Zo leefden wij in de Gallo-Romeinse periode.

advertisement
Zo leefden wij in
de Gallo-Romeinse periode.
Leerkrachtenbundel
Vleeshuismuseum
Stedelijke Musea Dendermonde
1. Tijdslijn voor onze gewesten
De Gallo-Romeinse periode betekent de overheersing in onze gewesten door de
Romeinen. De Romeinen wilden hun eigen rijk verder uitbreiden en startten met
verschillende veroveringen ten oosten, zuiden, westen en noorden van hun eigen
centrum, namelijk de stad Rome.
Wanneer de Gallo-Romeinse periode startte en de Romeinse overheersing in
onze gebieden stopte, kan men terugvinden op deze tijdslijn.
voor Christus
Prehistorie
na Christus
De Gallo-Romeinse periode
Middeleeuwen
1
58 52-51
v. Chr. v.Chr.
Het Gallische verzet is ten einde.
Start van de definitieve Romeinse overheersing
Julius Caesar begint met de verovering
van Gallië
406
476
Definitieve einde Romeinse Rijk
Val van Rome
Definitieve einde Romeinse controle
in onze gewesten
2. Daar kwamen de Romeinen: de Gallische oorlogen
De Keltische en Kelto-Germaanse stammen van Gallië die leefden meer dan 2000
jaar geleden kenden nog geen schrift. Ze konden ook niet lezen of schrijven.
Alles wat zij toen kenden, werden door de ouders op hun kinderen doorgegeven,
zij vertelden wat zij zelf wisten en wat zij gehoord en geleerd hadden van hun
voorouders. Men spreekt hierbij van een mondelinge overlevering.
Dit veranderde wanneer de Romeinen kwamen. Zij gebruikten wel een schrift. Zij
schreven over de gebieden en volkeren die ze tegenkwamen op hun reizen en
veroveringen. Zij schreven dan ook over volkeren die zelf nog niet konden lezen
2
of schrijven. Door de komst van de Romeinen zal dit het einde van de prehistorie
in onze gewesten betekenen.
De Romeinen hadden al grote delen van Europa veroverd. Vervolgens wilden ze
nog meer veroveren in alle windstreken. Gallië bevond zich ten noorden van hun
eigen rijk, dat zijn centrum had in de stad Rome.
De verovering onder leiding van Julius Caesar startte in 58 vóór Christus. Onze
gebieden lieten zich niet zomaar veroveren en we verzetten ons tegen het
Romeinse leger. Toch bleek het Romeinse leger te sterk te zijn en leden wij in
onze gewesten een zware nederlaag in 57 vóór Christus en vele duizenden
mensen werden gedood. Dorpen en akkers werden verwoest en vele mannen,
vrouwen en kinderen waren als slaaf meegenomen. Toch duurde de oorlog nog
iets langer, en bleven wij nog hevig weerstand bieden niet altijd met evenveel
succes. Uiteindelijk zal in 51 vóór Christus voor de laatste keer hevig weerstand
geboden worden aan het Romeinse leger door Ambiorix en zijn stamgenoten, de
Eburonen. Gallië was nadien enorm uitgeput en een nieuwe opstand was
onmogelijk geworden. Deze hele periode van oorlogen is ook gekend als de
Gallische oorlogen.
Uiteindelijk zal de Romeinse overheersing ongeveer vier en een halve eeuw
duren in onze gewesten.
3
3. De beginnende romanisering in onze gewesten
De IJzertijd eindigde wanneer de Romeinse invloed zich in onze gewesten liet
gelden. Dit betekende geen plotse verandering voor de lokale bewoners, maar
eerder een langzame evolutie naar andere gewoonten en gebruiken. Waardoor er
gesproken werd van de Gallo-Romeinse bevolking. Voor de lokale bevolking
veranderde er in het begin niet zoveel, vele oorspronkelijke elementen bleven
behouden. Maar door de Romeinse overheersing was er geleidelijk wel culturele
en economische invloed van de Romeinse bezetter te merken.
