C1431 Cultuur.pmd - Management Executive

advertisement
O
Sturingsinstrumenten
voor de
manager
Maart 2002
rganisatie
I N S T R U M E N T E N
FILE: C1431
Cultuur: eerst
concreet maken,
dan veranderen
Drs. Titia Wijbenga*
Hoofdredactie:
prof. dr. A.J.
Cozijnsen
prof. dr. D. Keuning
prof. ir. drs.
W.J. Vrakking
Kluwer
Postbus 23, 7400 GA Deventer
Klantenservice:
Wat is het probleem?
Het is zo eenvoudig gezegd: we willen een andere organisatiecultuur, we moeten klantvriendelijker worden, of: twee culturen
moeten ‘naar elkaar toe groeien’. Maar wat betekent dat? Wat
vraagt dat van de organisatie, welke stappen zijn nodig en welke
consequenties heeft zo’n verandering?
De werkelijke betekenis en consequenties van een cultuurverandering worden in de praktijk door te veel managers zwaar
onderschat. Doelstellingen op dit vlak blijven vaak vage woorden,
open deuren of mooie intenties. Niet helemaal onbegrijpelijk
omdat ‘de cultuur’ een veelomvattend begrip is dat alle facetten
van een organisatie raakt. Dat maakt het lastig om een organisatiecultuur concreet en daardoor ook stuurbaar te maken. Maar zeker
niet onmogelijk.
Tel.: (0172) 46 68 28
e-mail: [email protected]
1
O rganisatie INSTRUMENTEN
KERNVRAGEN
● Hoe kan de organisatiecultuur concreet worden gemaakt?
● Waaraan moet aandacht worden besteed bij cultuurverandering?
● Hoe kan een cultuurverandering meetbaar worden gemaakt?
1. Wat is het instrument?
Schoep & Van der Toorn communicatieconsultants heeft een methode ontwikkeld om een
(huidige en gewenste) organisatiecultuur concreet te maken. Op basis van een duidelijke
visie op cultuur is de SvdT-Cultuurmeter (2000) ontwikkeld. Dit is een onderzoeksinstrument dat een cultuur analyseert en die cultuur vervolgens in praktische begrippen
vertaalt. Het leidt tot concrete aangrijpingspunten om een cultuurverandering in gang te
zetten.
2. Keuze voor dit instrument
Deze bijdrage geeft antwoord op de vraag waarom het voor het veranderen van een
organisatiecultuur belangrijk is om de bestaande en gewenste organisatiecultuur concreet
te maken. Er wordt ingegaan op de visie die ten grondslag ligt aan het ontwikkelen van
een meetinstrument en de manier waarop het is opgebouwd. Daarbij wordt niet
voorbijgegaan aan de andere belangrijke randvoorwaarden die nodig zijn als het gaat om
een complex proces als een cultuurverandering. Deze worden toegelicht door middel van
praktijkvoorbeelden.
3. Achtergrondinformatie
3.1 Wat is het belang van organisatiecultuur?
Iedereen kent wel een aantal van de bestaande definities van cultuur. Ik ga ze hier niet
opsommen en zeker geen nieuwe formuleren. Wel vind ik het van belang om een aantal
elementen te noemen die volgens ons centraal staan als het gaat om organisatiecultuur.
Zij vormen de basis voor het ontwikkelde meetinstrument.
Elementen van organisatiecultuur:
– gemeenschappelijk aanvaarde en gedeelde waarden, normen, denkbeelden en
gedragingen;
– die door de leden van de organisatie zijn aangeleerd en geïnternaliseerd;
– die veranderen onder invloed van interne en externe factoren;
– waarmee de organisatie zich onderscheidt van andere groepen.
Zoals cultuursocioloog Zijderveld (1990) benadrukt, gaat de overdracht van cultuur via
het proces van socialisatie of enculturatie. Dit vindt plaats door het aanbieden van
traditionele manieren van denken, voelen en doen die na verloop van tijd door de leden
van een groep worden geïnternaliseerd (eigengemaakt). Het resultaat van internalisatie is
een mentaliteit, persoonlijkheid en identiteit van een groep. Voor buitenstaanders is een
cultuur met name te herkennen aan een gedragsstijl.
2
Interne functie
Dat het ‘vastgrijpen’ van een cultuur zo lastig is, komt doordat de normen en waarden
meestal niet zijn vastgelegd, maar ‘gewoon’ vanuit de geschiedenis gegroeid zijn.
Werknemers – en vaak ook het management – zijn zich hiervan over het algemeen niet
bewust. Bovendien is er vooral in grotere organisaties al snel sprake van meerdere
subculturen.
De interne functie van een organisatiecultuur is van onschatbare waarde. De gemeenschappelijke en gedeelde waarden, normen en gedragingen vormen een belangrijk
kenmerk; dit geeft al aan dat cultuur een belangrijke bindende factor is. Veel managers
zijn op zoek naar manieren om medewerkers aan een organisatie en haar visie te binden.
Daarop wijzen uitspraken als ‘het creëren van een wij-gevoel’ en ‘alle neuzen in dezelfde
richting’. Zulke uitspraken zijn door het veelvuldige gebruik loze kreten geworden en
leiden inmiddels zowel bij professionals als bij medewerkers tot irritatie. Eigenlijk is
organisatiecultuur zelf ook zo’n begrip. Toch hebben managers nog steeds belang bij
datgene waar deze termen voor staan: gevoel van saamhorigheid en een basis voor
dezelfde manier van werken.
Dat betekent overigens niet dat managers per definitie blij zijn met een ‘sterke’
organisatiecultuur. Het gaat erom dat de inhoud van normen, waarden en gedrag aansluit
bij de ontwikkelde visie en strategie van de organisatie. Zodra de aard van de organisatiecultuur sterk afwijkt van wat nodig is en past bij het gewenste beleid, heeft het
management dus een probleem. Dat probleem wordt nog steeds in grote mate onderschat.
Het is bekend dat bijna vijfenzeventig procent van geplande organisatieveranderingen als
afslanking, Total Quality Management of reengineering, mislukt of ernstige problemen
oplevert (Cameron, 1997). Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat de belangrijkste
oorzaak hiervan is dat men vergeet om speciale aandacht te besteden aan het
meeveranderen van de cultuur.
Voorbeeld
Hoe vaak wil een organisatie tegenwoordig niet dat medewerkers meer eigen verantwoordelijkheid en initiatief nemen. Stel dat zo’n organisatie van oudsher gewend is om dit
alleen aan leidinggevenden over te laten. Van medewerkers werd juist verwacht dat ze
alleen doen wat is afgesproken en dit ter controle voorleggen aan hun manager. De
organisatieleden weten langzamerhand niet beter dan dat dit het enige werkende
mechanisme binnen hun organisatie is. Zeer waarschijnlijk heeft de organisatie ook
mensen aangetrokken die zich hier prettig bij voelen. De managementstijl die daarbij past
is gestoeld op directe sturing, op controle en het belonen van uitvoering volgens afspraak.
De manier van communiceren zal met name directief zijn en top down. Fouten maken is
uit den boze.
Een mentaliteit waarin medewerkers meer initiatief en eigen verantwoordelijkheid nemen
vereist echter bijna tegenovergestelde kenmerken. Men moet de vrijheid krijgen en willen
nemen om het werk volgens eigen inzichten in te richten. Medewerkers moeten bereid
zijn om mee te denken over nieuwe ideeën en methodes en ze zelfs al gaan verkennen.
Leidinggevenden dienen in staat te zijn om meer te delegeren en medewerkers te
coachen. Er is veel meer sprake van sturing op afstand. De communicatie zal logischerwijs veel meer interactief en horizontaal gericht zijn om met elkaar af te stemmen en om
het management van de voortgang op de hoogte te houden. Bovendien is het belangrijk
dat er een mentaliteit is waarin fouten maken binnen zekere grenzen mag en zelfs goed is
omdat ervan geleerd wordt.
3
O rganisatie INSTRUMENTEN
Dit voorbeeld illustreert hoe wezenlijk de verandering is die op zo’n moment van de
organisatie wordt verwacht. Je kunt rustig stellen dat de basis van de persoonlijkheid van
de organisatie wordt losgelaten. Om de impact hiervan te beseffen is het belangrijk er
achter te komen uit welke elementen de organisatiecultuur bestaat en dus welke facetten
van de organisatie zullen moeten meeveranderen. Juist daarom is het zo van belang om
het begrip organisatiecultuur en haar onderdelen concreet en dus meetbaar te maken. Pas
op die manier krijgt het management letterlijk handvatten om sturing te geven aan de
persoonlijkheid van de organisatie. Want cultuur is niet maakbaar, maar op hoofdlijnen
wel in een gewenste richting om te buigen. Later in dit artikel wordt besproken onder
welke voorwaarden dit mogelijk is.
