ONDERZOEK DIABETES EN ARBEID INLEIDING Wetenschappers van de Universiteit Maastricht hebben onderzoek gedaan naar succesvolle diabetes gerelateerde gedragingen inzake arbeid. Door middel van interviews met ervaringsdeskundigen met diabetes mellitus is onderzocht, welke gedragingen bijdragen aan een succesvolle toetreding tot en deelname aan het arbeidsproces. Deze succesvolle gedragingen zijn geformuleerd met als doel, zo min mogelijk hinder van de diabetes te ondervinden op het terrein van arbeid. In dit rapport worden de betreffende succesvolle diabetes gerelateerde gedragingen gepresenteerd. De resultaten van dit onderzoek werden in januari 2012 gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift: Journal of Occupational and Environmental Medicine (zie onderstaande publicatie). Publicatie Burda MHF, Van der Horst F, Van den Akker M, Stork ADM, Crebolder H, Van Attekum T, Ploeg M, Knottnerus JA. Identifying experiential expertise to support people with diabetes mellitus in applying for and participating effectively in paid work: a qualitative study. Journal of Occupational and Environmental Medicine 2012;54:92-100. SUCCESVOLLE DIABETESGERELATEERDE GEDRAGINGEN (SDR’S) (1) SOLLICITEREN Als algemeen uitgangspunt geldt de volgende stelling: ‘ieder mens met diabetes, ongeacht of deze insuline-onafhankelijk is of -afhankelijk, is geschikt voor elk werk waar hij of zij gekwalificeerd voor is.’ Ervaringsdeskundigheid is hierbij essentieel. SDG (1) Bij solliciteren worden de volgende aanbevelingen gedaan a) Houd er rekening mee dat bepaalde beroepen lastig kunnen zijn voor mensen met diabetes, omdat vaak extra inspanningen geleverd moeten worden, bijvoorbeeld een productiemedewerker met wisseldiensten en een bouwvakker. Het wordt daarom aanbevolen een goede afweging te maken of, en zo ja op welke wijze, het beroep te combineren is met de diabetes. b) Voor sollicitanten met diabetes is het belangrijk om zich goed voor te bereiden op het sollicitatiegesprek. Zij moeten er zeker van zijn dat zij goed met hun diabetes kunnen zodat zij in staat zijn goed te kunnen functioneren op het werk. Voor de sollicitanten is het essentieel om kennis te hebben van hun diabetes en over de vereiste zelfmanagement vaardigheden te beschikken (zie ook SDG 2 en 3). c) Een potentiële werknemer is niet verplicht het hebben van diabetes te vermelden als dit niet relevant is voor de functie. Wanneer verwacht wordt dat iemand bepaalde werkzaamheden minder goed kan uitvoeren als gevolg van de diabetes, dan dient dit in het sollicitatiegesprek vermeld te worden. d) Als iemand ervoor kiest de diabetes in het sollicitatiegesprek te vermelden, is het handig aan te geven hoe met de diabetes wordt omgegaan. Zorg voor een positieve profilering tijdens het sollicitatiegesprek. Zet de diabetes als aandoening niet op de voorgrond, maar stuur de aandacht in het gesprek richting de verworven competenties en ervaringen waarmee met diabetes invulling gegeven kan worden aan de nieuwe functie. e) Wanneer iemand verwacht als gevolg van de diabetes vaker ziek te zijn dan collega's, wordt aanbevolen de diabetes niet te melden in de sollicitatiebrief of het eerste gesprek. 