Handleiding bij de projectoproep opstart coöperatie Context De beleidsnota Sociale Economie 2009-2014 wil inzetten op een sociale economie waarin het innovatiegehalte op vlak van sociaal en maatschappelijk verantwoord ondernemen optimaal wordt uitgebouwd en benut. Een van de beleidsopties is de principes van het coöperatief ondernemen op te waarderen. Het coöperatief ondernemen maakt van oudsher deel uit van de sociale economie en treedt vandaag weer meer en meer op de voorgrond. Binnen de beleidsfocus op coöperatief ondernemen wordt vooral ingezet op twee specifieke kenmerken: - coöperatief ondernemen als participatief ondernemen, waarbij andere relaties met werknemers, klanten en samenleving worden uitgebouwd; - coöperatief ondernemen als succesvol alternatief om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Deze ambities werden in 2011 en 2012 reeds vertaald in 3 oproepen (respectievelijk vanuit het Vlaams Subsidieagentschap WSE en het Europees Sociaal Fonds Vlaanderen vzw) o.a. rond pilootprojecten om te komen tot verschillende organisatie- en financieringsmodellen voor coöperatief ondernemen in Vlaanderen. Deze oproepen maken deel uit van een breed palet aan acties, die de minister groepeerde in een strategisch actieplan coöperatief ondernemen. Oproep De subsidie heeft als doelstelling om startende coöperaties bij hun opstart te ondersteunen. Het ingediende project dient na afloop van de subsidieperiode te resulteren in: 1. een publicatie van de statuten in het Staatsblad; 2. waarbij de statuten na gespecialiseerd advies beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden van de NRC; 3. het bewijs van een aanvraag tot erkenning als een coöperatieve onderneming bij de Nationale Raad voor de Coöperatie (NRC). Tijdens de subsidieperiode is het dan ook noodzakelijk dat de projecten toewerken naar het neerleggen van de statuten in het staatsblad, waarbij de statuten, dankzij expertadvies, beantwoorden aan de door de Nationale Raad voor de Coöperatie (NRC) gestelde erkenningsvoorwaarden. Daarnaast wordt bij de NRC een aanvraag tot erkenning ingediend. De projecten dienen beleidsrelevante informatie over het maatschappelijke nut en de concrete meerwaarden van het coöperatieve model op te leveren. Ze moeten passen binnen het Vlaamse beleidskader van de minister bevoegd voor de maatschappelijke niche waarin ingediend wordt. Er wordt dan ook advies ingewonnen van de desbetreffende beleidsdomeinen. Het betreft hier de niches: - landbouw - armoedebestrijding - sport - wonen - wonen-zorg kinderopvang cultuur energie sociale economie Er zijn voor deze oproep drie indieningsmomenten voorzien, respectievelijk op 15 oktober 2013, 15 december 2013 en 15 februari 2014. Anderhalve maand na elk indieningsmoment start de looptijd van het ingediende project, waarbij er een maximale looptijd van 6 maanden voorzien is. De aanvraag 1. Wie kan intekenen? De subsidieaanvraag kan in naam van de op te richten coöperatie worden ingediend door - feitelijke verenigingen; - rechtspersonen met uitzondering van publieke rechtspersonen; - vormen van publiek-private samenwerking. De potentiële coöperaties mogen op het moment van indiening nog geen statuten als cvba hebben neergelegd bij het staatsblad voor publicatie, met uitzondering van bestaande coöperaties die de opstart van een nieuwe coöperatie beogen. 2. Wat is coöperatief ondernemen? Een coöperatie is een vereniging van natuurlijke en/of rechtspersonen die tot doel heeft om de gemeenschappelijke behoeften van de leden te bevredigen. Een coöperatie voert een (economische) activiteit uit, maar in tegenstelling tot een kapitaalsvennootschap wordt die niet gebruikt voor persoonlijke verrijking, wel om doelstellingen op sociaal, maatschappelijk en/of ecologisch vlak te realiseren.1 De International Co-operative Alliance (ICA, http://www.ica.coop/al-ica/) vat de coöperatieve principes als volgt samen: - vrijwillig en open lidmaatschap; - democratische controle door de leden; - economische participatie door de leden; - autonomie en onafhankelijkheid; - onderwijs, vorming en informatieverstrekking; - coöperatie tussen coöperaties; - aandacht voor de gemeenschap. Van belang bij de opstart van een coöperatieve onderneming is dat deze een (meer) optimaal antwoord biedt op huidige en toekomstige maatschappelijke noden binnen de principes van sociale economie. 