Wat is de Invloed van de Westerse Economie op de Ontwikkeling van Obesitas? Janne van Bussel ANR: 208934 Juni 2010 Begeleider: A. A. J. Wismeijer Bachelorthesis Klinische Gezondheidspsychologie Universiteit van Tilburg Departement Psychologie 1 Literatuurlijst 1. Samenvatting ................................................................................................................................3 2. Inleiding.........................................................................................................................................4 3. Methode........................................................................................................................................7 4. Resultaten .....................................................................................................................................8 4.1 Wat is de invloed van sociaal economische status op obesitas?....................................8 4.1.1 Beroepsstatus.............................................................................................................9 4.1.2 Educatieniveau .........................................................................................................10 4.1.3 Inkomen .................................................................................................................11 4.2 Wat is de relatie tussen participerende vrouwen op de arbeidsmarkt en obesitas?.......................................................................................12 4.3 Wat is de inlvoed van de voedselprijs op obesitas? .....................................................14 5. Discussie ......................................................................................................................................16 6. Conclusie .....................................................................................................................................19 7. Literatuurlijst ...............................................................................................................................21 2 1. Samenvatting De prevalentie van overgewicht en obesitas is de afgelopen jaren sterk toegenomen in de westerse wereld. Daarnaast is de economie gegroeid en is de welvaart toegenomen. Deze groei is onder andere tot stand gekomen door technologische innovaties. De innovaties hebben de productiekosten en productietijd doen afnemen. Aan de hand van een literatuuronderzoek is in deze studie de invloed van de westerse economie op obesitas onderzocht. Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat de westere economie een grote rol speelt bij de ontwikkeling van obesitas. Een lage SES (beroepsstatus en educatieniveau), vrouwen participatie op de arbeidsmarkt, een geringe prijs en consumptie elesticiteit en relatief lage voedselprijzen vergroten de kans op de ontwikkeling van obesitas. 3 2. Inleiding Gezondheid is een belangrijk begrip binnen het menselijke bestaan en een belangrijke dimensie van gezondheid is vetheid (Culyer & Newhouse, 2000). Vet wordt volgens Fairburn en Brownell (2002) gedefinieerd als een overvloed aan vetweefsel, waarin de energie wordt opgeslagen in de vorm van vetcellen. Als iemand overmatig dik is spreken we volgens hen over obesitas. Philipson en Posner (2003) beamen dat de groei van obesitas een resultaat is van een overmatige calorie-inname. Daarnaast speelt volgens hen gebrek aan voldoende fysieke beweging ook een grote rol bij de ontwikkeling van obesitas. In het onderzoek van Seidell, de Beer en Kuipers (2008) wordt obesitas beschreven als een chronische ziekte waarbij een zodanige overmatige vetstapeling in het lichaam bestaat dat dit aanleiding geeft tot gezondheidsrisico's. Een aantal van deze risicofactoren zijn diabetes type 2, hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen en verschillende vormen van kanker (Allison et al., 1999). Ook Burkhauser en Cawley (2008) beschrijven obesitas als een risicofactor voor ernstige ziektes met mogelijk de dood als gevolg. Overmatige calorie-inname en te weinig fysieke beweging zijn dus oorzaken van overgewicht en obesitas. Maar volgens Bleich, Cutler, Murray en Adams (2007) is het probleem veel complexer, de ziekte wordt namelijk veroorzaakt door een verscheidenheid aan factoren. Volgens Burkhauser en Cawley (2008) wordt in de sociale wetenschap obesitas meestal vastgesteld aan de hand van de Body Mass Index (BMI). Zij berekenen het BMI van een persoon door het gewicht in kilogram te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Seidell en Flegal (1997) spreken van overgewicht als de BMI tussen de 25 en 30 kg/m2 ligt. De meest voorkomende definitie van obesitas is gebaseerd op een BMI van 30 kg/m2 of hoger (Burkhauser & Cawley, 2008). Maar de BMI heeft beperkingen, deze index onderscheid namelijk het lichaam niet van de spieren, botten en andere vetarme lichaamsmassa’s (Burkhauser & Cawley, 2008). Ook Yusuf et al. (2005) concluderen dat obesitas vaststellen op basis van BMI gebreken met zich meebrengt. Door op deze manier obestias te diagnostiseren wordt het aantal mensen met overgewicht en de kans op gezondheidsproblemen volgens hen namelijk onderschat. Ondanks de beperkingen bij het individueel vaststellen van de hoeveelheid en plaats van overtollige vetopslag in het lichaam is er voldoende bewijs om de BMI te gebruiken voor de diagnostiek van obesitas (Seidel, de Beer, & Kuipers, 2008). Seidall en Flegal (1997) rapporteren dat de prevalentie van obesitas varieert tussen landen en tussen regio’s. