Antwoorden (Kim De Witte) 1. De Vlaamse regering voorziet 43.000 extra sociale woningen tegen 2023. Gezien de stijging van het aantal kandidaat-huurders zal dit echter nooit voldoende zijn. Deze investering zal het aandeel sociale woningen niet laten stijgen. Bent u bereid inspanningen te leveren om dat aandeel substantieel op te trekken, zodat meer dan 6% van de Vlaamse gezinnen sociaal kunnen huren? Zo ja, hoe zou u dat concreet doen (op het vlak van financiering, regelgeving,…)? Zeer zeker. Onze redenering verloopt in 9 stappen: 1. Tekort van 100.000 sociale woningen in Vlaanderen. Er is een tekort van 100.000 sociale woningen in Vlaanderen. Eind 2012 stonden er 107.351 kandidaat-huurders op de wachtlijsten van de Vlaamse sociale huisvestingsmaatschappijen ingeschreven. Dat was een stijging van 11.400 kandidaten op twee jaar tijd. De laatste 20 jaar werden gemiddeld slechts 2.200 sociale woningen per jaar bijgebouwd en dat zijn voor driekwart huurwoningen. Op dat tempo zullen gezinnen op de wachtlijst nog vijftig jaar geduld moeten oefenen. De Vlaamse regering belooft al sinds 2007 om 43.000 sociale woningen bij te bouwen, maar het aantal sociale woningen in vergelijking met het totale aantal woningen is eerder gedaald dan gestegen. Het percentage sociale woningen op de woningmarkt varieert in de Vlaamse steden en gemeenten tussen de nul en de 14%. In Nederland is dat percentage 33%. Rotterdam en Amsterdam halen zelfs 51%. Twee andere buurlanden, Frankrijk en Groot-Brittannië, halen tussen de 17 en de 20%. Frankrijk legt streefcijfers op: 20% sociale woningen, met sancties voor gemeenten die tekortschieten. Vlaanderen zit achteraan in het Europese peloton. Volgens de Vlaamse wetgever is 9% sociale woningen een na te streven minimum, maar er gebeurt weinig om die “norm” ook af te dwingen. En waarom 9% als de behoefte veel groter is? 2. De markt maakt huur- en woningprijzen onbetaalbaar duur. De Vlaamse overheid geeft de sleutels van het woonbeleid aan de privésector: de markt moet beslissen. Het leidt tot een woonjungle waarin het profijt eerst komt. Het woningentekort op die woonmarkt maakt zowel het huren als het kopen van een huis kunstmatig duur. Lage inkomens en vooral huishoudens met één inkomen moeten een veel te groot deel van hun inkomen aan huur uitgeven. Een grote groep huurders betaalt meer dan 700 euro. Ook de kortlopende huurcontracten blijven een pijnpunt. Zij ondergraven de woonzekerheid en verzwakken de rechtspositie van de huurder. Zeker in het slechtere segment van de huurmarkt staan de huurprijzen in een wanverhouding tot de kwaliteit en het comfort van de woningen. 300.000 bewoonde woningen in Vlaanderen staan te vervallen. Gebrekkige huurbescherming kan, vooral voor bejaarde huurders, tot schrijnende toestanden leiden. Een woonhuis kopen kost gemiddeld 248.000 euro en een appartement 205.000 euro. Sinds 1975 is de prijs van een woonhuis meer dan vertienvoudigd terwijl het algemene prijsniveau 3,5 maal hoger werd. De prijs van een woning is dus driemaal sneller gestegen dan het 1 levensonderhoud. 25.000 gezinnen in Limburg kunnen hun woonlening, die vaak oploopt tot meer dan 1000 euro per maand, niet meer afbetalen en vragen opschorting van kapitaalaflossing, zo titelde het Belang van Limburg recent. Zelfs het verhuren van sociale woningen wordt naar de vrije markt doorgeschoven. Voor elke sociale huurwoning wordt een markthuurwaarde vastgelegd. Dat is de basishuurprijs die deze woning zou hebben mocht ze op de private huurmarkt worden aangeboden. Op basis daarvan wordt dan de huurprijs van de sociale woning berekend. Alle politieke partijen in het Vlaams parlement waren het daar in 2008 mee eens. Het is een absurd systeem, dat de oververhitte en exuberante prijzen van de private woningmarkt als ijkpunt neemt voor de prijs van sociale woningen. Sociaal wonen moet vertrekken vanuit een heel andere logica en de prijs moet op de bouwkost zijn gebaseerd. De woningprijzen zijn vandaag zo erg overgewaardeerd, dat de “marktwaarde” mijlenver af staat van de reële waarde van een huis. Terwijl de vastgoedmarkt de mensen met veel middelen pampert met alle mogelijke woonopties in de stad en aan de rand ervan, doen de Vlaamse en lokale overheden veel te weinig (en met steeds minder middelen) om wonen en samenleven in de stad te bevorderen. 