Las Vegas ligt midden in de woestijn.
 Geef met behulp van bron 10 de oorzaak waardoor er weinig neerslag
valt in Las Vegas.
GT-0131-a-17-1-o
8 / 31
lees verder ►►►
bron 11
Bosbranden in California, zomer 2015
Legenda:
OREGON
NEVADA
Sie
rra
San Francisco
bosbranden
landsgrens
staatsgrens
Ne
v
C
O
E
T
A
E
A
a
O
R
ad
G
N
CALIFORNIA
Las Vegas
Los Angeles
ARIZONA
M E X I C O
0
150
300 km
bron 12
Artikel uit de krant, 2 augustus 2015
De staat California heeft al vele weken last van aanhoudende
bosbranden. Met name in de afgelopen week laaiden er steeds meer
branden op. Gouverneur Jerry Brown heeft inmiddels de noodtoestand
uitgeroepen in de Amerikaanse staat aan de westkust. Door de ligging
van een hogedrukgebied ten westen van de Sierra Nevada konden de
bosbranden weken aanhouden.
2p
9
Bekijk bron 11 en lees bron 12.
 Leg uit dat de ligging van een hogedrukgebied eraan heeft
bijgedragen dat de bosbranden weken konden aanhouden.
Doe het zo:
Geef eerst een weerverschijnsel dat hoort bij een hogedrukgebied.
Geef daarna aan waardoor dit weerverschijnsel leidt tot aanhoudende
bosbranden.
GT-0131-a-17-1-o
9 / 31
lees verder ►►►
bron 13
Klimaatgrafieken van vier steden in de Verenigde Staten
klimaatgrafiek 1
klimaatgrafiek 2
mm
°C
mm
°C
450
40
450
40
400
30
400
30
350
20
350
20
300
10
300
10
250
0
250
0
200
-10
200
-10
150
-20
150
-20
100
-30
100
-30
50
-40
50
-40
0
-50
0
J FMAM J J A SOND
klimaatgrafiek 3
J FMAM J J A SOND
-50
klimaatgrafiek 4
mm
°C
mm
°C
450
40
450
40
400
30
400
30
350
20
350
20
300
10
300
10
250
0
250
0
200
-10
200
-10
150
-20
150
-20
100
-30
100
-30
50
-40
50
-40
-50
0
0
GT-0131-a-17-1-o
J FMAM J J A SOND
J FMAM J J A SOND
10 / 31
-50
lees verder ►►►
bron 14
Noord-Amerika
Legenda:
landsgrens
S
T
U
V
0
1p
10
750
1500 km
Bekijk bron 13 en bron 14.
Waar staan de letters S, T, U en V van de plaatsen uit bron 14 juist bij de
klimaatgrafieken 1, 2, 3 en 4 uit bron 13?
klimaatgrafiek
1
2
3
4
A
S
T
U
V
B
S
U
V
T
C
S
V
T
U
D
V
S
T
U
E
V
T
S
U
F
V
U
T
S
GT-0131-a-17-1-o
11 / 31
lees verder ►►►
bron 15
Uitstoot broeikasgassen in ton CO2 per hoofd van de bevolking in 1990,
2000 en 2011
0
4
8
12
16
20
24
Legenda:
1990
land 1
Rusland
2000
Duitsland
2011
land 2
Japan
land 3
Italië
Frankrijk
India
1p
11
Bekijk bron 15.
Deze bron laat de uitstoot van broeikasgassen per hoofd van de bevolking
zien. In bron 15 zijn de namen van drie landen vervangen door
de cijfers 1, 2 en 3.
Waar staan de namen van de landen juist bij land 1, land 2 en land 3 uit
bron 15?
land 1
land 2
land 3
A
China
Nederland
Verenigde Staten
B
China
Verenigde Staten
Nederland
C
Nederland
China
Verenigde Staten
D
Nederland
Verenigde Staten
China
E
Verenigde Staten
China
Nederland
F
Verenigde Staten
Nederland
China
GT-0131-a-17-1-o
12 / 31
lees verder ►►►
bron 16
Tekst
De toenemende uitstoot van CO2 is een oorzaak van de
klimaatverandering.