3. Projectbeschrijving Volgende elementen moeten minimaal aan bod komen: - geef een voorstelling van uw project: wie bent u? Motiveer daarbij de keuze voor coöperatief ondernemerschap; 1 Bron: www.coöperatiefvlaanderen.be 2 - de historiek van uw project; de visie, missie en strategie van uw op te richten coöperatie; geef aan welke coöperatieve principes u in uw coöperatie zal implementeren en hoe u dat zal doen; een omgevingsanalyse: wat vraagt de directe en bredere omgeving van uw toekomstige coöperatie en hoe speelt ze daar op in? wie zijn uw stakeholders en op welke manier worden zij bij uw coöperatie betrokken? marketing/communicatie: aan wie en hoe zal u uw product/dienst verkopen? binnen welke niche kadert uw coöperatieve werking? Wat is de beleidsrelevantie van uw coöperatie? operationeel plan: hoe zal uw organisatie het komende jaar werken? Koppel hierbij een begroting voor de komende 6 maanden aan het operationeel plan. Maak een plan van aanpak op bestaande uit een tijdslijn met fases waarin de activiteiten zijn weergegeven, waarbij u de activiteiten koppelt aan middelen en personeelsinzet. De subsidie 1. Aard van de subsidie De subsidiëring valt onder de toepassing van de de-minimis-steun. Deze wordt geregeld door de Verordening van de Commissie (EG) 1998/2006 van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de minimis-steun en is in voege sinds 1 januari 2007 (hierna Verordening genoemd). De Verordening is van toepassing op bedragen van staatssteun die van zo’n beperkte omvang zijn dat ze geen staatssteun vormen in de zin van artikel 87 (1) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Het totaalbedrag dat een bedrijf kan ontvangen als indirecte staatssteun is beperkt tot een plafond van 200.000 euro per drie jaar. De drie opeenvolgende jaren hebben een rollend karakter: voor elke steun toegekend onder de de‐minimisregel dient het bedrag bepaald te worden van de de‐minimissteun toegekend gedurende drie opeenvolgende kalender jaren (inclusief het lopende fiscale jaar). De de‐minimissteun mag niet gecumuleerd worden met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten, indien dat zou leiden tot overschrijding van de maximale steunhoeveelheid zoals vastgesteld in de diverse vrijstellingsverordeningen of in beschikkingen van de Europese Commissie. Alle overheidssteun moet worden opgeteld. 2. Steunintensiteit Cofinanciering uit eigen of andere (publieke of private) middelen is verplicht. Organisaties dienen zelf minimaal 30% financiering in te brengen en hebben recht op maximaal 70% steun. De maximale steunintensiteit bedraagt 20.000 EUR. In de aanvraagfase wordt het maximale steunbedrag berekend op basis van de geraamde totale netto kosten van het project (namelijk de geraamde kosten van het project na aftrek van de geraamde klanteninkomsten). Het maximale steunbedrag dat wordt uitbetaald, wordt berekend op basis van de werkelijk gemaakte kosten na aftrek van de werkelijke klanteninkomsten én na toepassing van de verplichte 30% cofinanciering. 3 3. De begroting De begroting is een raming van de kosten van de coöperatie met betrekking tot de op te richten coöperatie. 