Geen neerlegging op diskette meer vanaf 2 april 2007 ! ternet», niet in de vorm van een gestructureerd databestand, maar als PDF-bestand. De in juli 2003 aangepaste Eerste EG-Richtlijn verplicht de Balanscentrale om elke onderneming die dit wenst, de mogelijkheid te bieden om elektronisch neer te leggen. Daarbij wordt de neerlegging op diskette niet beschouwd als een «elektronische neerlegging». Dit en andere evoluties, zoals de ruime beschikbaarheid van het internet en het snel in onbruik raken van de diskette als informatiedrager, hebben ertoe geleid dat vanaf maandag 2 april 2007 geen jaarrekeningen op diskette meer mogen worden neergelegd bij de Nationale Bank van België (NBB). Vanaf 2 april 2007 gelden andere technische voorwaarden waaraan een gestructureerd databestand moet voldoen om door de NBB te kunnen worden aanvaard Het bestandsformaat dat sinds 1993, bij de invoering van de mogelijkheid om neer te leggen op diskette wordt gebruikt (het «NBB»-formaat), wordt vanaf 2 april 2007 vervangen door een nieuw formaat dat conform is met de internationale standaard voor financiële rapportering : XBRL (wat staat voor eXtensible Business Reporting Language). Dit bestandsformaat wordt in België sinds midden 2006 ook reeds gebruikt door kredietinstellingen voor hun rapportering naar de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. Andere instanties zullen in de toekomst wellicht volgen. Deze technologie is bijzonder geschikt voor het uitwisselen van financiële gegevens via het internet en wordt daarom ook in andere landen meer en meer gebruikt. Jaarrekeningen die opgesteld zijn volgens het volledig of verkort model van jaarrekening voor ondernemingen, kunnen online worden neergelegd met gebruikmaking van de door de NBB beschikbaar gestelde webtoepassing «Neerlegging van jaarrekeningen via het internet». Zo’n neerlegging gebeurt in de vorm van van een «gestructureerd databestand», conform de door de NBB vastgestelde technische voorwaarden welke er onder andere voor zorgen dat de NBB de neergelegde gegevens niet enkel in de vorm van een PDF-bestand beschikbaar kan stellen voor het publiek, maar ook de erin opgenomen gestandaardiseerde cijfergegevens efficiënt kan recupereren voor o.m. de opmaak van sectorale statistieken. Vandaar ook dat voor de neerlegging van een gestructureerd bestand het laagste neerleggingstarief wordt toegepast. Naast de online neerlegging blijft de neerlegging op papier nog steeds mogelijk. Om een jaarrekening met het oog op de neerlegging bij de NBB op te maken in de vorm van een gestructureerd databestand, kan u gebruik maken van software die reke- I N H O U D • Wijzigingen in de neerlegging van jaarrekeningen vanaf 2 april 2007 1 • De investeringsaftrek (aanslagjaar 2007) nader beschouwd 4 • Wijziging van het belastingstelsel van tax shelter 8 Geconsolideerde jaarrekeningen en jaarrekeningen die niet zijn opgesteld volgens voormeld volledig of verkort model mogen vanaf 2 april 2007 ook elektronisch worden neergelegd. Dit kan met gebruikmaking van dezelfde webtoepassing «Neerlegging van jaarrekeningen via het inPA C I O L I NR. 227 BIBF-IPCF 19 MAART – 1 APRIL 2007 P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli Wijzigingen in de neerlegging van jaarrekeningen vanaf 2 april 2007 ning houdt met de onderliggende door de NBB vastgestelde nieuwe technische voorwaarden. In de eerste plaats diverse software die door de private sector beschikbaar wordt gesteld. Verschillende softwarefirma’s zijn momenteel druk bezig met het aanpassen van hun software om hun klanten op tijd in staat te stellen hun jaarrekening vanaf 2 april 2007 als geldig gestructureerd databestand neer te leggen bij de NBB. – Ook de NBB zelf stelt software ter beschikking waarmee jaarrekeningen in de vorm van een geldig gestructureerd databestand kunnen worden opgemaakt : Sofista 2007. In tegenstelling met de vorige versie van Sofista is Sofista 2007 een webtoepassing; wat betekent dat deze online via het internet moet worden gebruikt. Zoals voor de toepassing «Neerlegging van jaarrekeningen via het internet», waarmee Sofista 2007 interageert (in het bijzonder voor de validatie van de ingegeven informatie), zal voor de toegang tot Sofista 2007 gebruik moeten worden gemaakt van een geldig digitaal certificaat (Certipost, GlobalSign, Isabel of het authenticatiecertificaat dat voorkomt op de elektronische identiteitskaart). – Overigens blijft Sofista 