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de 4 Europese volwassenen, tussen de 35-65 jaar oud, leidt aan overgewicht of obesitas. Maar er wordt een verschil aangetoond tussen mannen en vrouwen. De prevalentie van obese Europese mannen ligt tussen de 10-20 procent en de prevalentie van obese Europese vrouwen ligt tussen de 15-25 procent. Echter, mannen leiden vaker aan overgewicht dan vrouwen. Allison et al. (2004) hebben een soortgelijk onderzoek uitgevoerd, zij hebben respondenten afkomstig uit de Verenigde Staten geanalyseerd. Ook in de Verenigde Staten blijken veel mensen te leiden aan overgewicht of obesitas. De prevalentie is daar de afgelopen jaren sterk toegenomen. Zij suggereren daarnaast dat er geen bewijs is dat dit aantal de komende jaren zal afnemen en spreken zelfs over een epidemie. Gezien het feit dat de prevalentie van overgewicht en obesitas de afgelopen jaren met een alarmerende ratio is toegenomen in de westerse wereld heeft deze ziekte grote invloed op de samenleving (Asfaw, 2007). De vraag is nu hoe het kan dat obesitas de afgelopen jaren zo sterk is toegenomen in de westerse wereld. Bleich, Cutler, Murray en Adams (2007) onderzochten het effect van de inname van calorieën en het verbruik van energie op de obesitas epidemie in de westerse samenleving. Obesitas betekent fysiologisch gezien dat de hoeveelheid calorieën die een persoon consumeert groter is dan de hoeveelheid calorieën die deze persoon verbruikt. In het onderzoek is ook onderzocht hoe deze disbalans kan ontstaan. Technologische innovaties en socio-demografische veranderingen blijken een drijfveer te zijn van deze disbalans. Voorverpakt voedsel, oven- en magnetronmaaltijden zijn voorbeelden van technologische innovaties. Als gevolg van deze innovaties worden de kosten voor consumptie en levensstijl gereduceerd en tegelijkertijd wordt de productietijd verminderd, dit leidt tot een economische vooruitgang. Daarnaast beweren Philipson en Posner (2003) dat de toenemde welvaart de lange termijn groei van obesitas stimuleert. Het innemen van calorieën wordt namelijk gestimuleerd en het verrichten van fysieke activiteit wordt ontmoedigd. Deze beweringen leiden, samen met het feit dat obesitas de afgelopen jaren sterk is toegenomen in de westerse wereld, tot de hoofdvraag van dit onderzoek: “Wat is de invloed van de westerse economie op de ontwikkeling van obesitas?”. Armoede is één van de factoren die samenhangt met obesitas (Hossain, Kawar, & El Nahas, 2007). Uit de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat arm zijn in werelds armste landen geasssocieerd wordt met ondergewicht en ondervoeding. Echter, arm zijn in een gemiddeld en hoog inkomen land wordt geassocieerd met een verhoogd risico op obesitas. In het onderzoek van Everson, Maty, Lynch en Kaplan (2002) wordt beschreven dat verschillende bronnen aantonen dat obesitas vaker voorkomt bij individuen met een lage sociaal economische status (SES). De SES van een individu wordt hoofdzakelijk gemeten aan de hand van 5 inkomen, educatieniveau en beroepsniveau (Barbarin et al., 2006). Aan de hand van deze bevindingen kan de eerste deelvraag geformuleerd worden: “Wat is in de westerse wereld de invloed van de sociaal economische status op de ontwikkeling van obesitas?”. Zoals net beschreven blijken technologische innovaties en socio-demografische veranderingen een drijfveer te zijn achter de toename van calorie-inname. Bleich, Cutler, Murray en Adams (2007) beschrijven dat de toename van vrouwenparticipatie op de arbeidsmarkt één van deze socio-demografische veranderingen is. Daarnaast is als resultaat van de economische vooruitgang het gemak om de arbeidsmarkt te betreden verhoogd. Naast het feit dat vrouwen gevoeliger zijn om een eetstoornis te ontwikkelen (Hsu, 1989), kan aan de hand van bovenstaande resultaten de tweede deelvraag van dit onderzoek geformuleerd worden: “Wat is de relatie tussen een participerende vrouw op de westerse arbeidsmarkt en de ontwikkeling van obesitas?”. Daarnaast heeft de ontwikkeling van de technologie ook invloed op de kosten voor het produceren van voedsel. Een product kan goedkoper geproduceerd worden en de tijd die daarvoor noodzakelijk is daalt ook nog eens sterk. Dit leidt dus tot een daling van de voedselprijs. Zou deze daling van invloed zijn op het eetgedrag van mensen? Als laatste wordt onderzocht wat de voedselprijs voor inlvoed heeft op de ontwikkeling van obesitas. 6 3. Methode In deze studie is gebruik gemaakt van 34 verschillende bronnen. 32 Artikelen, 2 boeken en 1 online artikel (zonder papieren versie). De gebruikte literatuur is gezocht met de zoekmachines, Sciencedirect, Googlescholar en Online Contents UVT. Er is gebruik gemaakt van de volgende zoektermen: “obesity”, “developing countries”, “SES”, “occupational”, “education”, “income”, “Body Mass Index”, “maternal employment”. Ook is er gebruik gemaakt van relevante referenties die bij de artikelen gevonden zijn. Aan de hand van deze zoektermen en de relevante referenties werden er groot aantal studies gevonden. De studies die zijn opgenomen in dit literatuuronderzoek zijn geselecteerd op basis van de steekproef, de verschillende factoren die zijn onderzocht in de studie en het jaar van publicatie. Er is vooral gebruik gemaakt van studies die een samenhang onderzocht hebben tussen een relevante factor en BMI, overgewicht of obesitas. Omdat in deze studie onderzoek wordt gedaan naar de westerse economie zijn voornamelijk studies geselecteerd die gebruik hebben gemaakt van proefpersonen afkomstig uit westerse, hoogontwikkelde landen. Om een goed beeld te verkrijgen is de westerse populatie vergeleken met de niet-westerse populatie. Er zijn dus ook een aantal onderzoeken geselecteerd die gebruik hebben gemaakt van een niet-westerse steekproef. Daarnaast is ook gekeken naar het jaar van publicatie. Er is geprobeerd gebruik te maken van recente artikelen. 6 Artikelen zijn gepubliceerd tussen 1989-1999 en de andere 29 zijn afkomstig uit het jaar 2000-2009. 