3. De link tussen armoede en woningnood. Met de stijging van de werkonzekerheid en de precaire statuten, groeit het belang van een sociaal woonbeleid. Huisvesting is een sleutelelement in de strijd tegen armoede. Het armoederisico bij Belgische huurders is driemaal zo hoog als bij eigenaars. Hoe moeilijker mensen een woning vinden, hoe meer de ongelijkheid toeneemt. Dan krijg je “territoriale ongelijkheid” in de stad, met een concentratie van de armsten in bepaalde stadsdelen, vaak met een kleiner aanbod van allerlei diensten. Met andere woorden, huisvesting is dan een “ongelijkheidsversneller”. 4. Het Vlaamse gewest moet zelf een actief woonbeleid voeren. De overheid ontloopt haar verantwoordelijkheid inzake woningbehoeften steeds vaker. Het resultaat is nefast. Nergens ter wereld heeft de vrije woningmarkt het recht op wonen voor iedereen, en nog in het minst voor de financieel minst draagkrachtige groepen, waar kunnen maken. Dat is ook bij ons nog maar eens bewezen. Een degelijk beleid moet verzekeren dat elk gezin maximum een derde van het inkomen aan woonkosten (huur, verwarming, elektriciteit en water) besteedt. “Een derde is de max!” zegt de slagzin van de Huurdersbond. Daar staan we mijlenver vanaf. Die norm vereist een fundamenteel ander woonbeleid. Woonspecialist Luc Goossens (Universiteit Antwerpen) pleit voor een ommekeer: de Vlaamse regering moet werk maken van een sociaal grond- en pandenbeleid waarbij ze de vrijemarktmechanismen aan banden legt. Zo kan wonen ook voor het zwakke kwart van de bevolking eindelijk betaalbaar worden. Inderdaad, de overheid moet dat recht op wonen garanderen, ook voor wie het moeilijk heeft. De huidige schaarste op de woningmarkt jaagt de prijzen omhoog. Er moeten dringend meer huizen komen, wooneenheden die jonge werkende gezinnen in staat stellen op eigen benen te staan. Woningen ook voor de ouderen, die andere behoeften hebben. Alleen met een actieve 2 woonpolitiek kunnen we de Vlaamse wooncode realiseren en gemeenten moeten daar de regie van in handen nemen. Geef lokale huisvestingsmaatschappijen ook het mandaat en de middelen om verkrotte woningen aan de eigenaar te onttrekken, in beheer te nemen en te renoveren en dan aan aanvaardbare prijzen te verhuren. 5. Er is een brede visie op de sociale huisvesting nodig. De sociale huisvesting van vandaag is niet meer die van vroeger. Een eeuw geleden was ook in het Vlaamse gewest het Nederlandse “volkshuisvestingsmodel” de regel, met een brede toegankelijkheid van de woningen van de sociale huisvestingsmaatschappijen, waarbij de overheid ten volle haar verantwoordelijkheid opnam. Het doel was vooral de arbeidersbevolking de nodige middelen te verschaffen om een eigen huis te kopen. Later werden ook huurwoningen gebouwd, eerst in de steden voor industriearbeiders, later ook op het platteland. Een groot deel van de werkende bevolking kon in die woningen terecht. Het was de beste uitwerking van de latere Vlaamse wooncode. Maar geleidelijk aan hebben beleidsbeslissingen dat concept afgezwakt naar een “huisvesting met een sociaal doel”: een model dat een maximale woonzekerheid voor zittende huurders garandeert, maar dat sociaal meer en meer selectief is naar instroom toe. In 1961 werd voor het eerst een inkomensgrens ingevoerd, maar die lag nog vrij hoog. Zestig procent van de bevolking kwam toen nog in aanmerking voor een sociale woning. Nadien werd meermaals aan die grens gesleuteld, zodat de toegang moeilijker werd. De sector ontwikkelde zich daarna verder naar een “sociale huisvesting als vangnet”, zoals het huidige model. Zelf voelt de sector het aan alsof hij een toevluchtsoord wordt, uitsluitend bestemd voor wie het heel moeilijk heeft. De anderen worden aan de vrije markt overgelaten. Het Vlaamse Huurbesluit van 2013 legde inderdaad weer nieuwe inkomensgrenzen voor sociaal huren vast. Het maximale jaarinkomen van een alleenstaande is 20.233 euro. Voor samenwonenden is dat 30.350 euro, vermeerderd met 1696 euro per persoon ten laste. Op die manier vallen mensen uit de boot, enkel omdat ze een fatsoenlijk betaalde baan hebben. Zo krijgt sociaal wonen een stigma, wordt het iets voor mensen met een laag inkomen. We willen weg van sociale huisvesting als vangnet, terug naar het volkshuisvestingsmodel. Naarmate er meer sociale woningen bijkomen, kunnen we de inkomensgrenzen weer optrekken. 