commentaren Diagnostiek van acute myeloïde leukemie in een stroomversnelling door toepassing van DNA-microarrays B.Löwenberg, H.R.Delwel en P.J.M.Valk Zie ook de artikelen op bl. 618, 626 en 638. Recentelijk werden 2 studies gepubliceerd in The New England Journal of Medicine waarin de toepassing van de zogenaamde genchip voor de verbetering van de diagnostiek van leukemie wordt beschreven.1 2 In beide studies concluderen de onderzoekers dat een completere prognostische classificatie van de ziekte acute myeloïde leukemie (AML) mogelijk is door toepassing van deze nieuwe DNA-microarraytechnologie. Het gebruik van één enkele test zou in de toekomst de gebruikelijke routinediagnostiek van AML, zoals morfologische, immunofenotypische, moleculair-genetische en cytogenetische analyse, kunnen vervangen en daarmee een efficiëntere diagnostiek van AML mogelijk maken. dna-microarrays: de techniek Een combinatie van nieuwe technologieën maakt het mogelijk om de expressie van duizenden genen in één diagnostisch weefselmonster te bepalen; eerder werd de techniek in dit tijdschrift uitvoerig beschreven.3-5 Bij deze methode wordt gebruikgemaakt van een genchip, ook aangeduid als ‘microchip’, ‘biochip’ of ‘microarray’. Op deze genchip zijn DNA-fragmenten, representatief voor duizenden genen, in hoge dichtheid op een relatief klein oppervlak aangebracht. De basis voor deze methoden zijn de boodschapper(‘messenger’)-RNA(mRNA)-moleculen, die worden afgeschreven (transcriptie) van corresponderende genen in het genoom en die coderen voor de verschillende eiwitten die in een cel kunnen worden gemaakt. De mate van expressie van een gen kan worden afgelezen aan de hoeveelheid mRNA aanwezig in een cel. Het mRNA-expressiepatroon van een groot aantal genen in een weefsel of celpopulatie wordt genexpressieprofiel genoemd. Door de transcriptie van weefselspecifieke genen zullen de genexpressieprofielen tussen verschillende weefsels, bijvoorbeeld spier- en bloedweefsel, variëren. Deze profielen kunnen ook verschillen weerspiegelen ten gevolge van veranderingen in de actuele toestand van cellen, bijvoorbeeld wisselingen in delingsactiviteit. Echter, ook genetische defecten die aan de basis liggen van maligne transformatie Erasmus Medisch Centrum, afd. Hematologie, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam. Hr.prof.dr.B.Löwenberg, internist-hematoloog; hr.dr.H.R.Delwel en hr. dr.P.J.M.Valk, biologen. Correspondentieadres: hr.prof.dr.B.Löwenberg ([email protected]). kunnen resulteren in typische tumorgerelateerde genexpressieprofielen. Een genexpressieprofiel kan worden bepaald met genchips, omdat op een chip duizenden DNA-vlekjes (‘spots’) zijn gehecht, waarbij elke spot een gen representeert, complementair aan een bepaald mRNA. Van het mRNA dat uit het weefsel wordt geëxtraheerd, worden kopieën vervaardigd met daaraan gekoppeld fluorescerende moleculen. Vervolgens wordt het fluorescerende mRNA-mengsel op de genchip gebracht, waarna specifieke koppeling kan ontstaan: wij spreken van hybridisatie. Door te kiezen voor de juiste incubatiecondities en wasstappen zullen de verschillende gemerkte mRNA-moleculen na hybridisatie specifiek binden op de spots waar de exacte complementaire DNAmoleculen zich bevinden. De mate van fluorescentie op een spot is een maat voor de hoogte van de expressie van het gen in het geanalyseerde weefsel. Er zijn verschillende methoden voor genchipexpressieanalyse ontwikkeld. Een bekend platform is de van vlekken voorziene (‘spotted’) microchip waarbij een matrix van DNA-moleculen in systematische ordening op een objectglaasje is aangebracht met behulp van een robot (zogenaamde ‘spotter’). Het kan daarbij gaan om complementair DNA (ook wel ‘copy’-DNA (cDNA)) ofwel DNA in de vorm van oligonucleotiden. Bij het gebruik van deze genchip worden 2 RNA-monsters van verschillende weefsels omgezet in cDNA en vervolgens gelabeld