2007 fundamenteel een «elektronisch formulier» dat een publicatieplichtige onderneming of haar boekhouder/accountant in staat moet stellen op efficiënte wijze een jaarrekening op te maken om als gestructureerd databestand bij de NBB te worden neergelegd. Invloed op de jaarrekeningmodellen van de overgang naar het nieuwe bestandsformaat De NBB publiceert reeds sinds jaar en dag standaardformulieren voor jaarrekeningen. Ze worden in overleg met de Commissie voor Boekhoudkundige Normen regelmatig aangepast om rekening te houden met de voortdurend wijzigende wettelijke en reglementaire bepalingen. De overgang naar de XBRL-technologie als formaat voor de elektronische neerlegging van jaarrekeningen heeft een herziening van de jaarrekeningmodellen noodzakelijk gemaakt om ze beter te verzoenen met de actuele informaticamogelijkheden. Tegelijk kon de leesbaarheid ervan voor de gebruikers van de neergelegde jaarrekeningen bewaard blijven en zelfs verbeterd worden. – De overgang naar het nieuwe bestandsformaat wijzigt weinig aan de inhoud van de modellen; qua lay-out zijn de verschillen aanzienlijk : – in de «oude standaardformulieren» volstond de ruimte die op bepaalde plaatsen was voorzien niet, zodat alle overschotten aan informatie achteraan de jaarrekening moesten worden vermeld. In de nieuwe modellen blijft alle informatie over een bepaald onderwerp 19 MAART – 1 APRIL 2007 – gegroepeerd (continuïteit van informatie) wat de leesbaarheid aanzienlijk verbetert; wat in vorig punt werd vermeld, heeft als gevolg dat in de nieuwe modellen niet meer met een vaste bladnummering kon worden gewerkt. Voortaan wordt gebruik gemaakt van delen, secties en subsecties om de verschillende delen binnen een jaarrekening aan te duiden. De sectienummers worden vermeld in de rechterbovenhoek van het model en voorafgegaan door «VOL» of «VKT» om het type model aan te duiden. Dit wordt in de rechterbenedenhoek van het model aangevuld met een sequentiële nummering van de bladen. Zo kan gemakkelijk worden vastgesteld of eventueel een blad ontbreekt. Aan de hand van de sectienummers kan een bepaalde rubriek steeds teruggevonden worden op een vaste plaats. Bovendien biedt dit de mogelijkheid om als in bepaalde sectie of subsectie geen informatie voorkomt, deze in de uiteindelijke presentatie niet op te nemen; er is eveneens een herziening gebeurd van codes en tekens van rubrieken, zonder invloed evenwel op de betekenis van de boekhoudkundige begrippen : • eenzelfde boekhoudkundig begrip kan op meerdere plaatsen in de jaarrekening voorkomen waarbij er tot nog toe telkens een andere rubriekcode werd gebruikt. In de nieuwe modellen van jaarrekening wordt daarvoor slechts één unieke rubriekcode gebruikt, onafhankelijk van de sectie waarin het begrip wordt vermeld of het boekjaar waarop het betrekking heeft; • het teken van een rubriek hangt niet meer af van het type schema. Negatieve bedragen worden voortaan steeds voorafgegaan door een minteken, in plaats van tussen haakjes te worden vermeld; • in de oude standaardformulieren vormt elke rubriek die een positief of een negatief resultaat kan hebben, twee afzonderlijke rubrieken met verschillende rubriekcodes in functie van het teken van het resultaat. In de nieuwe modellen worden de winsten verliesrubrieken voorgesteld als één enkel begrip dat een positieve of een negatieve waarde kan aannemen met slechts één unieke rubriekcode; de Romeinse cijfers die in de huidige standaardformulieren verwijzen naar het KB van 30 januari 2001 en die de verschillende delen van de jaarrekening aanduiden, komen niet meer voor in de nieuwe modellen. Voor een aantal rubrieken in de balans en de resultatenrekening wordt verwezen naar de toelichting door in een aparte kolom het betreffende sectienummer op te nemen; in de oude formulieren werden bepaalde delen van de toelichting, zoals de staten van de vaste activa, weergegeven in de vorm van tabellen met verschillende koBIBF-IPCF PA C I O L I NR. 227 lommen op dezelfde bladzijde. In de nieuwe modellen is de weergave in kolommen vervangen door een eenvoudige voorstelling over verschillende bladzijden; – voor het volledig model van de jaarrekening worden de bedragen voortaan in eenheden euro uitgedrukt en niet meer afgerond op duizend euro. Dit belet niet dat als de jaarrekening in de vorm van een gestructureerd databestand wordt neergelegd, de bedragen erin mogen worden uitgedrukt in eenheden euro met