1 Dit kan dan beter ingebracht worden wanneer het contract ter sprake komt. Er kan dan besproken worden hoe ziekteverzuim zoveel mogelijk voorkomen kan worden. f) De werkgever mag tijdens een sollicitatiegesprek geen vragen stellen over de gezondheidstoestand van de werknemer. De Wet op de Medische Keuringen staat dit niet toe. Omdat het in de praktijk toch voorkomt, kunnen sollicitanten aangeven dat dergelijke vragen in het kader van deze wet niet gesteld mogen worden. Wanneer er toch vragen worden gesteld over de gezondheid, kan de werknemer desgewenst een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling (zie website: www.cgb.nl). g) Volgens de Wet op de Medische keuringen zijn sinds 1998 standaard aanstellingskeuringen verboden. De aard van de functie is bepalend voor de noodzaak een medische keuring te laten plaatsvinden. Er mag dan alleen worden gekeken naar gegevens die relevant zijn voor de invulling van een specifieke functie. Aan de keuring dient bekendheid gegeven te worden in de wervingsperiode en deze mag pas aan het einde van de selectieprocedure worden uitgevoerd. Worden deze regels overtreden dan kan de werknemer een klacht indienen bij de Commissie Klachtenbehaneling Aanstellingskeuringen (zie website: www.aanstellingskeuringen.nl). Citaten “Als persoon met diabetes moet je je bewust ervan zijn dat je altijd een rugzakje bij je hebt voor de rest van je leven. Dat rugzakje is gevuld met medicijnen en andere hulpmiddelen zoals een meter en etenswaren, maar ook met kennis van de aandoening. Het is belangrijk om te leren omgaan met die ballast en erachter te komen welk werk je goed en minder goed met jouw diabetes kunt combineren. Als je hier rekening mee houdt kun je weloverwogen keuzes maken en volgens mij hoeft de diabetes dan geen negatieve invloed te hebben op je werksituatie.” “Ze vroegen dus niet op de man af van: ‘heb je diabetes?’, maar eigenlijk vroegen ze het wel via die omweg vanuit mijn CV, want daarin had ik vermeld dat ik vrijwilligerswerk verricht voor de DVN. Ik weet dat ik niet verplicht ben om de diabetes te melden als het niet relevant is voor de functie, maar ik deed het toch. Ik wilde er niet geheimzinnig over doen. Ja, en dan zei ik van: ’ja, ik heb diabetes, dat gaat hartstikke goed en ik leer heel veel in die werkgroepen dat ik kan inzetten op het werk.’ Ik maakte er altijd een positief verhaal van en gaf er een positieve draai aan. Ja, en dat is eigenlijk altijd alleen maar met gejuich ontvangen door de sollicitatiecommissies. Ik heb nog nooit gehoord dat de diabetes een probleem was.” “Ik zeg nooit meteen dat ik diabetes heb, dus ik doe het niet op mijn eerste werkdag. Maar dat komt eigenlijk een beetje, omdat ik wil laten zien dat diabetes helemaal geen probleem is en dat ik eigenlijk heel normaal ben. Dus dat laat ik dan eerst een paar dagen zien en dan, nou ja, dan vertel ik het. Ik zou er in elk geval niet mee beginnen, omdat ik op grond van mijn kwalificatie voor de functie wil worden aangenomen en dat wil ik dan ook laten zien.” 2) VERWERVEN VAN KENNIS, INZICHT EN VAARDIGHEDEN Om de toegang tot en de deelname aan het arbeidsproces te vergemakkelijken, is het voor mensen met diabetes belangrijk de eigen verantwoordelijkheid te nemen om goed te leren leven met hun diabetes. Hierbij is het noodzakelijk om kennis en inzicht te verkrijgen in (het leven met) deze aandoening. Angstgevoelens die vaak optreden in de beginperiode van diabetes als gevolg van onwetendheid kunnen hierdoor verminderd worden. SDG (2) 2 Om bruikbare kennis en informatie te verwerven over leven met diabetes en het inzicht erin te vergroten kunnen onderstaande bronnen geraadpleegd worden. a) Professionele hulpverleners op het terrein van diabetes, zoals huisartsen, internisten, diabetesverpleegkundigen, diëtisten en praktijkondersteuners. b) DVN die mensen kan doorverwijzen naar diabetes ervaringsdeskundigen (voorheen Diabetes Informatieposten oftewel DIP-ers), die specifieke kennis bezitten op een bepaald gebied zoals