Oorlog anno 2003 (II)

advertisement
De wonderbare geboorte van het geloof
Ik geloof… in Jezus Christus… die ontvangen is van de Heilige Geest,
geboren uit de maagd Maria… Een kostbare schat. Door eeuwen heen
overgedragen, doorgegeven van geslacht op geslacht.
Door Marianne W. van Beinum
Binnen deze zinnen bleef het geheim geborgen van Gods komen in de geschiedenis. En aan
elke nieuwe generatie van hen die het verder droegen, schonk het zich en opende het zich
opnieuw.
Bijbels
Maar eerst wil ik een paar opmerkingen voorafmaken om te voorkomen dat we langs elkaar
heen praten. Want bij dit onderwerp liggen de misverstanden op de loer.
Om te beginnen wil ik graag afspreken dat we de taal van de bijbelse theologie spreken. De
taal van het credo is namelijk bijbelse taal, niet die van de natuurkunde, of de biologie. Ook
al lijken de woorden dezelfde, ze hebben wel een andere inhoud. Als je daar geen rekening
mee houdt, wordt het een heel verwarrend gesprek, waar niemand iets mee opschiet.
In de tweede plaats, alles wat in het credo verwoord wordt, is bedoeld als een heel compacte
samenvatting van de beloften van het evangelie. Nooit en nergens is het een
voorgeschreven regel die ik moet aannemen en die zegt dat het zo in elkaar zit. Maar wel
zijn het beloften. Dat geldt ook voor dit gedeelte.
Tenslotte, het credo zegt dat we geloven (of vertrouwen) ín God en in Jezus Christus en in
de Heilige Geest. Dat wil zeggen, dat ik op Hem reken en me met mijn leven aan Hem
toevertrouw. Bij de afzonderlijke personen komen dan de verbijzonderingen waarin de
beloften verder ontvouwd worden. Dus niet, dat wij geloven dat het zo en zo gegaan is met
God en de wereld en Jezus. Maar ik vertrouw in God en in Jezus die… Daarmee gaat het
over personen en niet over zaken.
Maria
Ik geloof in Jezus Christus, niet in Maria. We zouden door de gretigheid waarmee men zich
(in de laatste 150 jaar) op de discussie over Maria en deze geboorte heeft geworpen, haast
vergeten dat er iets gezegd wordt over Jezus. Híj is het onderwerp van ons belijden. Het
gaat over Hem. Maria’s rol is daaraan ondergeschikt. Zij komt in het verhaal alleen maar
voor in zover het iets over Jezus zegt. Van Hem wordt getuigd dat Hij is ontvangen van de
Heilige Geest en geboren uit Maria. Er wordt daarmee iets over zijn afkomst gezegd. Over
de ‘onmogelijkheid’ van deze/zijn geboorte, die zo onmogelijk is dat het alleen van de kant
van God ondernomen kan zijn. Niet zozeer ‘menselijkerwijs’, naar menselijke maatstaven,
onmogelijk, maar vooral ‘theologisch’ onmogelijk. Hoe zal dat zijn? Hoe kan God in de
mensenwereld en de menselijke existentie binnengaan? Dat kan alleen als God het initiatief
neemt en het mogelijk maakt.
Paulus
Over de geboorte van Jezus als zodanig vertelt de Bijbel maar heel weinig. Het oudste
getuigenis is van Paulus. In zijn brief aan de gemeenten in Galatië schrijft hij: ‘Maar toen de
volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw,
geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren vrij te kopen, opdat wij het recht van
kinderen zouden verkrijgen’ (Gal. 4:4-5). Dit schrijft hij zo’n 15 jaar na kruis en opstanding
van Jezus. Een ondubbelzinnig statement over Gods werk.
Matteüs schrijft pas heel veel later over de geboorte van Jezus. Hij verwijst naar de Heilige
Geest als de bewerker (Mat. 1:18 en 20). Zijn bedoeling is om te laten zien dat Jezus in het
Oude Testament wortelt, dat Hij door Jozef uit Juda stamt en ‘Zoon van David’ is. Matteüs
maakt een toespeling op een tekst uit Jesaja (7:14) waar als teken van de betrouwbaarheid
van God de geboorte van een zoon wordt aangekondigd. Wij zijn gewend geraakt aan de
vertaling ‘Zie, de maagd zal zwanger worden…’ (bij Jesaja: ‘zie, de jonkvrouw…’), maar dat
is enigszins naar de traditie toe vertaald.
