TRANSITIE JEUGDZORG: AANZET VOOR SAMENWERKING IN DE REGIO ZUIDKENNEMERLAND “Samenwerking als weloverwogen keuze om iets specifieks en concreets te bereiken” Prof. Dr. Patrick Kenis, Antwerp Management School 1. Inleiding Zoals toegezegd in het portefeuillehouderoverleg van februari 2012 treft u hierbij een voorstel aan voor de wijze waarop de regiogemeenten van Zuid-Kennemerland kunnen samenwerken op het gebied van de decentralisatie van de jeugdzorg. 2. Decentralisatie van de jeugdzorg: de opgave Er komt een nieuw stelsel voor de zorg voor jeugd. Het kabinet is van plan om per 2015 alle ondersteuning en zorg voor jeugd onder te brengen bij gemeenten. De transitie moet een eind maken aan een aantal tekortkomingen in de huidige jeugdzorg. Tekortkomingen die geconstateerd worden zijn het te laat signaleren, niet snel genoeg handelen en het handelen sluit niet altijd goed aan bij wat kinderen, jongeren en hun opvoeders nodig hebben. Daarnaast is het speelveld te vol en te versnipperd; als gevolg daarvan zijn er veel problemen rond afstemming en aansluiting. Tegelijkertijd is een stevige groei te zien van het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van een vorm van zorg. Te veel gewone problemen zijn grootschalige zorgproblemen geworden. Dit is zichtbaar in het relatief hoge gebruik van specialistische hulp en zorg, maar ook in deelname aan speciaal onderwijs of leerwegondersteunend of praktijk onderwijs. Verwacht wordt dat het decentraliseren van jeugdzorgtaken gemeenten beter in staat stelt samenhangend beleid te ontwikkelen om kwetsbare groepen deel te laten nemen aan de samenleving. Gemeenten worden in de komende jaren verantwoordelijk voor: de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg de jeugdzorg Plus (gesloten jeugdzorg) geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ) zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-LVB) jeugdbescherming jeugdreclassering Algemeen Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Kindertelefoon De vernieuwing van de jeugdzorg staat niet op zichzelf, maar hangt samen met andere beleidsplannen van het kabinet: de overheveling van begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning het wetsvoorstel werken naar vermogen, onder andere de aanpassing van de Wet werk en bijstand de maatregelen rondom het passend onderwijs Al deze verschuivingen van taken naar de gemeenten gaan gepaard met forse bezuinigingen. Bij de gemeenten ligt de uitdaging om met minder geld betere zorg te bieden. Om dit te bereiken is een overheveling van de jeugdzorg in de huidige vorm geen optie. We moeten vernieuwen, creatieve verbindingen aangaan en nieuwe krachten aanboren waaronder zeker ook de krachten van onze bewoners. Tevens zal waar mogelijk de verbinding worden gezocht met de andere decentralisaties. 3. Lokale verantwoordelijkheden en regionale samenwerking Uitgangspunt in de transitie jeugdzorg is dat verantwoordelijkheden en budgetten zo lokaal mogelijk, dus bij alle - ook kleine - gemeenten, belegd worden. De gedachte hierachter is dat alleen daar versterking van de directe leefomgeving van jeugdigen en gezinnen kan worden gerealiseerd. Op dat niveau kunnen gemeenten de ondersteuning verknopen met aanpalend beleid (onderwijs, welzijn, arbeid, etcetera) en 1 kan maatwerk in de directe omgeving worden gerealiseerd. De uitdaging van de decentralisatie van de jeugdzorg is de lokale aansluiting zo optimaal mogelijk te realiseren. En ervoor te zorgen dat het lokale preventieve aanbod wordt versterkt. Het rijk heeft daarom de CJG’s benoemd als front-offices voor de jeugdzorg. De lokale invulling laat onverlet dat er in het proces om te komen tot de uitvoering van de jeugdzorgtaken onderdelen zijn waarop het een meerwaarde