3.2 Waaraan moet een meetinstrument voldoen?
Voordat Schoep & Van der Toorn ervoor koos om een eigen cultuurmodel en cultuurmeter te ontwikkelen is in de literatuur gezocht naar bruikbare modellen en bestaande
instrumenten. Wij beweren niet een uitputtend wetenschappelijk onderzoek te hebben
gedaan, maar van een serieuze literatuurverkenning was wel sprake. Deze verkenning
heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Hoewel wij veel interessante zienswijzen en
verklaringen zijn tegengekomen, vonden wij geen kant en klaar model dat aan onze
criteria voldoet. Wij liepen bijvoorbeeld tegen de volgende beperkingen op:
●
●
●
De visie op cultuur als basis voor een onderzoeksmethode was naar onze mening te
beperkt. Hierna zullen wij toelichten dat ons cultuurmodel zeven organisatieelementen onderscheidt. Door deze zeven elementen concreet te maken kan een
organisatie grip krijgen op haar cultuur. Tijdens onze verkenning zijn we alle zeven
tegengekomen, maar nooit in één en hetzelfde model of meetinstrument.
Vragenlijsten leiden niet tot concrete cultuurelementen. Wat wij nodig hadden is een
meetinstrument dat cultuur ontrafelt in concrete (en dus stuurbare) elementen. Wat we
onder andere tegen kwamen bij het model van de Concurrerende waarden van Quinn
(1982) was een lijst met stellingen waarin per stelling meerdere elementen geclusterd
zijn, in plaats van dat de elementen van elkaar gescheiden waren.
Doel van het instrument was niet gericht op het bieden van handvatten om cultuur in
een andere richting te sturen. Vanuit die optiek viel een aantal methoden af,
bijvoorbeeld methoden met de doelstelling om een organisatie onder één noemer te
kunnen plaatsen (uitkomst is dan bijvoorbeeld dat een organisatie een typische
‘familiecultuur’ of ‘ondersteunende cultuur’ heeft). Een ander voorbeeld is het
Berenschot 7-krachtenmodel (1988). Dit model heeft weliswaar een meer p
ragmatische, toegepaste doelstelling, maar is gericht op de voorwaarden voor het
veranderingsproces in plaats van het analyseren van de inhoud van de cultuur.
4. Het Schoep & Van der Toorn Cultuurmodel
Ondanks het feit dat we er uiteindelijk voor gekozen hebben om een eigen model te
ontwikkelen, hebben we het wiel niet volledig opnieuw uitgevonden. We hebben wel
degelijk sterke punten van modellen en literatuur benut en dit gecombineerd met onze
eigen praktijkervaring. Het resultaat wordt in deze paragraaf belicht.
4
Omgeving
Kenmerken organisatie
Organisatiestructuur
Organisatieleden
Organisatiebeleid
ORGANISATIECULTUUR
Stijl van
leidinggeven
Communicatie
Figuur 1. SvdT-Cultuurmodel (2000)
In figuur 1 is het geconstrueerde model afgebeeld. Hier is te zien dat een organisatiecultuur is uitgesplitst in zeven organisatie-eigenschappen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Organisatiebeleid
Organisatiestructuur
Leiderschapsstijl
Communicatie
Organisatieleden
Algemene organisatiekenmerken
Omgeving
Kader
Kader
Linking pin
Interactie
Interactie
Context
Context
Uitgangspunt van het model is dat wanneer een organisatie goed zicht heeft op deze
eigenschappen, zij ook haar cultuur concreet kan benoemen. Van de zeven genoemde
eigenschappen zijn de eerste twee, organisatiebeleid en organisatiestructuur, typische
‘harde’ eigenschappen die de kaders van een organisatie bepalen. Nummer vier en vijf,
communicatie en organisatieleden, zijn meer ‘zachte’ eigenschappen die iets zeggen over
de interactie tussen de mensen; de manier waarop men met elkaar omgaat. De
leiderschapsstijl kan gezien worden als de linking pin tussen de kaders en de interactie.
Daarnaast spreekt het voor zich om bij de analyse van een cultuur de algemene
kenmerken van de organisatie in kaart te brengen en deze in relatie te zien tot haar
omgeving. Deze eigenschappen bepalen de context waarbinnen de organisatie haar
cultuur vormgeeft.
5
O rganisatie INSTRUMENTEN
We spreken overigens bewust van organisatiecultuur. Dit model is zowel toepasbaar op
bedrijven als op non-profitorganisaties. Bij elke opdrachtgever wordt overigens kritisch
gekeken welke uitwerkingen in het model en in de Cultuurmeter eventueel niet van
toepassing zijn. Dat illustreert dan ook de pragmatische manier waarop wij als adviseurs
met een model of meetinstrument willen omgaan. Het is wat ons betreft geen starre
methode die altijd moet passen. Hoewel meer dan negentig procent bruikbaar zal zijn
voor alle organisaties blijven we alert op praktische toepasbaarheid. Het model
garandeert daarbij dat we alle belangrijke vragen stellen. Het model is overigens zowel
bruikbaar bij het meten van de huidige cultuur als bij het ontwikkelen van een nieuwe
gewenste cultuur.
4.1 Cultuurelementen geconcretiseerd
Bij elk cultuurelement hebben we ons afgevraagd uit welke onderdelen het bestaat of met
welke het samenhangt. Daarbij hebben we ons beperkt tot de belangrijkste. Deze
uiteenrafeling is de basis geworden van de stellingenlijst van de cultuurmeter. De lijst
met stellingen wordt in dit artikel overigens slechts gedeeltelijk besproken.
4.1.1 Organisatiebeleid
‘Waarop word je nu eigenlijk écht afgerekend in jouw organisatie?’
In het beleid zijn keuzes gemaakt voor de belangrijkste doelstellingen van de organisatie
en de strategie om deze doelen te halen. Het beleid geeft daarmee richting aan datgene
wat de organisatie op dat moment het meest belangrijk vindt. Analyse van het beleid
geeft bijvoorbeeld de mate aan waarin de organisatie naar buiten (politieke omgeving,
markt, concurrenten) is gericht of dat het accent meer op de interne organisatie, de
mensen, productontwikkeling of het waarborgen van kwaliteit ligt.
Bovendien biedt het beleid de kaders voor de resultaten waarop medewerkers worden
afgerekend. Het is daarbij interessant om te toetsen in hoeverre men wordt afgerekend op
resultaten en of het beloningssysteem hierop aansluit.
Ook voor het formuleren van een nieuwe, gewenste cultuur is het organisatiebeleid een
belangrijk uitgangspunt. Hoe moet onze organisatie eruit zien om in de toekomst zeer
succesvol te zijn? Op welke terreinen willen wij graag voorop lopen? Welke eisen zullen
onze klanten in de toekomst aan ons stellen? In hoeverre is het nodig om en durven we
risico’s te nemen? Door dit soort vragen te stellen kom je niet alleen tot nieuwe
strategische uitgangspunten, maar ook tot normen en waarden die daar bij horen. Als een
organisatie ervoor kiest om risico’s te nemen door innovatief te zijn en voorop te lopen
met nieuwe producten, hoort daar logischerwijs ook een bepaald gedrag bij. Bijvoorbeeld:
‘veel initiatief nemen’, ‘ideeën genereren en uitwerken’, ‘fouten durven maken, maar ook
mogen maken want daar leren we van’.
6
Organisatiebeleid – kadereigenschap
In het cultuurmodel is organisatiebeleid als één van de twee kadereigenschappen van cultuur
benoemd. Daarmee bedoelen we dat het beleid kaderscheppend is voor een organisatiecultuur. Denk
maar aan de stijl van leidinggeven of het sturen op resultaten. In het model is organisatiebeleid onder
meer uitgesplitst in de volgende concrete aspecten:
– focus van organisatiedoelstellingen;
– mate van het nemen van risico’s;
– mate van resultaatgerichtheid;
– focus op de klant;
– focus op interne organisatie;
– aard beloningssysteem.
In de cultuurmeter vragen we bijvoorbeeld naar de mening van organisatieleden met betrekking tot
de vraag in hoeverre de organisatie de klant centraal stelt:
‘Het management vindt de tevredenheid van de klanten belangrijk’ of
‘Wij doen veel moeite om in te spelen op de behoefte van de klant’.