arbeid. c) Regionale informatiebijeenkomsten bijwonen die georganiseerd worden door ziekenhuizen, huisartsenpraktijken en/of DVN. Hier kunnen mensen informatie verkrijgen over specifieke onderwerpen op het gebied van (leven met) diabetes. Hier kunnen tevens ervaringen worden uitgewisseld met lotgenoten. d) Educatiecursus volgen om de benodigde kennis te verwerven om goed met de diabetes te kunnen omgaan. Er worden tevens vaardigheden aangeleerd om de bloedglucose op de juiste manier te controleren en reguleren. De cursussen worden verzorgd door zorginstellingen en DVN. e) Lid worden van DVN om geïnformeerd te worden over actuele ontwikkelingen op het terrein van (leven met) diabetes. De voordelen van een lidmaatschap zijn onder andere dat mensen toegang hebben tot de gehele website van DVN, het maandelijkse tijdschrift Diabc ontvangen, gratis advies kunnen inwinnen bij de juridische dienst en artikelen kunnen verkrijgen in de DVN winkel. De kosten van een lidmaatschap kunnen mogelijk vergoed worden door de zorgverzekeraar. f) DVN die mensen kan verwijzen naar een inhoudsdeskundige adviseur bij specifieke vragen op een bepaald gebied, zoals beroepskeuze, omgang met diabetes op het werk, sollicitaties, arbeidskeuringen, werkaanpassingen en verzekeringen. g) Websites waar relevante informatie te vinden is op het terrein van arbeid. Op de volgende sites is veel bruikbare informatie te vinden voor mensen met chronische aandoeningen, zoals diabetes. - www.dvn.nl: dit is de website van Diabetesvereniging Nederland (DVN), tel: 0334630566. DVN is er voor iedereen met diabetes en ondersteunt leden op allerlei manieren in hun strijd voor betere diabeteszorg en een betere kwaliteit van leven. - www.werksite.nl: deze website geeft opleidings-, beroepskeuze- en loopbaanadvies (contact via e-mail op deze website). - www.werk.nl: dit is de website van UWVwerkbedrijf, Telefoon Werknemers 09009294. UWV WERKbedrijf is het trefpunt voor werkzoekenden en werkgevers. Het WERKbedrijf biedt werkgevers informatie en voorzieningen bij het vinden van gekwalificeerd personeel en er wordt getracht om werkzoekenden binnen zes maanden op weg te helpen naar werk. - www.bpv.nl: dit is de website van Welder, tel: 020-4800333 (niet voor advies). Welder is een landelijk, onafhankelijk kenniscentrum dat zich bezighoudt met werk, uitkeringen en verzekeringen in relatie tot gezondheid en handicap. Welder biedt een bron van kennis, op het gebied van werk, uitkeringen, reïntegratie en verzekeringen in relatie tot gezondheid en handicap. - www.minszw.nl: dit is de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Postbus 51 Infolijn 0800-8051. Deze site biedt informatie over het beleid in Nederland op het gebied van arbeid. SZW werkt aan een sociaal en economisch krachtig Nederland met bestaanszekerheid voor iedereen, waarbij werk van groot belang is. De kern is dat mensen die hun baan kwijt raken niet onnodig met een uitkering aan de kant moeten staan, maar steun krijgen om opnieuw aan het werk te komen. De overheid richt zich op een vermindering van de afhankelijkheid van uitkeringen door middel van haar reïntegratiebeleid. 