De grotere uitstoot wereldwijd wordt vooral veroorzaakt door de groei van
het gebruik van … 1 … (alternatieve energie / fossiele brandstoffen).
Er zijn wereldwijd oplossingen bedacht om de CO2-uitstoot te
verminderen. Eén van de mogelijkheden om minder broeikasgassen uit te
stoten is minder vlees consumeren.
Bij veeteelt komt veel … 2 … (kooldioxide / methaan) vrij uit mest.
Veel landen zijn druk bezig met duurzamere productie. Een duurzamere
productie … 3 … (verhoogt / verlaagt) de ecologische voetafdruk per
persoon.
2p
12
In de tekst van bron 16 staat achter de cijfers 1, 2 en 3 een
keuzemogelijkheid.
 Neem de cijfers 1, 2 en 3 uit bron 16 over op het antwoordblad en zet
de juiste keuze erachter.
GT-0131-a-17-1-o
13 / 31
lees verder ►►►
bron 17
Drie manieren waarop neerslag ontstaat
tekening 1
tekening 2
tekening 3
Legenda:
luchtstroming
1p
13
Bekijk bron 17.
In het deel van de Verenigde Staten waar veel tornado’s voorkomen
(Tornado Alley) komt één type neerslag het meest voor.
In bron 17 worden drie manieren waarop neerslag ontstaat weergegeven.
Waar staat het juiste type neerslag dat het meest voorkomt in
Tornado Alley met de juiste tekening uit bron 17?
type neerslag
juiste tekening
A
frontale neerslag
tekening 1
B
frontale neerslag
tekening 2
C
stijgingsneerslag
tekening 2
D
stijgingsneerslag
tekening 3
E
stuwingsneerslag
tekening 1
F
stuwingsneerslag
tekening 3
GT-0131-a-17-1-o
14 / 31
lees verder ►►►
bron 18
Orkaanactiviteit
Legenda:
hoogst
hoog
gemiddeld
landsgrens
staatsgrens
0
400
800 km
bron 19
Tekst
Het orkaanseizoen in de Verenigde Staten loopt van … 1 … (juni tot en
met november / december tot en met mei).
De overheersende windrichting is dan … 2 … (zuidwest / zuidoost).
Het type wind is dan … 3 … (aanlandig / aflandig).
2p
14
Bekijk bron 18 en lees bron 19.
In de tekst van bron 19 staat achter de cijfers 1, 2 en 3 een
keuzemogelijkheid.
 Neem de cijfers 1, 2 en 3 uit bron 19 over op het antwoordblad en zet
de juiste keuze erachter.
1p
15
Tornado’s en orkanen zijn allebei vormen van extreem weer. Orkanen
leiden gemiddeld tot meer slachtoffers dan tornado’s. Toch is
hazard management bij tornado’s lastiger dan bij orkanen.
 Geef een reden waarom dat zo is.
GT-0131-a-17-1-o
15 / 31
lees verder ►►►
Water
bron 20
Bovenaanzicht van een rivier met zijrivieren
Legenda
1
2
3
S
P
1p
16
Q
R
In bron 20 zijn in de legenda drie begrippen vervangen door de cijfers 1, 2
en 3.
Waar staan de cijfers 1, 2 en 3 uit de legenda in bron 20 juist bij de
drie begrippen?
stroomgebied
1p
17
zee
stroomstelsel
waterscheiding
A
1
2
3
B
1
3
2
C
2
1
3
D
2
3
1
E
3
1
2
F
3
2
1
Bekijk bron 20.
De stroomsnelheid beïnvloedt hoeveel erosie en sedimentatie er
plaatsvindt.
Waar staan de juiste letters uit bron 20 bij de grootste erosie en de
meeste sedimentatie?
grootste erosie bij
meeste sedimentatie bij
A
P
R
B
P
S
C
Q
P
D
Q
R
E
R
Q
F
S
P
GT-0131-a-17-1-o
16 / 31
lees verder ►►►
bron 21
Waterwinning voor de productie van drinkwater in Nederland
m3/jaar
(x mln)
1.400
1.200
1.000
uit oppervlaktewater
800
600
400
uit grondwater
200
0
1950
2p
18
1960
1970
1980
1990
2000
2009
Bekijk bron 21.
