1. Een toets bestaat uit 6 meerkeuzevragen. Op elke meerkeuzevraag kun je uit vier antwoorden kiezen; er is telkens maar één antwoord goed. a. Geef in een wegendiagram alle mogelijkheden weer. b. Hoeveel mogelijke series antwoorden zijn er? c. Je hebt de toets goed voorbereid en je weet 4 antwoorden zeker. Hoeveel mogelijke series antwoorden zijn er nu nog? d. Als je alleen let op 'goed' of 'fout', hoveel series antwoorden zijn dan mogelijk? 2. Om het cijferslot van een koffer open te krijgen moet je een code van vier cijfers onthouden. a. Je weet alleen het eerste cijfer nog. Hoeveel mogelijke codes zijn er dan nog? b. Je weet alle vier de cijfers nog, maar de volgorde niet meer. Hoeveel mogelijke codes zijn er? 3. Je werpt met drie gewone dobbelstenen. a. Geef in een wegendiagram alle mogelijke uitkomsten weer. b. Waarom is een boomdiagram niet zo geschikt in dit geval? c. Bij hoeveel mogelijke uitkomsten heb je precies één zes? d. Bij hoeveel mogelijke uitkomsten heb je twee zessen? e. Bij hoeveel mogelijke uitkomsten heb je drie zessen? f. Bij hoeveel mogelijke uitkomsten heb je minstens twee zessen? g. Bij hoeveel mogelijke uitkomsten heb je hoogstens twee zessen? 4. Je bestelt een pizza bij Mario. Je hebt keuze uit een kleine pizza, een gewone pizza en een extra grote pizza. Er zijn twee soorten pizzabodem: de "pizza crossa" en de "pizza classico". Verder zijn er 12 verschillende smaken. Je kunt de pizza zelf halen of je kunt hem laten bezorgen. a. Uit hoeveel verschillende pizza's kun je bij Mario kiezen? b. Hoeveel keuzemogelijkheden heb je in totaal als je een pizza van Mario wilt eten? c. Je houdt niet van vis. Daarom vallen er 5 smaken af. Uit hoeveel verschillende pizza's kun je nu nog kiezen? 5. Een fruitautomaat heeft drie vensters waarachter banden met plaatjes draaien. Op elke band staan 20 plaatjes en je brengt ze in beweging door aan een hendel te trekken. Eén druk op de knop en de banden stoppen. Zie je nu drie dezelfde plaatjes dan win je een bepaald bedrag. Van de plaatjes is per band het aantal op die band als volgt aangegeven: a. Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal? b. Op hoeveel manieren kun je drie keer BAR krijgen? c. Op hoeveel manieren kun je drie keer 'sinaasappel' krijgen? d. Op hoeveel manieren kun je drie keer 'twee kersen' krijgen? e. Hoeveel winstmogelijkheden zijn er? 6. Op vakantie naar de zon neem je vooral luchtige kleding mee. Bijvoorbeeld: 2 paar schoenen, 6 paar sokken, 4 korte broeken en 5 shirts. a. Teken een wegendiagram van alle mogelijke combinaties van schoenen, sokken, broek en shirt. b. Op hoeveel verschillende manieren kun je je zomers kleden? c. Op het strand heb je geen sokken en schoenen aan. Op hoeveel verschillende manieren kun je daar luchtig gekleed vertoeven? 7. Voor cilindersloten worden verschillende soorten sleutels gemaakt. De sleutel die je hier ziet bestaat uit zes gedeelten. Voor elk gedeelte wordt één van de patronen A, B of C gekozen. Hoeveel verschillende sleutels van deze soort zijn er mogelijk? 