met 2 verschillende fluorescerende moleculen, respectievelijk cyanine 5 (Cy5) met rode fluorescentie en cyanine 3 (Cy3) met groene. Op deze wijze kan binnen één experiment een genexpressieprofiel van een diagnostisch monster (bijvoorbeeld een tumor) worden vergeleken met dat van een referentiemonster (bijvoorbeeld normaal weefsel). Bij een andere bekende methode wordt gebruikgemaakt van een commercieel verkrijgbare genchip, de zogenaamde Affymetrix GeneChip. Wederom zijn de DNA-moleculen (in dit geval oligonucleotiden) in hoge dichtheid en op geordende wijze op het oppervlak aangebracht. Het cRNA wordt in dit geval gelabeld met een biotinemolecuul, dat in een later stadium kan worden gedetecteerd met een fluorescerend molecuul dat gekoppeld is aan streptavidine. Bij deze methode wordt geen gebruik gemaakt van een referentiemonster. Met de nieuwste GeneChip kan de expressie van tenminste 20.000 genen worden geanalyseerd. Met een Ned Tijdschr Geneeskd 2005 19 maart;149(12) 623 laserscanner wordt de expressie van de genen gemeten. Door bio-informatische programma’s worden de gegevens geordend en geanalyseerd en worden de expressieprofielen bepaald. toepassing van genchips bij acute myeloïde leukemie en klinische consequenties AML is een kwaadaardige aandoening waarbij onrijpe myeloïde cellen zich ophopen in het beenmerg en er een tekort is aan functionele bloedcellen. De ziekte wordt veroorzaakt door defecten in genen die een rol spelen bij de celvermeerdering en uitrijping van de bloedvormende cellen. Dergelijke genetische afwijkingen in beenmerg-voorlopercellen liggen ten grondslag aan de maligne transformatie van de hematopoëtische cel. De diagnose ‘AML’ werd traditioneel gesteld op grond van beenmergcytologisch onderzoek, op geleide van morfologische en cytochemische kenmerken. Immunologische methoden blijken vooral zinvol om AML te onderscheiden van lymfatische maligniteiten. Voor de verdere indeling van AML in subgroepen is cytologisch onderzoek van beperkte waarde gebleken.6 7 Het zijn met name de cytogenetische veranderingen, vast te stellen via zogenaamd chromosoomonderzoek, die verschillen in prognose kunnen voorspellen. Cytogenetisch onderzoek biedt de mogelijkheid om entiteiten die onder de verzamelnaam AML schuilgaan, te herkennen. Zo is het mogelijk om de acute promyelocytenleukemie, een ziekte die een specifieke therapie vraagt, te herkennen aan de chromosoomtranslocatie t(15;17). De chromosomale gegevens kunnen vanwege hun prognostische waarde ook de therapiekeuze dienen, bijvoorbeeld om de vraag te beantwoorden of een patiënt al dan niet in aanmerking zou moeten komen voor een stamceltransplantatie. Meer recent is gebleken dat bepaalde kleine moleculaire afwijkingen zoals puntmutaties in genen die gemist worden bij standaardchromosoomonderzoek, maar die opgepikt worden in een polymerasekettingreactie, eveneens de prognose kunnen voorspellen.8-11 De opkomst van het cytogenetisch en moleculair-genetisch onderzoek markeert het begin van een ontwikkelingsstroom die het mogelijk maakt de exacte moleculaire basis van leukemieën te ontsluiten. Op dit moment staan wij in feite nog pas aan het begin van deze ontwikkeling. Immers, bij de meeste patiënten met AML lukt het nog niet de onderliggende moleculaire of cytogenetische afwijking op te helderen. Het bepalen van het genexpressieprofiel met de genchip betekent in dit verband een belangrijke stap voorwaarts. 