Sporen van Gallo-Romeinse bewoning op het nieuwe industrieterrein
In Dendermonde werd op het nieuwe industrieterrein Hoogveld-J door
archeologen onderzoek verricht. Archeologen zijn wetenschappers die door
opgravingen en onderzoek proberen het verleden te achterhalen. Zij ontdekten
hierbij een begraaf- en cultusplaats die al ontstond in de bronstijd en verder
bleef bestaan tot in de vroeg-Romeinse periode.
Uit de IJzertijd werden sporen teruggevonden van een openluchtheiligdom dat
opgericht was rondom een grafheuvel. Deze vondsten tonen dat er al menselijke
bewoning was in de IJzertijd op het Hoogveld. Religie speelde al een belangrijke
rol binnen deze samenleving. Dit bleef duren na de komst van de Romeinen,
deze begraafplaats werd nog steeds gebruikt. Wel zijn er enkele verschillen door
de Romeinse invloeden. De doden zullen in deze periode nu in afzonderlijke
crematiegraven bijgezet worden. In deze crematiegraven vindt men
houtskoolresten en botresten. Naast de verbrande resten werden ook vaak
grafgiften meegegeven. Deze grafgiften konden aardewerk zijn, maar ook kralen
en sierraden. In Dendermonde vond men een bijna complete Romeinse pot en
ook verschillende kralen en sierraden gemaakt van glas.
Er werden geen Romeinse luxeproducten teruggevonden, wat waarschijnlijk
betekende dat deze begraafplaats in de latere Gallo-Romeinse periode niet meer
gebruikt werd en men zijn doden elders ging begraven.
4
Verschillende kralen en sierraden van glas zijn
teruggevonden
Een Romeinse brandrestengraf
Romeinse pot uit een crematiegraf
Niet enkel sporen van de begravingen zijn teruggevonden, ook één waterput uit
de vroeg-Romeinse periode. Deze waterput had een vierkante constructie van
zware, eikenhouten balken. Er is een onderscheid tussen waterputten en
waterkuilen. Het verschil tussen deze twee is dat waterputten een houten
omkadering hebben en waterkuilen niet. Een tweede verschil is in functie van
deze twee soorten, waarbij de waterputten eerder voor mensen dienden en de
waterkuilen voor het vee. Deze teruggevonden waterput is opnieuw een bewijs
van menselijke bewoning in die tijd.
In de omgeving werden ook andere sporen van werkelijke bewoning
teruggevonden zoals resten van een gebouw, greppels en Romeins aardewerk in
de graven.
5
Een waterput uit de vroeg-Romeinse periode.
4. De Gallo-Romeinse beschaving
We hebben al gezien dat met de komst van de Romeinen er geen plots einde
kwam aan de inheemse tradities en gewoonten. Men gebruikte soms wel al wat
Romeins aardewerk dat meegebracht werd door Romeinse soldaten, avonturiers
of handelaars. Pas een eeuw na de verovering door Julius Caesar, zal er een
duidelijke vermenging zichtbaar worden tussen de oorspronkelijk (inheemse) en
Romeinse gemeenschappen. Hieruit zal een werkelijke Gallo-Romeinse
beschaving ontwikkelen. (Vanaf het bestuur van Claudius die regeerde van 41 tot
54 na Christus)
6
4.1. Het Gallo-Romeinse wegennetwerk
In onze streken werd er vooral gewerkt op de akkers. Wij hadden een vruchtbare
bodem die ervoor zorgde dat we producten konden vervoeren naar andere delen
van het Romeinse Rijk. We vormden het bevoorradingsgebied van de
legertroepen die langs de Rijn waren gevestigd en de Romeinen bouwden nieuwe
nederzettingen.
Door de toenemende Romeinse invloed ging er een groeiend wegennet ontstaan,
dat de Romeinen vooral voor militaire doelen gebruikten zoals een snelle
verplaatsing van hun leger.
Een uitgebreid wegennetwerk was ook gunstig voor de inheemse ambachten en
landbouw, die zich geleidelijk gingen moderniseren, wat zorgde voor toename
van de productie. Vooral tijdens de 2de en het begin van de 3de eeuw na Christus
was er een grote economische activiteit, dat ook zorgde voor het opbouwen en
groeien van steden.