8. Een deelnemer aan een tv-quiz krijgt vier kaarten met op ieder een naam van een populaire zangeres. Zijn opdracht is om deze kaarten onder de foto’s van deze zangeressen te hangen, de juiste naam bij elke foto. Deze deelnemer kent geen van de vier zangeressen en besluit op goed geluk de kaarten neer de hangen. a. Geef in een boomdiagram alle mogelijkheden weer. b. Hoeveel mogelijkheden heeft hij in totaal? c. Op hoeveel manieren heeft hij één kaart goed? 9. In Nederland bestaat de postcode uit vier cijfers, gevolgd door twee letters. Neem aan dat alle cijfers op elk van die vier plaatjes mogelijk zijn. Neem ook aan dat elke letter op elk van die twee plaatsen mogelijk is. Hoeveel postcodes zijn er dan in Nederland in totaal mogelijk? 10.De tekens van een grafische rekenmachine bestaan uit puntjes: elk teken past in een rechthoekje van 5 bij 7 puntjes. Een teken wordt gemaakt door deze puntjes 'aan' of 'uit' te zetten. Hoeveel tekens zijn er zo in principe mogelijk? 11.Aan de herenfinale op de steeple-chase doen bij de Olympische Spelen 15 mannen mee. De nummers 1, 2 en 3 komen op het erepodium. Op hoeveel manieren kunnen die ereplaatsen theoretisch worden verdeeld? 12.Een groep van acht personen heeft kaartjes voor een concert gekocht. Ze zitten alle acht naast elkaar op één rij. a. Hoeveel verschillende volgordes zijn er mogelijk? b. Eén van de acht wil per sé de buitenste van de groep zijn. Op hoeveel verschillende manieren kunnen ze nu nog zitten? c. Twee personen willen per sé naast elkaar zitten. Hoeveel verschillende volgordes zijn er nu nog mogelijk? 13.Je werpt met vier dobbelstenen. Je let op het totaal aantal ogen. Op hoeveel manieren kun je 23 of meer ogen gooien? 14.Je maakt getallen van vijf cijfers. a. Hoeveel verschillende getallen zijn er mogelijk als ieder cijfer op elke positie is toegestaan? b. Hoeveel verschillende getallen zijn er mogelijk als de getallen niet met 0 mogen beginnen? c. Hoeveel van die getallen zijn er nog mogelijk als alle cijfers verschillend moeten zijn? d. Hoeveel getallen zijn er met vijf verschillende cijfers en boven de 43000? i. 15.Een toets bestaat uit 30 meerkeuzevragen. Op elke meerkeuzevraag kun je uit vier antwoorden kiezen; er is telkens maar één antwoord goed. a. Hoeveel mogelijke series antwoorden zijn er? b. Je hebt de toets goed voorbereid en je weet 24 antwoorden zeker; de rest moet je gokken. Hoeveel mogelijke series antwoorden zijn er dan nog? 16.In de lottomachine zitten balletjes met de nummers 1 tot en met 41. Er worden één voor één zes balletjes uitgehaald. Het eerst getrokken balletje valt in het eerste bakje, het tweede in het tweede bakje, enzovoorts. a. Hoeveel verschillende trekkingen zijn er dan mogelijk? b. Hoeveel van deze trekkingen leveren dezelfde zes getrokken ballen op? 17.Ga uit van een systeem met 7 schakelaars die allemaal 'aan' of 'uit' kunnen staan. a. Op hoeveel manieren kun je 0 van de 7 schakelaars aanzetten? b. Op hoeveel manieren kun je 1 van de 7 schakelaars aanzetten? c. Op hoeveel manieren kun je 2 van de 7 schakelaars aanzetten? d. Het aantal manieren om 3 van de 7 schakelaars aan te zetten is gelijk aan het aantal manieren om er 4 van de 7 aan te zetten. Leg uit waarom dat zo is. 18.Stel je voor dat er 30 schakelaars zijn (die 30 toneellampen bedienen), waarmee je de belichting op een podium kunt regelen. Voor