7 4. Resultaten 4.1 Wat is in de westerse wereld de invloed van de sociaal economische status op de ontwikkeling van obesitas? Seidell, de Beer en Kuipers (2008) beschrijven obesitas als een chronische ziekte. Een chronische ziekte is een ziekte voor een lange periode, voor de meeste mensen is het zelfs een levenslange conditie (Rippe, Crossley, & Ringer, 1998). Adler en Ostrove (1999) rapporteren een sterke relatie tussen SES en chronische ziektes. Hoe hoger het niveau van de SES, hoe hoger de prevalentie van chronische ziektes. Ball en Crawford (2005) onderzochten expliciet de relatie tussen SES en obesitas. In dit onderzoek is verschillende medische literatuur tussen 1980 en 2002 opnieuw bekeken en geanalyseerd. De focus ligt op welvarende landen. Volwassenen met een lage SES laten een snellere gewichtstoename zien dan de volwassenen met een hoge SES. Voor vrouwen zijn er meer significante relaties gevonden dan voor mannen. Ook McLaren (2007) beschrijft de relatie tussen obesitas en SES. Ze beschrijft de relatie aan de hand van een analyse van bestaande literatuur, een review-studie. Met behulp van de Human Development Index (HDI) bepaalt ze of een land hoog, gemiddeld of laag ontwikkeld is. De United Nations Development Program maakt gebruik van de HDI om landen te kenmerken en te categoriseren. Dit wordt gedaan aan de hand van levensverwachting, educatie, de competenties lezen en schrijven en het Gross Domestic Product (totale economische output van een land). Noorwegen, Engeland en Duitsland zijn voorbeelden van landen met een hoge HDI-status. Vrouwen, afkomstig uit landen met een hoge HDI-status en met een lage SES, hebben een grote kans op overgewicht. Vrouwen afkomstig uit hoog ontwikkelde landen vertonen dus een negatieve samenhang tussen SES en obesitas. Voor mannen is er geen significante relatie aangetoond tussen SES en obesitas. Bij verschuiving van een hoge naar een gemiddelde HDI-status en van een gemiddelde naar een lage HDI-status stijgt de proportie positieve samenhang. Bij vrouwen neemt deze positieve samenhang toe van 3 procent, naar 43 procent en uiteindelijk stijgt de samenhang naar 94 procent. Dus bij vrouwen afkomstig uit een land met een hoge HDI-status hangt in 3 procent van de gevallen SES positief samen met obesitas. Bij vrouwen afkomstig uit een land met een lage HDI-status hangt in 94 procent van de gevallen SES positief samen met obesitas. Daarnaast daalt de proportie negatieve samenhang. Dit betekent dat vrouwen afkomstig uit landen met een lage HDI-status, SES in meer van de gevallen negatief samenhangt met obesitas dan in landen met een hoge HDI-status. Dit patroon is ook gevonden bij mannen. McLaren (2007) concludeert op basis van haar review- 8 studie dat de ontwikkeling van obesitas wordt beïnvloed door de HDI-status en de SES van een individu. Obesitas kan dus gezien worden als een sociaal fenomeen en vooral de economie en sociaal demografische veranderingen oefenen hier invloed op uit. Maar er blijken ook verschillen te zijn tussen landen met een hoge HDI-status. Uit onderzoek van Friestad, Pirkis, Biehl en Irwin (2003) komt naar voren dat er geen significant verband -voor zowel vrouwen als mannenbestaat tussen Noren met overgewicht en SES. In hetzelfde onderzoek wordt gerapporteerd dat er wel een relatie bestaat tussen Amerikanen en overgewicht. Zoals in de inleiding al staat beschreven wordt de SES van een individu hoofdzakelijk gemeten aan de hand van inkomen, opleidingsniveau en beroep (Barbarin & Bryant, 2006). Daarom worden deze factoren ook individueel geanalyseerd. 4.1.1 Beroepsstatus Zoals net al beschreven rapporteert McLaren (2007) aan de hand van een review-studie in hoog ontwikkelde landen een negatieve samenhang tussen SES en obestias. De indicator beroepsniveau toont één van de sterkste relaties aan. Deze relatie is alleen significant voor de vrouwen. Ook in het onderzoek van Ball en Crawford (2005) blijkt een laag beroepsniveau de sterkste indicator te zijn voor de ontwikkeling van obesitas. Er zijn voor zowel mannen als vrouwen significanten relaties aangetoond. Echter worden er voor vrouwen een stuk meer significanten verbanden gevonden. Daarnaast tonen Wardle, Waller en Jarvis (2002) een negatief verband aan tussen beroepsniveau en gewichtsproblemen bij vrouwen. Volgens hen hangt een lage beroepsstatus samen met een gebrek aan autonomie waardoor mensen problemen hebben met het effectief indelen van de tijd en het eigen maken van een gezonde levensstijl. Aan de andere kant beschrijven Wardle en Griffith (2001) dat mensen met een ambachtelijk baan meer fysieke beweging verrichten. Een ambachtelijke baan hangt vaak samen met een lage SES, je zou dus verwachten dat in dit geval SES positief samenhangt met obesitas. Daarnaast beschrijven ze dat fysieke beweging uitvoeren in je vrije tijd daarentegen weer samenhangt met een hoge SES, dit geldt vooral voor vrouwen. Conly en Glauber (2006) rapporteren negatieve significante effecten tussen het lichaamsgewicht van vrouwen en hun economische welzijn. Deze resultaten zijn gedurende verschillende jaren bekeken. Er wordt vastgesteld dat verschillende vrouwen aan overgewicht of obesitas leiden. 15 jaar later wordt hun beroepsstatus gemeten, deze is dan met 4 procent gedaald. In dit geval kan dus gezegd worden dat overgewicht en obesitas negatief samenhangen 9 met de lange termijn beroepsstatus van vrouwen. In dit zelfde onderzoek wordt ook onderzocht wat het effect is van de beroepsstatus van de echtgenoot. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat de beroepsstatus van de man daalt als het lichaamsgewicht van de vrouw stijgt. 4.1.2 Educatieniveau Uit de resultaten van Wardle, Waller en Jarvis (2002) kan geconcludeerd worden dat het aantal jaren onderwijs volgen negatief samenhangt met de kans op obesitas. Volgens hen heeft het volgen van meerdere jaren onderwijs te maken met een grote waarschijnlijkheid voor de ontwikkeling van een gezonde levensstijl. Deze bevindingen zijn voor zowel mannen als vrouwen aangetoond. Zoals net al beschreven rapporteert McLaren (2007) in de review-studie in hoog ontwikkelde landen een negatieve samenhang tussen SES en obestias. De indicator educatieniveau toont naast beroepsniveau één van de sterkste relaties aan. Grabner (2009) beschrijft in zijn onderzoek het verschil in BMI aan de hand van het educatieniveau. Het educatieniveau wordt gesplitst in 5 groepen – minder dan 9 jaar scholing, 911 jaar, 12 jaar, 13-15 jaar en 16 jaar of meer. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen (blanke) mannen en (blanke) vrouwen. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van de drie meest populaire cross-sectuonele gezondheid datasets van de Verenigde Staten: the National Health and Nutrition Examination Survey (NHANES), the National Health Interview Survey (NHIS) en the Behavioral Risk Factor Surveillance System (BRFSS). Deze datasets bevatten gegevens van 1970 tot 2008. Uit de gegevens komt duidelijk naar voren dat obesitas voor alle groepen en educatieniveaus de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Het BMI van vrouwen hangt negatief samen met het educatieniveau. Bij de mannen is deze relatie niet duidelijke te herkenen. In de studie van Crosnoe (2007) wordt aan de hand van het National Longitudinal Study of Adolescent Health de link tussen obesitas en educatie onderzocht van adolescenten. Het is minder waarschijnlijk dat obese meisjes na het afronden van de middelbare school verder gaan studeren. Dit effect is nog groter als obesitas relatief weinig voorkomt op hun middelbare school. Obese jongens daarentegen gaan in verhouding tot de rest net zo vaak verder studeren. Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat het educatieniveau van obese meisjes lager ligt dan het gemiddelde educatieniveau. 10 4.1.3 Inkomen Stewart, Blisard, Bhuyan en Nayga (2004) onderzochten wat de factor inkomen voor invloed heeft op obesitas. Uit de resultaten blijkt dat een toename van het inkomen leidt tot een grotere uitgave aan voedsel buiten de deur. Ze beweren daarnaast dat voedsel dat buiten de deur geconsumeerd wordt over het algemeen vet is en een hoog caloriepercentage bevat. Op basis van deze resultaten wordt in dit onderzoek geconcludeerd dat een toename van het inkomen leidt tot een toename in gewicht. Echter, in de studie van Cutler, Gleaser en Shapiro (2003) wordt beschreven dat voedsel buiten de deur niet siginificant meer calorieën bevat. Ook het onderzoek van Chang en Lauderdale (2005) rapporteert dat (zwarte) mannen met een hoog inkomen de grootste toename in lichaamsgewicht laten zien. 30 Jaar lang hebben ze proefpersonen onderzocht in de Verenigde Staten. Bij dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen geslacht en huidskleur. Uit deze resultaten blijkt dat bij zwarte mannen met een hoog inkomen obesitas met 21.1 procent toeneemt, bij een gemiddeld inkomen met 4.5 procent en 5.4 procent voor de mannen met een laag inkomen. Er zijn tegenstrijdige effecten gevonden bij vrouwen. De zwarte vrouwelijke proefpersonen laten namelijk de grootste toename van obesitas zien bij een gemiddeld inkomen. Uit de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat schommelingen in gewicht niet alleen te verklaren zijn door veranderingen in inkomen, een heleboel andere factoren hebben hier invloed op. Ook in het al eerder beschreven reviewonderzoek van McLaren (2007) blijkt er een positieve relatie te bestaan tussen SES, en dan vooral de indicatoren inkomen en materiële bezittingen, en obesitas. Deze bevindingen zijn gevonden bij vrouwen afkomstig uit landen met een gemiddelde of lage HDI-status. Het onderzoek van Lahteenkorva en Lahelma (1999) laat tegenovergestelde resultaten zien. In deze studie is de samenhang tussen inkomen en obesitas onderzocht. Vrouwen en mannen met een gemiddeld hoog gezinsinkomen hebben over het algemeen een normaal gewicht. Echter, vrouwen met een gemiddeld hoog individueel inkomen hebben een normaal gewicht of zijn lichter dan de gemiddelde vrouw. Bij vrouwen hangt obesitas samen met een laag individueel en een laag gezinsinkomen. Ook bij mannen is er een negatieve relatie aangetoond tussen obesitas en inkomen; hoe lager het inkomen, hoe groter de kans op obesitas. Daarnaast blijken dunne mannen ook vaker een laag inkomen te hebben. Als tweede is in dit onderzoek de relatie tussen werkenloosheid en obesitas onderzocht. Werkeloosheid komt het meeste voor bij vrouwen met overgewicht of obesitas en bij dunne mannen. Vrouwen met overgewicht hebben meer kans op werkeloosheid op het moment zelf en vrouwen met obesitas hebben een grote kans op lange termijn werkeloosheid. Dunne mannen hebben, in vergelijking met de mannelijke 11 populatie, een grote waarschijnlijkheid op lange termijn werkeloosheid. Ook Conly en Glauber (2006) rapporteren significante negatieve effecten tussen het lichaamsgewicht van vrouwen en hun economische welzijn. Als het gewicht van een vrouw toeneemt met 1 procent, neem het familie inkomen af met 6 procent. Dezelfde onderzoeken zijn uitgevoerd met mannelijke proefpersonen. Er zijn echter geen significante effecten aangetoond tussen het lichaamsgewicht van mannen en hun economische welzijn. Ook werd onderzocht wat het effect is van het lichaamsgewicht op het inkomen van de echtgenoot. Uit de resultaten blijkt dat het inkomen van de echtgenoot daalt als het lichaamsgewicht van de vrouw toeneemt. 4.2 Wat is de relatie tussen participerende vrouwen op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van obesitas? Uit bovenstaande resulaten blijkt dat er een verschil bestaat tussen de ontwikkeling van obesitas voor vrouwen en voor mannen. Er zijn meer significaten effecten gevonden voor vrouwen dan voor mannen. Daarnaast zijn de effecten vaak sterker bij vrouwen dan bij mannen. Om een beter beeld te krijgen van de relatie tussen de westerse economie, vrouwen en obesitas wordt in het volgende deel de tweede onderzoeksvraag onderzocht; Wat is de relatie tussen een participerende vrouw op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van obesitas? Bleich, Cutler, Murray en Adams (2007) tonen aan dat er een positieve relatie bestaat tussen deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt en calorie-inname. Een toename van 10 procent vrouwen op de arbeidsmarkt resulteert in een calorie toename van ongeveer 70 bij de gehele populatie. Het doel van het onderzoek van Cawley (2004) is het effect van lichaamsgewicht op de arbeidsmarkt te achterhalen. In dit onderzoek wordt bewezen dat het toenemen van gewicht bij blanke vrouwen resulteert in een lager salaris. Het verschil in salaris komt in absolute zin overeen met het effect van één jaar educatie, twee jaar dienstverband of drie jaar werkervaring. Daarnaast is er in dit onderzoek enig bewijst gevonden dat werkende vrouwen met overgewicht minder productief werken. Voor obese werknemers is het