Het Romeinse wegennet in België
7
4.2. Tongeren: een belangrijke Gallo-Romeinse stad
Voordat de Romeinen er in de eerste eeuw voor Christus binnenvielen, was het
gebied rond de stad Tongeren, bewoond door de Eburonen. Door de komst van
de Romeinen zal Tongeren een Gallo-Romeinse stad worden dat een belangrijke
positie kreeg in het handelsnetwerk.
Stadsplan van Romeins Tongeren
Er werd een hele stad uitgebouwd met vele verdedigingswerken om zich te
beschermen. De stad zelf kreeg een stratenplan dat in dambordpatroon werd
aangelegd. Tongeren lag dicht bij een belangrijke handelsweg naar andere
steden (namelijk op de landweg Bavay en Keulen) maar ook was het dichtbij de
waterwegen de Schelde en de Maas. Door haar gunstige ligging werd Tongeren
het economisch centrum van het Belgische landbouwgebied en ook het
inzamelcentrum voor transport van goederen naar andere steden. Doordat de
stad zo belangrijk was werden ook andere bouwwerken opgericht zoals een grote
aquaduct en een tempelcomplex. Het aquaduct van Tongeren is het grootste
bewaarde aarden monument van Vlaanderen. Deze aquaduct werd gebouwd op
het einde van de 1de eeuw na Christus om de toenmalige Romeinse stad van
watertoevoer te voorzien. In de 2de eeuw na Christus bouwde men nog een hele
ommuring rond de stad waar vandaag nog stukken van terug te vinden zijn.
8
Opvallendste gedeelte van de Romeinse aquaduct in Tongeren, vandaag gekend als de Beukenberg
Resten van de Romeinse ommuring van Tongeren uit de 2de eeuw.
9
4.3. Het transport via rivieren
De Romeinen dienden zich te verdedigen tegen de Germanen die dreigde om
onze streken aan te vallen en over te nemen van de Romeinen. Dat zorgt ervoor
dat vooral de rivieren Rijn (Duitsland), Donau en Maas (Nederland) als militaire
grens diende om zich te beschermen tegen de Germanen. Het Romeinse Rijk
heeft deze rivieren als grens gebruikt, wat zij de limes noemde.
Het belang van de rivieren en waterlopen zou steeds groter worden doordat
sneller grote ladingen zouden vervoerd kunnen worden. Over land was het
vervoer van grote ladingen trager en was er een groter gevaar om beroofd te
worden.
Dendermonde bevindt zich aan de Schelde en de Dender. Tijdens de Romeinse
tijd was vooral de Schelde een belangrijke rivier. Bij de aanleg van het Romeinse
wegennetwerk werd er vaak gebruik gemaakt van rivieren en bouwde men ook
oversteekplaatsen of bruggen. De rivieren werden belangrijk in hun economie,
bijvoorbeeld voor het transport van bouwstenen. De Schelde werd een
belangrijke as waarlangs producten konden worden vervoerd. Wat ervoor zorgde
dat er langs de oevers kleine haventjes of opslagplaatsen werden gebouwd.
4.4. Nederzettingen
De landelijke nederzetting uit de Romeinse periode zoals Dendermonde op de
zandgronden bestond meestal uit een groepering van ongeveer een drietal
bedrijven. De hele nederzetting zelf bestond uit verschillende delen: huizen,
opslaghuizen, open (werk)plaatsen, tuinen, putten, waterputten, grachten en
soms ook omheiningen.
Wonen en leven in de Romeinse tijd
10
De woningen op het platteland zijn vooral woonstalhuizen, waarbij het vee en de
mensen onder een dak leefden. Al lang vóór de komst van de Romeinen was
deze vorm van woningen gebruikt. Men bouwde deze woningen vooral met lokaal
beschikbare materialen, vooral uit hout en leem dat men terugvond. In de
landelijke gebieden waren huizen in steen nog zeer zeldzaam.