een bepaalde scène moeten er vier van de 30 worden aangezet. Neem eerst aan dat de volgorde waarin ze worden aangezet wel van belang is. a. Op hoeveel manieren kun je de eerste schakelaar kiezen? b. Op hoeveel manieren kun je vier schakelaars kiezen? c. Stel je nu voor dat het niet van belang is in welke volgorde de schakelaars worden aangezet, alleen maar welke vier er 'aan' staan. d. Je moet voor een bepaalde scène de schakelaars S5, S7, S8 en S9 gebruiken. Op hoeveel verschillende manieren kun je die schakelaars nog 'aan' zetten? e. Hoe kun je met behulp van de antwoorden op de vragen bij b en c berekenen op hoeveel manieren je vier schakelaars uit de 30 kunt kiezen als de volgorde niet belangrijk is? f. Op hoeveel manieren kun je 6 schakelaars kiezen uit de 30 als de volgorde niet belangrijk is? 19.Voor je literatuurlijst moet je uit 40 literaire boeken en 15 thrillers er tien kiezen. a. Op hoeveel manieren kan dat als er verder geen eisen aan je lijst worden gesteld? b. Op hoeveel manieren kan dat als er maximaal 3 thrillers mogen worden gekozen? 20.Iemand moet 10 vragen met 'ja' of 'nee' beantwoorden. a. Hoeveel lijsten met antwoorden zijn er mogelijk met precies drie keer 'ja'? b. Hoeveel lijsten met antwoorden zijn er mogelijk met precies 9 keer 'ja'? c. Hoeveel lijsten met antwoorden zijn er in totaal mogelijk? 21.Je gooit met vijf verschillende geldstukken en je let op het aantal keren 'kruis'. a. Hoeveel uitkomsten zijn er mogelijk? b. Hoeveel mogelijke antwoorden met precies twee keer 'kruis' zijn er? c. Je gooit nu met 50 geldstukken. Op hoeveel manieren kun je 20 keer 'kruis' werpen? 22.Voor een schaaktoernooi hebben zich 24 deelnemers gemeld. Ze spelen een halve competitie, dus elke deelnemer speelt precies één maal tegen iedere andere deelnemer. Het aantal wedstrijden kan nu worden berekend met behulp van combinaties. Leg uit waarom dat zo is en bereken het aantal te spelen wedstrijden. 23.Een groep bestaat uit 14 meisjes en 12 jongens. Er wordt een groepje van vier door loting uitgekozen. a. Als het groepje uitsluitend uit meisjes moet bestaan, hoeveel verschillende groepjes zijn er dan mogelijk? b. Beantwoord dezelfde vraag als het groepje uit twee jongens en twee meisjes moet bestaan. 24.Op hoeveel manieren kunnen 8 verschillende boeken op een rij op een boekenplank worden geplaatst als a. iedere volgorde is toegestaan? b. de drie wiskundeboeken bij elkaar moeten staan? c. de twee woordenboeken op het eind van de rij naast elkaar moeten staan? d. er drie boeken worden uitgekozen om te worden gekaft en dan aan het eind te worden gezet? 25.Je werpt met drie dobbelstenen en let op het aantal ogen dat boven komt. a. Hoeveel verschillende uitkomsten zijn er mogelijk? b. Je kunt op verschillende manieren 12 ogen gooien. Bijvoorbeeld door driemaal 4 te gooien, maar ook door een 6 en tweemaal 3 te gooien. Hoeveel mogelijkheden zijn er om 12 ogen te gooien? 