Ander aspecten, zoals de aard van het beloningssysteem, lenen zich weer meer voor feitelijke
aanvulling via P&O, in plaats van het vragen naar de beleving van medewerkers via de stellingen.
4.1.2 Organisatiestructuur
‘Wie heeft eigenlijk écht de meeste macht in jouw organisatie?’
Een tweede cultuurelement is de organisatiestructuur. De structuur is inherent aan het
aantal lagen van een organisatie, maar ook aan de positieverdeling en daarin de machtsen invloedsverdeling tussen de leden. Sleutelbegrippen zijn de mate van delegatie en
decentralisatie, hiërarchie, het mechanisme van aansturing en coördinatie. Ook de
communicatiestructuur speelt een centrale rol. De cultuur is bepalend als het gaat om de
invulling van de formele organisatiestructuur. Uit een organisatiestructuur kan
gedestilleerd worden hoe de organisatie aankijkt tegen taken en verantwoordelijkheden,
het belang van communicatie en bijvoorbeeld de manier van aansturing.
Als we het hebben over een platte organisatie schieten ons vaak automatisch al een aantal
culturele kenmerken te binnen: korte lijnen, snelle besluitvorming, weinig bureaucratie,
weinig politiek, veel autonomie. Ze hoeven niet in alle gevallen op te gaan, maar het
geeft wel aan hoe de structuur met de cultuur van een organisatie kan samenhangen.
Naarmate de structuur complexer wordt, zal ook de behoefte aan verschillende
communicatie- en informatiestromen toenemen.
Zeer bekend zijn de organisatiestructuren van Mintzberg (1992): de eenvoudige structuur,
de machine- en professionele bureaucratie, de divisiestructuur en de adhocratie. Per
typologie beschrijft Mintzberg niet alleen de structuur, maar in wezen ook andere
kenmerken van de organisatie, zoals de manier van werken, de stijl van leidinggeven, het
organisatieonderdeel met de meeste macht en de manier van communiceren. Een paar
voorbeelden.
● De eenvoudige structuur benoemt hij als weinig gestructureerd, actiegericht, en
kortetermijndenken. De stijl van leidinggeven is autoritair of patriarchaal. Daarbij
7
O rganisatie INSTRUMENTEN
●
●
past een top-down communicatie met weinig ruimte voor feedback vanaf de
werkvloer.
Bij de machinebureaucratie daarentegen ligt de nadruk op zekerheid en veiligheid,
waarbij uiteraard weinig risico nemen past en een grote angst voor fouten maken. Dit
resulteert in veel procedures en regelgeving. Ook de communicatie is sterk
geformaliseerd. De nadruk ligt op top-down communicatie met een sterke voorkeur
voor schriftelijke media.
Het lijnmanagement heeft met name de macht in een divisiestructuur. Dit soort
organisaties (bijvoorbeeld multinationals) wordt gekenmerkt door onder meer sturing
op basis van divisieresultaten en een sterke onderlinge onafhankelijkheid. Meestal is
sprake van sterke subculturen doordat divisies zich niet met elkaar of het moederconcern identificeren. De communicatie over veelal financiële en beleidsaangelegenheden vindt zowel top-down als bottom-up plaats.
Bij cultuurverandering is meestal ook een structuurverandering aan de orde. Want, zoals
het Berenschot 7-krachtenmodel zegt: ‘Structuren lokken uit’. Structuurverandering toont
vaak een breuk met de oude manier van werken. De nieuwe structuur moet een
afspiegeling zijn van de visie op de toekomstige organisatie met de bijpassende cultuur.
Organisatiestructuur – kadereigenschap
Net als organisatiebeleid is organisatiestructuur ook een typische kaderscheppende eigenschap van
cultuur. In het cultuurmodel wordt de organisatiestructuur geoperationaliseerd door onder meer
aandacht te besteden aan de volgende kenmerken:
–
–
–
–
–
mate van hiërarchie;
gelaagdheid van besluitvorming;
mate van gedelegeerde verantwoordelijkheden;
communicatiestructuur;
hoeveelheid regels en procedures.
In de cultuurmeter (kwantitatief in de enquête of kwalitatief in focusgroepen of interviews) wordt over
dit soort aspecten alleen naar de beleving van organisatieleden gevraagd, bijvoorbeeld door te stellen:
‘Ons management kan snel beslissingen nemen’ of
‘Zodra je afwijkt van het normale loop je aan tegen allerlei vastgelegde regels’.
Verder wordt door middel van documentatie en toelichtingen zoveel mogelijk de formele kant naar de
oppervlakte gehaald, bijvoorbeeld aan de hand van de overlegstructuur en het organigram.
4.1.3 Leiderschapsstijl
‘Wordt binnen jouw organisatie eigen initiatief gewaardeerd?’
De (directe) leidinggevenden zijn in een organisatie de vertalers van de beleidskaders en
de cultuur in de praktijk. Ze hebben niet alleen de taak om hier met hun mensen invulling
aan te geven, maar spelen ook in veel opzichten een belangrijke voorbeeldrol in de
richting van de medewerkers. Verder zijn managers belangrijke schakels in het motiveren,
stimuleren en ondersteunen van de organisatieleden. Communicatie speelt een grote rol
8
in de manier waarop zij dit doen. Ze moeten immers in staat zijn duidelijkheid te bieden
over hun verwachtingen van medewerkers en feedback kunnen geven op het functioneren
van mensen.
Wanneer de organisatie bovendien uitdraagt dat zij het belangrijk vindt om medewerkers
goed op de hoogte te houden en naar hun mening te luisteren, zijn het ook de leidinggevenden die dit waar moeten maken.
Met name wanneer een organisatie kiest voor een andere cultuur is de rol van deze groep
cruciaal. Het is de vraag of een directie in de praktijk goed beseft wat de gewenste
veranderingen van hun managers vragen. Dat geldt niet alleen voor hun rol in de
communicatie en als voorbeeld tijdens het veranderingsproces. We zien tegenwoordig
zowel in de profit- als non-profitsector een trend in de richting van meer verantwoordelijkheid en zelfstandigheid voor de medewerkers. Soms wordt zelfs gekozen voor
zelfsturende teams, een concept waarin eigenlijk nauwelijks een leidinggevende, maar
meer een coördinator of coach past.
Wat ook een sterke ontwikkeling is, is de keuze voor flexibel werken en e-places voor
medewerkers. Ook dit concept vereist van medewerkers een grote mate van zelfstandig
werken en een vrije keus om te bepalen waar, in welke volgorde en op welke manier het
werk gebeurt.
In deze gevallen moeten de managers zich een andere manier van aansturing aanmeten.
Wat op dat moment van hem of haar wordt gevraagd is loslaten en faciliteren, terwijl in
de oude situatie wellicht meer sprake was van sturen en controleren. Dit is een
behoorlijke verandering van managementstijl, die niet eenvoudig plaatsvindt. Elke
manager heeft een persoonlijke stijl van leidinggeven. Deze stijl is bijna een automatisme
omdat hij sterk afhankelijk is van de persoonlijke eigenschappen en vaardigheden. Helaas
is het veranderen van een stijl van leidinggeven daarom niet simpelweg te realiseren met
een training. Toch is dit een misvatting die niet zelden leeft bij directies aan de vooravond
van een organisatieverandering.
Het is onder dit cultuurelement ook interessant om te achterhalen wanneer een manager
in de ogen van de directie succesvol is. Wat moet hij kunnen, doen of absoluut laten als
hij gewaardeerd en gerespecteerd wil worden? Het antwoord op deze vraag zegt veel over
de cultuur. En vaak is de vraag voor de meeste mensen niet eens zo moeilijk te
beantwoorden. In een politiek getinte organisatie kun je bijvoorbeeld ‘netwerken’ als
antwoord verwachten. In adviesorganisaties hoor je al snel ‘senioriteit’, terwijl in meer
bureaucratische organisaties ‘handhaving van het beleid en de regels’ voor de hand ligt.
Leiderschapsstijl als linking pin
Vanwege de belangrijke rol in de vertaalslag van beleid naar de rest van de organisatie is de
cultuureigenschap leiderschapsstijl in het model benoemd als ‘linking pin’. We hebben deze
eigenschap als volgt geconcretiseerd:
– mate van aandacht voor de mens achter de medewerker;
– mate van aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van medewerkers;
– wijze van besluitvorming (democratisch gehalte);
– omgang met macht;
– omgang met fouten.
verder
➙
9
O rganisatie INSTRUMENTEN
In de lijst van de cultuurmeter worden deze aspecten vertaald in stellingen als:
‘Voordat het management belangrijke beslissingen neemt wordt onze mening gevraagd’ of:
‘Wij krijgen binnen de organisatie veel gelegenheid om ons persoonlijk te ontwikkelen’.