De vloer van het huis was meestal stevig aangestampte aarde. Het dak was
meestal hoog en steil. De dakbedekking was van stro of riet, waarbij de nok
waarschijnlijk werd afgedekt met graszoden. De in- en uitgangen lagen meestal
in het midden van de lange zijde van het gebouw, recht tegenover elkaar.
Voorbeeld van woonstalhuizen tijdens de Romeinse periode
Deze type woningen gaan nog lang blijven bestaan, maar in grotere steden zoals
Tongeren zou er vanaf ongeveer 50 na Christus een nieuw woningtype ontstaan.
Hier werden de woonstalhuizen vervangen door villae. Dit waren complexe
gebouwen die gebouwd waren volgens de Romeinse techniek in steen of in zowel
steen en hout. Deze woningen hadden vele kamers en bijgebouwen. Deze huizen
waren ook versierd met mozaïeken en fresco’s. Dit was vooral in de economisch
succesvolle gebieden.
11
Reconstructie van een Tongerse stadswoning, kort na 70 na Christus.
12
4.5. Economische activiteiten
De economische activiteiten tijdens de Gallo-Romeinse periode was zeer
gevarieerd en afhankelijk van waar men precies woonde.
In de kuststreken maakte men garum, dat is een pikante vissaus of deed men
aan zoutwinning. Elders bleef land- en tuinbouw een vaak uitgeoefende activiteit,
het kweken van graansoorten zoals gerst, tarwe, haver en rogge of peulvruchten
zoals erwten. Veeteelt was een enorm belangrijke activiteit die verricht werd op
de zandgronden waar men in woonstalhuizen leefde. Men hield vooral varkens,
schapen, geiten en runderen. De schapen werden ook gehouden voor de wol die
ze leverden. Er bestond een vrij grote textielnijverheid. Andere arbeid die
verricht werd, was het kappen van hout dat gebruikt kon worden voor het
bouwen van huizen. Op de platteland was een echte nijverheid nog zeer beperkt
tot de huiselijke sfeer. In deze nederzettingen deed men wel aan spinnen, weven
en metaalbewerking.
Door de groei van steden gingen ook andere activiteiten ontstaan, steeds meer
dakpannen- en pottenbakkerijen werden opgericht. Er was geleidelijk een grotere
economische productiviteit te zien waarbij er veel geëxporteerd en geïmporteerd
werd.
4.6. De geldactiviteit: het gebruik van munten als betaalmiddel
Er was vóór de komst van de Romeinen zeer weinig geld in omloop. Door de
Romeinse invloed zou dit snel wijzigen vooral in de stedelijke gebieden van
Gallië. Op plaatsen die een centra van handel en nijverheid waren zoals markten,
vond er snel een muntcirculatie plaats. Op het platteland zou ruilhandel nog
zeker blijven bestaan, al was ook daar een opkomst van circulatie van geld op te
merken.
Door het gebruik van munten gingen ook andere problemen ontstaan zoals het
voorkomen van valse munten. Een andere verschijnsel was de lokale muntslag,
dit betekent dat bepaalde steden het recht hadden om munten te slaan of te
maken zodat ze gebruikt konden worden, dit kwam voor in de Romeinse
provincies. Deze waren meestal bestemd voor lokaal of regionaal gebruik.
13
Het terugvinden van munten bij archeologische opgravingen gebeurd vaak. Men
vindt deze munten terug in graven, offerkuilen of als bouwoffer. Het idee om
munten aan geesten of goden te offeren is veelvoorkomend.
Soms zijn dat slechts enkele losse munten die men
bij opgravingen terugvindt. Maar ook het terugvinden
van een muntschat is mogelijk, dit is dan een
hoeveelheid munten die opzettelijk in de grond werd
ingegraven in een doek of zak. De reden om deze
munten in de grond te steken was vaak onveiligheid
of gevaar door oorlogen, invallen, plundertochten, … .