waarschijnlijker dat ze minder werken door ziekte. Ook Greve (2008) heeft het effect van lichaamsgewicht op de arbeidsmarkt onderzocht. Hij bekijkt de relatie tussen lichaamsgewicht, arbeidsstatus en salaris. Het onderzoek is uitgevoerd door het analyseren van 8000 individuele Denen. Uit de resultaten blijkt dat lichaamsgewicht een negatief effect heeft op de arbeidstatus van vrouwen. In het tweede deel van het onderzoek wordt de arbeidsmarkt verdeeld in twee variabalen, de particuliere sector en de overheidssector. Aan de hand van deze analyses kan geconcludeerd worden dat bij vrouwen die werken in de particuliere sector lichaamsgewicht een 12 negatief effect heeft op het salaris. Echter, lichaamsgewicht heeft voor vrouwen die werken bij de overheid geen effect op het salaris. Om het effect van vrouwen op de arbeidsmarkt te verduidelijken zijn ook de gegevens van mannelijke respondenten geanalyseerd. Er is een klein positief verband aangetoond tussen overgewicht en arbeid bij deze mannelijke respondenten. Daarnaast blijkt lichaamsgewicht, bij mannen die werken in de particuliere sector, positief samen te hangen met salaris. Net zoals bij de vrouwen, heeft lichaamsgewicht geen effect op het salaris bij mannen die bij de overheid werken. Cultel, Gleader en Shapiro (2003) kunnen daarentegen geen relatie aantonen tussen arbeidsparticipatie van vrouwen en obesitas. Ze hebben de hypothese, een toename van arbeidsuren bij vrouwen resulteert in een toename van eten buiten de deur en dus voor het eten van minder gezond eten, onderzocht. Echter, deze hypothese kan aan de hand van de resultaten niet bevestigd worden. Daarnaast wordt in dit onderzoek aangetoond dat het bereiden van voedsel voor zowel werkende als niet-werkende vrouwen met 50 procent is gedaald de afgelopen jaren. Zij beweren dat het bereiden van voedsel niets te maken heeft met gebrek aan tijd van de vrouwen maar met de ontwikkeling van technoloische innovaties. Magnetronmaaltijden en voorbewerkt voedsel verkorten de bereidingstijd aanzienlijk. Het eetgedrag reflecteert volgens hen dus niet de arbeidsparticipatie van vrouwen maar de technologie. De arbeidsparticipatie van vrouwen met kinderen kan ook invloed uitoefenen op de kinderen zelf. Anderson, Butcher en Levine (2003) hebben onderzocht wat de relatie is tussen werkende moeders en de waarschijnlijkheid dat een kind overgewicht heeft. Dit blijkt een positief significant verband te zijn. Echter, dit verband is niet aanwezig wanneer de moeder tijdens de eerste jaren van de ontwikkeling werkt. Daarnaast is het niet van belang hoeveel dagen in de week de moeder werkt, het aantal uren in de week is een indicator voor mogelijk overgewicht. Minder uur in de week werken zorgt ervoor dat de moeder nog tijd heeft om te winkelen, te koken en energie te stoppen in beweging en sport. Dit effect is alleen schadelijk voor kinderen met een hoge SES. Liu, Hsiao, Matsumoto en Chou (2009) concluderen ook dat er een relatie bestaat tussen werkende moeders en de waarschijnlijkheid dat een kind overgewicht heeft of krijgt. Uit dit onderzoek in de Verenigde Staten is gebleken dat een kind 12,3 procent meer kans heeft op overgewicht als de moeder fulltime werkt. Daarnaast wordt aangetoond dat kinderen van moeders met een hoog educatieniveau minder kans hebben op overgewicht. Anderson en Butcher (2006) beschrijven dat veranderingen in gezinnen ook een oorzaak van obesitas kan zijn. Vooral kinderen uit gezinnen met een alleenstaande werkende ouder of gezinnen waarin allebei de ouders werken hebben meer kans op overgewicht. Dit komt omdat er 13 vaker voorbewerkt voedsel wordt geconsumeerd en vaker buiten de deur gegeten wordt. Daarnaast bewegen kinderen ook een stuk minder. Ze worden vaak met de auto naar school gebracht, kijken veel televisie en spelen video en computer games. Hossain, Kawar en El Nahas (2007) rapporteren in hun studie dat in de westerse wereld kinderen van ouders met overgewicht vaak ondergewicht hebben. Dit is te verklaren door een vertraagde intrauterine groei, wat resulteert in een laag gewicht bij de geboorte. Mensen met een verlaagd lichaamsgewicht bij de geboorte zijn later gevoeliger voor de ontwikkeling van obesitas. 4.3 Wat is de inlvoed van de voedselprijs op de ontwikkeling obesitas? Zheng en Zhen (2008) analyeren en vergelijken het gezond en ongezond voedselgebruik in de Verenigde Staten en in Japan. In het onderzoek beschrijven zij dat het dalen van de voedselprijs één van de oorzaken is van de obesitas epidemie in de Verenigde Staten. De vraag naar voedsel is namelijk afhankelijk van de prijsveranderingen. Uit de analyse blijkt dat in de Verenigde Staten voedsel minder prijs en consumptie elastisch is dan de vraag naar andere nietduurzame producten, eten is namelijk een levensbehoefte. Daarnaast is de consumptieelasticiteit van gezond voedsel hoger dan van ongezond voedsel. In Japan daarentegen is de prijs en consumptie-elasticiteit erg hoog voor gezond én ongezond eten. De voedselprijs ligt in Japan voor, gezond en ongezond, eten dus een stuk hoger dan in de Verenigde Staten. Gezond eten zoals rijst, groenten, noodles en zeevruchten worden in Japan als basisvoedingsmiddel gezien. Ongezond voedsel zoals cakejes, snoep en Wagyu beef worden daarentegen als een delicatesse beschouwd. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat in Japan beursgenoteerd gezond voedsel gezien wordt als een basisbehoefte en ongezond eten als een luxe. Een belangrijke oorzaak van de obesitas epidemie in de Verenigde Staten is dus een geringe prijs en consumptie-elasticiteit (Zheng & Zhen,2008). Bleich, Cutler, Murray en Adams (2007) concluderen dat relatief lage voedselprijzen worden geassocieerd met een toename van calorie inname. Als in de U.S. de voedselprijs met 8 procent daalt, neemt gemiddeld de inname toe met 25 calorieën per persoon. In andere welvarende landen is een gelijksoort verband aangetoond. Schroeter, Lusk en Tyner (2008) beweren hetzelfde maar het is volgens hen onwaarschijnlijk dat de inkomenselasticiteit in dezelfde mate stijgt als de relatieve inkomensveranderingen. Stel, het inkomen stijgt met vier procent, dan is het onwaarschijnlijk dat men vier procent meer uitgeeft aan voedsel. Uit de resultaten wordt geconcludeerd dat gewicht toeneemt, voor alle inkomstengroepen, wanneer 14 het inkomen stijgt. Echter, de gewichtstoename gaat sneller bij individuen met een laag inkomen. Volgens Culter, Gleaser en Shapiro (2003) is één van de oorzaken van de dalende voedselprijzen de technologische innovaties. Vacuüm verpakt voedsel, magnetron- en ovenmaaltijden zorgen voor het produceren van grote hoeveelheden voedsel in een korte termijn. Het dalen van de tijd en de kosten om voedsel te bereiden resulteert in een toename van consumptie. Dit leidt weer tot het frequenter consumeren van voedsel en uiteindelijk tot een hoger gewicht. Daarnaast beschrijven Anderson en Butcher (2005) dat calorierijk voedsel en frisdrank de afgelopen jaren veel makkelijker beschikbaar is geworden voor kinderen. Kinderen zijn hierdoor meer frisdrank en voorbewerkt voedsel gaan consumeren. 15 5. Discussie De prevalentie van overgewicht en obesitas is de afgelopen jaren sterk toegenomen in de westerse wereld. Technologische innovaties resulteren in een reductie van de productiekosten en de productietijd. Dit leidt weer tot een economische vooruitgang en uiteindelijk tot een toenemende welvaart. Deze toenemende welvaart stimuleert de groei van obesitas. In deze studie is de invloed van de westerse economie op de ontwikkeling van obesitas onderzocht. Aan de hand van de resultaten kan geconcludeerd worden dat de SES negatief samenhangt met obesitas in de westerse wereld. Daarnaast is het, wat betreft lichaamsgewicht, ongunstig om als vrouw (veel) te participeren op de arbeidsmarkt. De calorie-inname van de gehele populatie neemt toe en kinderen hebben een grotere kans op de ontwikkeling van obesitas als hun moeder veel uren in de week werkt. Voor de vrouw als individu heeft overgewicht en obesitas ook een negatief effect. Het is bewezen dat bij een toename in gewicht het salaris daalt, de arbeidsproductiviteit achteruit gaat, ze vaker afwezig zijn als gevolg van ziekte en de arbeidsstatus daalt. Daarnaast is een belangrijke oorzaak van de obesitas epidemie in de westerse wereld een geringe prijs en consumptie-elasticiteit en het dalen van de relatieve voedselprijs. Er is al veel onderzoek gedaan naar bepaalde aspecten van de westerse economie op obesitas. Hierbij kan gedacht worden aan SES, technologische innovaties, voedselprijs, vrouwen participatie op de arbeidsmarkt etc. Vooral de invloed van de SES op obesitas is erg vaak onderzocht. Dit huidige onderzoek pakt al deze aspecten samen en geeft de lezer inzicht in de invloed van de westerse economie op obesitas. De resultaten kunnen gegeneraliseerd worden naar een bredere populatie omdat een groot aantal steekproeven zijn geanalyseerd. Daarnaat levert deze studie een positieve bijdrage aan de sociale wetenschap, de westerse economie is namelijk één van de vele factoren die invloed heeft op de ontwikkeling van obesitas. Naast interne factoren blijken dus ook externe factoren zoals SES, arbeidsparticipatie, technologische innovaties, demografische ontwikkelingen en de voedselprijs invloed te hebben op overgewicht en obestias. Ook levert deze studie een positieve bijdrage aan de maatschappij. Bij de preventie of behandeling van overgewicht en obesitas is het belangrijk om de economie en politiek erbij te betrekken. Het is bijvoorbeeld zeer waarschijnlijk dat het gewicht toe gaat nemen als de relatieve voedselprijs daalt. Daarnaast kan de politiek invloed uitoefenen. Momenteel zijn in Nederland de tweede-kamerverkiezingen van 9 juni 2010 net achter de rug. Hoe zijn de onderwerpen voedsel en overgewicht opgenomen in de verschillende partij programma’s? Groen-links is één van de 16 partijen die aandacht besteed aan gezonde voeding en overgewicht. Zij willen dat gezond leven gemakkelijker en goedkoper moet worden. Schoolkantines moeten meer gezonde broodjes aanbieden en kinderen moeten minimaal 3 uur per weerk gymles krijgen. Daarnaast moet volgens hen de voedingsmiddelenindustrie aangesproken worden op haar maatschappelijke verantwoordelijkheden en moeten foute vetten, zout en onverantwoorde reclames teruggedrongen worden (www.groenlinks.nl). Ook de D66 streeft naar een gezonder consumptieen bewegingspatroon. Gezond gedrag moet volgens hen beloond worden met financiële prikkels, bijvoorbeeld een beloning binnen de zorgverzekeringswet (www.d66.nl). Nog een aantal partijen hebben de onderwerpen overgewicht en gezonde voeding in hun programma opgenomen maar overgewicht is bij alle partijen geen peiler en daarnaast wordt er te weinig aandacht aan besteed. Gezien het feit dat obestias een groot probleem is binnen de westerse samenleving zou de politiek hier een grotere rol in moeten gaan spelen. Dit literatuuronderzoek heeft ook beperkingen. Als eerste kan de vraag gesteld worden; wanneeer is een economie westers? Verschillende onderzoeken geven aan de focus op welvarende landen te leggen of onderzochten alleen de populatie in de Verenigde Staten of in Europa. Maar toch blijft het af toe onduidleijk. Hossain, Kawar en El Nahas (2007) beschrijven bijvoorbeeld dat arm zijn in werelds minst welvarende landen geassocieerd kan worden met ondervoeding en ondergewicht. Echter, arm zijn in een gemiddeld en hoog inkomen land wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op obesitas. Welke landen behoren tot de gemiddelde en hoog inkomen landen? Zijn dit dan automatisch ook landen met een westerse economie? Daarentegen zijn er ook onderzoeken die duidelijk beschrijven wanneer een land tot de westerse samenleving behoort. McLaren (2007) categoriseert met behulp van de Human Development Index (HDI) of een land hoog, gemiddeld of laag ontwikkeld is. Dit wordt gedaan aan de hand van levensverwachting, educatie, de competenties lezen en schrijven en het Gross Domestic Product (totale economische output van een land). Noorwegen, Engeland en Duitsland zijn voorbeelden van landen met een hoge HDI-status. Landen met een hoge HDI-status behoren dus tot de westerse economie. Een