lees hier interview - Werner van de Wouw

advertisement
Fusiekrant Meare
Godelieve Laarakker en Jan Kleef zijn lid van de commissie Levensbeschouwing en ethiek. Met beiden hebben
we een gesprek over visie, morele aspecten in het dagelijks handelen en de betekenis daarvan voor het
fusieproces.
‘Levensbeschouwing’ klinkt nog al abstract; kun je iets vertellen waar jullie commissie zich mee bezig
houdt?
Godelieve:”Eckartdal heeft een duidelijke visie zowel op de mens als op de zorg. Een visie die is geïnspireerd
door haar christelijke identiteit. Zo’n visie mag niet alleen iets moois blijven op papier, maar moet concreet
worden in het handelen van alledag. Het moet richting geven aan wat individuele werkers doen. Dat is natuurlijk
niet iets wat je van bovenaf op kunt leggen. Het vraagt om bewustwording van eigen waarden en normen en
dialoog met de visie van Eckartdal. Die visie is overigens geen stuk wat achter het bureau is uitgedacht, maar het
resultaat van jarenlang gesprek.
“Hoe moeten we dat voorstellen: “gesprek vanuit je eigen waarden met de visie van de instelling”?
Godelieve:”De commissie heeft de visie van Eckartdal samengevat in tien grondregels. Aan de hand van vragen,
die daarbij gemaakt zijn, kunnen werkers hun eigen handelen toetsen aan de uitgangspunten van de visie. Dat
kan op allerlei manieren: bv. in functionerings- of teamgesprekken. Maar ook de dagprogramma’s van cliënten
kunnen tegen dit licht gehouden worden of de wijze waarop zij bejegend worden. Zo wordt bewustwording
gestimuleerd en kan het handelen van individuele werkers meer op één lijn gebracht worden.”
Jan: “Hetzelfde uitgangspunt is eigenlijk ook speerpunt van de sub-commissie ethiek. Onze doelstelling is
medewerkers toe te rusten om meer bewust te worden van ethische aspecten in de dagelijkse begeleiding.
Neem bv. het begrip ‘autonomie van cliënten’. Hoe verhoudt zich dat tot goede en verantwoorde zorg?
Dat kan je als werker soms voor dilemma’s plaatsen. Als een cliënt de gevolgen van zijn keuzen niet helemaal
kan overzien, hoe moet dan je beroepshouding zijn? Of als je middelen of maatregelen moet aanwenden om de
veiligheid van een cliënt en zijn omgeving te waarborgen. Je kunt ook denken aan moeilijke beslissingen rond
het levenseinde.”
“Hoe denkt de commissie dat ethisch denken te kunnen bevorderen?”
Jan: “Belangrijk is, dat werkers met elkaar praten. Neem nu het begrip ‘bejegening’. Wat ieder daaronder
verstaat kan heel verschillend zijn. Cliënten hebben er recht op, dat met hen op hoofdlijnen op eenzelfde manier
wordt omgegaan. Dan is het noodzakelijk dat wordt nagedacht over wat nu een goede bejegening is. In de zorg
kom je voortdurend grenzen tegen: grenzen bij jezelf, grenzen bij cliënten, grenzen in de middelen. Dat roept
vragen op, dwingt je tot keuzen en vraagt dus om bezinning. Is alles wat je technisch kunt doen altijd wel goede
zorg? Zijn bv. de toeters en bellen van een ziekenhuis een betere zorg voor deze cliënt, of kies je voor de
vertrouwde nabijheid in zijn eigen woonomgeving? Als een cliënt dat zelf niet kan aangeven, luister je dan goed
naar zijn signalen tegen de achtergrond van zijn levensverhaal? Zo probeer je te handelen in zijn lijn.”
“Hoe zien jullie dit proces na de fusie zich verder ontwikkelen?”
Jan:”We hebben de directie geadviseerd om de landelijke ontwikkelingen te volgen en de commissie ethiek om
te vormen tot een stuurgroep ethiek. Dat is een betere garantie dat het ethisch denken meer integraal onderdeel
kan worden van het gewone beleidsproces. Ethische uitgangspunten zijn immers niet alleen van belang waar het
de goede zorg van een individuele cliënt betreft, maar ook waar beleidskeuzen gemaakt worden. Immers daar
moet het verankerd worden. Het gaat er niet alleen om dat we de dingen goed doen, maar vooral dat we de goede
dingen doen. De zorg maakt snelle veranderingen door, dat brengt ook nieuwe vragen met zich mee. Bv. wat
betekent de keuze om kinderen met een autistische probleem dagopvang te geven op een instelling met vooral
oudere cliënten?”
“Welke rol spelen levensbeschouwing en ethiek in het fusieproces?”
Jan: ” Eckartdal en Dommelstroom hebben wat dit betreft ieder hun eigen geschiedenis. We hebben begrepen,
dat in de fusiewerkgroep ‘Visie’ ook is onderkend, dat er binnen beide instellingen een verschil is in de mate
waarin men bewust met levensbeschouwing, zingeving en ethiek bezig is, zowel in het denken als in het
handelen. Geen verschil van mening bestond er over het belang ervan. Op Eckartdal is men er al bijna 20 jaar
uitdrukkelijk mee bezig en is het onderdeel van het primaire proces. Ook binnen Dommelstroom zal het zeker
een rol spelen, maar is het in de uitvoering misschien voor ons op dit moment wat minder zichtbaar.”
Godelieve:”De eigen ervaringen die de ene instelling heeft, kunnen ook een verrijking voor de ander betekenen.
Ik denk daarbij bv. aan de aspecten rond de kind-zorg en de eigen vragen die dit met zich meebrengt. Belangrijk
is echter wél, dat we niet blijven steken in het afstemmen van allerlei praktische zaken. We moeten ook actie
inzetten op het expliciet maken van de onderliggende visies en dat vervolgens met elkaar delen en bij elkaar
brengen. Anders kom je elkaar ongetwijfeld een keer tegen. De commissie zou in dit proces een taak kunnen
hebben; uiteraard zouden mensen van de Dommelstroom daarin dan moeten participeren. “
Jan:”Je kunt juist dit soort zaken niet dicteren, maar je moet voorwaarden creëren, zodat mensen het belang
hiervan zich meer bewust gaan worden. Dat geldt zowel op het niveau van de individuele werker als voor het
totale beleid. Daarom moeten levensbeschouwing en ethiek meer onderdeel worden van de gewone
beleidscyclus op alle niveaus.
Dat de organisatie uit zoveel verschillende eenheden en locaties bestaat, is natuurlijk wel een factor, die het er
niet gemakkelijker op maakt. “
“Eckartdal kent geestelijke verzorging. Dommelstroom niet. Hoe verhoudt zich het werk van de
commissies tot dat van de geestelijk verzorger?”
Jan:”Het bezig zijn met visie, normen, waarden en zingeving is een opdracht voor de totale organisatie en niet
alleen voor de geestelijk verzorger. Hij is veel directer bezig. De commissies werken meer op instellingsniveau:
zij hebben het proces, de voorwaarden op het oog. Onlangs zijn de taken en verantwoordelijkheden op de diverse
niveaus en de borgingspunten nog eens heel nauwkeurig beschreven. Maar het is een feit, dat de geestelijk
verzorger een belangrijke motorfunctie heeft vervuld om het proces op gang te brengen en nog steeds heeft om
het ook op gang te houden.”
Download