heeft als gemeenten (regionaal) samenwerken. Die meerwaarde is met name gelegen in het realiseren van doelmatiger zorg voor de burger. In deze notitie wordt ervan uitgegaan dat de (zorg)vraag van de jongere en zijn ouders/hetgezin het centrale uitgangspunt is. Er wordt vanuit de zorgvraag gekeken naar de organisatie van het zorgaanbod en niet omgekeerd. Tevens dient vanuit de zorgvraag te worden gezocht naar de juiste schaalgrootte van samenwerking. Daarnaast wordt met regionale samenwerking beoogd het proces om te komen tot invulling van de nieuwe taken effectiever te laten verlopen door een bundeling van krachten/expertise. Tevens ligt het in de rede dat er op onderdelen efficiencyvoordelen te behalen zijn als regionaal wordt samengewerkt. Bijvoorbeeld bij de mogelijke inkoop van zorg. Naast de onderdelen waarop regionale samenwerking een meerwaarde kan bieden, is voor wat betreft de decentralisatie van de jeugdzorg met betrekking tot de jeugdbescherming en de jeugdreclassering sprake van een verplichte bovenlokale samenwerking. Het is in eerste instantie aan gemeenten om te bepalen op welke schaalgrootte zij de uitvoering bovenlokaal gaan organiseren. De afspraken met betrekking tot de jeugdbescherming en jeugdreclassering moeten uiterlijk 1 januari 2014 gereed zijn. Resumerend zijn er in het proces om de decentralisatie van de jeugdzorg vorm te geven zaken die lokaal zullen worden opgepakt. Daarnaast zijn er taken waarbij gemeenten - vanuit het belang van de burger en/of vanuit efficiency-overwegingen - gezamenlijk kunnen optrekken. En tot slot zijn er onderdelen waarop de gemeenten bovenlokaal moeten samenwerken. Om regionale samenwerking succesvol te laten verlopen, is het van belang dat de regiogemeenten overeenstemming hebben over de uitgangspunten die gelden bij de transitie van de jeugdzorg. In de volgende paragraaf formuleren we hiervoor 4 uitgangspunten. Vervolgens geven we schematisch weer voor welke onderdelen en op welke wijze de regionale samenwerking vorm gegegen kan worden. 4. Gedeelde uitgangspunten bij de transitie van de jeugdzorg De gemeenten in Zuid Kennemerland formuleren hier vier algemene inhoudelijke uitgangspunten die leidend zijn in de transitie jeugdzorg. De uitgangspunten worden hier kort beschreven. Nadere concretisering van deze uitgangspunten maakt onderdeel uit van de lokale plannen van aanpak. Kracht van ouders, jongeren en hun sociale omgeving als basis Het is normaal om vragen over opvoeden en opgroeien te hebben. Veel ouders en jongeren vinden antwoorden bij buren, vrienden, kennissen of familie. De kracht van ouders en hun sociale omgeving wordt echter nog onvoldoende benut. Er wordt (te) snel doorverwezen naar professionele instellingen. Dit betekent voor de uitgangspunten twee dingen: De eigen kracht van ouders en hun sociale omgeving vormt de basis bij het vinden van antwoorden op voor opvoed- en opgroeivragen. Soms is de (tijdige en tijdelijke) inzet van professionele hulp nodig om jeugdigen en ouders verder te helpen. Tijdens de inzet van deze hulp wordt altijd nagegaan of, hoe en wanneer het sociale netwerk betrokken kan worden en hoe dit kan bijdragen aan het sneller verantwoord afbouwen van de professionele hulp. Ondersteunen in plaats van overnemen Ouders en jongeren hebben de regie over de steun en of hulp die hen geboden wordt. Professionals nemen hun vragen als uitgangspunt en sluiten aan bij de manier waarop ouders en jeugdigen zelf hun situatie beleven. Samen wordt gezocht naar antwoorden. Dit betekent: Bij (relatief eenvoudige vragen) kunnen ouders op basis van objectieve informatie zelf kiezen uit mogelijke (be)handelingsalternatieven. De hulpverlener analyseert met de ouder/jeugdigen de vraag en biedt vervolgens geen conclusies maar informeert over de mogelijkheden, ondersteunt eventueel bij het keuzeproces en maakt gevolgen van keuzen inzichtelijk. 