26.Op een scholengemeenschap bestaat de medezeggenschapsraad uit 18 personen: 9 personeelsleden en 9 ouders en/of leerlingen. Die medezeggenschapsraad kiest een dagelijks bestuur van vier personen. a. Op hoeveel manieren kan dat als er verder geen eisen aan dat dagelijks bestuur worden gesteld? b. Op hoeveel manieren kan dat als er evenveel personeelsleden als ouders en/of leerlingen in moeten zitten? c. Op hoeveel manieren kan dat als eerst de voorzitter, dan de vicevoorzitter, vervolgens de secretaris en tenslotte de penningmeester in functie worden gekozen? 27.Een volleybalteam bestaat uit 12 spelers. De coach bepaalt welke spelers worden opgesteld en op welke van de zes posities in het veld. a. Als alle spelers even sterk zijn en op elke positie kunnen spelen, op hoeveel manieren kan de coach dan een team van zes samenstellen? b. Als hij dat team heeft samengesteld, hoeveel verschillende beginopstellingen kan hij dan nog maken? 28.Een klas bestaat uit 26 leerlingen. a. Op hoeveel manieren kun je al die leerlingen op een rij zetten? b. Op hoeveel manieren kun je 5 van de 26 leerlingen op een rij zetten? c. Op hoeveel manieren kun je een groepje van 5 uit de 26 kiezen? d. Er zitten 10 meisjes in deze klas. Op hoeveel manieren kun je een groepje van 5 leerlingen kiezen als daar precies twee meisjes in moeten voorkomen? 29.Je gooit met 10 geldstukken en let op het aantal keren "kruis" dat boven komt. a. Op hoeveel manieren krijg je 3 keer "kruis"? b. Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal? c. Op hoeveel manieren krijg je minstens 8 keer "kruis"? d. Op hoeveel manieren krijg je hoogstens 8 keer "kruis"? 30.Het bestuur van een sportclub bestaat uit 6 leden. Als ze vergaderen geven sommigen elkaar vooraf een hand. a. Teken een rooster om alle mogelijkheden te tellen voor iemand die twee willkeurige personen de hand wil schudden. b. Hoeveel mogelijkheden heeft hij? c. Hoeveel mogelijkheden zijn er voor hem in totaal? i. 31.Een vertegenwoordiger moet deze week nog 14 klanten bezoeken. Die klanten zijn allemaal ongeveer even ver van zijn woonplaats verwijderd. Hij besluit de eerste dag bij 4 klanten langs te gaan. a. Op hoeveel manieren kan hij 4 uit de 14 klanten zoeken? b. De tweede dag doet hij maar twee klanten aan, want dan kan hij die dag ook aan zijn administratie werken. Op hoeveel manieren kan hij die uitzoeken? 32.Bij de voetbalwedstrijd Ajax–FC Zwolle was de uitslag 6–4. Het scoreverloop wordt in de figuur hiernaast weergegeven. a. Schrijf het scoreverloop op door alle tussenstanden achter elkaar te zetten. b. Als je alleen de uitslag weet, hoeveel scoreverlopen zijn dan mogelijk? c. Behalve de einduitslag (6–4) weet je ook de stand met de pauze (4–1). Hoeveel scoreverlopen zijn nu nog mogelijk? 33.Je ziet hier een tuin met paden en een vijver. Deze plattegrond kun je schematisch weergeven in een rechthoekig rooster, zie de figuur hieronder. Bereken nu met behulp van dit rooster het aantal routes zonder omwegen dat je kunt lopen van de ingang naar de uitgang. 34.Een groep van twaalf personen wordt verdeeld in twee teams van zes. Ze besluiten de verdeling uitsluitend van het toeval te laten afhangen. Op hoeveel manieren kunnen ze de twee teams samenstellen? 