Voor de productie van drinkwater gebruiken we in Nederland vaker
grondwater dan oppervlaktewater.
 Noem eerst een voordeel van het gebruik van grondwater voor
drinkwaterproductie ten opzichte van oppervlaktewater.
 Noem een reden waarom er in West-Nederland bijna geen gebruik
wordt gemaakt van grondwater voor drinkwaterproductie.
bron 22
Verlaging van de grondwaterstand
BURGH-HAAMSTEDE - Waterschap Scheldestromen is met de provincie
Zeeland in overleg over de verlaging van de grondwaterstand rond
Burgh-Haamstede. In een aantal wijken is veel wateroverlast. Dat komt
onder andere doordat deze woonwijken op kleigrond liggen. Het
waterschap probeert de waterstand wat aan te passen.
1p
19
Lees bron 22.
Op kleigronden is de wateroverlast over het algemeen groter dan op
zandgronden.
 Geef hiervan de oorzaak.
2p
20
Lees bron 22.
Stel dat er besloten wordt om de grondwaterstand in de woongebieden bij
Burgh-Haamstede te verlagen.
 Noem twee maatregelen waardoor de grondwaterstand verlaagd kan
worden.
GT-0131-a-17-1-o
17 / 31
lees verder ►►►
1p
21
In het kader van het beleidsplan Ruimte voor de Rivier worden veel
kribben verlaagd of verwijderd.
 Geef een argument waarom het verlagen of verwijderen van kribben
past in het beleidsplan Ruimte voor de Rivier.
bron 23
West-Nederland
duinen
NOORDZEE
poldergebied
stuwwal
gemiddeld
zeewaterpeil
zoet water
brak water
zoet water
zout water
zout water
Legenda:
klei en veen
1p
22
ondoorlatende laag
Bekijk bron 23.
Waardoor hebben polders in West-Nederland veel last van verzilting?
A door bemaling van de polders
B door de infiltratie van oppervlaktewater in de duinen
C door de toenemende neerslag
D door opwaartse stroming van zoet water
GT-0131-a-17-1-o
18 / 31
lees verder ►►►
bron 24
Irrigatiekanaal in het Midden-Oosten
1p
23
Bekijk bron 24.
Wateraanvoer naar droge gebieden gebeurt soms via een irrigatiekanaal
en soms via pijpleidingen.
 Geef een nadeel van een irrigatiekanaal als je het vergelijkt met
vervoer van water door pijpleidingen.
1p
24
In het zuiden van Egypte is in de rivier de Nijl de Aswandam aangelegd.
De aanleg van de Aswandam in de Nijl heeft voor de bewoners in de
benedenloop van de Nijl voordelen en nadelen.
 Noem een voordeel van de aanleg van de Aswandam voor de
bewoners in de benedenloop van de Nijl.
GT-0131-a-17-1-o
19 / 31
lees verder ►►►
bron 25
De Huang He
bron 26
Tekst
De Huang He wordt ook wel de Gele Rivier genoemd. Deze naam dankt
de rivier aan het gele water dat erdoor stroomt. Als een geel lint kronkelt
de rivier door het Chinese landschap. De Huang He wordt de laatste jaren
steeds geler.
1p
25
Bekijk bron 25 en lees bron 26.
Door menselijk handelen is de rivier de Huang He nog geler geworden.
 Noem een voorbeeld van dit menselijk handelen waardoor het water in
de Huang He geler is geworden.
1p
26
De Chinese overheid heeft in de Huang He een stuwdam aangelegd.
Achter de dam is een stuwmeer ontstaan. In het stuwmeer vindt veel
sedimentatie plaats.
 Geef de oorzaak waardoor in stuwmeren veel sedimentatie
plaatsvindt.
GT-0131-a-17-1-o
20 / 31
lees verder ►►►
bron 27
Waterstress* in China
Legenda:
laag risico
gemiddeld risico
hoog risico
extreem hoog risico
0
450
900 km
*waterstress = de mate van waterschaarste in een gebied
2p
27
Bron 27 geeft de waterstress van China weer. Over deze bron worden
drie uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: het zuidwesten heeft een laag risico op waterschaarste,
omdat er smeltwater uit het Himalayagebergte aangevoerd wordt.