twee decimalen : de NBB zorgt er dan na de neerlegging zelf voor dat de noodzakelijke afrondingen gebeuren voor de PDF-versie van de jaarrekening die beschikbaar moet worden gesteld voor het publiek; – de nieuwe versie van het volledig model van jaarrekening voorziet enkel nog de resultatenrekening in staffelvorm waardoor nu helemaal wordt afgestapt van de resultatenrekening in scontrovorm die in de praktijk trouwens zeer zelden werd gebruikt; – en tenslotte werd op het passief de rubriek 19 «Voorschot aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief» toegevoegd, overeenkomstig een vroeger advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. gen samen : we spreken dan naar analogie met «internetshops» van een «basket» of virtuele «winkelmand» die u kan gebruiken om meerdere jaarrekeningen te groeperen die klaar zijn om betaald te worden en waarvan u de neerleggingkosten met één betaling wil voldoen. Wanneer u de neerleggingskosten van een bepaalde jaarrekening wil betalen, moet u zich aanloggen met hetzelfde certificaat als datgene waarmee u het jaarrekeningbestand hebt geüpload. Naast een online betaling met kredietkaart (Visa of MasterCard), kan sinds juni 2006 ook gekozen worden voor betaling door overschrijving, middels een gestructureerde mededeling. De datum waarop een jaarrekeningbestand de status «Wacht op betaling» krijgt, wordt ook de officiële datum van neerlegging van de betrokken jaarrekening, op voorwaarde weliswaar dat de NBB het verschuldigde bedrag op haar rekening ontvangt binnen zeven kalenderdagen vanaf de datum waarop de status «Wacht op betaling» is toegekend. Alleen op die manier kan de NBB er immers voor zorgen dat ze de betrokken jaarrekeninginformatie voor derden beschikbaar kan stellen binnen de wettelijke termijn die zijzelf moet naleven, te rekenen vanaf de datum die als officiële neerleggingsdatum wordt beschouwd. De elektronische neerlegging van een jaarrekening bij de Balanscentrale Vanaf maandag 2 april 2007 kan u een jaarrekening in de vorm van een gestructureerd databestand alleen nog indienen met gebruikmaking van de webtoepassing «Neerlegging van jaarrekeningen via het internet» die de NBB beschikbaar stelt. Deze toepassing laat reeds sinds juni 2005 toe om jaarrekeningen die zijn opgemaakt volgens het volledig of het verkort schema voor ondernemingen veilig en efficiënt via het internet neer te leggen bij de NBB. Om de veiligheid en de data-integriteit te waarborgen moet de gebruiker voor het doorsturen van een jaarrekeningbestand via het internet gebruik maken van een gekwalificeerd digitaal certificaat van Certipost, Globalsign, Isabel of het authenticatiecertificaat van uw elektronische identiteitskaart (eID). Het gaat om dezelfde certificaten die aanvaard worden in de eGovernment-projecten zoals Intervat, Vensoc en Dimona. Indien u kiest voor betaling door overschrijving, dan dient u zelf, buiten de eigenlijke internettoepassing om, het nodige te doen met uw financiële instelling om de overschrijving van het verschuldigde bedrag te laten gebeuren. Omdat de praktische uitvoering daarvan meerdere dagen kan duren, afhankelijk van de wijze waarop u uw betalingsopdracht doorgeeft aan uw financiële instelling, kan degene die het jaarrekeningbestand heeft opgeladen met de internettoepassing alleen tijdens de dag waarop de jaarrekening de status «Wacht op betaling» heeft gekregen, kiezen voor betaling door overschrijving. De daaropvolgende dagen kan alleen nog worden gekozen voor online betaling met kredietkaart. Wanneer u kiest voor betaling door overschrijving worden automatisch de gegevens aangemaakt die u nodig hebt om de overschrijving buiten de toepassing op te maken en voor uitvoering aan uw kredietinstelling door te geven : het totaal verschuldigde bedrag, het rekeningnummer waarop het bedrag moet worden gestort en, ook essentieel, de gestructureerde mededeling. Met deze gegevens moet de NBB de betaling automatisch kunnen terugvinden om bij correcte betaling de betrokken jaarrekening als wettelijk aanvaard te registreren. Op elke jaarrekening die de NBB via het internet ontvangt, gebeuren een aantal automatische controles. U kan online opvolgen hoe de stapsgewijze verwerking van het bestand verloopt. Een jaarrekeningbestand waarin geen anomalieën voorkomen, krijgt automatisch de status «Wacht op betaling». Daarna betaalt u de verschuldigde neerleggingskosten opdat de neerlegging officieel