Anderzijds kon de reden ook oppotten zijn, dit is het geld verzamelen en
bewaren voor later. In het geval dat 2 soorten munten in gebruik waren, ging
men de munt met de laagste waarde eerst gebruiken en de munt met de meeste
waarde werd bewaard. Er bestonden ook al spaarpotten, daarin werden vooral de
waardevolle munten bewaard, die uit waardevol metaal waren gemaakt.
De Romeinse muntschat van Mespelare
In Mespelare, een deelgemeente van Dendermonde heeft men een unieke vondst
gedaan, namelijk een muntschat uit de Gallo-Romeinse tijd. In 1607 vond een
boer (Karel van Houwe) dicht bij de kerk een aarden pot met een schat van
Romeinse aurei, dit zijn gouden munten.
Faustina de Oudere was een Romeinse keizerin.
De vrouw van Romeinse keizer Antoninus Pius.
14
In deze aarden pot zouden heel veel munten teruggevonden geweest zijn, maar
een exact aantal is niet gekend. In de schat bevonden zich veel gouden
Faustinamunten, genaamd naar keizerin Faustina. Maar ook munten met
afbeeldingen van andere Romeinse keizers of hun echtgenote, die alle regeerden
tussen de periode vanaf het einde van de 1ste eeuw na Christus tot het einde van
de 2de eeuw na Christus. De oorspronkelijke eigenaar van deze munten was
waarschijnlijk een rijker iemand door de grote hoeveelheid munten die zich in
één pot bevonden.
4.7. Het dagelijkse en godsdienstige leven
Er zijn 2 opvallende invloeden van de Romeinen in het dagelijkse leven, namelijk
in het religieuze geloof en in de omgang met hun overledenen.
 De religieuze beleving
1. Tempels
Tempels zijn een duidelijk kenmerk van een godsdienstig leven. Hoewel
de tempels van de Galliërs Romeinse kenmerken hadden, behielden de
tempels toch een eigen karakter. Alhoewel op het eerste zicht de
tempels in onze streken Romeins leken, waren zulke tempels niet
typisch in Rome. Er zijn enkele typische Keltische kenmerken behouden
gebleven namelijk een rechthoekig of vierkant gebouw met
daaromheen een lagere zuilengaanderij. De tempel lag op een podium
(hiermee wordt de verhoging van de tempel bedoeld); een element dat
overgenomen was van de Romeinen.
15
Vóór de tempel bevond zich een altaar, alsook één of meerdere
offerkuilen. De tempel zelf werd als woonplaats van de godheid gezien,
niet als een bedeplaats die men zomaar mocht binnenwandelen.
De vondst van resten van een tempelstructuur in Hofstade is tot nu toe
de dichtste vondst bij Dendermonde.
Voorbeeld van een Gallo-Romeinse tempel. Deze stond in Elst (Nederland)
16
2. Altaren
Er zijn talrijke altaren gevonden in heel België van tijdens de GalloRomeinse tijd. Andere vondsten kunnen offerstenen zijn met vragen
om gunsten of als dankbetuigingen aan een bepaalde god.
In het Vleeshuismuseum Dendermonde is er een Herculesaltaar te
bekijken dat afkomstig is uit de 2de – begin 3de eeuw na Christus. Dit
altaar werd gevonden in de Schelde in Wetteren. Op dit altaar is
Hercules te zien, naakt met een baard en heeft enkele voorwerpen bij
zich: een knots in zijn rechterhand (dus links op de foto). Ander typisch
voorwerp zijn het vel van een leeuw dat over zijn linkerschouder hangt
en een gouden appel in zijn linkerhand.
Herculesaltaar gevonden in de Schelde te Wetteren
17
3. Godenbeelden
Beelden die een god afbeelden
leren ons iets over de
godenverering. Er zijn
verschillende vondsten van deze
religieuze beeldjes die
binnenshuis geplaatst werden, op
offerplaatsen bij tempels of op
bedevaartsplaatsen aanwezig
waren of in de graven zelf.
De vele goden die vereerd
werden, waren afkomstig van de
Grieks-Romeinse godenwereld.