3 - www.cgb.nl: dit is de website van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), Tel: 030-8883888. In 1994 werd de CGB ingesteld om uitsluiting van mensen tegen te gaan van werk, opleiding of het verkrijgen van bepaalde goederen of diensten op grond van irrelevante kenmerken. Een verzoek aan de CGB moet gaan om discriminatie op een van de gronden die in de gelijkebehandelingswetgeving genoemd zijn, zoals geslacht, ras, leeftijd, nationaliteit, godsdienst en sinds 2003 ook handicap of chronische ziekte. - www.aanstellingskeuringen.nl: dit is de website van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA), tel: 070-3499573. De functie van de Commissie is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de aanstellingskeuring. De Wet Medische Keuringen (WMK) bepaalt onder welke voorwaarden een keuring mag worden verricht en aan welke voorschriften de keuring moet voldoen. Bij overtreding van deze wet kunnen mensen een klacht indienen bij de CKA. - www.nvvg.nl: dit is de website van de NVVG, tel: 030-6868764. De NVVG heeft als doel de verzekeringsgeneeskunde in de breedst mogelijke zin te bevorderen. Via kwalitatief hoogstaande claimbeoordeling hoopt zij dat de instroom in arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt beperkt en optimale reïntegratie wordt bevorderd. Op deze website is het Verzekeringsgeneeskundig protocol ‘Diabetes Mellitus 2009’ te vinden. Klik hiervoor eerst op ‘de verzekeringsarts’ en vervolgens op ‘VG protocollen.’ Citaten “Ja, het is allereerst belangrijk om inzicht in je ziekte te krijgen. Je moet jezelf realiseren dat het een ziekte is waar heel goed mee te leven valt. Je moet echter wel weten hoe je ermee om moet gaan, dus een stukje kennisverwerving is wel noodzakelijk. Hiervoor kun je terecht bij de internist of diabetesverpleegkundige, die kunnen je er veel over vertellen.” “Er worden vanuit DVN ook informatiebijenkomsten georganiseerd en mensen kunnen hier tevens hun ervaringen uitwisselen met lotgenoten. Omdat DVN deskundigen in dienst heeft op verschillende terreinen kun je er ook terecht met specifieke vragen op een bepaald gebied, bijvoorbeeld arbeid en verzekeringen. “In het begin wist ik niet goed wat ik met de diabetes aan moest en heb ik veel verkeerd gedaan. Maar op een gegeven moment ben ik lid ben geworden van DVN en toen heb ik die cursus daar gedaan. Daar heb ik toen veel kennis opgedaan over diabetes en ben ik me veel sterker bewust geworden van wat er kan gebeuren als ik er niet goed mee omga. Nu weet ik welke gevolgen dat kan hebben, daar stond ik eerder niet zo bij stil.” “Je kunt ook terecht bij de diabetesvereniging, die hebben ervaringsdeskundigen in dienst die in heel Nederland op Informatieposten zitten. Zij zijn in het leven geroepen om mensen met diabetes te woord staan als zij vragen hebben op het gebied van diabetes. Omdat de ervaringsdeskundigen zelf ook de ziekte hebben kunnen zij andere mensen met diabetes goed begrijpen en hen beter van dienst zijn.” “Op internet is ook veel informatie over diabetes te vinden, al moet je er wel rekening mee houden dat de bronnen niet allemaal even betrouwbaar zijn.” 3) ZELFCONTROLE EN –REGULATIE 4 Om op het werk zo min mogelijk hinder te ondervinden van de diabetes is adequate zelfcontrole en -regulatie cruciaal. Dit heeft als doel de bloedglucosespiegel zo goed mogelijk op het gewenste niveau te houden. SDG (3) Ten behoeve van adequate zelfcontrole en -regulatie worden de volgende aanbevelingen gedaan a) Streef naar een eetpatroon dat past bij de persoonlijke werkomstandigheden. Kies hierbij een patroon dat makkelijk te volgen is en aangepast aan de individuele specifieke omstandigheden. Geef de bedrijfsarts toestemming te overleggen met de behandelend arts, hoe de behandeling het beste kan worden aangepast aan het werk dat iemand doet. b) Neem altijd voldoende medicatie mee naar het werk plus meetapparatuur om de bloedglucose te kunnen controleren. Draag er zorg voor dat bij hogere temperaturen de medicijnen, zoals insuline en glucagon, kunnen worden opgeslagen