De wonderbare geboorte van het geloof Ik geloof… in Jezus Christus… die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria… Een kostbare schat. Door eeuwen heen overgedragen, doorgegeven van geslacht op geslacht. Door Marianne W. van Beinum Binnen deze zinnen bleef het geheim geborgen van Gods komen in de geschiedenis. En aan elke nieuwe generatie van hen die het verder droegen, schonk het zich en opende het zich opnieuw. Bijbels Maar eerst wil ik een paar opmerkingen voorafmaken om te voorkomen dat we langs elkaar heen praten. Want bij dit onderwerp liggen de misverstanden op de loer. Om te beginnen wil ik graag afspreken dat we de taal van de bijbelse theologie spreken. De taal van het credo is namelijk bijbelse taal, niet die van de natuurkunde, of de biologie. Ook al lijken de woorden dezelfde, ze hebben wel een andere inhoud. Als je daar geen rekening mee houdt, wordt het een heel verwarrend gesprek, waar niemand iets mee opschiet. In de tweede plaats, alles wat in het credo verwoord wordt, is bedoeld als een heel compacte samenvatting van de beloften van het evangelie. Nooit en nergens is het een voorgeschreven regel die ik moet aannemen en die zegt dat het zo in elkaar zit. Maar wel zijn het beloften. Dat geldt ook voor dit gedeelte. Tenslotte, het credo zegt dat we geloven (of vertrouwen) ín God en in Jezus Christus en in de Heilige Geest. Dat wil zeggen, dat ik op Hem reken en me met mijn leven aan Hem toevertrouw. Bij de afzonderlijke personen komen dan de verbijzonderingen waarin de beloften verder ontvouwd worden. Dus niet, dat wij geloven dat het zo en zo gegaan is met God en de wereld en Jezus. Maar ik vertrouw in God en in Jezus die… Daarmee gaat het over personen en niet over zaken. Maria Ik geloof in Jezus Christus, niet in Maria. We zouden door de gretigheid waarmee men zich (in de laatste 150 jaar) op de discussie over Maria en deze geboorte heeft geworpen, haast vergeten dat er iets gezegd wordt over Jezus. Híj is het onderwerp van ons belijden. Het gaat over Hem. Maria’s rol is daaraan ondergeschikt. Zij komt in het verhaal alleen maar voor in zover het iets over Jezus zegt. Van Hem wordt getuigd dat Hij is ontvangen van de Heilige Geest en geboren uit Maria. Er wordt daarmee iets over zijn afkomst gezegd. Over de ‘onmogelijkheid’ van deze/zijn geboorte, die zo onmogelijk is dat het alleen van de kant van God ondernomen kan zijn. Niet zozeer ‘menselijkerwijs’, naar menselijke maatstaven, onmogelijk, maar vooral ‘theologisch’ onmogelijk. Hoe zal dat zijn? Hoe kan God in de mensenwereld en de menselijke existentie binnengaan? Dat kan alleen als God het initiatief neemt en het mogelijk maakt. Paulus Over de geboorte van Jezus als zodanig vertelt de Bijbel maar heel weinig. Het oudste getuigenis is van Paulus. In zijn brief aan de gemeenten in Galatië schrijft hij: ‘Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren vrij te kopen, opdat wij het recht van kinderen zouden verkrijgen’ (Gal. 4:4-5). Dit schrijft hij zo’n 15 jaar na kruis en opstanding van Jezus. Een ondubbelzinnig statement over Gods werk. Matteüs schrijft pas heel veel later over de geboorte van Jezus. Hij verwijst naar de Heilige Geest als de bewerker (Mat. 1:18 en 20). Zijn bedoeling is om te laten zien dat Jezus in het Oude Testament wortelt, dat Hij door Jozef uit Juda stamt en ‘Zoon van David’ is. Matteüs maakt een toespeling op een tekst uit Jesaja (7:14) waar als teken van de betrouwbaarheid van God de geboorte van een zoon wordt aangekondigd. Wij zijn gewend geraakt aan de vertaling ‘Zie, de maagd zal zwanger worden…’ (bij Jesaja: ‘zie, de jonkvrouw…’), maar dat is enigszins naar de traditie toe vertaald. In beide gevallen, zowel in het Hebreeuws (‘alma’) als in het Grieks (‘parthenos’), gaat het om een heel neutrale, algemene aanduiding voor een jong meisje, dat tussen kind en volwassen vrouw in is. Ze is vaak al aan iemand uitgehuwelijkt door haar ouders. Wij