6. Een ambitieus plan, met nieuwe sociale woningen als prioriteit. In 2008 schreef het Vlaamse middenveld in zijn memorandum “Decenniumdoelen 2017. Geef armoede geen kans” dat er 75.000 nieuwe sociale woningen moeten bijkomen tegen 2017. Dat is een ambitieus maar noodzakelijk objectief. De Vlaamse regering beperkt haar doelen tot de helft van wat het middenveld wil: het Grond- en Pandendecreet van 2012 stelt dat er tegen 2023, 43.000 extra sociale huurwoningen moeten bijkomen. Maar met de huidige planning wordt zelfs die doelstelling niet gehaald. Dat moet veranderen. Willen we naar een correct volkshuisvestingsmodel, dan moet de Vlaamse regering een ambitieus investeringsplan op poten zetten, op korte, middellange en lange termijn, van bescheiden, betaalbare woningen, met uitgebouwde collectieve delen, ingebed in buurten met veilige open ruimtes. 3 Nieuwe sociale woningen en renovatie gaan hand in hand. Er is dertig jaar bitter weinig geïnvesteerd in de sociale woningen en dat laat zich voelen. Jaar na jaar werd bespaard op personeel en bleef het onderhoud achterwege. Op korte termijn was de balans dan telkens wel in evenwicht, maar op de lange duur wreekt zich dat. Veel sociale woningen verkommeren. De renovatie moet degelijk gepland zijn en moet mensen niet jaren op voorhand ongerust maken. Verplicht hen niet te verhuizen om ze dan aan hun lot over te laten. Laat renovatiewerken niet aanslepen en sluit na de renovatie de huurders niet buiten door de huurprijs fors en “conform de marktwaarde” te verhogen. De steden en gemeenten moeten bij de regie van de renovatieprojecten een actieve rol spelen: bouw eerst nieuwe sociale woningen zodat een deel ervan kan dienen als (tijdelijke) woonst voor sociale huurders van wie de woning wordt gerenoveerd. Zo geef je elke sociale huurder meteen een goed alternatief en creëer je tegelijk meer nieuwe sociale woningen. 7. Een nieuwe wooncode voor de private huurmarkt. De PVDA+ pleit voor een nieuwe huurwet naar Nederlands model: met een huurcommissie die een wooncode oplegt en huurprijzen plafonneert op basis van objectieve criteria zoals de kwaliteit van de woning, de isolatie, de ligging, enzovoort. Zo hebben verhuurders er baat bij dat de woningen onderhouden blijven en kunnen huisjesmelkers geen krotten meer verhuren aan woekerprijzen. Wie iets wil verhuren moet dan een conformiteitsattest ondertekenen met daarin een garantie voor kwaliteit en een correcte prijs-kwaliteitsverhouding. 8. Concrete voorstellen. 8.1. Het Vlaamse gewest en de gemeenten moeten het woonbeleid terug in eigen handen nemen. De gemeente moet een openbare regie voor het wonen uitbouwen. Er moet een Woonraad komen voor inspraak in het beleid van de stad of gemeente. 8.2 Overgaan tot de versnelde bouw van duizenden sociale huurwoningen overal in Vlaanderen. Tegelijk moeten de inkomenscriteria voor de toegang tot sociale woningen soepeler en naar omhoog. Een plan voor sociale woningen vereist een voorrangsrecht voor grondverwerving en voor het kopen van huizen. Op die manier creëren we sociale woningen die als gewone rijhuizen in de stad geïntegreerd zijn. 8.3 We ijveren voor een globaal beleidsplan voor de isolatie en renovatie van alle actuele woningen en voor de verbetering van de woonkwaliteit. 8.4 We ijveren voor een goede huurprijsregulering op de privémarkt, met een maximum huurprijs in functie van de aangeboden kwaliteit. 