35.Bepaal in dit rooster het aantal kortste routes van A naar B. 36.In de Eredivisie spelen 18 voetbalclubs om het landskampioenschap van Nederland. Elk team speelt een keer "thuis" en een keer "uit" tegen elk ander team. Bij winst krijgt een team 3 punten, bij gelijkspel 1 punt en bij verlies 0 punten. a. Uit hoeveel wedstrijden worden er in totaal gespeeld? b. Hoeveel punten kan één team maximaal behalen? c. De Toto is een spel waarbij je voetbaluitslagen voorspelt. Bij Toto13 voorspel je van 13 wedstrijden of de thuisclub wint, verliest of gelijkspeelt. d. Hoeveel verschillende Toto13 uitslagen zijn er in totaal mogelijk? e. Hoeveel Toto13 uitslagen zijn er met slechts 2 foute voorspellingen? f. Hoeveel Toto13 uitslagen zijn er met hoogstens 2 foute voorspellingen? 37.Bij het dagmenu in een restaurant van de hamburgerketen BurgerChief heb je voor het "Chiefmenu" keuze uit: a. Vooraf: tomatensoep of groentesoep. b. Hoofdgerecht: frites met cheeseburger, frites met dubbele hamburger of frites met beefburger. c. Drinken: cola of sinas. d. Nagerecht: chocoladepudding, vanillepudding of citroenpudding. e. Hoeveel menu's zijn er dat mogelijk? f. Hoeveel menu's zijn er mogelijk als iemand beslist een cheeseburger wil en niet van pudding houdt? 38.In een vaas zitten zeven balletjes, drie rode en vier witte. Mascha haalt zonder te kijken een balletje uit de vaas, bekijkt de kleur, legt het weer terug en haalt (na schudden) opnieuw zonder te kijken een balletje uit die vaas. a. Geef in een boomdiagram de mogelijkheden weer. b. Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal? c. Hoeveel mogelijkheden zijn er met een wit en een rood balletje? d. Doe hetzelfde nog eens in het geval dat het balletje na de eerste keer niet wordt teruggelegd. 39.De cijfers die in het venster van een eenvoudige rekenmachine verschijnen worden gemaakt door een aantal staafjes te laten oplichten. Voor elk cijfer zijn er in totaal zeven van die staafjes. a. Staafje "aan" wordt weergegeven door een 1, staafje "uit" door een 0. Maak een bijpassend rooster voor de mogelijkheden bij zeven staafjes. b. Hoeveel symbolen met drie oplichtende staafjes zijn er te maken? c. Hoeveel symbolen zijn er zo in totaal te maken? 40.Bij tennis wordt vaak het "best-of-five" systeem gespeeld. Dit betekent dat er maximaal 5 games worden gespeeld. Degene die het eerst drie games heeft gewonnen heeft de partij gewonnen. A speelt tegen B. Hoeveel mogelijke wedstrijdverlopen zijn er? 41.De leerlingenraad bestaat uit 22 personen, verdeeld over diverse jaargroepen. Er zitten 8 leerlingen uit de bovenbouw en 14 leerlingen uit de onderbouw in. Er moet een dagelijks bestuur worden gekozen van vijf personen (voorzitter, secretaris, penningmeester, vice-voorzitter en vicesecretaris). a. Op hoeveel manieren kun je dit dagelijks bestuur kiezen als ze pas achteraf de functies onderling verdelen? b. Op hoeveel manieren kun je dit dagelijks bestuur samenstellen als de leden in functie worden gekozen? c. Op hoeveel manieren kun je het dagelijks bestuur kiezen als het moet bestaan uit twee leerlingen uit de onderbouw en drie uit de bovenbouw? d. Op hoeveel manieren kun je het dagelijks bestuur kiezen als er minstens één onderbouwleerling deel van moet uitmaken? e. Op hoeveel manieren kun je het dagelijks bestuur kiezen als de voorzitter uit de bovenbouw moet komen? 42. 