tweede beperking van dit onderzoek is dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen rassen, nationaliteiten en leeftijd. Het zou kunnen dat blanken gevoeliger zijn voor de ontwikkeling van obesitas dan zwarte volwassenen of dat de economie in de Verenigde Staten een andere invloed heeft op obesitas dan in Nederland. Ook zouden adolescenten gevoeliger kunnen zijn voor ontwikkeling van obesitas dan ouderen. Uit het onderzoek van Friestad, Pirkis, Biehl en Irwin (2003) komt bijvoorbeeld naar voren dat er geen significant verband -voor zowel vrouwen als mannen- bestaat tussen Noren met overgewicht en 17 SES. In hetzelfde onderzoek wordt gerapporteerd dat er wel een relatie bestaat tussen Amerikanen en overgewicht. Een derde beperking die hierop aansluit is dat in dit onderzoek alleen gebruik is gemaakt van Engels- en Nederlandstalige bronnen. Hierdoor is er niet de mogelijkheid geweest om veel verschillende westerse landen met elkaar te vergelijken. Een beter inzicht van de westerse economie op obesitas is verkrijgbaar door de resultaten uit veel verschillende westerse landen met elkaar te vergelijken. Een vierde beperking van dit onderzoek is dat deze beschrijvend van aard is. Er is niet gerekend met data van andere studies, er is dus geen meta-analyse uitgevoerd. Ook wordt vaak beschreven dat een samenhang/relatie positief of negatief is. Maar hoe sterk of zwak deze samenhang is wordt vaak niet aangeven waardoor een vertekend beeld kan ontstaan. Ook is het regelmatig onduidelijk of het verband causaal is of dat er een correlatie tussen beide factoren bestaat. Daarnaast wordt er geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen onderzoeken, ze wegen allemaal even zwaar mee. Als laatste beperking worden ook de verschillende factoren niet goed gecategoriseerd. Wat wordt er verstaan onder een lage en hoge beroepsstatus? Wanneer kunnen we spreken over een hoog inkomen en wanneer over een laag inkomen? Voor vervolg onderzoek is het aan te raden gegevens te verzamelen en te analyseren uit veel verschillende westerse landen. Hierdoor ontstaat een beter beeld van de westerse samenleving en kan de invloed van de westerse economie op de ontwikkeling obesitas dus ook beter beschreven worden. Daarnaast is in dit onderzoek gekozen om de factoren, SES, vrouwen participatie op de arbeidsmarkt en voedselprijs te analyseren. In een vervolg onderzoek is het interessant om daarnaast ook andere factoren te onderzoeken die de westerse economie weer kunnen geven. Hierdoor wordt er een breder beeld gecreëerd en wordt het inzicht in de westerse economie beter. Ook de verschillende factoren zouden in het vervolg beter geclassificeerd moeten worden. De beroepen zouden bijvoorbeeld aan de hand van een puntschaal afkomstig van het CBS, geclassificeerd kunnen worden (www.CBS.nl). Zoals net al beschreven is in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen rassen, nationaliteiten en leeftijd. Dit zijn factoren die een grote invloed uit kunnen oefenen op de ontwikkeling van obesitas. Het is verstandig om in verder onderzoek deze factoren in de analyses op te nemen. 18 6. Conclusie De afgelopen jaren is in de westerse wereld de economie gegroeid, de productiekosten en productietijd zijn aanzienlijk verlaagd. Dit resulteert in een toenemende welvaart en dit stimuleert weer de groei van obesitas. Wat is nu de invloed van de westerse economie op de ontwikkeling van obesitas? 1. Wat is de invloed van sociaal economische status op de ontwikkeling van obesitas? Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dan SES negatief samenhangt met gewichtsproblemen bij volwassenen in de westerse samenleving. Er zijn echter meer en sterkere significante relaties gevonden voor vrouwen dan voor mannen. Daarnaast blijkt bij een verschuiving van een hoge naar een gemiddelde HDI-status en van een gemiddelde naar een lange HDI-status de proportie positieve samenhang te stijgen. De proportie negatieve samenhang daalt daarentegen. Dit patroon is voor zowel mannen als vrouwen significant. SES kan onderverdeeld worden in de factoren, beroepsstatus, educatieniveau en inkomen. Aan de hand van de resultaten van verschillende onderzoeken kan geconcludeerd worden dat de factoren beroepsstatus en educatieniveau een negatieve relatie vertonen met obesitas. Ook hier zijn er weer duidelijk meer significante relaties aangetoond voor vrouwen dan voor mannen. Daarnaast blijkt de beroepsstatus van de man te dalen als het lichaamsgewicht van zijn vrouw stijgt. Over de invloed van het inkomen op de ontwikkeling van obesitas kan weinig gezegd worden, er worden namelijk tegenstrijdige effecten gevonden. 2. Wat is de relatie tussen participerende vrouwen op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van obesitas? Er kan geconcludeerd worden dat er een positieve relatie bestaat tussen deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt en calorie-inname voor de gehele populatie. Voor de vrouw als individu heeft overgewicht en obesitas ook een negatief effect. Het is bewezen dat bij een toename in gewicht het salaris daalt. Dit geldt echter alleen voor vrouwen die werken binnen de particuliere sector. Daarnaast werken vrouwen met overgewicht minder productief, zijn ze vaker afwezig als gevolg van ziekte en daalt de arbeidsstatus. Er zijn echter ook bewijzen gevonden dat de toename in eetgedrag niet de arbeidsparticipatie van vrouwen reflecteert maar de technologische innovaties. Moeders die actief participeren op de arbeidsmarkt vergroten de waarschijnlijkheid dat 19 hun kinderen overgewicht of obesitas ontwikkelen. Er kan geconcludeerd worden dat er een positieve samenhang bestaat tussen het aantal uur dat een moeder werkt en de waarschijnlijkheid dat een kind overgewicht heeft of ontwikkeld. 