2 Voor ingewikkeldere gevallen kan worden gewerkt volgens het Wrap Around Care model. Er wordt een ad hoc probleem/vraaggestuurd netwerk opgericht (professionals en sociale omgeving) waarin de ouder en/of jongere (al dan niet met steun van een generalist) de regie heeft. Samen wordt één plan gemaakt waar nodig worden specialistische diensten ingekocht, specialisten zijn dienstbaar en oproepbaar. Dit betekent dat er geen casuïstiek overleggen meer zijn waar ouders niet aan deelnemen tenzij aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is omdat de veiligheid in het geding is. Er wordt met en rondom het gezin gewerkt. Hulp inzetten in de directe leefomgeving Hulp en ondersteuning moeten zoveel mogelijk in de directe omgeving van ouders, kinderen en jongeren ingezet worden. Dus bijvoorbeeld in het gezin, op scholen, op kinderdagverblijven en in peuterspeelzalen, in buurthuizen en in het CJG. Zo kan het beste worden aangesloten bij de leefomgeving van kind en gezin. Dat geldt ook voor specialistische vormen van zorg/jeugdzorg. Professionals in de directe omgeving van kind en gezin - zoals een leraar of leidster van een kinderdagverblijf - moeten worden ondersteund in het vinden van oplossingen dichtbij en in het zelf bieden van de juiste steun en stimulans aan een kind in zijn of haar omgeving. Dit betekent: Dat er meer outreachend gewerkt moet worden zowel in de lichtere ondersteuning als in de meer specialistische zorg. Dat er in de directe omgeving van kinderen (bijvoorbeeld door leerkrachten en leidsters op de kinderopvang) niet alleen goed gesignaleerd en verwezen wordt maar dat de beroepskrachten ook handvaten aangereikt krijgen om kinderen op school of in de groep te steunen en stimuleren. Snelheid, minder schakels, minder gezichten Als een hulpvraag de mogelijkheden van professionals in de directe omgeving overstijgt, moeten zij snel een intensievere vorm van hulp kunnen inroepen. Er moet hierbij gekeken worden naar het totale beeld van het gezin, zodat hulp zoveel mogelijk in samenhang aangeboden kan worden en zo min mogelijk verschillende hulpverleners ingezet worden in het gezin. De inschatting ‘aan de voorkant’ van wat nodig is, is een alternatief voor de huidige indicatie. Voor deze manier van werken is ruimte nodig voor instellingen en vertrouwen in de oordeelsvorming van professionals onderling, maar ook zijn heldere afspraken over financiering en verantwoording vereist. Dit betekent: Dat er in de directe omgeving van ouders goed opgeleide generalisten werken die een adequate inschatting van de vragen, problemen en veiligheid kunnen maken en op basis daarvan direct zelf (kortdurende) hulp kunnen verlenen of direct specialistische hulp in kunnen schakelen. Dat deze generalisten niet alleen expertise hebben op het gebied van jeugd- en opvoedhulp, maar ook op het gebied van volwassenenzorg, werk en inkomen en huisvesting of deze expertise snel kunnen inschakelen (bijvoorbeeld in de vorm van expertiseteam/consultatieteam dat werkt vanuit het CJG). De inschatting van professionals kan ook zijn dat hulp (tijdelijk) buiten de opvoedcontext gewenst of nodig is. In deze situatie kan gebruik worden gemaakt van (zeer) gespecialiseerde jeugdzorg- of onderwijsinstellingen. Wanneer de veiligheid van een kind in het geding is, moet direct worden gehandeld. 