In beide gevallen, zowel in het Hebreeuws (‘alma’) als in het Grieks (‘parthenos’), gaat het
om een heel neutrale, algemene aanduiding voor een jong meisje, dat tussen kind en
volwassen vrouw in is. Ze is vaak al aan iemand uitgehuwelijkt door haar ouders. Wij kunnen
ons daar tegenwoordig iets bij voorstellen door wat we horen over deze nog steeds
bestaande praktijk in landen als Marokko of Turkije.
Geen maagd
Na Matteüs geeft ook Lucas een visie op Jezus’ leven, zijn weg en zijn werk. Zijn oogmerk is
om het voortgaan van Gods geschiedenis met Israël te laten zien. Als inleiding betrekt hij
daarbij de geboorte van Jezus die hij als een overtreffende trap naast die van Johannes de
Doper plaatst. Niet toevallig worden naast elkaar getekend de dorre schoot van de oude
Elisabeth en ontluikende vruchtbaarheid van het meisje (‘parthenos’) Maria. Elisabeth is niet
de enige ‘verwante’ (Luc. 1:36) van Maria. Achter Elisabeth doemen al die andere
onvruchtbare moeders en grootmoeders op (Sara, Rebekka, Rachel, Simsons moeder en
Naomi, Hanna en de Sunamitische) en zingen met haar mee. De Gezalfde wordt ontvangen
door de wil van God en uit Israëls schoot geboren.
Het meisje Maria, die hele biologisch beladen term ‘maagd’ heeft daar niets mee te maken.
Zo terughoudend de Bijbel over de geboorte van Jezus spreekt, zo uitbundig heeft de traditie
zich hiermee beziggehouden. De oude Freud zou ons vast een boekje open kunnen doen
over onze fixatie op dit punt. Eigenlijk zou ik willen afspreken dat we de uitdrukking
‘maagdelijke geboorte’ maar liever niet meer gebruiken. Die term, die beslist door mannen is
uitgevonden, is een vergissing. Die staat niet in de Bijbel. En niet in deze belijdenis van de
apostelen. Maar het belangrijkste is dat door deze uitdrukking iets gebeurt dat funest is. Het
gaat om de dynamiek van Gods komen binnen deze wereld. Iets dat beweeglijk is, wordt
hiermee tot een abstract begrip gemaakt. Een object, waar mensen zich met een geleerd
gezicht over kunnen buigen. Daarmee wordt heel die beweging stilgezet, de ongekende
gang van God in de wereld vastgezet, gestold tot een abstractie. Weggetrokken van de
dynamiek van zijn neerdalen.
Het belang van Maria en van Israël en van ieder gelovige is om doortocht te geven aan dit
komen van God, aan zijn neerdalen in de wereld van schuldige mensen.
Wonderbaar
Er is nog een andere geboortegeschiedenis. Die staat in Johannes 1. Waar Lucas een heel
verhaal gebruikt om de wonderbare geboorte uit te beelden, heeft Johannes aan een paar
woorden genoeg. ‘Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond’, zegt hij.
‘Hij kwam tot het zijne en de zijnen hebben Hem niet aangenomen’. Woord en vlees staan
tegenover elkaar, zij passen niet bij elkaar. Het ‘vlees’ is de wereld van mensen, van schuld
en verscheurdheid, van tekort en gebrokenheid van het bestaan. En die wereld is in zichzelf
niet in staat om God te bevatten. Maar het is de Geest die het mogelijk maakt dat het vlees
het Woord kan ontvangen. ‘…Allen die Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven
om kinderen Gods genoemd te worden, (…) die niet… uit de wil van het vlees, noch uit de
wil van een man, maar uit God geboren zijn’ (Joh. 1:12-13). Het is het werk van de Geest,
dat het vlees het woord kan verstaan. Dat is wonderbare geboorte.
Doortocht
Dat het vlees het Woord kan ontvangen is in de geboorte van Jezus concreet geworden.
Daarom is het een wonderbare geboorte. Deze geboorte is het ingaan in het ‘vlees’, Gods
weg van vernedering in Jezus Christus, die niet ophoudt in de schoot van Maria, in de schoot
van dit volk Israël, maar dieper en dieper neergaat. In de geschiedenis van mensen. In de
geschiedenis van deze wereld. Die daarmee tot het einde toe Gods wereld blijft. Want… die
is ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit een meisje Maria…, die is gekruisigd,
gestorven en begraven en, nog dieper, nedergedaald ter helle.
Zo is ook het geloven van ons een wonderbare geboorte, omdat wij uit onszelf dit niet
kunnen vatten. Maar het enige waar het opaankomt is dat wij er doortocht aan geven. Zie uw
dienstknecht, uw dienstmaagd, ons geschiede naar uw woord.
Uit: Woord & Dienst, jrg. 52, nr. 17, 2003.
Download