8.5 De huurprijs van een sociale woning moet gebaseerd zijn op het inkomen van de huurders en op de kostprijs van de woning en niet op de oververhitte ‘marktconforme’ prijzen. We willen een maximumfactuur voor de extra huurlasten van sociale woningen. Deze extra huurlasten – water, liften, het onderhoud van de gemeenschappelijke delen – swingen de pan uit. Ze zouden maximaal tien procent van de huurprijs mogen bedragen. 9. Hoe financieren? Het bovenstaande willen we financieren via een betere verdeling van de rijkdom in de samenleving. Er bestaat geen vermogenskadaster in ons land, en dus weten wij niet hoe groot de vermogenskloof tussen arm en rijk in ons land is. Wij weten wel wat de globale 4 situatie is, en die is niet goed. De Franse econoom Thomas Piketty onderzocht duizenden en duizenden gegevens over ongelijkheid van de laatste 50 jaar. En uit die massa gegevens haalt Piketty vijf stellingen, die ook geldig zijn voor ons land: • eerste stelling: het is niet zo dat de hele samenleving er beter van wordt als de toplaag van multimiljonairs nog rijker wordt. Dat geld sijpelt niet door naar de hele samenleving, er bestaat geen trickle-down effect. • tweede stelling: het is niet zo dat de ongelijkheid afneemt naarmate de economie groeit. • derde stelling: het vermogen van de toplaag van multimiljonairs groeit sneller dan de economie groeit. Dat wil zeggen dat de koek steeds ongelijker verdeeld wordt. • vierde stelling: wij evolueren globaal gezien steeds meer naar extreme ongelijkheid, en dat is geen natuurwet, maar wel het gevolg van door en door politieke beslissingen. • en tot slot: de galopperende ongelijkheid is democratisch niet vol te houden, en is dé grootste uitdaging voor de samenleving van morgen. Dat is wat professor Piketty zegt. En in ons land is er niemand die luistert. Want Piketty heeft ook een oplossing: wij moeten niet morrelen in de marge, wij hebben geen achter-de-kommaoplossingen nodig. Wij hebben een herverdelende vermogensbelasting nodig. Dus geen marginale of symbolische belasting op inkomsten uit vermogens, maar wel degelijk een belasting die enkel de vermogens van de 1 % rijksten treft, de vermogens van multimiljonairs en miljardairs. Want wij hebben dat geld nodig, om te investeren in onderwijs, om te investeren in nieuwe jobs en om de sociale zekerheid sterker te maken. We hebben het echt nodig, ook al omdat het huidige besparingsbeleid niet werkt. Nergens in de hele Europese Unie: noch in Spanje, noch in Griekenland, noch in Nederland, noch bij ons. We hebben integendeel een ambitieus investeringsbeleid nodig. En daarvoor dient de herverdelende miljonairstaks van de PVDA+. De PVDA+ wil dat een miljonairstaks (op de vermogens boven 1 miljoen euro exclusief het eigen woonhuis) wordt ingevoerd. De miljonairstaks is een taks van 1 % op de grote fortuinen van meer dan een miljoen euro, van 2 % op de fortuinen van meer dan 2 miljoen euro en van 3 % op de fortuinen boven 3 miljoen euro. Deze miljonairstaks slaat maar op een klein gedeelte van de bevolking. Hij treft slechts de 3 % rijksten. Inclusief de opbrengsten van de strijd tegen de grote fiscale fraude door een aantal maatregelen die ook nodig zijn voor de invoering van de miljonairstaks (een vermogenskadaster en de afschaffing van het bankgeheim), raamt de studiedienst van PVDA+ de inkomsten van een miljonairstaks op 8 miljard euro. Dit wordt aangetoond in het boek “Belastingparadijs België” (EPO, 2014) van Marco Van Hees, fiscaal expert van de studiedienst van de PVDA+. 3 miljard euro wil de PVDA+ besteden aan isolatie en bouw van sociale woningen en openbare energiebedrijven. Dat zorgt voor extra jobs, meer betaalbare woningen en minder armoede. 