Uitspraak 2: in het oosten van China liggen de provincies met het hoogste
risico op waterschaarste.
Uitspraak 3: het noordwesten is de droogste regio van China, maar
vanwege de lage bevolkingsdichtheid is er weinig kans op
waterschaarste.
 Neem de cijfers 1, 2 en 3 van de uitspraken over op het antwoordblad
en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.
GT-0131-a-17-1-o
21 / 31
lees verder ►►►
bron 28
De rivier de Jordaan
%
100
800
90
720
80
640
70
560
60
480
50
400
40
320
30
240
20
160
10
80
0
Libanon
Syrië
Legenda:
afhankelijkheidsindex
Israël
oppervlakte in het
stroomgebied
Jordanië
mm
0
gemiddelde neerslag
per jaar
1p
28
Bron 28 geeft informatie over landen in het stroomgebied van de rivier de
Jordaan.
De afhankelijkheidsindex geeft de mate aan waarin een land afhankelijk is
van water uit de Jordaan dat uit het buitenland komt.
Welk land is niet afhankelijk van water uit de Jordaan dat aangevoerd
wordt uit het buitenland?
A Israël
B Jordanië
C Libanon
D Syrië
1p
29
Bekijk bron 28.
Stel dat er een waterconferentie komt waarin landen in het stroomgebied
van de Jordaan afspraken gaan maken over de verdeling van water uit de
Jordaan. Zo’n afspraak zou kunnen zijn dat landen met het grootste
oppervlakte in het stroomgebied van de Jordaan het meeste water mogen
gebruiken.
Welk land zou dan het meeste water uit de Jordaan mogen gebruiken?
A Israël
B Jordanië
C Libanon
D Syrië
1p
30
Bekijk bron 28.
Naast de oppervlakte in het stroomgebied of de gemiddelde neerslag per
jaar kun je ook andere criteria gebruiken op basis waarvan je het water uit
de Jordaan rechtvaardig zou kunnen verdelen.
 Geef een ander criterium.
GT-0131-a-17-1-o
22 / 31
lees verder ►►►
bron 29
Tekst
De Aswandam is aangelegd in de Nijl bij Aswan in het zuiden van Egypte.
De constructie van de dam begon in 1960 en de dam was af op 21 juli
1970. Het hierdoor gevormde Nassermeer was in 1976 voor de eerste
keer volledig gevuld. Door de aanleg van het meer moesten duizenden
mensen verhuizen.
1p
31
Bron 29 geeft een nadeel dat direct optrad bij de aanleg van de
Aswandam. Pas jaren later bleek dat de Aswandam ook bijdroeg aan het
brak worden van het water in de Nijldelta. Dit heeft vooral te maken met
het toenemend watergebruik uit het stuwmeer.
 Welk verband bestaat tussen de afnemende watertoevoer door de Nijl
naar de Nijldelta en het brak worden van het water in de monding van
de Nijl?
GT-0131-a-17-1-o
23 / 31
lees verder ►►►
Bevolking en ruimte
bron 30
Vier leeftijdsdiagrammen van Nederland
leeftijdsdiagram 1
mannen
200 150 100
50
0
100+
95-99
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
x1000
leeftijdsdiagram 2
vrouwen
0
50
100 150 200
leeftijdsdiagram 3
mannen
200 150 100
1p
32
50
0
100+
95-99
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
x1000
mannen
200 150 100
50
0
100+
95-99
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
vrouwen
0
x1000
50
100 150 200
leeftijdsdiagram 4
vrouwen
0
50
100 150 200
mannen
200 150 100
50
0
100+
95-99
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
x1000
vrouwen
0
50
100 150 200
Bekijk bron 30. In bron 30 staan, in willekeurige volgorde, de
leeftijdsdiagrammen van Nederland van 1950, 1990, 2014 en 2050.
Waar staan de cijfers 1, 2,3 en 4 van de leeftijdsdiagrammen uit bron 30
juist bij de vier jaartallen?
