Het maken van een beleidsplan Veel (vrijwilligers)organisaties hebben wel een beleid, maar het zit vaker in hoofden van mensen dan dat het op papier staat. Zo lang zaken goed gaan, voelt men vaak ook niet de noodzaak impliciete zaken expliciet te maken. Toch is het van belang binnen een organisatie duidelijkheid te hebben over hetgeen men voor ogen staat, welke kant men op wil en hoe dat op korte en lange termijn gerealiseerd kan worden. Dat is prettig voor het bestuur, voor het verloop en de inhoud van de bestuursvergaderingen, voor de communicatie intern, voor eventuele subsidie verstrekkers, voor externe partners en dergelijke. Onderstaand model kun je als voorbeeld gebruiken om het onbesprokene te bespreken. Het is zo opgesteld dat je (delen van) de tekst ook kunt uitdelen aan de organisatie waarmee je deze exercitie doet. Introductie Het woord beleid wordt veel gebruikt. Wat betekent beleid eigenlijk? Beleid is: vaststellen wat het bestuur/de organisatie gaat doen om haar doelstelling te realiseren. Beleid gaat over doelen en middelen. Hierbij zijn de middelen altijd ondergeschikt aan de doelen. Je kunt een onderscheid maken tussen beleid op korte, middellange en lange termijn. In een beleidsplan wordt de visie van het bestuur/de organisatie op de middellange en lange termijn uiteengezet. Soorten beleid Langetermijnbeleid De doelstelling of een periode van 10 jaar. In het langetermijnbeleid staat wat een organisatie of een instelling op de lange termijn of uiteindelijk wil bereiken. Verder wat ze willen en wat hen bindt. Bijvoorbeeld: “De Nederlandse Hartstichting zet zich in voor het terugdringen van hart- en vaatziekten, zodat deze niet langer de grootste oorzaak zijn van vroegtijdige sterfte en invaliditeit” Het langetermijnbeleid is een richtsnoer en bepaalt de koers. Het ligt tamelijk vast. De doelstellingen verander je niet zomaar. Middellangetermijnbeleid Hierbij gaat het om een periode van drie tot vijf jaar. Wanneer een organisatie middellangetermijnbeleid gaat ontwikkelen, gaat ze haar doelstellingen operationaliseren en vertalen in werkdoelen. Hoe doet een organisatie dit? Meestal maakt men dan eerst een analyse van de omgeving, een externe analyse. Het gaat om de volgende vragen: ‘Met welke ontwikkelingen hebben wij te maken? Is dat een kans of een bedreiging?’ Vervolgens wordt een interne analyse gemaakt. ‘Waarin zijn we sterk/zwak?’ Dan worden de doelen vastgesteld voor de middellange termijn en worden strategieën uitgezet om die doelen te bereiken. Zo ontstaat een beleidsplan. Bron: Handleiding voor SESAM Adviseurs Kortetermijnbeleid Veel uitvoerende besturen, zoals de meeste Kringbesturen, werken vaak met kortetermijnbeleid. Dit is eenvoudigweg een werkplan of jaarplan met een jaarbegroting. Het gaat dan om de planning van de activiteiten voor het komende jaar. Hoe maak je beleid? Beleid maak je door de beleidscyclus te doorlopen. De beleidscyclus bestaat uit vijf fasen. Fase 1. Bezinnen en maken van omgevingsanalyse Eerst ga je kijken naar de organisatie. Dit kun je doen met behulp van de SWOT-analyse. Wat is een SWOT-analyse? SWOT staat voor: Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats. De SWOT is een diagnoseinstrument waarmee leden van een organisatie de eigen organisatie onder de loep nemen in relatie tot hun omgeving. Met als doel te komen tot een toekomststrategie: hoe en waarmee treedt de organisatie de omgeving tegemoet om te overleven of tot bloei te komen. Eerst ga je een interne en externe analyse maken van je organisatie. Voor de interne analyse kijk je naar de sterkten en zwakten van de organisatie. Wat loopt goed en wat loopt niet goed? Voor de externe analyse kijk je naar de omgeving van de organisatie. Welke kansen en bedreigingen zijn er? Probeer deze vier aspecten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Daarna kun je ze onderbrengen in de volgende matrix. Kansen Bedreigingen Sterkten Aanvallen Verdedigen Zwakten Versterken Terugtrekken In bovenstaande matrix staan in de hokjes de bijbehorende strategieën. Aanvallen: Hoe kan de organisatie haar sterke kanten inzetten om kansen te benutten. Daar waar sterkten en kansen elkaar raken, kan de organisatie een voorsprong opbouwen. Verdedigen: Sterkten kunnen worden aangewend om bedreigingen af te weren. Terugtrekken: Bron: Handleiding voor SESAM Adviseurs Als zwakten en bedreigingen elkaar kruisen, is het crisis. Proberen de schade te beperken is het devies. Versterken: Bij kansen en zwakten is de organisatie niet in staat om de kansen te benutten. Dat leidt tot de mogelijke keuze: investeren in de zwakte om die om te zetten in een sterkte om de kans wel te benutten. Fase 2. Beoordelen In deze fase ga je bekijken welke conclusies je kunt trekken uit de fase van bezinning. Als je de matrix hebt ingevuld, kun je de strategieën aflezen. Fase 3. Kiezen Wat kiezen we als organisatie? Met welke strategieën gaan we aan de slag? Wat pakken we eerst aan en waarom? Deze vragen worden beantwoord met als uitgangspunt de doelstelling van de organisatie. Fase 4. Uitvoeren Aan het werk. Op de verschillende bestuurlijke niveaus van de organisatie worden activiteiten uitgevoerd om de doelen te realiseren. Fase 5. Evalueren In de laatste fase kijk je terug hoe het gegaan is. Wat ging goed? Wat kan worden verbeterd? Dit brengt je weer terug bij fase 1. Bezinnen. Bedenk dat beleid maken een cyclisch proces is, waarin je steeds weer teruggaat naar je startpunt en opnieuw begint. Bron: Handleiding voor SESAM Adviseurs