4.1.4 Communicatie
‘Wat moet je nooit hardop zeggen in jouw organisatie?’
Het element communicatie is een heel nadrukkelijk aspect van cultuur, omdat cultuur
zichtbaar wordt via communicatie (verbaal, non-verbaal, schriftelijk). Die zichtbare
uitingen maken dat de inhoud, vorm en structuur van de communicatie ons veel kunnen
leren over organisatiecultuur. Bijvoorbeeld over de openheid van de mensen: is men
eerlijk tegenover elkaar, ook als iemand een fout heeft gemaakt? Gaat al snel de deur
dicht zodra het niet meer over dagelijks werk gaat?
Mijns inziens zegt de manier van communiceren ook veel over de mate waarin het
management medewerkers serieus neemt. In hoeverre luisteren leidinggevenden écht naar
medewerkers? Komen managers ook terug op vragen en ideeën die tijdens het werkoverleg naar voren kwamen? Worden medewerkers snel en zorgvuldig op de hoogte
gebracht van belangrijk nieuws (of lezen ze het in de krant)? Vindt het werkoverleg ook
plaats volgens de afgesproken frequentie?
Verder is het interessant om te kijken of er een persoon of een afdeling verantwoordelijk
is voor de communicatie en of deze serieus wordt genomen. Is de afdeling communicatie
bijvoorbeeld snel betrokken bij nieuwe ontwikkelingen of crises of loopt men achter de
feiten aan? En hoeveel communicatiebudget is er beschikbaar?
Trouwens, ook de externe communicatie-uitingen kunnen kenmerkend zijn voor cultuur.
Is een organisatie publiek aanwezig in de vorm van voorlichting of reclame, hoe
kenmerken de uitingen zich (veel geschreeuw, weinig wol, creatief of bijvoorbeeld sober
en degelijk)?
Niet altijd wordt beseft dat non-verbale elementen als kleding, kantoorinrichting en
gezichtsuitdrukkingen ook vormen van communicatie zijn. In wezen bepaalt dit soort
kenmerken de eerste indruk van een organisatiecultuur. Dit zijn immers de elementen
waarop sollicitanten letten als ze in het kantoor moeten wachten op hun gesprek. Wat
hangt er aan de muur? Kijken de mensen vrolijk en vriendelijk? Is de inrichting modern
en verzorgd? De volgende vraag die een sollicitant zich dan stelt is: zou ik hier passen en
voel ik mij hier prettig?
Communicatie – interactie
Communicatie is in ons model gekarakteriseerd als de ‘interactie-eigenschap’ van cultuur. De
communicatiecultuur zegt iets over de manier waarop organisatieleden met elkaar omgaan. Concrete
communicatie-elementen zien er in het cultuurmodel onder meer als volgt uit:
– mate van openheid;
– mate van directheid;
– mate van interactiviteit;
– omgang met conflicten en problemen;
– in- en externe communicatiemiddelen.
verder
➙
10
Het meetinstrument operationaliseert het aspect directheid bijvoorbeeld als volgt:
‘Als wij kritiek op iemand hebben zeggen wij dat rechtstreeks tegen die persoon’. Een vraag over
openheid is bijvoorbeeld: ‘Wij durven open te zijn over onze fouten’.
Inventarisatie van de in- en externe communicatiemiddelen is in de cultuurmeter geen onderdeel van
de medewerkerenquête, maar gebeurt in samenwerking met bijvoorbeeld de afdeling Communicatie.
4.1.5 Organisatieleden
‘Hoeveel van jouw collega’s hebben eigenlijk hart voor de zaak?’
Met het cultuurelement organisatieleden bedoelen wij de manier waarop de mensen in de
organisatie in hun werk staan. Het gaat bijvoorbeeld om hun beleving van de arbeidsmotivatie en hun betrokkenheid bij de organisatie. Verder toetsen we de manier van
samenwerken, de interesse die collega’s voor elkaar hebben en in hoeverre men vindt dat
er ook plezier wordt gemaakt.
We hebben in tegenstelling tot andere cultuurmodellen het aspect organisatieleden bewust
apart benoemd. Reden daarvoor is dat uiteindelijk de mensen de cultuur met elkaar
maken. Het gaat om hun interactie, hun beleving en de mate waarin zij bereid zijn om
zich aan elkaar aan te passen. In dit onderdeel vragen we eigenlijk rechtstreeks naar een
toelichting van de mensen op hoe zij in het dagelijkse werk met elkaar en het werk
omgaan. We vragen in het onderzoek overigens bij een groot aantal stellingen
nadrukkelijk niet naar de individuele motivatie, loyaliteit of beleving van de
samenwerking, maar naar hoe men vindt dat de organisatieleden hier als groep mee
omgaan. Cultuur gaat immers om de gemeenschappelijkheid en niet om afzonderlijke
individuen. Bovendien is er bij het vragen naar de individuele beleving en houding altijd
het risico van sociaal wenselijke antwoorden.
Bij dit onderdeel besteden we overigens ook aandacht aan de beleving van de invloed die
men heeft op belangrijke beslissingen. Verder kijken we ook naar de demografische
kenmerken van de organisatieleden, zoals de gemiddelde leeftijd, opleidingsniveau of de
verdeling in sekse (is er bijvoorbeeld sprake van een typische mannencultuur?).
Organisatieleden – interactie
Ook bij de cultuureigenschap organisatieleden ligt de nadruk op de interactie. Bij de concretisering
van deze eigenschap in het cultuurmodel valt te denken aan aspecten als:
– mate van het nemen van eigen verantwoordelijkheid/tonen van eigen initiatief;
– mate van gevoel van betrokkenheid/loyaliteit;
– arbeidsmotivatie;
– manier van samenwerken;
– hoeveelheid lol in het werk.
Voorbeelden van stellingen in de cultuurmeter zijn:
‘Als wij in ons werk een fout maken kan ons dat later nog behoorlijk dwars zitten’, of:
‘In onze organisatie wordt veel gelachen’.
11
O rganisatie INSTRUMENTEN
4.1.6 Algemene kenmerken van de organisatie
‘Wie is de oprichter van jullie organisatie?’
Ten slotte bespreken we nog kort twee eigenschappen die de context van cultuur bepalen.
De algemene kenmerken van de organisatie zijn vaak redelijk voldongen feiten. Wat is
bijvoorbeeld het verhaal rond de oprichting van de organisatie? Is bekend wie ooit
begonnen is en wat de aanleiding is geweest? Hoe is de organisatie geworden hoe zij nu
is en wat zijn daarin de hoogte- en dieptepunten? Waar is de organisatie ooit begonnen en
waar is zij nu gevestigd? Het is veelzeggend of de organisatieleden dit soort vragen
kunnen beantwoorden en of ze anekdotes kunnen vertellen. Bij een ministerie zal dit veel
minder het geval zijn dan bij bijvoorbeeld een familiebedrijf.
Ook de omvang van een organisatie is cultuurbepalend. Bij grote concerns is al snel
sprake van subculturen die behoorlijk van elkaar kunnen verschillen, zeker als de
business units op verschillende locaties gevestigd zijn. De vraag die organisaties met een
divisie- of business-unitstructuur zich ook vaak stellen is: waarmee willen wij dat
organisatieleden zich identificeren? Met het hoofdkantoor of moederconcern, met hun
eigen divisie of zelfs met een divisieonderdeel?
Algemene kenmerken van de organisatie – context
De
–
–
–
–
–
algemene kenmerken bepalen de context voor cultuur. Denk daarbij aan kenmerken als:
oprichters;
geschiedenis;
vestigingsplaats van de organisatie;
omvang;
huidige positie (in markt, financieel, et cetera).
Deze aspecten worden niet via de cultuurmeter achterhaald. De informatie wordt verzameld via
interviews en uit documentatie.
4.1.7 Omgeving
Een veranderende omgeving waarin een organisatie opereert kan aanleiding zijn voor
aanpassing van de organisatie. Dit geeft aan dat organisaties niet op zichzelf staan.
Wanneer een organisatie zich bevindt in een politiek krachtenveld, wordt bij elke nieuwe
stap afgewogen welke in- en externe belangen deze verandering zal dienen of
tegenwerken. Dat brengt automatisch voorzichtigheid met zich mee, wat een stempel
drukt op het beleid en de manier van werken.