624 genexpressieprofielen bij acute myeloïde leukemie Wat is er tot nu toe gevonden met de genchiptechnologie bij acute myeloïde leukemie? In belangrijke genexpressiestudies van 6 jaar geleden is in eerste instantie aangetoond dat acute lymfatische leukemie (ALL) en AML kunnen worden onderscheiden op basis van hun karakteristieke genexpressieprofiel.12 Inmiddels is via vervolgonderzoek de ontrafeling van de heterogene ziekte AML volop gaande. De 2 recent verschenen studies, waarin grotere groepen patiënten met AML werden geanalyseerd, laten niet alleen zien dat de reeds bekende cytogenetische subtypen van AML scherp kunnen worden geïdentificeerd op grond van een typisch genexpressiepatroon,1 2 maar ook dat door een kenmerkend genexpressieprofiel tevoren onbekende subgroepen van AML zichtbaar worden. De bevindingen in deze onderzoekingen leiden naar belangrijke gevolgtrekkingen: – Het is mogelijk met één enkele techniek een grote variatie aan soorten (subtypen of entiteiten) binnen een zo heterogene maligniteit als AML te herkennen. Waarschijnlijk zijn bij deze leukemie-entiteiten verschillende genen of combinaties van genen actief betrokken die een kenmerkend stempel op het expressiepatroon drukken. Daar kan in de toekomst gebruik van worden gemaakt bij de moleculairdiagnostische herkenning van AML.1 2 13-16 – De diagnostische kracht van de microarraymethode is opmerkelijk. De cytogenetische afwijkingen, die in bepaalde gevallen waren gemist bij standaard-karyotypering, komen alsnog aan het licht vanwege het karakteristieke expressieprofiel.1 – Niet alleen subtypen van leukemie met de typische cytogenetische afwijkingen, maar ook leukemieën met subtiele mutaties, niet zichtbaar onder de microscoop, vallen op door hun uitgesproken genexpressieprofiel.1 – Bepaalde genexpressieprofielen blijken te correleren met overleving en respons op therapie. Zij kunnen dienen als voorspellers van de uitkomst van de behandeling.1 2 toekomstperspectieven Verwacht wordt dat de kenmerkende genexpressiepatronen een sleutel zullen verschaffen tot de mechanismen van transformatie als gevolg van de onderliggende genetische afwijkingen. In feite gaat het om het ontdekken van de ontregeling van signaalpaden in de cel die het gevolg zijn van de verworven genetische defecten. Omdat leukemie ontstaat ten gevolge van de samenwerking tussen meer dan één enkele genetische afwijking en er dus meer ontregelde intracellulaire paden van signaalactivering in samenhang tot leukemie leiden, zal in de komende jaren veel aandacht uitgaan naar de ontrafeling van deze paden. De verwachting is dat deze inzichten in cellulaire ont- Ned Tijdschr Geneeskd 2005 19 maart;149(12) regeling aangrijpingspunten zullen kunnen opleveren voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Deze ontwikkeling begint reeds voorzichtig haar stempel op de klinische praktijk te drukken. Denk maar aan de komst van een reeks van kinaseremmers die de functie van de producten van bepaalde oncogenen uitschakelen, zoals imatinib bij chronische myeloïde leukemie. De ontwikkeling van de moleculaire diagnostiek zal in de toekomst verdergaan door de komst van nieuwe genchips die een groter aantal DNA-fragmenten bevatten en daardoor een nog breder zicht bieden op het genexpressieprofiel. Parallel aan de ontwikkeling van de genexpressiechip vinden ook belangrijke ontwikkelingen plaats op het gebied van mutatieanalysen, eveneens op brede schaal. Daarbij gaat het dus niet om de verhoogde of verlaagde expressie van genen, maar om het rechtstreeks aantonen van mutaties en polymorfismen van een groot aantal genen. Deze benadering, gekoppeld aan genexpressieonderzoek en het grootschalige peptideonderzoek (‘proteomics’) dat in opkomst is, alsmede ontwikkelingen in de sector van de informatietechnologie (bio-informatica), zullen in de komende jaren de klinische diagnostiek in nieuwe banen leiden. 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. 