1950
A
B
C
D
E
F
GT-0131-a-17-1-o
1
1
2
2
3
3
1990
2
3
1
4
2
4
2014
4
4
3
3
1
1
24 / 31
2050
3
2
4
1
4
2
lees verder ►►►
bron 31
Bevolkingsopbouw naar leeftijd per provincie, 1 januari 2012
Legenda:
Groningen
0-19 jaar
Fryslân (= Friesland)
20-64 jaar
Drenthe
65 jaar of ouder
Noord-Holland
Flevoland
Overijssel
Zuid-Holland
Utrecht
Gelderland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
0
2p
33
20
40
60
80
100
percentage van de bevolking
Bekijk bron 31.
Zeeland was in 2012 het meest vergrijsd en Flevoland het minst.
 Geef eerst een oorzaak waardoor Zeeland het meest vergrijsd was.
 Geef daarna een oorzaak waardoor Flevoland het minst vergrijsd
was.
GT-0131-a-17-1-o
25 / 31
lees verder ►►►
bron 32
Bevolkingsontwikkeling in Nederland, 1970 - 2015
200
x 1000
150
100
50
0
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
2015
-50
Legenda:
totale bevolkingsgroei
natuurlijke bevolkingsgroei
sociale bevolkingsgroei
2p
34
Bekijk bron 32.
Over deze bron worden drie uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: in 2015 zijn er meer mensen gestorven dan er geboren zijn.
Uitspraak 2: in 2006 was de totale bevolkingsgroei kleiner dan de
natuurlijke groei.
Uitspraak 3: de Nederlandse bevolking is in de periode 1970 - 2015 vooral
toegenomen door natuurlijke groei.
 Neem de cijfers 1, 2 en 3 van de uitspraken over op het antwoordblad
en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.
GT-0131-a-17-1-o
26 / 31
lees verder ►►►
bron 33
Immigranten in Nederland naar herkomst, 1950 - 2014
120
immigranten
(x 1000) 100
80
60
40
20
0
1950
Legenda:
P
Q
1975
2000
2010
2014
Suriname
R
Nederlands Antillen*
Turkije
*De Nederlandse waren een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Aruba, Curaçao
en Sint Maarten zijn afzonderlijke landen geworden binnen het Koninkrijk en Saba,
Sint Eustatius en Bonaire hebben de status bijzondere gemeente binnen Nederland.
1p
35
Bekijk bron 33.
In de legenda zijn drie gebieden vervangen door de letters P, Q en R. De
gegevens zijn, in willekeurige volgorde, van Marokko, Indonesië en de
Europese Unie.
Waar staan de herkomstgebieden van immigranten juist bij de letters P, Q
en R uit bron 33?
P
Q
R
A
Europese Unie
Indonesië
Marokko
B
Europese Unie
Marokko
Indonesië
C
Indonesië
Europese Unie
Marokko
D
Indonesië
Marokko
Europese Unie
E
Marokko
Europese Unie
Indonesië
F
Marokko
Indonesië
Europese Unie
1p
36
Bekijk bron 33.
In 1975 kwamen veel Surinamers naar Nederland.
 Geef de reden waarom veel migranten uit Suriname juist in dat jaar
naar Nederland kwamen.
1p
37
Polen vestigen zich zowel in Duitsland als in Nederland.
 Geef een aardrijkskundige reden waarom Polen zich liever in
Duitsland vestigen dan in Nederland.
2p
38
Uit het oosten van Duitsland, met uitzondering van Berlijn, migreren
relatief veel inwoners naar andere gebieden in Duitsland.
 Geef twee afstotingsfactoren van het oosten van Duitsland.
GT-0131-a-17-1-o
27 / 31
lees verder ►►►
bron 34
China, vier leeftijdsdiagrammen in percentages in 1950, 1980, 2010 en
2040
1950
mannen
7,5
5,0
2,5
0
100+
95
90
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
%
1980
vrouwen
0
2,5
5,0
7,5
mannen
7,5
5,0
2,5
2010
mannen
7,5
2p
39
5,0
2,5
0
100+
95
90
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
%
%
vrouwen
0
2,5
5,0
7,5
2040
vrouwen
0
0
100+
95
90
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
2,5
5,0
7,5
mannen
7,5
5,0
2,5
0
100+
95
90
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
%
vrouwen
0
2,5
5,0
7,5
Bekijk bron 34.