door de NBB zou worden aanvaard. In tegenstelling tot de upload, die enkel jaarrekening na jaarrekening mogelijk is, kan de betaling gebeuren voor meerdere jaarrekeninPA C I O L I NR. 227 BIBF-IPCF Omdat de toepassing volledig automatisch werkt, worden overschrijvingen die niet correct zijn uitgevoerd, au- 19 MAART – 1 APRIL 2007 tomatisch door de NBB teruggestort. Het gaat hier om de gevallen waarbij de NBB een foutief bedrag ontvangt, het verschuldigde bedrag te laat ontvangt of een bedrag zonder gestructureerde mededeling of met een foutieve gestructureerde mededeling ontvangt. De betrokken jaarrekeningen worden dan automatisch geschrapt en als «geweigerd» geregistreerd. zorgt dat de betalingsopdrachten, op basis van informatie die persoon N1 heeft bezorgd (in het bijzonder het over te schrijven bedrag en de overeenkomstige gestructureerde mededeling) bijtijds aan de financiële instelling worden doorgestuurd. De Balanscentrale vraagt derde-neerleggers deze financiële verantwoordelijkheid zeker niet systematisch door te schuiven naar de publicatieplichtige ondernemingen waarvan zij de jaarrekeningen via het internet dienen neer te leggen : het gevaar is immers groot dat publicatieplichtige ondernemingen er om een of andere reden niet zullen in slagen om de betaling bijtijds «rond» te krijgen, waardoor de jaarrekening automatisch zal worden geweigerd, en een nieuwe upload nodig zal zijn, waardoor in elk geval de officiële datum van neerlegging zal verschuiven, en afhankelijk van het moment, een tarieftoeslag zal moeten worden aangerekend. Het is aangewezen dat wanneer u ervoor kiest om één of meerdere via het internet neergelegde jaarrekeningen te betalen door overschrijving, u nog dezelfde dag en bij voorkeur langs elektronische weg (b.v. met pc-banking, phonebanking of Isabel) overgaat tot de praktische uitvoering van de overschijving. Kiezen voor betalen door overschrijving biedt de betrokken derde-neerlegger of publicatieplichtige onderneming een belangrijk organisatorisch voordeel : omdat de eigenlijke betaling precies buiten de door de NBB beschikbaar gestelde internettoepassing om gebeurt, is het mogelijk om de functie upload en klaarzetten van een jaarrekeningbestand in de toestand «Wacht op betaling (door overschrijving)» toe te vertrouwen aan persoon N1 die geen financiële verantwoordelijkheid draagt, terwijl persoon N2 met financiële verantwoordelijkheid ervoor De BIBF-leden die de praktische documentatie wensen te raadplegen, verspreid tijdens de seminaries die het Instituut organiseerde over dit onderwerp, kunnen deze downloaden via het extranet (rubriek documenten / NL / syllabi / Seminaries leden). Fabienne VERDUYN Adjunct-Adviseur Balanscentrale NBB De investeringsaftrek (aanslagjaar 2007) nader beschouwd De investeringsaftrek wordt berekend op een percentage van de waarde van de investeringen in immateriële en materiële vaste activa in nieuwe staat (voor de definitie van deze begrippen wordt verwezen naar de Wet op de boekhouding van ondernemingen). De investeringsaftrek wordt geacht een investeringsstimulans te zijn, maar door het geringe basispercentage is het niet de hefboom geworden die ervan verwacht werd om de investeringen te bevorderen (en bijgevolg om tot de economische groei bij te dragen en voor toekomstige tewerkstelling te zorgen). trek echter niet afgeschaft. Bovendien blijft de gewone, eenmalige en gespreide aftrek voor de natuurlijke personen bestaan. De investeringsaftrek wordt niet toegestaan wanneer de winst of baten volgens forfaitaire grondslagen van aanslag worden vastgesteld. Voorts werden de toepasselijke percentages gewijzigd. Vandaar deze bijdrage. 1. Toepassingsgebied De investeringsaftrek wordt van het belastbaar resultaat afgetrokken (en niet van de belasting zoals het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling) en, wanneer dat ontoereikend is, zonder beperking in de tijd overgedragen naar een later belastbaar tijdperk. Het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB 1992) bepaalt de toekenningsvoorwaarden van de investeringsaftrek (IA) : – het moet gaan om in nieuwe staat verkregen of tot stand gebrachte materiële vaste activa; – het kan ook gaan om nieuwe immateriële vaste activa; – ze moeten ten minste over drie jaar worden afgeschreven; – deze vaste activa moeten in België worden aangewend voor de uitoefening van de beroepactiviteit; dat betekent Voor de vennootschappen