5. Schematisch overzicht mogelijkheden van regionaal samenwerken Onderstaand overzicht neemt de in paragraaf 4 genoemde uitgangspunten en de vraag van burgers als startpunt en geeft dan voor de transitie aan op welke punten samenwerking meerwaarde kan hebben en in welke vorm. Gezin ondervindt steun in de eigen sociale omgeving. Het is makkelijk en normaal om te praten en vragen te stellen over opvoeden en opgroeien. Er is bereidheid elkaar te helpen Wat kan lokaal worden gerealiseerd? Op welke wijze kan hierbij regionaal worden samengewerkt? Faciliteren van actief burgerschap, pedagogische civil society Dit onderdeel dient lokaal ingevuld te worden. De samenwerking kan voor dit onderdeel vorm worden gegeven via het uitwisselen van ideeën en informatie. 3 Ouders en jeugdigen vinden makkelijk en naar tevredenheid antwoorden op vragen op het gebied van zwangerschap, geboorte, gezondheid, ontwikkeling, opvoeden en opgroeien Wat kan lokaal worden gerealiseerd? Op welke wijze kan hierbij regionaal worden samengewerkt? Steunen en versterken professionals en vrijwilligers in directe omgeving ouders en jeugdigen (vanuit CJG) Reailiseren en inrichten van een CJG als herkenbare, laagdrempelige plek voor ouders/verzorgers waar professionals naast ouders en jeugdigen staan in het zoeken naar antwoorden. Het inrichten van het CJG op dit onderdeel dient lokaal/per gemeente te worden opgepakt. De laagdrempeligheid en toegankelijkheid van het CJG staat hierbij voorop. De samenwerking kan vorm gegeven worden via het uitwisselen van ideeën. Tevens kan waar zinvol sprake zijn van gezamenlijke programmering en inkoop van evidence based programma’s (om kosten te besparen en/of kwaliteit te vergroten). Gezamenlijk kan door de regiogemeenten worden ingezet op het streven naar een cultuurverandering bij regionale instellingen (opdat professionals meer gaan ondersteunen in plaats van overnemen). Gezamenlijk kan door de regiogemeenten worden ingezet op het versterken van professionals in de directe leefomgeving van ouders en jeugdigen. Gezamenlijk kan uitvoering worden gegeven aan het door de provincie gesubsidieerde project “Nazorg jeugdigen” * Gezamenlijk kan worden onderzocht op welke wijze nog meer kan worden ingezet op preventie (o.a. het Finse model). Wanneer nodig wordt snel (specialistische) hulp ingezet in de eigen omgeving, ouders en jeugdigen blijven regie houden en gaan zo snel mogelijk weer op eigen kracht verder Wat kan lokaal worden gerealiseerd? Op welke wijze kan hierbij regionaal worden samengewerkt? Versterken signaleren en handelen in directe leefomgeving. Het CJG laten werken via een ‘CJG generalisten team’/front-office dat/die samen met het gezin goed vragen/problemen kan verhelderen, veiligheid en risico’s kan inschatten, zelf direct hulp/steun kunnen bieden of kan inschakelen. Regiogemeenten kunnen gezamenlijk het gesprek voeren wanneer het om regionaal werkende organisaties gaat. Regiogemeenten kunnen mens- en denkkracht bundelen bij het (verder) ontwikkelen van een ‘CJG generalisten team’/de frontoffice. Gezamenlijk kunnen scholingsprogramma’s worden opgezet en uitgevoerd. Gezamenlijk kan uitvoering worden gegeven aan het door de provicie gesubsidieerde project “Versterken CJG’s: eigen-kracht methode en wrap-around methodiek” *. Gezamenlijk kan uitvoering worden gegeven aan het door de provincie gesubsidieerde project “Structurele werkwijze bemoeizorg jeugd” *. Gezamenlijk kan worden onderzocht of een expertise team dat ingevlogen kan worden voor advies en consult kan worden opgezet. Goede toegang tot specialistische hulp/jeugdzorg Wat kan lokaal worden gerealiseerd? In kaart brengen van het aanbod, de aanbieders en de vraag naar gespecialiseerde zorg/jeugdzorg. Invulling van de front-office (formatie, werkprocessen, ICT van het CJG). Plan van aanpak maken om goede toegankelijkheid van deze hulp te garanderen (subsidieren/inkopen/eigen bijdrage/pgb). Communicatie. 