Een bedrijf in een zeer turbulente en snel veranderende markt (bijvoorbeeld de IT-markt)
wordt weer op een andere manier gedwongen om te manoeuvreren. Zo’n IT-bedrijf is
genoodzaakt om een hoge mate van flexibiliteit te hebben en in staat te zijn snel te
anticiperen en innoveren. Een voorbeeld van de effecten van een sterk veranderende
markt is de manier waarop KPN en PTT Post hun monopoliepositie verloren, waardoor
ze gedwongen werden om concurrerend te worden in prijs, kwaliteit en service.
12
Omgeving – context
Ook de omgeving is bepalend voor de context van een organisatiecultuur. In het Schoep & Van der
Toorn Cultuurmodel kijken we dan naar omgevingselementen als:
– maatschappelijke omgeving: krachtenveld/maatschappelijke en politiek druk;
– turbulentie van de externe ontwikkelingen;
– letterlijke omgeving van de kantoren/bedrijven;
– markt.
Ook deze informatie verkrijgen wij bij klanten niet via de cultuurmeter, maar via interviews en
documentatie.
In tabel 1 treft u samenvattend voorbeelden van de besproken cultuurelementen in het
model aan.
ORGANISATIEBELEID
•
•
•
•
•
•
Focus organisatiedoelstellingen
Mate van resultaatgerichtheid
Focus op concurrentie
Focus op klanten/markt
Focus op kwaliteit
Aard beloningssysteem
ORGANISATIESTRUCTUUR
•
•
•
•
Mate van hiërarchie
Gelaagdheid van besluitvorming
Communicatiestructuur
Hoeveelheid regels en procedures
COMMUNICATIE
•
•
•
•
•
•
Mate van openheid
Mate van directheid
Omgang met conflicten en problemen
Overlegstructuur
Plaats afdeling in organisatiestructuur
Communicatiestrategie/beleid
ORGANISATIELEDEN
•
•
•
•
•
•
•
Demografische kenmerken (leeftijd, sekse, regio, opleiding)
Mate van het nemen van eigen verantwoordelijkheid/tonen van eigen initiatief
Mate van gevoel van betrokkenheid/loyaliteit
Arbeidsmotivatie
Mate van interesse voor elkaar
Mate van elkaar helpen
Mate van lol
verder
➙
13
O rganisatie INSTRUMENTEN
LEIDERSCHAPSSTIJL
•
•
•
•
•
•
Succesvolle eigenschappen managers
Mate van aandacht voor de mens achter de medewerker
Mate van aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling medewerkers
Wijze van besluitvorming (democratisch gehalte)
Mate van stimulering persoonlijk initiatief
Mate van delegatie verantwoordelijkheid
OMGEVING
• Maatschappelijke omgeving: krachtenveld/maatschappelijke druk
• Turbulentie van de externe ontwikkelingen
• Letterlijke omgeving van de kantoren/bedrijven
ALGEMENE KENMERKEN ORGANISATIE
•
•
•
•
Oprichters
Geschiedenis
Omvang
Huidige positie (in markt, financieel, enzovoort)
Tabel 1. Voorbeelden van cultuurelementen uit het Cultuurmodel (Bron: Schoep &
Van der Toorn).
4.2 Van cultuurmodel naar het meten van cultuur
Op basis van het cultuurmodel hebben wij de cultuurmeter ontwikkeld. Dit onderzoeksinstrument is een kwantitatieve methode om de huidige en de gewenste cultuur concreet
en dus meetbaar te maken. De kwantitatieve methode maakt onderdeel uit van een
geïntegreerde onderzoeksaanpak die uit zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden
bestaat. Wij kiezen er namelijk nooit voor om een onderzoek naar de organisatiecultuur
puur kwantitatief aan te pakken. Reden daarvoor is ons uitgangspunt dat er bij het meten
van cultuur twee voorwaarden gelden:
1. Er is binnen de organisatie consensus over de benoemde cultuur
Juist omdat organisatiecultuur gaat over gemeenschappelijke en gedeelde normen en
waarden is het belangrijk dat men het eens is over de concretisering van de eigen
cultuur. Het grijpbaar maken van cultuur is bovendien een lastige opdracht, omdat het
in de mensen en hun gedrag zit, en men is zich er lang niet altijd van bewust. Het naar
boven halen van de cultuurelementen kan ons inziens niet alleen gebeuren door
individuen afzonderlijk ernaar te vragen. Ook het meten van cultuur is een
gemeenschappelijk en interactief proces waarin men elkaar aan het denken zet over
wat de organisatie vindt en hoe zij zich gedraagt. Dit brengt mij bij voorwaarde twee.
14
2. Met het meten van cultuur start het veranderingsproces
Doordat de beschrijving van de cultuur via een interactief proces uit de organisatie
wordt gedestilleerd, vindt automatisch stap 1 van het veranderingsproces plaats: de
organisatieleden worden zich bewust van hun huidige cultuur en de achtergronden
daarvan. Voorwaarde van verandering is immers dat aan de organisatieleden is uit te
leggen waarom de verandering nodig is. Daarvoor is het noodzakelijk dat men inzicht
heeft in de huidige situatie.
5. Hoe te gebruiken
Normaal gesproken doen wij onderzoek naar de huidige cultuur van een organisatie met
behulp van de volgende methoden:
– documentatie/deskresearch;
– kwalitatieve interviews;
– focusgroeponderzoek of workshops.
Bij een middelgrote tot grote organisatie kiezen wij bovendien voor:
– kwantitatieve schriftelijke enquête (de cultuurmeter).
Alle methoden baseren wij overigens op het cultuurmodel. De interviews zijn meestal
deels oriënterend om een goed beeld van de organisatie te krijgen. Daarnaast is
interviewen een methode om de cultuur concreet te krijgen. Als de organisatie te groot is,
worden deze interviews vervangen door een schriftelijke enquête (de cultuurmeter). Het
komt ook voor dat we kiezen voor een groepsinterview, wat al het interactieve karakter
van een focusgroep benadert. Het kan bovendien interessant zijn om de interviews te
laten afnemen door mensen van de organisatie zelf. De workshops of focusgroepen
hebben een sterk interactief karakter en hebben als doel de cultuur bespreekbaar te maken
en hierover overeenstemming te bereiken.
Voordat het onderzoek start is het overigens belangrijk om af te spreken welke cultuur
wordt gemeten. Zodra de omvang van een organisatie wat groter is is het namelijk
aannemelijk dat er sprake is van subculturen van afdelingen, divisies of bijvoorbeeld
locaties. Aangezien we mensen alleen maar naar hun mening of beleving kunnen vragen
zal men de eigen belevingswereld of omgeving als referentiekader gebruiken. Verwarring
over welke cultuur wordt bedoeld kan voorkomen worden door in de vraagstelling
duidelijk aan te geven waarnaar precies wordt gevraagd.
Meer dan de beleving van de eigen cultuur kan overigens niet worden gemeten. Het kan
hooguit interessant zijn om een aantal uitkomsten te vergelijken met de meetbare feiten.
Dan nog kunnen geen uitspraken worden gedaan over waar de waarheid ligt, want een
verschil van beleving kan vele oorzaken hebben. Als bijvoorbeeld de beleving van de
beleidsdoelstellingen van dat moment anders is dan het werkelijke beleidsplan, kan de
communicatie over het beleidsplan tekortgeschoten zijn. Of als in de structuur is gekozen
voor zeer gelaagde besluitvorming, terwijl de mensen aangeven dat beslissingen zeer snel
worden genomen, kan de praktijk anders verlopen zijn dan het management bedoeld
heeft.
15
O rganisatie INSTRUMENTEN
6. De Schoep & Van der Toorn Cultuurmeter
De cultuurmeter is een kwantitatief onderzoeksinstrument dat bestaat uit een lijst met
zo’n veertig stellingen. Deze zijn gebaseerd op de cultuurelementen uit het cultuurmodel.
In paragraaf 4.1 hebben we per element gekeken op welke manier het concreet gemaakt
kan worden. Soms is dat door middel van documentatie, soms via interviews, soms via de
cultuurmeter en af en toe op verschillende manieren. In paragraaf 4.1 zijn enkele
voorbeelden van stellingen genoemd.
Betrouwbaarheid van het instrument
Soms wordt de vraag gesteld hoe betrouwbaar een kwantitatief cultuuronderzoeksinstrument kan zijn. Een legitieme vraag, vanwege het feit dat cultuur lastig is vast te
pakken. Het concreet maken van dit begrip is volgens ons daarom de eerste stap.
Uiteraard is de ontwikkeling van het cultuurmodel een proces geweest van keuzes maken
en interpretatie van organisatiecultuur. In paragraaf 3.2 is uitgelegd dat wij hebben
gekozen voor een bredere visie op cultuur dan menig ander model, teneinde een zo
volledig mogelijk beeld te krijgen op de culturele aspecten van een organisatie.