43. De driehoek van Pascal is op te bouwen met behulp van combinaties. a. Bekijk nu de tiende rij van de driehoek van Pascal. b. Laat zien hoe je met behulp van combinaties de getallen op de tiende rij van de driehoek van Pascal kunt vinden. c. Laat zien hoe je vanuit de getallen op de tiende rij de getallen op de elfde rij van de driehoek van Pascal kunt vinden. BARcode a. Bij het werken met allerlei codes zijn telproblemen vortdurend van belang. Zijn er voldoende pincodes voor idereen? Zijn er voldoende postcodes voor iedereen? Kun je een goed systeem vinden voor het identificeren van artikelen in de winkel? b. Bij het ontwerpen van een bepaald soort barcode (streepjescode) is men uitgegaan van een rechthoek die verdeeld is in 7 stroken. Iedere strook is zwart of wit. Hiernaast zie je de code voor het cijfer 7. c. Hoeveel codes zijn er in totaal mogelijk voor zo’n rechthoek? d. Hoeveel codes zijn er mogelijk met precies drie zwarte stroken? Hier zie je een voorbeeld van een streepjescode. e. Uit hoeveel rechthoekjes bestaat dit type barcode? f. Hoeveel verschillende barcodes zijn er van dit type mogelijk als ze uitsluitend uit cijfers bestaan? 44.Hier zie je een plattegrond van paden rond een kruisvormige vijver. Een route van A naar B moet zo kort mogelijk zijn en mag niet buiten de paden leiden. Hoeveel routes van A naar B zijn er mogelijk? (bron: examen wiskunde A havo 1989, eerste tijdvak) 45. Metrokaartjes a. Als je in Boedapest met de metro wilt reizen, moet je eerst een kaartje kopen. Zo'n kaartje is voorzien van 9 vakjes met daarin de cijfers 1 tot en met 9 (zie figuur). Zodra je bent ingestapt, moet je je kaartje in een ponsapparaatje steken (volgens de pijlrichting en met de bedrukte zijde boven). Eén of meer (maximaal 9) cijfers worden dan in één keer weggeponst. Daarmee is aan het kaartje te zien in welke trein je reis is begonnen. Hier zie je een afbeelding van een gebruikt kaartje, waarbij de vakjes 1, 6 en 9 zijn voorzien van een gaatje. b. Bereken op hoeveel verschillende manieren er in een kaartje 3 gaatjes kunnen worden geponst. c. In een kaartje worden 2 gaatjes geponst, die niet in dezelfde rij of kolom zitten. Hoeveel verschillende mogelijkheden zijn er? Licht je antwoord toe. d. Het aantal cijfers dat wordt weggeponst, mag variëren van 1 tot en met 9. Op een dag rijden er op het metronet 400 treinen. e. Is het mogelijk dat in elke trein op een verschillende wijze gaatjes in een kaartje worden geponst? Licht je antwoord toe. (bron: examen wiskunde A havo 1992, tweede tijdvak) Antwoorden 1. 2. 3. a. b. c. d. a. 100 b. 24 a. b. c. d. e. f. g. 4. 5. 4×4×4×4×4×4=4096 4×4=16 2×2×2×2×2×2=64 Te veel (216) verschillende takken. 25×3=75 5×3=15 1 16 215 a. 3×2×12=72 b. 144 c. 3×2×7=42 a. b. c. d. e. 20⋅20⋅20=8000 1⋅2⋅1=2 2⋅8⋅4=64 0 Er zijn 1⋅2⋅1+8⋅1⋅7+2⋅7⋅3+2⋅8⋅4=164 winstmogelijkheden (als je tenminste gratis kunt spelen). 6. a. b. 2⋅6⋅4⋅5=240 manieren c. 4⋅5=20 manieren 7. 729 8. a. b. 24 c. 8 9. 264⋅102=45697600 10. 235 11. 15⋅14⋅13=2730 12. 13. a. 8!=40320 mogelijkheden b. Zet eerst deze persoon neer, er zijn twee plaatsen voor. De overige zeven kunnen willekeurig worden neergezet: 2⋅7!=10080 mogelijkheden. c. Dit paar kan op 7 plekken zitten. Voor de overigen zijn er dan nog 6 plaatsen over. Maar het paartje kan onderling ook nog van plek verwisselen! Dus 2⋅7⋅6!