4. De subsidiabele kosten Enkel de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het project en binnen de looptijd van het project gemaakt zijn, komen in aanmerking voor subsidiëring. De kosten moeten kunnen worden toegewezen op naam van de opgerichte CVBA en worden na afloop van het project dan ook ingediend door deze CVBA. Gelieve voor middelen die niet voorkomen in rubriek 4 en die u wenst in te brengen contact op te nemen met Bie De Keulenaer van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie via [email protected] of 02 553 43 52. Investeringskosten komen niet in aanmerking voor subsidiëring. De regelgeving inzake de BTW dient gerespecteerd te worden. Voor de BTW geldt het volgende basisprincipe: terugvorderbare BTW is niet subsidiabel en kan bijgevolg niet worden ingebracht. Dit geldt voor alle BTW die op welke manier dan ook kan worden teruggevorderd, dus ook wanneer zij niet daadwerkelijk door de begunstigde wordt teruggevorderd. Bij organisaties met een gemengd BTW statuut betekent dit dat enkel dat deel van de BTW subsidiabel is dat niet kan worden teruggevorderd. Enkele concrete voorbeelden kunnen dit verduidelijken: - een volledig BTW-plichtige kan de BTW niet inbrengen; - een niet BTW-plichtige kan de BTW volledig inbrengen; - een instantie met een gemengd BTW-statuut die bijvoorbeeld een BTW-plicht van 8% heeft, kan de overige 13% van de in totaal 21% BTW in het dossier inbrengen. Belangrijk is ook dat instanties met een gemengd BTW-statuut duidelijk moeten aangeven en bewijzen welk deel van de BTW terugvorderbaar is. De subsidiabele kosten worden opgesplitst in de volgende rubrieken: 4.1. Loonkosten 4.2. Werkingskosten 4.1. Loonkosten De loonkosten voor intern personeel van de cvba die tijdens de opstartperiode gemaakt worden, kunnen worden ingebracht. Een personeelslid is ‘intern’ indien hij/zij een arbeidsovereenkomst heeft bij de cvba. Loonkosten die met andere subsidies worden gefinancierd, kunnen niet ingebracht worden. Loonkosten van personeel dat vóór de opstart van de coöperatie wordt ingezet door de aanvrager om de opstart te faciliteren, dienen na opstart van de coöperatie via facturering aan de coöperatie of via vergoeding voor occasionele prestaties (fiche 251.86 ereloonnota’s) te worden vergoed. Deze kosten kunnen worden ingebracht onder de rubriek werkingskosten (zie verder) 4.2. Werkingskosten a. Directe werkingskosten 4 Rechtstreeks aan het project verbonden uitgaven voor consulting, expertadvies, vrijwilligersvergoedingen, ereloonnota’s, facturen voor dienstverlening ,…. Kosten van investeringsgoederen worden niet aanvaard als subsidiabele kosten. Investeringsgoederen zijn alle goederen waarvan de aanschaffingswaarde in principe niet meteen volledig wordt afgeboekt. b. Indirecte werkingskosten Deze kosten hebben ‘indirect’ betrekking op het project en zijn gerelateerd aan het intern personeel van de cvba. Onder deze rubriek vallen onder andere de volgende kosten: huur, telefoon, kopieën, verwarming, onderhoud, directie, boekhoudkundig als administratief en coördinerend personeel, ICT ondersteuning en andere. De volgende kosten worden expliciet uitgesloten: - investeringskosten; - kosten die geen rechtstreeks verband houden met het project. 4.3 Cofinanciering Als cofinanciering kunnen eigen middelen of andere (private en publieke) middelen die betrekking hebben op het project worden ingebracht. De middelen kunnen geldelijke en/of personele middelen zijn. Publieke middelen kunnen slechts ingebracht worden indien de regelgeving dit niet uitsluit en indien dit verenigbaar is met de doelstelling van de middelen. Uitzondering hierop zijn de loonkosten die met andere subsidies worden gefinancierd; ze kunnen niet als cofinanciering worden ingebracht. Het spreekt voor zich dat ook de uitgesloten kostenposten zoals hierboven opgesomd niet als cofinanciering kunnen worden ingebracht. 