4 Op welke wijze kan regionaal worden samengewerkt? Gezamenlijk kan de huidige vraag naar (de verschillende onderdelen van) jeugdzorg in kaart worden gebracht en worden geinventariseerd welke inzet vereist is. Menskracht en denkracht kunnen worden gebundeld in het maken van een plan van aanpak voor de toekomstige subsidiering/inkoop van hulp en de toegang tot deze hulp. Gezamenlijk kan een analyse worden gemaakt van hoe en op welk schaalniveau het beste kan worden ingekocht/gesubsidieerd m.b.t. de verschillende onderdelen van de jeugdzorg. De invulling van (de front-office van) het CJG (formatie, werkprocessen, ICT) is een lokale aangelegenheid. De samenwerking kan vorm gegeven worden via het uitwisselen van ideeën. Gezamenlijk kan uitvoering worden gegeven aan het door de provicie gesubsidieerde project “Registratiesysteem CJG’s” *. Lokaal dient een communicatieplan te worden opgesteld. De samenwerking kan vorm gegeven worden via het uitwisselen van ideeën en het streven naar zoveel mogelijk uniforme berichtgeving. Tevens kan breed worden gecommuniceerd dat de regiogemeenten op het vlak van de decentralisatie van de jeugdzorg op onderdelen samen optrekken (conform onderhavig schema). Waarborgen veiligheid kinderen Wat kan lokaal worden gerealiseerd? Hierbij is sprake van verplichte bovenlokale samenwerking Analyseren welke inzet (wettelijk) noodzakelijk is om de veiligheid van kinderen optimaal te waarborgen. Gezamenlijk in kaart brengen van de huidige invulling van de jeugdbescherming, jeugdreclassering. Gezamenlijk een analyse maken hoe en op welk schaalniveau het best kan worden samengewerkt. Dit kan tevens worden toegepast met betrekking tot het AMK en de crisisdienst. * In het bovenstaande is enkele malen gewezen op door de provincie Noord-Holland gesubsidieerde projecten. Ter toelichting wordt opgemerkt dat aan de regio Zuid-Kennemerland de volgende subsidies zijn verstrekt: versterken preventief aanbod CJG’s: eigen kracht- en wrap-around methodiek: implementeren nieuwe structuur bemoeizorg project nazorg implementeren registratiesysteem CJG’s € 85.000 € 140.000 € 65.000 € 90.000 6. Schaalgrootte samenwerking Gedurende het jaar 2012 zal het transitieproces met name bestaan uit het versterken, c.q doorontwikkelen van de CJG’s. Hiernaast zal sprake zijn van inzet ten behoeve van het verzamelen van gegevens over het jeugdzorgaanbod, de aanbieders en de vraag. Voor wat betreft het streven om de CJG’s te versterken wordt op dit moment ambtelijk intensief samengewerkt door de gemeenten van Zuid-Kennemerland. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het reeds bestaande ambtelijk overleg jeugd Zuid-Kennemerland, dat op dit moment maandelijks bijeenkomt. Een deel van het overleg wordt gevoerd in aanwezigheid van de coördinatoren van de CJG’s. Ten behoeve van de versterking van de CJG’s wordt gebruik gemaakt van de hierboven genoemde door de provincie aan de regio Zuid-Kennemerland verstrekte subsidies. Op grond van het bovenstaande - en gelet op de complexiteit van het onderwerp - wordt voorgesteld de regionale samenwerking op dit moment te beperken tot de regio Zuid-Kennemerland. Dit laat onverlet dat in een later stadium van het transitieproces voor een andere schaalgrootte kan worden geopteerd. 5 Tevens wordt opgemerkt dat (nadere) regionale samenwerking betekent dat er vanuit wordt gegaan dat gemeenten op ambtelijk niveau hiervoor ruimte creëren. 7. Beslissing Het portefeuillehoudersoverleg heeft besloten dat de algemene uitgangspunten van paragraaf 4 regionaal gedeeld worden. Tevens geeft het portefeuillehoudersoverleg het ambtelijk overleg de opdracht de onderdelen waarop samenwerking kan plaatsvinden concreet uit te werken en te voorzien van een planning. Daarnaast is de opdracht gegeven een gezamenlijk communicatieplan (gericht op burgers, professionals en instellingen) te maken. 6