wordt vanaf aanslagjaar 2007 de gewone, eenmalige of gespreide, investeringsaftrek afgeschaft. In tegenstelling tot een wijdverspreide mening werden de verhoogde percentages van de investeringsaf19 MAART – 1 APRIL 2007 BIBF-IPCF PA C I O L I NR. 227 dat ze in Belgische inrichtingen moeten worden geïnvesteerd. Ter zake is het irrelevant of deze activa in België of in het buitenland zijn verkregen. In het buitenland gelegen onroerende goederen geven bijgevolg geen recht op investeringsaftrek (cf. Com. I.B. nr. 68/18). gebruiksrechten op de investeringen af aan de moederonderneming die zelf geen recht had op de IA. Door deze kunstgreep profiteerde de groep toch onrechtstreeks van het voordeel van de IA. Noot : immateriële vaste activa zoals cliënteel, goodwill, enz. die stelselmatig in een andere onderneming zijn opgebouwd, kunnen niet als «nieuw» worden beschouwd en zijn dus van de investeringsaftrek uitgesloten. Daarnaast zijn bepaalde uitsluitingen voorzien : – personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik; – terreinen en kunstwerken die geen waardevermindering ondergaan (omdat ze niet afschrijfbaar zijn); – vaste activa die niet uitsluitend voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid worden aangewend (dit geldt dus voor de zelfstandigen wanneer het beroepsgedeelte van de woning niet duidelijk afgescheiden is van het privégedeelte). Voor wat de gebouwde onroerende goederen betreft, moet deze voorwaarde in principe niet meer per kadastraal perceel worden beoordeeld (cf. Circulaire Ci.RH. 242/561.087 van 19 januari 2004); – vaste activa verkregen met het oog op de verhuur ervan met een leasingcontract of soortgelijke rechten (cf. boekhoudkundige definitie); – bij de aankoopprijs komende kosten, wanneer die kosten niet samen met de vaste activa waarop zij betrekking hebben worden afgeschreven; – vaste activa verkregen om over te dragen aan een belastingplichtige-natuurlijke persoon, tenzij laatstgenoemde ze gebruikt voor het behalen van winst of baten en het goed niet geheel of gedeeltelijk onderverhuurt. Alle bestanddelen die voor de IA in aanmerking komen, komen desgevallend ook in aanmerking voor de vorming van een investeringsreserve, zonder dat de toekenning van de IA wegvalt, wanneer het voordeel van de investeringsreserve wordt genoten. Noten : – voor vaste activa die gedeeltelijk zijn verworven door middel van toelagen of premies in kapitaal zoals bedoeld in artikel 362 WIB 1992, wordt de investeringsaftrek berekend op de totale aanschaffings- of beleggingswaarde; – voor leasingcontracten (en gelijkgestelde) komt de investeringsaftrek toe aan de leasingnemer. De aftrek wordt in principe berekend op de waarde van het contract; – de IA komt niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meerwaarden of minderwaarden op de vaste activa. 2. Gespreide aftrek Deze in artikel 75, 2° en 3° WIB 1992 bedoelde uitsluitingen werden ingevoerd om het destijds vastgesteld misbruik te voorkomen. – Het eerste misbruik dat de wetgever heeft willen tegengaan is de toepassing van de IA, zowel door de juridische eigenaar als door de economische gebruiker, met name bij leasing waarbij de economische gebruiker het recht verwerft om het goed af te schrijven (dat is het misbruik beoogd bij artikel 75, 2° WIB 1992). – Een tweede misbruik dat werd vastgesteld was de toepassing van de IA door Belgische dochterondernemingen van buitenlandse ondernemingen die in België investeringen deden, de IA toepasten maar de gebruiksrechten op deze investeringen aan de buitenlandse moederonderneming afstonden (dat is het misbruik beoogd bij artikel 75, 3° WIB 1992). – Het derde misbruik bestond hierin dat Belgische vennootschappen die niet aan de criteria voor de toepassing van de IA voldeden, de wet omzeilden door de oprichting van nieuwe vennootschappen (dochterondernemingen) die als investeringsvennootschappen fungeerden. Deze laatste vennootschappen maakten aanspraak op het voordeel van de IA en stonden de PA C I O L I NR. 227 BIBF-IPCF Belastingplichtigen (nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen en beoefenaars van vrije beroepen, enz.) die minder dan twintig werknemers tewerkstellen op de eerste dag van het jaar of boekjaar waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht, kunnen voor een gespreide aftrek kiezen. Het percentage van de aftrek is dan gelijk aan het basispercentage verhoogd met 7 percentpunten en