4.4. Eventuele combinatie met subsidies vanuit het Agentschap voor Landbouw en Visserij Het Agentschap voor Landbouw en Visserij voorziet in startsteun aan land- en tuinbouwers die zich groeperen om de afzet van hun producten gezamenlijk te organiseren. Het moet daarbij om een nieuwe oprichting gaan, waarbij minstens 3 van de leden landbouwer in hoofdberoep is en waarbij de organisatievorm een cvba, vzw of een vorm van vereniging is waar de leden hoofdelijk aansprakelijk zijn. Indien aan de voorwaarden voldaan wordt, kunnen de beheerskosten van het eerste werkingsjaar, met een maximum van 22.500 euro gesubsidieerd worden. Deze steun valt buiten de de-minimisverordening en moet niet mee opgeteld worden met subsidies die u in het kader van deze oproep aanvraagt. Voor meer informatie kan u terecht op www.vlaanderen.be/vlif 5. Bewijslast Soort kost Loonkosten voor intern personeel van de op te richten CVBA Loonkosten voor extern personeel cvba/intern personeel aanvrager Bewijsstuk Maandelijkse loonstaten en/of individuele jaarrekening Zie werkingskosten Facturen van de aanvrager aan de cvba voor verleende diensten of vergoeding van occasionele prestaties van de cvba aan de 5 Vrijwilligersvergoeding Directe werkingskosten Klanteninkomsten betrokken aanvrager ( fiche 251.86). Interne bewijsstukken worden aanvaard. Facturen/Creditnota’s. Een gedetailleerde berekening of de facturen dienen toegevoegd te worden. Binnen een partnerschap is interne facturatie niet subsidiabel. Beoordelingscriteria voor de oproep 1. Ontvankelijkheidscriteria -De aanvrager is opgenomen in de rubriek ‘de aanvraag’, punt 1 ‘wie kan intekenen’. -De aanvraag wordt ingediend aan de hand van de daartoe ter beschikking gestelde documenten. -De aanvraag wordt tijdig overgemaakt zowel met de post als elektronisch: 1) Met de post aan de dienst Projectbeheer, ter attentie van Christine Van Damme, Koning Albert II-laan 35 bus 21 te 1030 Brussel; De poststempel geldt als bewijs. 2) Via e-mail aan [email protected]. -Het aanvraagformulier moet correct en volledig ingevuld zijn, bevat een realistische begroting. -In het geval de aanvrager samenwerkt met een partner, verwachten we dat de wederzijdse rechten en plichten opgenomen zijn in een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst maakt integraal deel uit van uw aanvraag. Het ontbreken ervan is een reden om uw aanvraag onontvankelijk te verklaren. 2. Objectieve selectiecriteria Uw projectvoorstel wordt beoordeeld aan de hand van 3 criteria: - de mate waarin de coöperatieve principes (cfr hierboven) gehuldigd worden; - de beleidsrelevantie; - de mate waarin de projectbegroting realistisch is. Aanvraagprocedure en timing Er zijn voor deze oproep drie indieningsmomenten voorzien, respectievelijk op 15 oktober 2013, 15 december 2013 en 15 februari 2014. Anderhalve maand na elk indieningsmoment start de looptijd van het ingediende project, waarbij er een maximale looptijd van 6 maanden voorzien is. De aanvraag wordt ingediend bij het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie aan de hand van het daartoe bestemde formulier en eventuele bijlagen. Na ontvangst van uw aanvraag wordt u schriftelijk van de ontvankelijkheid op de hoogte gesteld. Enkel de ontvankelijk verklaarde subsidieaanvragen worden beoordeeld door leden van het VSAWSE, departement WSE en de betrokken beleidsdomeinen. 6 De beslissing over de al dan niet goedkeuring van uw project wordt schriftelijk meegedeeld in de loop van de maand na indiening. Bijkomende informatie Indien u ondersteunende informatie wenst voor de opstart van een coöperatieve vennootschapsvorm, zijn er verschillende organisaties bij wie u terecht kan. Zij beschikken over nuttige expertise die u kan aanwenden voor de opstart van een project. Ook voor het inwinnen van gespecialiseerd advies kan u bij hen terecht. Een overzicht vindt u op www.cooperatiefvlaanderen.be/contact. Contact Met vragen kan u terecht bij Bie De Keulenaer, 02/553.43.52 of [email protected]. Bij afwezigheid kan u ook terecht bij Thibaud Dezyn, 02/553 08 36 of [email protected]. 7