Om de betrouwbaarheid van de cultuurmeter optimaal te garanderen hebben we bij de
operationalisering van het model naar stellingen een aantal elementen proberen te
waarborgen. Aangezien de kwaliteit van de antwoorden afneemt naarmate het invullen
van een vragenlijst langer duurt, is er voor gekozen het aantal vragen te beperken tot
ongeveer veertig (het invullen van de vragenlijst kost ongeveer 15 minuten). Daarbij is er
wel voor gezorgd dat er voldoende controlevragen per cultuurelement zijn opgenomen.
Ook hebben we er bewust voor gekozen om per stelling slechts één cultuurelement te
meten, om zeker te zijn dat we meten wat we willen weten.
Bovendien spreekt voor zich dat de stellingen erg zorgvuldig geformuleerd moeten zijn.
Dit geldt temeer bij het onderwerp organisatiecultuur. Het komt bijvoorbeeld erg precies
wanneer we de stelling in de ik-vorm zetten en wanneer in de wij-vorm. Dat heeft te
maken met het eerder genoemde punt dat cultuur iets gemeenschappelijks is en niet een
individuele aangelegenheid.
Analyse
Het instrument heeft als doel om concrete aangrijpingspunten te krijgen om cultuur in
een gewenste richting te kunnen ombuigen. Daarvoor is het prettig als de analyse van de
resultaten zo concreet mogelijke informatie oplevert. Aan de andere kant is het
interessant om de consistentie van de cultuur van de betreffende organisatie te toetsen.
Daarom vergelijken we in de analyse stellingen met elkaar die qua onderwerp
samenhangen. We vergelijken bijvoorbeeld de volgende onderwerpen:
● Het belang dat een organisatie hecht aan resultaatgerichtheid met de score op: weten
waarop medewerkers worden afgerekend. Als immers door het management vooral
wordt gelet op de output en niet zozeer op het proces, hebben medewerkers ook
duidelijkheid nodig over welke resultaten van hen worden verwacht.
● Het centraal staan van de behoefte van de klant met de score op: het moeite doen om
de klantbehoefte te kennen. Als de behoefte niet bekend is, kan een organisatie er ook
niet op sturen.
● Het feit of fouten gemaakt mogen worden met de vraag of medewerkers hierover
open durven zijn en met scores op de mate waarin men feedback van leidinggevenden
krijgt. Als in een organisatie de stelling wordt bepleit: ‘fouten maken mag, want daar
16
leren we van’ terwijl medewerkers eventuele fouten niet durven toe te geven, kan men
zich afvragen in hoeverre de stelling echt opgaat. Wanneer leidinggevenden
bovendien niet duidelijk maken aan een medewerker wat hij goed of fout doet, is het
de vraag of men werkelijk leert van zijn fouten.
Met het oog op een heldere rapportage naar de opdrachtgever hebben we verder gekozen
voor het indelen van de scores op een aantal schalen. Dit geeft de klant een soort
samenvatting van de organisatiecultuur op een aantal vlakken. We hanteren bijvoorbeeld
de volgende schalen:
Organisatiebeleid
van sterk extern gericht (klant/markt) tot sterk intern
gericht (mensen/processen)
Organisatiestructuur
van een trage besluitvorming tot erg korte lijnen
Communicatie
van erg indirecte communicatie naar erg directe (met
betrekking tot bijvoorbeeld openheid, kritiek uiten en
feedback geven op functioneren)
Organisatieleden
van een lage betrokkenheid tot een hoge betrokkenheid
bij het werk en de organisatie
Leiderschapsstijl
van weinig autonomie voor medewerkers tot veel autonomie
Een verschil met andere (wetenschappelijke) modellen is dat wij niet het doel hebben de
onderzoeksgegevens te abstraheren naar geaggregeerd niveau. Deze methode levert wel
informatie op over de onderzochte organisatiecultuur, maar in dat proces gaat te veel
concrete informatie verloren die van belang is in de advisering van het veranderingsproces. Daarom worden de uitkomsten geanalyseerd op individueel vraagniveau en
bovenstaand schaalniveau.
7. Cultuurverandering in de praktijk
Hoewel het meten van cultuur al niet eenvoudig is, begint de moeilijkste opdracht pas
nadat de huidige en gewenste organisatiecultuur concreet is gemaakt: het veranderen van
cultuur in de gewenste richting. Vanwege de complexiteit lukt echte verandering alleen
wanneer aan een aantal wezenlijke voorwaarden is voldaan. De belangrijkste worden
hieronder beschreven.
7.1 Maak de noodzaak van de verandering duidelijk
Zoals bij elk veranderingsproces met een behoorlijke impact op de organisatie geldt ook
bij cultuurverandering dat de organisatie de reden waarom er veranderd moet worden
begrijpt en belangrijk vindt. De mens is een gewoontedier dat bij voorkeur bij het oude
blijft, tenzij het nadeel oplevert. We moeten niet vergeten dat het bij een culturele omslag
gaat om gedragsverandering. Dat is een proces van erg lange adem, waarbij de
veranderingsmotivatie sterker moet zijn dan het verlangen de bestaande situatie te
handhaven. De investering moet dus de moeite waard zijn. In de communicatie over het
17
O rganisatie INSTRUMENTEN
veranderingsproces is het daarom van belang dat de noodzaak van de verandering
zorgvuldig wordt geformuleerd. Bovendien kan met name in het begin van het proces de
noodzaak niet vaak genoeg worden herhaald. Voorwaarde is overigens wel dat in de
communicatie het accent van begin af aan niet alleen ligt op datgene wat er mis gaat als
er niet wordt veranderd, maar ook op het toekomstperspectief dat bereikt wordt als er wel
wordt veranderd.
Geen centje pijn…
Tijdens een fusie van drie verschillende vervoersorganisaties binnen één ministerie koos de nieuwe
directie klantvriendelijkheid als nieuw accent in de dienstverlening. De klanten zijn de medewerkers
van het ministerie die vervoer inhuren bij de vervoersorganisatie. Tijdens interviews met deze interne
klanten bleek men ontevreden te zijn over de dienstverlening en de prijs en als gevolg daarvan bleek
men regelmatig andere vervoersoplossingen te zoeken. Omdat men namelijk niet overtuigd was van
de toegankelijkheid en effectiviteit van de (nieuwe) vervoersorganisatie bleek men eigen vervoersmogelijkheden achter de hand te houden.
De medewerkers van de vervoersorganisatie die klantcontacten hebben, kregen in het kader van de
nieuwe focus een training klantvriendelijkheid. Tijdens de training bleken de deelnemers het
onderwerp nauwelijks serieus te nemen. Bij de praktijkoefening werd vooral lacherig en stoer gedaan.
Als gevolg daarvan bracht de trainer een discussie op gang waarom klantvriendelijkheid binnen deze
organisatie nodig was. Hieruit bleek dat vrijwel niemand enige reden zag voor een meer dienstverlenende houding. Men ging ervan uit in grote lijnen de enige leverancier te zijn waardoor er sprake
is van verplichte winkelnering. Bovendien ondervond men geen ‘cent pijn’ van het feit dat klanten soms
voor eigen oplossingen zorgden. De organisatie werd immers niet afgerekend op omzet en winst…
7.2 Neem cultuurverandering serieus
Mijn ervaring is dat veel managers de impact van cultuurverandering zwaar onderschatten; dit is dodelijk voor het succes. De c van cultuurverandering wordt nog wel eens
verward met de c van communicatiecampagne (we roepen het een paar keer in het
personeelsblad en delen kaartjes uit aan medewerkers met drie nieuwe cultuurelementen).
Wat dan niet wordt beseft is dat het om een gedragsverandering gaat en wat dat betekent.
Eerder in deze bijdrage gaf ik al aan dat de verandering in de rol van leidinggevenden
nog wel eens over het hoofd wordt gezien, net als de samenhang met procedures,
beloningssystemen of overlegstructuur. Het cultuurmodel kan al in een eerste gesprek
worden ingezet om samen met de opdrachtgever te verkennen wat hij eigenlijk bedoelt
met cultuurverandering en of we het over hetzelfde hebben. Het model maakt zichtbaar
welke facetten met cultuur te maken kunnen hebben. Op die manier kunnen we aftasten
op welke vlakken het management bereid is om samen met de organisatie de discussie
aan te gaan en eventueel verandering aan te brengen.