wordt berekend op de afschrijvingen die voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen. Wanneer, bij de overdracht of de buitengebruikstelling van een vast actief, het totaal van de «gespreide» aftrekken lager is dan de «gewone» aftrek, wordt een aanvullende aftrek tot het bedrag van dat verschil verleend. De bepaling van het aantal werknemers dat op de eerste dag van het jaar of boekjaar is tewerkgesteld, vormt geen probleem. Een eerste referentiestuk is het personeelsregister dat op de zetel van de onderneming wordt bijgehouden. De Com. I.B. bepaalt nochtans dat de inschrijvingen in dat register kunnen worden vergeleken met die in de «statistische vakken» van de kwartaalaangiften RSZ. 19 MAART – 1 APRIL 2007 Noot : om te bepalen of de grens van 20 werknemers op de eerste dag van het jaar of boekjaar al dan niet is bereikt, moet iedere werknemer die deeltijdse arbeid verricht voor één eenheid worden gerekend. die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect op het leefmilieu hebben. Noot : – de verhoogde gespreide aftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling mag door alle belastingplichtigen worden toegepast, ongeacht het aantal tewerkgestelde werknemers (cf. art. 70, lid 2 WIB 1992). Voor belastingplichtigen die op de eerste dag van het belastbaar tijdperk minder werknemers tewerkstellen, bedraagt het percentage 10,5 % (inclusief een nieuw opgerichte vennootschap). De toekenning van de aftrek voor energiebesparende investeringen is afhankelijk van de voorlegging van een attest afgeleverd door de Regering van het Gewest waar de investering plaatsvindt. De aanvraag moet worden gedaan door middel van een formulier dat op volgende adressen kan worden aangevraagd : Waalse Gewest : Direction générale des Technologies de la Recherche et de l’Energie Division de l’Energie Avenue Prince de Liège, 7 5100 Jambes tel. : 081/33 56 40 fax : 081/30 66 00 e-mail : [email protected] website : http://energie.wallonie.be 3. Percentages Hierna geven we een overzicht van de percentages die voor het aanslagjaar 2007 van toepassing zijn. Tenzij anders vermeld, zijn de percentages van toepassing op alle categorieën van belastingplichtigen. Het basispercentage van de IA is voor alle vennootschappen tot NUL teruggebracht (de IA blijft van toepassing voor ondernemingen – natuurlijke personen en beoefenaars van vrije beroepen). Het aftrekpercentage schommelt naargelang de aard van de investering. Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) Afdeling Energie Gulledelle 100 1200 Brussel tel. : 02/775 75 11 fax : 02/775 76 79 e-mail : [email protected] website : http://www.ibgebim.be Art. 69, § 1, 2° WIB 1992 bepaalt dat het basispercentage van de investeringsaftrek wordt verhoogd : – met 10 % wanneer het gaat om : • investeringen in octrooien. Een octrooi is een titel waardoor een uitsluitend en tijdelijk recht van exploitatie wordt verleend voor iedere uitvinding die nieuw is, op uitvindingswerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing op het gebied van de nijverheid. Octrooien worden geboekt als immateriële vaste activa; • energiebesparende investeringen : een opgave van de verschillende categorieën wordt verstrekt in bijlage II van het KB/WIB 1992. De activa moeten betrekking hebben op een rationeler energieverbruik, de verbetering van de industriële processen uit energetische overwegingen, de terugwinning van energie in de industrie, enz.; • milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling; • investeringen in een rookafzuigsysteem of een verluchtingssysteem voor de horeca; – met 17 % voor investeringen in materiële vaste activa die dienen voor de beveiliging van de beroepslokalen; – met 7 % in geval van de gewone gespreide aftrek (natuurlijke personen) of met 17 % voor vaste activa 19 MAART – 1 APRIL 2007 Vlaamse Gewest : Departement Economie, Werkgelegenheid Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, Administratie Economie Dienst Natuurlijke Rijkdommen en Energie North Plaza B, Koning Albert II-laan 7-9 1210 Brussel tel : 02/ 553 46 00 fax : 02/553 46 01 e-mail : [email protected] e-mail : [email protected] website : http://www.energiesparen.be lopende zaken : http://www.ondernemen.vlaanderen.be Voor investeringen in beveiliging (bijvoorbeeld een alarminstallatie of een elektronische betaalterminal) wordt het basispercentage verhoogd met 17 %. De vennootschappen moeten op grond van de