=10080mo≥lijkheden. 5 14. a. b. c. d. 15. 105=100000 9⋅104=90000 9⋅9⋅8⋅7⋅6=27216 Getallen die beginnen met de cijfers 4 en 3: 8⋅7⋅6. Getallen die beginnen met een 4: 5⋅8⋅7⋅6. Getallen die beginnen met 5 of hoger: 5⋅9⋅8⋅7⋅6. Totaal: 17136. a. Elke vraag zijn er vier mogelijkheden, in totaal 430≈1,15⋅1018. b. 46=4096 16. 17. a. 41⋅40⋅39⋅38⋅37⋅36=3237399360 b. Als er eenmaal zes ballen zijn getrokken, dan kun je die op 6!=720 manieren verwisselen. a. b. c. d. 1 7 21 Als er 3 aan zijn, dan zijn er 4 uit. Het aantal manieren daarvoor is gelijk aan het aantal manieren om er 4 aan te zetten, zodat er 3 uit zijn. a. b. c. d. e. 30 30⋅29⋅28⋅27=657720 manieren. 4!=24 65772024=27405 Op (30 nCr6)=593775 manieren. 18. 19. a. (65 nCr 10)≈1,79⋅1011 b. (40 nCr 10)+(40 nCr 9)⋅(15 nCr 1)+(40 nCr 8)⋅(15 nCr 2)+ (40 nCr 7)⋅(15 nCr 3)≈2,15⋅1010 20. 21. a. (10 nCr 3)=120 b. (10 nCr 9)=10 c. 210=1024 a. De uitkomst is 0, 1, 2, 3, 4 of 5 keer kruis. Er zijn dus 6 mogelijkheden. b. (5 nCr 2)=10 c. (50 nCr 20)≈4,71⋅1013 22. Elke wedstrijd is een greep van twee spelers uit de 24 waarbij de volgorde niet van belang is. Er zijn dus (24 nCr 2)=276 wedstrijden te spelen. 23. a. (14 nCr 4)=1001 b. (14 nCr 2)⋅(12 nCr 2)=6006 24. a. b. c. d. 8!=40320 6!⋅3!=4320 6!⋅2=1440 (83)⋅5!=6720 25. 26. a. 6⋅6⋅6=216 b. 19 a. (18 nCr 4)=3060 b. (9 nCr 2)⋅(9 nCr 2)=1296 c. 18⋅17⋅16⋅15=73440 27. 28. a. (12 nCr 6)=924 b. 6!=720 a. b. c. d. 29. 26!=4,0329...⋅1026 26⋅25⋅24⋅23⋅22=7893600 (26 nCr 5)=65780 Twee meisjes kies je op (10 nCr 2)=45 manieren. Drie jongens kies je op (16 nCr 3)=560 manieren. Totaal 45⋅560=25200 manieren. a. (14 nCr 4)=1001 b. (10 nCr 2)=45 30. 31. a. 1 - 0, 2 - 0, 2 - 1, 3 - 1, 4 - 1, 4 - 2, 4 - 3, 5 - 3, 6 - 3, 6 - 4 b. 210 c. 40 11 routes. 32. a. 25=32 b. 30 c. Er zijn dan precies (5 nCr 2)=10 mogelijkheden: 1: - - — — — 2: - — - — — 3: - — — - — 4: - — — — 5: — - - — — 6: — - — - — 7: — - — — 8: — — - - — 9: — — - — 0: — — — - 33. (12 nCr 6)=924 34. a. b. c. d. 35. 36. 37. (6 nCr 2)=15 (6 nCr 3)=20 26-1=63 3 80 a. b. c. d. e. 18⋅17=306 34⋅3=102 313=1594323 (13 nCr 2)=78 (13 nCr 2)+(13 nCr 1)+(13 nCr 0)=92 a. 2⋅3⋅2⋅3=36 b. 2⋅1⋅2=4 38. 39. a. b. c. d. 7⋅7=49 3⋅4+4⋅3=24 Nu is het totaal 7⋅6=42 en het aantal mogelijkheden voor een wit en een rood balletje weer 24. a. b. (7 nCr 3)=35 c. 27-1=127 40.Winst voor speler A stel je bijvoorbeeld voor door een A en winst voor speler B door een B. A kan nu op de volgende manieren winnen: AAA, AABA, ABAA, BAAA, AABBA, ABABA, BAABA, ABBAA, BABAA, BBAAA. Zo heeft A precies 10 manieren om de wedstrijd te winnen en B natuurlijk ook. Dus zijn er 20 wedstrijdverlopen mogelijk. 41. 42. a. b. c. d. (22 nCr 5)=26334 22⋅21⋅20⋅19⋅18=3160080 (14 nCr 2)⋅(8 nCr 3)=5096 (14nCr1)⋅(8nCr4)+(14 nCr 2)⋅(8 nCr 3)+(14 nCr 3)⋅(8 nCr 2)+ (14 nCr 4)⋅(8 nCr 1)+(14 nCr 5)⋅(8 nCr 0)=26278 e. 8⋅(21 nCr 4)=47880 a. Die getallen zijn (10 nCr 0)=1, (10 nCr 1)=10, (10 nCr 2)=45, etc. b. Door steeds twee naast elkar gelegen getallen op de tiende rij op te tellen. 43. a. b. c. d. 44. 27=128 (7 nCr 3)=35 8 108=100000000 648 45. a. (9 nCr 3)=84 b. 12⋅9⋅4=18 c. Totaal aantal mogelijkheden: 29-1=511. Dus het kan.