3. Wat is de inlvoed van de voedselprijs op de ontwikkeling van obesitas? Een belangrijke oorzaak van de obesitas epidemie in de Verenigde Staten is een geringe prijs en consumptie-elasticiteit. Daarnaast wordt geconcludeerd dat relatief lage voedselprijzen resulteren in een verhoogde calorie-inname en uiteindelijk dus in een gewichtstoename. Het is daarnaast onwaarschijnlijk dat de inkomenselasticiteit in dezelfde mate stijgt als de relatieve inkomensveranderingen. Er kan dus geconcludeerd worden dat gewicht toeneemt voor alle inkomstengroepen, wanneer het inkomen stijgt. Echter, gewichtstoename gaat sneller bij individuen met een laag inkomen. Al met al kan gezegd worden dat de westere economie een grote rol speelt bij de ontwikkeling van obesitas. Een lage SES (beroepsstatus en educatieniveau), vrouwen participatie op de arbeidsmarkt, een geringe prijs en consumptie elasticiteit en relatief lage voedselprijzen vergroten de kans op de ontwikkeling van obesitas. 20 7. Literatuurlijst Adler, N.E., & Ostrove, J.M. (1999). Socioeconomic status and health: what we know and what we don’t. Annals of the New York Academy of Sciences, 896, 3-15. Allison, D.B., Fontaine, K.R., Manson, J.E., Stevens, J., VanItallie, T.B. (1999). Annual deaths attributable to obesity in the United States. Journal of the American Medical Association, 282(16), 1530-1538. Anderson, P., & Butcher, K. (2006). Childhood obesity: Trends and potential causes. The Future of Children, 16(1), 19-45. Anderson, P. M., Butcher, K. F., & Levine, P. B. (2003). Maternal employment and overweight children. Journal of Health Economics, 22(5), 477-504. Asfaw, A. (2007). Do government food price policies affect the prevalence of obesity? Empirical Evidence from Egypt. World Development, 35(4), 687-701. Ball, K., & Crawford, D. (2005). Socioeconomic status and weight change in adults: A review. Social Science and Medicine, 60, 1987–2010. Barbarin, O., Bryant, D., McCandies, T., Burchinal, M., Early, D., Clifford, R., Pianta, R., & Howes, C. (2006). The relation of family life, neighborhood quality, and socioeconomic resources to early competence. American Journal of Orthopsychiatry, 76(2), 265-276. Bleich, S., Cutler, D., Murray, C. & Adams, A. (2008). Why is the developed world obese? Annual Review Public Health, 29, 273-295. Burkhauser, R. V., & Cawley, J. (2008). Beyond BMI: The value of more accurate measures of fatness and obesity in social science research. Journal of Health Economics, 27(2), 519529. Cawley, J. (2004). The impact of obesity on wages. Journal of Human Resources, 39(2), 451-475. Chang, V.W., Lauderdale, D.S. (2005). Income disparities in body mass index and obesity in the United States. Archives of Internal Medicine, 165(18), 2122-2128. Conly, D., & Glauber, R. (2006). Gender, body mass and economic status: New evidence from the PSID . Advances in Health Economics and Health Services Researc, 17, 255-280. Crosnoe, R. (2007). Gender, obesity, and education. Sociology of Education, 80(3), 241-260. Cutler, D., Gleaser, E. & Shapiro, J. (2003). Why have Americans become more obese? Journal of Economic Perspectives, 17(3), 93-118. Culyer, A.J., & Newhouse, J.P. (2000). Handbook of Health Economics. Amsterdam: Elsevier. 21 Everson, S. A., Maty, S. C., Lynch, J. W., & Kaplan, G. A. (2002). Epidemiologic evidence for the relation between socioeconomic status and depression, obesity, and diabetes. Journal of Psychosomatic Research, 53, 891-895. Fairburn, C.G. & Brownell, K.D. (2002). Eating disorders and obesity: a comprehensive handbook. New York: The Guilford Press. Friestad, C., Pirkis, J., Biehl, M., & Irwin, C.E., (2003). Socioeconomic patterning of smoking, sedentary lifestyle, and overweight status among adolescents in Norway and the United States. Journal of Adolescent Health, 33(4), 275-278. Grabner, M. (2009). BMI trends, socio-economic status, and the choice of dataset. Greve, J. (2008). Obesity and labor market outcomes in Denmark. Economics & Human Biology, 6(3), 350-362. Hossain, P., Kawar, B., & El Nahas M. (2007). Obesity and diabetes in the developing world — A growing challenge. The new England journal of Medicine, 356(3), 213-215. Hsu, L.K.G. (1989). The gender gap in eating disorders: Why are the eating disorders more common among women? Clinical Psychology Review, 9(3), 393-407. Lahteenkorva, S.S., & Lahelma, E. (1999). The association of body mass index with social and economic disadvantage. International Journal of Epidemioloy, 28(3), 445-449. Liu E., Hsiao, C., Matsumoto, T., & Chou, S. (2009). Maternal full-time employment and overweight children: Parametric, semi-parametric, and non-parametric assessment. Journal of Econometrics, 152(1), 61-69. McLaren, L. (2007). Socioeconomic status and obesity. Epidemiologic Reviews, 29(1), 29-48. Philipson, T.J., & Posner, R.A. (2003). The long-run growth in obesity as a function of technological change. Perspectives in Biology and Medicine, 46(3), 87-107. Rippe, J.M., Crossley, S., & Ringer, R. (1998). Obesity as a chronic disease: Modern medical and lifestyle management. Journal of the American Dietetic Association, 98(.), 9-15. Schroeter, C., Lusk, J., & Wallace, T. (2008). Determining the impact of food price and income changes on body weight. Journal of Health Economics, 27(1), 45-68. Seidell, J.C., de Beer, J.J.A., Kuipers, T. (2008). VOOR DE PRAKTIJK - Richtlijn 'Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen'. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde, 152 (38), 2071-2076. Seidell, J.C., Flegal, K.M. (1997). Assessing obesity: classification and epidemiology. The British Medical Bulletin, 53(2), 238-252. Stewart, H., Blisard, N., Bhuyan, S., & Nayga, R.M. (2004, January). Demand for food away from 22 home: full-service or fastfood? U.S. Department of Agriculture, Economic Research Service. Verkregen op Oktober 18, 2005, via http://www,ers.usda,gov/publications/aer829/aer829.pdf Wardle, J., Griffith, J. (2001). Socio-economic status and weight control practices in British adults. Journal of Epidemiology and Community Health, 55(3), 185-190. Wardle, J., Waller, J., & Jarvis, M.J. (2002). Sex differences in the association of socioeconomic status with obesity. American Journal of Public Health, 92(8), 1299-1304. Zhang, Q., & Wang, Y. (2004). Socioeconomic inequality of obesity in the United States: do gender, age, and ethnicity matter? Social Science & Medicine, 58(6), 1171-1180. 23