Het model geeft ook aan dat wanneer de organisatie ervoor kiest om het cultuurveranderingsproces vol in gang te zetten, dit een behoorlijke investering in tijd en energie
kan kosten voor meerdere onderdelen van de organisatie. Dit heeft te maken met het feit
dat cultuurverandering een gezamenlijk en sterk interactief proces is. Van te voren moet
worden ingeschat of deze belasting wenselijk is of dat men voor een gematigder aanpak
kiest. Overigens is het de kunst om het veranderingsproces niet los te koppelen van de
normale gang van zaken, maar zoveel mogelijk te combineren met activiteiten die toch al
zouden plaatsvinden.
18
Een ander punt is dat het management zich van tevoren moet realiseren dat het zelf
trekker en gezicht is van de verandering. Dat betekent dat verandering bij henzelf begint
en dat een persoonlijke confrontatie van managers met zichzelf en met elkaar niet
uitgesloten mag worden.
Bezint eer gij begint…
Tijdens een fusieproces van drie verzekeringsmaatschappijen vroeg de toekomstig nieuwe directeur
ons de organisatie te begeleiden bij het samensmeden van de drie bloedgroepen tot een nieuwe
cultuur. Het bedrijf had te maken met slechte financiële resultaten en een enorme werkachterstand
(klanten kregen polissen of uitkering van geld met een half jaar vertraging). Ons uitgangspunt was een
nieuw mission statement dat het nieuwe management met elkaar had geformuleerd. De missie bestond
uit prachtige woorden, zoals: ‘we gaan elke dag met plezier naar ons werk’ en ‘we streven naar een
hoge klanttevredenheid’. In de eerste gesprekken met de opdrachtgever over zijn verwachtingen
vroegen wij hem hoe ver hij bereid was te gaan in het realiseren van de nieuwe cultuur. Zijn antwoord
was opmerkelijk en illustreerde gelijk zijn interpretatie van ‘cultuurverandering’. Hij zei dat hij bereid
was om heel ver te gaan: ‘als we een nieuwe kantoorinrichting nodig hebben of een andere huisstijl,
dan ben ik daartoe bereid. Of als blijkt dat we een kledingcode moeten instellen, vind ik dat prima.’
Hij doelde kortom op met name uiterlijke kenmerken van het bedrijf en had zich geen moment
gerealiseerd dat cultuur ook wel eens met dieperliggende aspecten te maken zou kunnen hebben. Ook
nadat we ons beeld van cultuur hadden geschetst en hij aangaf ook die elementen te willen aanpakken,
bleef het onzeker of hij werkelijk besefte waaraan hij begon.
Na onze interviews en workshop onder medewerkers bleek het missie statement voor medewerkers
erg ongeloofwaardig te zijn. De organisatie had met een dermate hoge werkdruk en werkachterstand
te maken dat men niet in staat was om klanten tevreden te stemmen. Al een jaar lang ontbrak elke reden
om trots te zijn op het bedrijf en dus ook om plezier in het werk te hebben. Enig zicht op verbetering
was bovendien niet aanwezig. Op de vraag wat nodig was om deze nieuwe situatie te bereiken
kwamen antwoorden die te maken hadden met de kern van het bedrijf: lagere werkdruk, geen
achterstanden meer, waardering vanuit het management, vertrouwen in het management, openheid
van zaken, kennismaken met de nieuwe collega’s (waarvoor geen tijd was), et cetera. Vanwege de
hoge werkdruk en de financiële crisis waarin het bedrijf zich bevond, zag het management op dat
moment geen kans om te voldoen aan deze voorwaarden voor het realiseren van de missie. Ook een
kleine stap in de goede richting bleek niet mogelijk. Het management had er beter aan gedaan te
wachten met het in gang zetten van een expliciet cultuurveranderingsproces.
7.3 Maak vertrek- en eindpunt concreet en let op haalbaarheid
Kern van deze bijdrage is dat je alleen maar weet waaraan je begint en wat je moet doen
als je de cultuurelementen door de organisatie zelf concreet laat maken. Nog concreter
dan dat ze in het cultuurmodel staan verwoord. Een organisatie moet zich bij elk element
afvragen wat het precies voor haar betekent en wat er nodig is om de nieuwe cultuur te
bereiken. Dat voorkomt dat de cultuurinterventie blijft steken bij goede intenties en open
deuren (zoals ‘vanaf nu staat de klant centraal’).
In het laatstbeschreven voorbeeld betekende ‘plezier in het werk’ bijvoorbeeld een lagere
werkdruk waardoor men de klant weer tevreden kon stemmen en meer tijd voor elkaar
kreeg. Door zowel de huidige cultuur als de gewenste concreet te maken wordt bovendien
goed zichtbaar op welke vlakken het management moet bijsturen en wat dat van de
organisatie vraagt. In het voorbeeld van de verzekeringsmaatschappij werd tevens
duidelijk dat het geformuleerde missie statement een ‘te ver van mijn bed show’ was.
Hierdoor zakte de moed eigenlijk alleen maar in de schoenen, te meer ook omdat men
geen vertrouwen in het management had. De missie maakte vooral duidelijk hoe beroerd
19
O rganisatie INSTRUMENTEN
de situatie op dat moment was. Dat illustreert het belang van haalbare doelstellingen,
aangezien het veranderingstraject dan pas geloofwaardig wordt en serieus wordt
genomen. Uiteraard blijft het overigens niet bij concreet maken; vervolgens moet er wel
een pad worden uitgestippeld waarlangs de nieuwe situatie bewerkstelligd moet gaan
worden.
Let op geloofwaardigheid
Een Nederlands nutsbedrijf heeft een grote organisatieomslag in gang gezet. De organisatie staat aan
de vooravond van een herstructurering. De organisatieprocessen moeten zo worden ingericht dat de
klant centraal komt te staan. Bovendien wil de organisatie toe naar een grote verantwoordelijkheid
voor medewerkers. Ze gaat daarin zelfs zo ver dat er zelfsturende teams zullen ontstaan met
faciliterende coaches in plaats van controlerende managers. Ook de stafdiensten van het bedrijf gaan
op een totaal andere manier werken. In plaats van hun werkzaamheden in te richten volgens vaste
regels en procedures, moeten ze de behoefte van de interne klanten centraal gaan stellen. Niet de
stafafdeling maar de interne klant neemt straks het voortouw en zegt wat hij nodig heeft. Er zal dus
ook sprake moeten zijn van dienstverlening op maat en een grote mate van flexibiliteit.
De intentie van deze omwenteling is bij dit bedrijf zeer serieus aanwezig. Er is een groot aantal
projecten in gang gezet op het gebied van kwaliteit, zelfsturende teams, nieuwe rol ondersteunende
diensten, communicatie, identiteit, et cetera, om invulling te geven aan de nieuwe doelstellingen. Wat
echter opvalt is het enorm grote verschil tussen wat de organisatie op dit moment is en wat het wil
worden. Vanwege onder meer een sterk politieke omgeving en een crisisgevoelig product is zij
gewend om de menselijke activiteiten sterk te controleren en beheersen. Het huidige management
wordt door medewerkers dan ook gezien als mensen die niet kunnen loslaten en geen grotere
verantwoordelijkheid zullen toevertrouwen aan hun mensen. Sterker nog, men herkent de directeur niet
als de trekker van de organisatieverandering, deels door zijn eigen gedrag en deels door het feit dat
er iemand anders projectleider van de verandering is.
Er is kortom geen vertrouwen in de cruciale sleutelfiguren die de omslag (mede) tot een succes moeten
maken. Men betwijfelt of de directeur en andere managers (die voor een groot deel ook in de nieuwe
organisatie hogere posities zullen krijgen) in staat zullen zijn hun eigen rol onder de loep te nemen
en daadwerkelijk een andere stijl van leidinggeven te ontwikkelen. Van haalbare doelstellingen lijkt
geen sprake te zijn.
7.4 Veranker het cultuurproject in de normale processen en
bewaak dit
Wat we bij cultuurverandering vaak zien is dat het als een geïsoleerd project wordt
benoemd en dat vervolgens ook blijft. Grote valkuil is dat er in het begin veel energie in
wordt gestoken en vervolgens – mede door de waan van de dag – verwatert. Maar
cultuurverandering is geen campagne die stopt als het geld op is. Integendeel, het is een
proces van lange adem. Daarom is het van belang om, nadat er een stappenplan is
ontwikkeld dat moet leiden tot de gewenste cultuur, iemand verantwoordelijk te maken
voor het bewaken en levend houden van het proces. Bovendien moeten deelprojecten die
voor de cultuurverandering nodig zijn ondergebracht worden bij de normale
werkprocessen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de voortgang door deelprojectleiders
besproken wordt tijdens de reguliere werk- en MT-overleggen. Eerder gaf ik al aan dat
het bovendien de kunst is dit soort deelprojecten zoveel mogelijk te laten aansluiten bij
onderwerpen waarvan de organisatie toch al van plan was om ze in gang te zetten. Dit
helpt de organisatie om het toewerken naar de nieuwe cultuur langzaam maar zeker eigen
te maken.