kunnen ons daar tegenwoordig iets bij voorstellen door wat we horen over deze nog steeds bestaande praktijk in landen als Marokko of Turkije. Geen maagd Na Matteüs geeft ook Lucas een visie op Jezus’ leven, zijn weg en zijn werk. Zijn oogmerk is om het voortgaan van Gods geschiedenis met Israël te laten zien. Als inleiding betrekt hij daarbij de geboorte van Jezus die hij als een overtreffende trap naast die van Johannes de Doper plaatst. Niet toevallig worden naast elkaar getekend de dorre schoot van de oude Elisabeth en ontluikende vruchtbaarheid van het meisje (‘parthenos’) Maria. Elisabeth is niet de enige ‘verwante’ (Luc. 1:36) van Maria. Achter Elisabeth doemen al die andere onvruchtbare moeders en grootmoeders op (Sara, Rebekka, Rachel, Simsons moeder en Naomi, Hanna en de Sunamitische) en zingen met haar mee. De Gezalfde wordt ontvangen door de wil van God en uit Israëls schoot geboren. Het meisje Maria, die hele biologisch beladen term ‘maagd’ heeft daar niets mee te maken. Zo terughoudend de Bijbel over de geboorte van Jezus spreekt, zo uitbundig heeft de traditie zich hiermee beziggehouden. De oude Freud zou ons vast een boekje open kunnen doen over onze fixatie op dit punt. Eigenlijk zou ik willen afspreken dat we de uitdrukking ‘maagdelijke geboorte’ maar liever niet meer gebruiken. Die term, die beslist door mannen is uitgevonden, is een vergissing. Die staat niet in de Bijbel. En niet in deze belijdenis van de apostelen. Maar het belangrijkste is dat door deze uitdrukking iets gebeurt dat funest is. Het gaat om de dynamiek van Gods komen binnen deze wereld. Iets dat beweeglijk is, wordt hiermee tot een abstract begrip gemaakt. Een object, waar mensen zich met een geleerd gezicht over kunnen buigen. Daarmee wordt heel die beweging stilgezet, de ongekende gang van God in de wereld vastgezet, gestold tot een abstractie. Weggetrokken van de dynamiek van zijn neerdalen. Het belang van Maria en van Israël en van ieder gelovige is om doortocht te geven aan dit komen van God, aan zijn neerdalen in de wereld van schuldige mensen. Wonderbaar Er is nog een andere geboortegeschiedenis. Die staat in Johannes 1. Waar Lucas een heel verhaal gebruikt om de wonderbare geboorte uit te beelden, heeft Johannes aan een paar woorden genoeg. ‘Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond’, zegt hij. ‘Hij kwam tot het zijne en de zijnen hebben Hem niet aangenomen’. Woord en vlees staan tegenover elkaar, zij passen niet bij elkaar. Het ‘vlees’ is de wereld van mensen, van schuld en verscheurdheid, van tekort en gebrokenheid van het bestaan. En die wereld is in zichzelf niet in staat om God te bevatten. Maar het is de Geest die het mogelijk maakt dat het vlees het Woord kan ontvangen. ‘…Allen die Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods genoemd te worden, (…) die niet… uit de wil van het vlees, noch uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn’ (Joh. 1:12-13). Het is het werk van de Geest, dat het vlees het woord kan verstaan. Dat is wonderbare geboorte. Doortocht Dat het vlees het Woord kan ontvangen is in de geboorte van Jezus concreet geworden. Daarom is het een wonderbare geboorte. Deze geboorte is het ingaan in het ‘vlees’, Gods weg van vernedering in Jezus Christus, die niet ophoudt in de schoot van Maria, in de schoot van dit volk Israël, maar dieper en dieper neergaat. In de geschiedenis van mensen. In de geschiedenis van deze wereld. Die daarmee tot het einde toe Gods wereld blijft. Want… die is ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit een meisje Maria…, die is gekruisigd, gestorven en begraven en, nog dieper, nedergedaald ter helle. Zo is ook het geloven van ons een wonderbare geboorte, omdat wij uit onszelf dit niet kunnen vatten. Maar het enige waar het opaankomt is dat wij er doortocht aan geven. Zie uw dienstknecht, uw dienstmaagd, ons geschiede naar uw woord. Uit: Woord & Dienst, jrg. 52, nr. 17, 2003.