Over bron 34 worden drie uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: de bevolking zal tussen 2010 en 2040 vergrijzen.
Uitspraak 2: in 2010 waren er in procenten minder 35- tot 40-jarigen dan
in 1950.
Uitspraak 3: in 2040 zullen in China in procenten meer mannen tussen
de 65 en 70 jaar zijn dan mannen tussen de 35 en 40 jaar.
 Neem de cijfers 1, 2 en 3 van de uitspraken over op het antwoordblad
en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.
GT-0131-a-17-1-o
28 / 31
lees verder ►►►
bron 35
Website NOS, 10 november 2015
China verwacht drie miljoen extra baby's per jaar
China heeft de maatregel die in 1979 werd ingevoerd om de
bevolkingsgroei af te remmen afgeschaft. China verwacht dat door het
nieuwe regeringsbeleid in de nabije toekomst per jaar drie miljoen extra
baby’s geboren zullen worden. Vorig jaar werden bijna zeventien miljoen
kinderen geboren in China. De Chinezen verwachten dat het aantal
geboorten stijgt naar twintig miljoen per jaar.
2p
40
Lees bron 35.
 Welke maatregel heeft ervoor gezorgd dat de bevolking in China sinds
1979 minder snel groeide dan daarvoor?
 Noem een reden waarom de Chinese regering nu wel een
bevolkingstoename stimuleert.
bron 36
China, bijdrage per regio aan het nationaal inkomen in 2010
Legenda:
Bruto Regionaal Product
per inwoner in euro’s, 2010
minder dan 2000
2000 - 4000
4000 - 6000
6000 - 10000
geheel China: 3346 euro
0
2p
41
450
900 km
Bekijk bron 36.
Bron 36 laat de bijdrage per regio aan het nationaal inkomen zien. Veel
mensen migreren van het binnenland van China naar de oostkust.
 Noem vanuit bron 36 de reden van deze migratie.
 Noem nog een reden waarom binnenlandse migranten naar de
oostkust migreren.
GT-0131-a-17-1-o
29 / 31
lees verder ►►►
bron 37
Twee leeftijdsdiagrammen
leeftijdsdiagram 1
mannen
1,5
1p
42
1,0
0,5
0
100+
95-99
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
x mln
leeftijdsdiagram 2
vrouwen
0
0,5
1,0
1,5
mannen
1,5
1,0
0,5
0
100+
95-99
90-94
85-89
80-84
75-79
70-74
65-69
60-64
55-59
50-54
45-49
40-44
35-39
30-34
25-29
20-24
15-19
10-14
5-9
0-4
x mln
vrouwen
0
0,5
1,0
1,5
Bekijk bron 37.
Eén leeftijdsdiagram in bron 37 is van stedelijke gebieden in China en het
andere leeftijdsdiagram is van plattelandsgebieden in China.
 Geef eerst aan of leeftijdsdiagram 1 of leeftijdsdiagram 2 uit bron 37
van stedelijke gebieden is. Geef daarna een argument voor je keuze
vanuit de leeftijdsopbouw.
GT-0131-a-17-1-o
30 / 31
lees verder ►►►
bron 38
Hutong in Shanghai
1p
43
Bekijk bron 38.
Veel hutongs in China zijn al gesloopt of worden gesloopt.
 Geef een reden waarom steeds meer hutongs worden gesloopt.
1p
44
Veel steden in China zijn de laatste twintig jaar snel gegroeid. Tot deze
snelle groeiers behoren Guangzhou en Shanghai. Ze liggen beide aan
zee.
 Geef een reden waarom de ligging aan zee voor deze steden
economisch gunstig is.
1p
45
Door migratie is de bevolkingsopbouw in Guangzhou en Shanghai
veranderd.
 Geef eerst aan of deze migratie zorgt voor verjonging of vergrijzing.
Geef vervolgens een argument voor je keuze.
Bronvermelding
Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen
behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd.
GT-0131-a-17-1-o
31 / 31
einde

Download