2. Zelfs met verruiming van de huursubsidie en met invoering van de huurpremie voor wachtenden op een sociale woning, ontvangt momenteel nog steeds slechts 2,773% van alle private huurders een huursubsidie. Momenteel houdt liefst 31,6 % van de private 5 huurders (goed voor 148.346 huishoudens) na betaling van de huur te weinig over om menswaardig te kunnen leven (cijfer Groot Woononderzoek 2013 door Steunpunt Wonen). Bent u bereid op korte termijn een huursubsidie toe te kennen aan 100.000 huurders en het budget voor huursubsidies substantieel op te trekken, zodat op het einde van de legislatuur alle huurders die volgens de minimumbudgetmethode te weinig overhouden na betaling van hun huur geholpen worden? Zo ja, hoe zou u dat concreet doen (op het vlak van financiering, regelgeving,…)? Zeer zeker. Huurpremies en huursubsidies zijn een noodoplossing in een voortraject voor het bekomen van een sociale huurwoning. De Vlaamse wooncode, goedgekeurd door het decreet van 17 juli 1997, is zowat de grondwet voor het woonbeleid in Vlaanderen. Het centrale uitgangspunt ervan is het recht van iedere burger op een degelijke huisvesting. Artikel 3 van de Vlaamse wooncode luidt: “Iedereen heeft recht op menswaardig wonen. Daartoe moet de beschikking over een aangepaste woning, van goede kwaliteit, in een behoorlijke woonomgeving, tegen een betaalbare prijs en met woonzekerheid worden bevorderd.” En artikel 4: “Het Vlaamse woonbeleid heeft in het bijzonder aandacht voor de meest behoeftige gezinnen en alleenstaanden.” Maar wat is de waarde van “het recht op wonen” als de Vlaamse regering 110.000 gezinnen op de wachtlijst voor sociale woningen laat, zonder daar een prioriteit van te maken? Het socialewoningenbestand is veel te klein. Huurpremies en huursubsidies zijn een noodoplossing in een voortraject voor het bekomen van een sociale huurwoning. Wie meer dan vier jaar op een sociale woning wacht, kan in aanmerking komen voor een huurpremie. De huursubsidie kan je dan weer ontvangen als je verhuist van een niet-aangepaste naar een gepaste woning. De Vlaamse Woonraad meent dat het huursubsidie- en premiestelsel moet worden uitgebouwd tot een volwaardige pijler van het Vlaamse woonbeleid. Volgens de Woonraad is het doel om betaalbaar en kwaliteitsvol wonen voor huurders op de private huurmarkt mogelijk te maken. Minister Freya Van den Bossche heeft dat voortraject van huursubsidies en huurpremies eind 2013 “geharmoniseerd”. Die mooie term betekent eigenlijk dat de huursubsidie wordt afgebouwd van maximaal 230 euro per jaar voor de laagste inkomens naar maximaal 120 euro. Het was niet meer of minder dan een bezuinigingsmaatregel. De Vlaamse Woonraad gaf voor de wijziging dan ook een negatief advies. 3. Vanaf 1 juni 2014 wordt Vlaanderen bevoegd voor de woonbonus. Daar zal de Vlaamse overheid bij ongewijzigd beleid 1,7 miljard aan moeten spenderen (cijfers Vlaamse Woonraad). Het huidige budget voor het Vlaamse woonbeleid bedraagt ongeveer 650 miljoen euro. Bent u bereid meer evenwicht te creëren tussen het budget voorzien voor pure eigendomsverwerving en het budget dat huurders ten goede komt, en zo ja, in welke mate en op welke manier? 6 Iedereen die een huis wil kopen, bouwen of renoveren, kan een groot deel van de hypotheekkosten recupereren via een aftrek op zijn belastingaangifte. Deze woonbonus is een erfenis van de laatste staatshervorming en slorpt het leeuwendeel van de overheidssteun voor het wonen op. 40% ervan komt terecht bij de 20% rijksten in de samenleving. Als je minder belastingen betaalt, kan je natuurlijk ook minder aftrekken. Als het de bedoeling is het kopen van een eigen huis toegankelijker te maken, mist deze maatregel haar doel. De markt anticipeert op de woonbonus en drijft de prijzen naar omhoog. De bonus maakt de rijken rijker en de armen armer. Het is voor de overheid ook een onwaarschijnlijk dure grap. Op kruissnelheid en bij een ongewijzigd beleid stijgt de kost van de woonbonus het komende decennium naar bijna drie miljard: zesmaal meer dan het budget voor de sociale woningen. De Vlaamse Woonraad adviseert de Vlaamse Regering dan ook de woonbonus af te bouwen. De PVDA+ pleit voor een intelligente hervorming. Een openbare bank die volksleningen verstrekt, waardoor de woonbonus werkelijk terecht komt bij de inwoners en niet bij de banken. Een inkomensgerelateerde ondersteuning, waardoor de zogenoemde Matheus-effecten (zij die er het minste nood aan hebben, maken er het meeste gebruik van) worden vermeden. 7