Een zeer populaire god was
Venus waarvan ook vele beelden
teruggevonden zijn, deze werden
zelfs ingevoerd naar onze
streken. De beelden konden uit
Bronzen Venusbeeldje gevonden in Kortrijk
(eind 1ste –begin 2de eeuw na Christus)
verschillende materialen bestaan
zoals brons of witte aarden gesteente.
In Dendermonde is het beeldje van een
klassieke Mars teruggevonden, dit beeld was
in brons. Mars was de Romeinse god van de
oorlog. Hij werd voorgesteld met wapens
namelijk een speer in zijn rechterhand en een
schild in zijn linkerhand, maar deze ontbraken
bij haar vondst. Mars is hier als een jong,
gespierd en naakt iemand afgebeeld.
Toch bleven velen in onze streken nog trouw
aan hun oorspronkelijke goden. Vele van deze
waren vrouwelijke goden en ze hadden
Bronzen Marsbeeldje in 1805
gevonden, komt uit de 2de eeuw
meestal met de vruchtbaarheid bij de mens,
dier en landbouw te maken.
18

De omgang met de doden
Zowel in Gallië, als in Rome, was de dodenverbranding, dus crematie van
de overledenen vooral in gebruik wanneer de Romeinen startte met hun
veroveringstocht in 58 voor Christus.
De verbrande resten, al dan niet in een urne, werden in het graf geplaatst.
In het graf gaf men de overledene vaak ook grafgiften mee, de
hoeveelheid en kwaliteit van de grafgiften was afhankelijk van de rijkdom
van de familie van de overledene.
In Rome was er een verandering van crematie naar het begraven van de
doden in de 2de eeuw na Christus. Deze grote verandering gebeurde zeer
snel, waarbij de Romeinen zelf beïnvloed waren door de Oosters cultuur.
In onze streken was deze overgang van crematie naar het begraven van
de doden niet zo snel. De crematie bleef overheersen tot in de 3de eeuw en
kwam het werkelijk begraven van de doden slechts af en toe voor. Dus
deze Romeinse traditie had hier absoluut geen grote invloed.
In Dendermonde zijn enkele Gallo-Romeinse graven teruggevonden o.a.
op de Zwijvekekouter, net zoals in 2009 op Hoogveld –J.
Bij deze crematiegraven werden ook grafgiften meegegeven. Deze waren
afhankelijk van:

Lokale tradities

Rijkdom

Verschil in sociale stand
Deze grafgiften gaven een beeld van wat er gebruikt werd in het
dagelijkse leven. Men vond gebruiksvoorwerpen, sierraden, kledij en
tafelgerei zoals lepels, borden, bekers, …
19
Dendermonde-Zwijvekekouter:
Dendermonde-Zwijvekekouter:
aarden kommetje (ca. 117-161)
beker met jachtscène uit graf (ca.125-150)
In economisch rijke gebieden zoals Tongeren werden de rijkste mensen
begraven onder een grafheuvel, wat men tumulus noemt (meervoud:
tumuli) . Dit begrafenisritueel gaat terug tot de vóór-Romeinse Keltische
“vorstengraven”. In deze graven vond men zelden wapens. Wapens waren
het bezit van de Romeinse staat en geen persoonlijk bezit. Wel kon men
soms jachtwapens terugvinden in de graven.
Tumulus van Koninksem (in Tongeren)
20
5. De verzwakking van het Romeinse Rijk en de invallen
van de Germanen
Het grote Romeinse Rijk werd in 2 helften gesplitst in 395 namelijk een WestRomeinse Rijk en Oost-Romeinse Rijk. Vanaf de 3de eeuw was het hele Romeinse
Rijk aan het verzwakken. Het bestuur vanuit Rome verliep steeds moeilijker.
Tegelijkertijd waren de grenzen van het Romeinse Rijk bedreigd door vooral
meerdere invallen van verschillende Germaanse stammen. De definitieve
doorbraak van de Germanen in 406-407, betekende voor onze gewesten het
einde van de Romeinse periode. De Germanen drongen zelfs door tot Spanje en
Noord-Afrika. In 476 viel Rome, dit betekende ook het einde van de Klassieke
Oudheid en het begin van de Middeleeuwen.