criteria vastgesteld bij ar- BIBF-IPCF PA C I O L I NR. 227 tikel 15 § 1 van het Wetboek van Vennootschappen als kleine vennootschappen worden aangemerkt. Hierna volgt een overzicht van de toepasselijke percentages : Daarenboven moet de installatie goedgekeurd zijn door de ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie van de politiezone waar de activa worden gebruikt. De aangifte van de investeringen moet bij deze ambtenaar ingediend worden vóór 31 januari van het jaar na het jaar van installatie. Voor de (volledige of gedeeltelijke) goedkeuring vult de ambtenaar vak II van model PREV 19/2 in via de website. Zodra dit formulier ingevuld en ondertekend is, zendt hij het naar de belastingplichtige die vervolgens model PREV 19/2 bij zijn belastingaangifte kan voegen. Eenmalige aftrek Beveiliging : 21,5 % (behalve grote vennootschappen in de zin van het W. Ven.) Octrooien : 14,5 % Onderzoek & ontwikkeling : 14,5 % Energiebesparingen : 14,5 % Rookafzuig- en verluchtingssystemen in de horeca : 14,5 % Hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsprodukten : 3 % (vennootschappen) Gewone andere investeringen : 4,5 % (zelfstandigen) of 0 % (vennootschappen) Investeringen in schepen : 30 %. 4. Wet van 7 december 2006 (B.S. 22 december 2006) Gespreide aftrek Onderzoek & ontwikkeling/milieuvriendelijk : 21,5 % (zelfs voor ondernemingen met meer dan 20 werknemers) Gewone andere investeringen : 11,5 % (natuurlijke personen). Vanaf 1 januari 2006 geldt in principe een totaal rookverbod in openbare plaatsen dat sinds 1 januari 2007 werd uitgebreid tot de horeca-inrichtingen. Deze laatste kunnen evenwel een afwijking bekomen wanneer een rookafzuigsysteem of een verluchtingssysteem wordt geïnstalleerd in de rookkamer, met name een afgebakend lokaal waar het toegestaan is om te roken. De grootte van dit lokaal is beperkt tot een vierde van de totale oppervlakte. Noot : – De Wet van 23 december 2005 (B.S. 30 december 2005) voert een belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in; deze vervangt de verhoogde investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling door een evenwaardige belastingbesparing. Deze besparing wordt «belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling» genoemd (cf. artikel 289quater WIB 1992) en is een keuzestelsel dat van toepassing is vanaf aanslagjaar 2007. Dit stelsel is evenwel beperkt tot de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting (Ven.b.). Ten gunste van de horeca-inrichtingen die investeren in een rookafzuig- of verluchtingssysteem werd een fiscale stimulans ingevoerd door middel van een verhoogde investeringsaftrek (berekend tegen 14,5 %). De definitie van het begrip «horeca-inrichting» werd in artikel 69 WIB 1992 ingeschreven. Onder horeca-inrichting wordt verstaan : elke voor het publiek toegankelijke plaats of lokaal, ongeacht de toegangsvoorwaarden, waar de belangrijkste en permanente activiteit bestaat uit het voorbereiden en/of aanbieden van maaltijden en/of dranken voor consumptie, al dan niet ter plaatse, en dit zelfs kosteloos. Met het oog op de samenhang is deze definitie dezelfde als deze gehanteerd in het Koninklijk Besluit van 13 december 2005 tot het verbieden van het roken in openbare plaatsen. 5. Conclusie De lezing van deze teksten is een moeilijke opgave, maar het, nu al gepubliceerde, bericht over de investeringsaftrek voor aanslagjaar 2007 biedt gelukkig heel wat duidelijkheid omtrent de toepasselijke percentages. Ook de percentages voor aanslagjaar 2008 zijn reeds bekend. U vindt deze terug op de website van het BIBF, www.bibf.be. Aangezien het rookverbod van toepassing is sinds 1 januari 2006 en ten volle in werking is getreden op 1 januari 2007, is de nieuwe bepaling van toepassing op investeringen gedaan vanaf 1 januari 2006. Deze investeringsaftrek wordt toegekend of geweigerd door de ambtenaren die bevoegd zijn voor de fiscale controle van de onderneming die de aftrek vraagt, in functie van de wettelijke en feitelijke elementen waarover zij beschikken (zie Parl. St., Kamer, 51ste zitting, nr. 2665/001, p. 5). PA C I O L I NR. 227 BIBF-IPCF Stéphane MERCIER Erkend boekhouder(-fiscalist) 19 MAART – 1 APRIL 2007 Wijziging van het belastingstelsel van tax shelter De tax shelter-regeling werd ingevoerd door de Programmawet van 2 augustus 2002. Een Koninklijk Besluit van 3 mei 2003 stelt er de inwerkingtreding van vast voor het aanslagjaar 