15 Aanvaard op 17 januari 2005 16 Harris NL, Jaffe ES, Diebold J, Flandrin G, Muller-Hermelink HK, Vardiman J, et al. World Health Organization classification of neoplastic diseases of the hematopoietic and lymphoid tissues: report of the Clinical Advisory Committee meeting – Airlie House, Virginia, November 1997. J Clin Oncol 1999;17:3835-49. Löwenberg B, Downing JR, Burnett A. Acute myeloid leukemia. N Engl J Med 1999;341:1051-62. Levis M, Small D. FLT3: ITDoes matter in leukemia. Leukemia 2003;17:1738-52. Nakao M, Yokota S, Iwai T, Kaneko H, Horiike S, Kashima K, et al. Internal tandem duplication of the flt3 gene found in acute myeloid leukemia. Leukemia 1996;10:1911-8. Barjesteh van Waalwijk van Doorn-Khosrovani S, Erpelinck C, Meijer J, Oosterhoud S van, Putten WL van, Valk PJ, et al. Biallelic mutations in the CEBPA gene and low CEBPA expression levels as prognostic markers in intermediate-risk AML. Hematol J 2003;4: 31-40. Barjesteh van Waalwijk van Doorn-Khosrovani S, Erpelinck C, Putten WL van, Valk PJ, Poel-van de Luytgaarde S van der, Hack R, et al. High EVI1 expression predicts poor survival in acute myeloid leukemia: a study of 319 de novo AML patients. Blood 2003;101:837-45. Golub TR, Slonim DK, Tamayo P, Huard C, Gaasenbeek M, Mesirov JP, et al. Molecular classification of cancer: class discovery and class prediction by gene expression monitoring. Science 1999;286:531-7. Armstrong SA, Staunton JE, Silverman LB, Pieters R, Boer ML den, Minden MD, et al. MLL translocations specify a distinct gene expression profile that distinguishes a unique leukemia. Nat Genet 2002; 30:41-7. Schoch C, Kohlmann A, Schnittger S, Brors B, Dugas M, Mergenthaler S, et al. Acute myeloid leukemias with reciprocal rearrangements can be distinguished by specific gene expression profiles. Proc Natl Acad Sci USA 2002;99:10008-13. Debernardi S, Lillington DM, Chaplin T, Tomlinson S, Amess J, Rohatiner A, et al. Genome-wide analysis of acute myeloid leukemia with normal karyotype reveals a unique pattern of homeobox gene expression distinct from those with translocation-mediated fusion events. Genes Chromosomes Cancer 2003;37:149-58. Ross ME, Mahfouz R, Onciu M, Liu HC, Zhou X, Song G, et al. Gene expression profiling of pediatric acute myelogenous leukemia. Blood 2004;104:3679-87. Literatuur 1 2 3 4 5 Valk PJ, Verhaak RG, Beijen MA, Erpelinck CA, Barjesteh van Waalwijk van Doorn-Khosrovani S, Boer JM, et al. Prognostically useful gene-expression profiles in acute myeloid leukemia. N Engl J Med 2004;350:1617-28. Bullinger L, Dohner K, Bair E, Frohling S, Schlenk RF, Tibshivani R, et al. Use of gene-expression profiling to identify prognostic subclasses in adult acute myeloid leukemia. N Engl J Med 2004;350: 1605-16. Braam GB, Bluyssen HAR, Voest EE, Koomans HA. Genexpressieanalyse met behulp van DNA-microarrays. Ned Tijdschr Geneeskd 2002;146:1867-73. Linn SC, Rijn M van de, Giaccone G. Toekomstige verfijning van diagnostiek en therapie met DNA-microarrays. I. Technologie en dataanalyse. Ned Tijdschr Geneeskd 2003;147:795-9. Linn SC, Rijn M van de, Giaccone G. Toekomstige verfijning van diagnostiek en therapie met DNA-microarrays. II. Toepassingen. Ned Tijdschr Geneeskd 2003;147:800-4. Abstract The diagnosis of acute myeloid leukaemia enhanced by using DNA microarrays. – Recently, two studies have shown that the use of gene-expression profiling using DNA microarrays or DNA chips may improve the classification of acute myeloid leukaemia (AML). In both studies, cluster analyses based on the molecular signatures defined known subgroups as well as novel subgroups of AML. Chromosomal lesions, mutations, and abnormal gene expression with prognostic value determined the clustering. In fact, gene-expression profiling recognized leukaemias with certain chromosomal aberrations that had been missed by routine cytogenetics. Thus, gene-expression profiling allows a comprehensive classification of AML that includes previously-identified genetically-defined as well as novel prognostically-relevant subgroups. One comprehensive DNA chip may in the future replace a variety of cytogenetic, immunological and molecular techniques that are currently used in combination. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:623-5 Ned Tijdschr Geneeskd 2005 19 maart;149(12) 625