21
6. Bijlage: kaart van het Romeinse Rijk
22
7. Bibliografie
Boeken en verhandelingen
ADAMS (X.). Historische Atlas. Wommelgem, Uitgeverij Van In, 2004, 80 p.
CREEMERS (G.). “De periode: 58 vóór Christus-500.” In: DE KOK (J.), et.al. De 25 dagen
van Vlaanderen. Zwolle, Uitgeverij Waanders, 2004, pp. 20-27 (Deel 1).
DE GRAEVE (A.). Het vergeten deel van de collectie Maertens de Noordhout boven water
gehaald: studie naar vroegmiddeleeuwse rivierdeposities in de Scheldevallei. Gent
(onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2010, 137 p. (promotor: W. De
Clercq)
GEIVERS (R.). Nieuwe Historische Atlas. Antwerpen, Uitgeverij De Boeck, 2002, 136 p.
HEEREN (S.). Romanisering van rurale gemeenschappen in de Civitas Batavorum: De
casus Tiel-Passewaaij. Amsterdam (onuitgegeven doctoraatsverhandeling Vrije
Universiteit Amsterdam), 2009, 364 p. (promotor: N.G.A.M. Roymans)
JANSSENS (N.). Het bewonen en verlaten van de regio tussen Maas, Demer en Schelde in
de Romeinse periode. Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent),
2010, 121 p. (promotor: W. De Clercq)
JANSSENS (U.). De Oude Belgen. Vianen, The House of Books, 2007, 288 p.
NAEREBOUT (F.G.) en SINGOR (H.W.). De Oudheid: Grieken en Romeinen in de context van
de wereldgeschiedenis. Amsterdam, Ambo, 2008, 531 p.
NOUWEN (N.). Caesar in Gallië. Leuven, Davidsfonds, 2003, 235 p.
NOUWEN (N.). De Romeinen in België (31 v.C.-476 n.C.). Leuven, Davidsfonds, 2006, 256 p.
VERLAECKT (K.), et.al. Dendermonde van Metaaltijden tot vroege Middeleeuwen.
Dendermonde, stadsbestuur Dendermonde, 2010, 96 p.
VERMEULEN (F.). Tussen Leie en Schelde: archeologische inventarisatie en studie van de
Romeinse bewoning in het zuiden van de Vlaamse Zandstreek. Gent, Archeologische
inventaris Vlaanderen, 1992, 285 p.
23
Internet (enkel gebruikt voor foto’s en reconstructietekeningen)
INTERNETGAZET TONGEREN. Beschermingsprocedure aquaduct opgestart. In: <
http://www.tongeren.info/default.aspx?p=1684 >, geraadpleegd op 30.11.2011.
LENDERING (J.) en THAYER (B.). Musée de Mariemont – a review. In: <
http://rambambashi.wordpress.com/2007/12/16/musee-de-mariemont-a-review/>,
geraadpleegd op 07.12.2011.
SPANNENDE GESCHIEDENIS. Elst - Gallo-Romeinse tempel. In:
http://www.spannendegeschiedenis.nl/de-romeinen/elst-gallo-romeinse-tempel ,
geraadpleegd op 07.12.2011.
VANDECATSYE (S.). Hoogveld-J, Dendermonde. In: < http://www.archaeologicalsolutions.be/project/09-01>, geraadpleegd op 30.11.2011.
VILTERS (E.) en VANHEMEL (E.). Beroemde verhalen en overblijfselen uit de Romeinse Tijd.
In: http://www.vilters-vanhemel.be/belgie_romeinenconcreet.html , geraadpleegd op
30.11.2011.
WIKIPEDIA. Faustina de Oudere. In: < http://nl.wikipedia.org/wiki/Faustina_de_Oudere>,
geraadpleegd op 06.12.2011.
WIKIPEDIA. Gallo-Romeinse tumuli in België. In: <http://nl.wikipedia.org/wiki/GalloRomeinse_tumuli_in_Belgi%C3%AB>, geraadpleegd op 09.12.2011.
24
Download