2004(1). animatieseries, documentaires voor de televisie en lange fictiefilms voor de televisie, van meer dan 52 minuten(5). Er zijn stemmen opgegaan die kritiek leveren op het feit dat films voor televisie van minder dan 52 minuten zijn uitgesloten van de tax shelter-regeling, terwijl deze duur net de referentieduur is voor de meeste televisiezenders(6) en des te meer daar deze uitsluiting niet voortvloeit uit de wet maar uit een administratieve circulaire van 23 december 2004(7). Op voorwaarde dat strikte inhoudelijke en vormvoorwaarden worden nageleefd, die worden opgelegd door artikel 194ter van het WIB 1992, maakt tax shelter interessante vrijstellingen mogelijk van winsten die normaal belastbaar zijn, en biedt vennootschappen voor de productie van audiovisuele werken een aantrekkelijke alternatieve financieringswijze. In antwoord op deze kritieken heeft de Minister van Financiën onlangs meegedeeld dat hij van plan is de administratieve circulaire te wijzigen om de tax shelter-regeling toe te passen op producties van minder dan 52 minuten. We herinneren eraan dat deze regeling het voor een binnenlandse vennootschap of een binnenlandse inrichting van een buitenlandse onderneming mogelijk maakt om vrijstelling van zijn belastbare winst te verkrijgen ten belope van 150 % van het bedrag dat werd geïnvesteerd in audiovisuele productie, met een maximum dat overeenstemt met de helft van de belastbare gereserveerde winst per aanslagjaar(2) en met de mogelijkheid tot overdracht over één of meer latere aanslagjaren indien de belastbare winst niet voldoende is om de totaliteit van de vrijgestelde bedragen onmiddellijk af te trekken(3). Voor zover wij weten, werd deze aangekondigde wijziging nog niet doorgevoerd. Overigens heeft de Wet van 3 december 2006 tot wijziging van artikel 194ter van het WIB 1992 aan de lijst van de werken die recht geven op de belastingvrijstelling toegevoegd : «kinder- en jeugdreeksen, zijnde fictiereeksen met een educatieve, culturele en informatieve inhoud voor een doelgroep van 0 tot 16-jarigen»(8). In dit artikel gaan we in op twee recente ontwikkelingen, die de tax shelter-regeling ongetwijfeld nog aantrekkelijker maken, aangezien ze de toepassingsmodaliteiten ervan verruimen. Deze wetswijziging en de plannen van de Minister om de beperking met betrekking tot de duur van de televisieproducties te wijzigen, zullen wellicht tot gevolg heben dat het belang van deze tax shelter-maatregel nog zal toenemen. Velen zijn het er immers over eens dat deze maatregel deze bedrijfstak in België erg ten goede komt. In antwoord op een parlementaire vraag(4) heeft de Minister van Financiën er op 6 maart 2006 aan herinnerd welke audiovisuele werken volgens zijn Administratie mogen genieten van de tax shelter-regeling, met name langspeelfilms (fictie, documentaires of animatiefilms), De 7e kunst in België gedijt goed, dank u… Olivier ROBIJNS Advocaat aan de Balie van Luik Advocatenkantoor HERVE (1) Om in te spelen op de kritiek die door de Europese Commissie werd geuit, werden de bepalingen die van toepassing zijn op de tax shelter herzien in het kader van de Programmawet van 22 december 2003, zonder echter de datum van inwerkingtreding van de maatregel te wijzigen. (2) Er geldt daarnaast een maximumbedrag van 750 000 euro per verrichting. (3) Voor geïnteresseerde lezers wijze we erop dat er een administratieve circulaire van 23 december 2004 bestaat met betrekking tot deze tax shelter-procedure; circulaire nr. CI.R.421/566.524 (AOIF 42/2004 – AFZ 18/2004). (4) Vr. & Antw. Kamer 2005-2006, nr. 112, 21.081 (Vr. nr. 802 Van den Bergh, 26 mei 2005). (5) Deze laatste vanaf 1 januari 2006. (6) Zie in deze zin, de mondelinge vraag van de heer Collas van 22 juni 2006, Hand., Senaat, 2005-2006, nr. 3-172, p. 46 en volgende. (7) En door de Minister bevestigd in zijn hierboven vermelde tussenkomst. (8) B.S. van 27 december 2006 Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Marcel-Jean PAQUET, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : [email protected], URL : http : //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Marcel-Jean PAQUET, Joseph PATTYN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Ecole d’Administration des Affaires de l’Université de Liège, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. G erealiseerd 19 MAART – 1 in APRIL samen w erking 2007 met klu w er – w w w . klu w er . be BIBF-IPCF PA C I O L I NR. 227