20
Een andere belangrijke factor om de mensen te laten zien dat het ‘echt menens’ is, is om
het gewenste gedrag binnen de nieuwe cultuur te belonen. Bijvoorbeeld de wens van het
management om kruisbestuiving tussen afdelingen op gang te brengen kan worden
bekrachtigd door dit bij bepaalde functies een van de beoordelingscriteria te laten zijn. Of
als klanttevredenheid vanaf nu de hoogste prioriteit heeft, kunnen bonussen mede worden
gebaseerd op uitkomsten van klanttevredenheidsonderzoeken.
Dit aspect is belangrijk, juist omdat een cultuur- en gedragsverandering zo langzaam gaat
en lang duurt. Mensen kunnen later in het proces de neiging krijgen om terug te vallen in
hun oude vertrouwde patroon. Naast de belangrijke voorwaarde dat mensen zien en
voelen wat de noodzaak voor de verandering is, geldt daarom de voorwaarde dat het
nieuwe gedrag beloond wordt en het oude gedrag wordt bestraft.
7.5 Blijf communiceren
Naast het aanwijzen van verantwoordelijken en het eventueel aanpassen van beloningssystemen is er nog een andere manier om de verandering levend te houden en nieuw
gedrag te belonen: communicatie. Ik bedoel daarmee communicatie in de breedste zin
van het woord, dus zowel in- als extern, schriftelijk, mondeling en misschien wel
non-verbaal. Zoals eerder beschreven is communicatie zo’n belangrijk aspect omdat een
cultuurverandering via communicatie zichtbaar wordt. Daarom is het ook voor
communicatie belangrijk dat de cultuurverandering wordt verankerd in het
communicatiebeleid. Voor de officiële communicatie kan daarvoor een apart plan worden
opgesteld, dat garandeert dat het cultuurveranderingsproces de aandacht houdt en dat de
organisatie betrokken blijft.
Ik zie bijvoorbeeld een belangrijke rol voor communicatieprofessionals om het
management te adviseren en faciliteren in de manier waarop het (interactieve)
veranderings- en besluitvormingsproces wordt ingericht. Doelstelling van het
management is immers vaak om draagvlak voor de veranderingen te mobiliseren. In mijn
optiek heeft dit alles te maken met de vragen hoe je de communicatie met de
medewerkers aangaat, maar ook hoeveel (werkelijke) ruimte er is voor medewerkers en
middenmanagement om inbreng te hebben (bottom-up).
Een ander communicatieaspect is het informeren over wat er binnen het veranderingsproces gebeurt. Dit kan door middel van het informeren over de vorderingen van de
deelprojecten, het belichten van kleine successen of misstappen, maar bijvoorbeeld ook
door inzicht te geven in de stappen en planning van het proces. Bovendien is taalgebruik
erg belangrijk. Bij een andere cultuur hoort vaak ook een ander jargon. Met name de
schriftelijke communicatie speelt een belangrijke rol in het zoeken naar de juiste woorden
die passen bij de cultuurdoelstellingen. Ook kan een afdeling communicatie adviseren bij
het ontwikkelen van een noemer en kernboodschap welke centraal staan in het
veranderingsproces.
Echter de communicatieprofessionals kunnen het proces niet in hun eentje levend
houden. Ook leidinggevenden dienen het aandacht te blijven geven, onder meer tijdens
het werkoverleg of andere bijeenkomsten. Wat de externe communicatie betreft is het
vooral belangrijk dat de inhoud niet in strijd is met de interne realiteit. Niets is zo
schadelijk, zowel voor de identiteit van een organisatie als op termijn voor het imago, als
medewerkers alleen maar hard kunnen lachen als ze in externe uitingen prachtige
uitspraken lezen die niet kloppen met de interne werkelijkheid.
21
O rganisatie INSTRUMENTEN
Vergeet uw follow-up niet!
In een grote divisie van een internationale ICT-dienstverlener wilde het management een verandering
in gang zetten in de richting van meer samenwerking tussen afdelingen en hogere kwaliteit van de
dienstverlening met als einddoel: nummer één in de markt worden. De directeur betrok de manager
interne communicatie nauw in de veranderingsplannen. De communicatiespecialist schreef een
communicatieplan voor de verandering en adviseerde de directeur hoe hij een interactief proces in
kon gaan om de plannen met de organisatieleden vorm te geven. Er trad een heel communicatieprogramma in werking. De aftrap werd gevierd in de vorm van een bijeenkomst op een grote boot.
Alle medewerkers waren uitgenodigd. Er was een entertainer uitgenodigd die de mensen met elkaar
een integratielied liet zingen en er werd een speciaal ontworpen slogan (‘Eén voor één’) onthuld.
’s Middags gingen de medewerkers in groepen uiteen om verschillende veranderthema’s te bespreken
en te vertalen naar schilderijen en korte tekstjes. Alles werd gepresenteerd en later in een full color
uitgave gebundeld aan de mensen teruggegeven. De kunst werd opgehangen in de kantoren.
Verder vonden sessies met leidinggevenden plaats om stil te staan bij hun rol in het proces en de vraag
wat ze daarbij nodig hadden.
Het zat allemaal goed in elkaar, op één ding na: de follow-up. Waar de directeur niet bij nagedacht
had was wat te doen met alle input uit dit interactieve proces. Het was waarschijnlijk niet eens echt
onwil, maar hij bleek niet in staat om de vertaalslag te maken van de input naar het nieuwe beleid
van de organisatie. De communicatiemanager bleek met zijn goede gedrag te ver vooruit te lopen,
waardoor de communicatieactiviteiten geïsoleerd kwamen te staan van het veranderingsproces. Met
als resultaat dat alle gemobiliseerde energie ongebruikt verloren ging en de geloofwaardigheid van
het management een nieuwe deuk opliep.
8. Samenvatting
Hoewel ik er vertrouwen in heb dat het geschetste cultuurmodel en de cultuurmeter de
juiste ingrediënten bevatten, hangt het succes van een cultuurverandering vooral samen
met de manier waarop het veranderingsproces wordt ingericht. En dat heeft alles te
maken met de vraag of het management serieuze bedoelingen heeft en goed beseft
waaraan het begint. Het is mede de taak van in- of externe adviseurs om vroegtijdig
kritische vragen te stellen teneinde hierachter te komen. Uit de beschreven voorbeelden
blijkt echter ook dat geen garantie voor succes te zijn.
Deze bijdrage reikt een aantal aandachtspunten aan die kunnen helpen voorkomen dat
een organisatieverandering stuk loopt op het onderwerp cultuur. Ik ben mij ervan bewust
dat het voornamelijk voor de hand liggende aandachtspunten betreft, maar ondanks dat
blijf ik de klassieke fouten tegenkomen. Blijkbaar zijn de deuren toch minder open, dan
ze lijken.
9. Literatuur
Berenschot projectteam cultuur (1988), ‘Het zeven krachtenmodel van Berenschot’, Elan,
december, p. 1-24.
Cameron, K.S. (1997), Techniques for making organizations effective: Some popular
approaches. Enhancing Organizational Performance, National Academy Press,
Washington, D.C.
22
Quinn, R.E. en K.S. Cameron (1999), Onderzoeken en veranderen van organisatiecultuur, Academic Service, Schoonhoven.
Mintzberg, H. (1979), The structuring of Organizations, Prentice Hall, Englewood Cliffs.
Zijderveldt, A.C. (1990), De culturele Factor: een cultuursociologische wegwijzer,
Lemma, Culemborg.
* Drs Titia Wijbenga was enige jaren werkzaam als communicatieconsultant bij
organisatieadviesbureau Berenschot. Vervolgens werkte zij als manager interne
communicatie bij Coberco en Origin. Op dit moment is zij senior communicatieadviseur bij de afdeling Cultuur, Communicatie & Management bij Schoep & Van der
Toorn Communicatie Consultants.
© 2002. Overname tekst: het overnemen en vermenigvuldigen van teksten is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming van de uitgever. Uitgever en redactie streven naar actuele en zo accuraat mogelijke informatie, zij
kunnen evenwel geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventueel blijkende onvolkomenheden in die informatie.
23
Download