in een koele ruimte of ijskast. c) Neem altijd producten mee naar het werk die snelwerkende (glucosetabletten of druivensuiker) en/of langzaam werkende koolhydraten (boterham) bevatten, om de bloedglucose te kunnen bijstellen en houd deze binnen handbereik. d) Neem regelmatig de tijd om op het werk de bloedglucosespiegel te controleren en indien nodig bij te stellen, bijvoorbeeld vóór de koffiepauze, vóór de lunch en vóór de middagpauze. Let daarnaast ook op lichamelijke signalen die kunnen duiden op een hypo of hyper en meet eveneens de bloedglucose wanneer deze zich voordoen. e) Het is zinvol om in overleg met de behandelaar dagcurves te maken om het lichamelijke reactiepatroon te leren kennen in bepaalde situaties. Voor het maken van dagcurves worden verschillende dagen achtereen notities gemaakt van de geconsumeerde voeding, beweging, gebruikte medicijnen en ervaren emoties op bepaalde tijdstippen. Tevens worden de daarbij behorende gemeten bloedglucosewaarden genoteerd, waardoor inzicht verkregen wordt in de bloedglucosewaarden onder bepaalde omstandigheden. Er kan dan beter geanticipeerd en gereageerd worden op te lage en te hoge bloedglucosespiegels. Citaten “Ik probeer op een goede manier te leven, dus niet te laat naar bed te gaan. Ja, eigenlijk probeer ik een zo regelmatig mogelijk levenspatroon te handhaven, want ik merk wel dat dit beter is voor mij.” “Nou, ik zorg er wel voor dat ik altijd mijn pakketje bij me heb waar mijn meetapparatuur in zit en natuurlijk ook mijn insuline, mijn boterhammen, druivensuiker en frisdrank. En als ik mijn bloedsuiker wil meten dan heb ik daar op mijn werk geen remmingen in. Dan zeg ik tegen mijn collega’s: sorry jongens, maar ik moet eerst effe mijn bloedsuiker meten.” “Ja, ik meet regelmatig de bloedglucose en dat is echt het belangrijkste wat je als persoon met diabetes moet doen. Want dan weet je hoe hoog of hoe laag de bloedsuiker is en kun je meteen reageren als dat nodig is.” Ik meet dus vier keer per dag: voor het ontbijt; voor de lunch; voor het avondeten en voor ik naar bed ga. En als het nodig is, bijvoorbeeld wanneer ik ga fietsen of ik voel iets, ja dan meet ik mijn bloedsuiker toch nog een keertje extra. “Je moet jezelf wel goed leren kennen hoor, die kennis over je lichaam is heel erg belangrijk. Je moet inzicht krijgen in situaties die jouw suikerspiegel kunnen beïnvloeden en daar kun je achter komen door verschillende dagcurven te maken. Je moet ook goed weten hoe de spijsvertering werkt, want dan snap je beter waarom je de medicijnen moet gebruiken. Ja, 5 eigenlijk gaat het om het begrijpen van diabetes, dat is een van de belangrijkste punten om er goed mee te leren omgaan.” “Ik ben erachter gekomen dat als ik goed zelfmamanagement uitvoer, dus als ik goede zelfcontrole uitoefen en goed met mijn diabetes kan omgaan, dat ik mijn conditie kan verbeteren.” 4) REAGEREN OP (NADERENDE) HYPOGLYKEMIEËN (HYPO’S) OP HET WERK Mensen met diabetes kunnen in de arbeidssituatie geconfronteerd worden met het optreden van (naderende) hypoglykemieën. Een hypoglykemie, kortweg hypo genoemd, is een daling van de bloedglucose tot onder de 4 mmol/l. Een lichte daling van de bloedglucose kan leiden tot verschijnselen als transpireren, trillen, hartkloppingen, wazig zien, een hongergevoel, prikkelbaarheid, traagheid en concentratieverlies. Echter als de bloedglucose verder zakt ontstaat er een verstoring van de functie van de hersenen. Het is dus van groot belang op een juiste manier te reageren op (naderende) hypo’s, met name in diabetes riskante beroepen (bijvoorbeeld tandarts, beroepschauffeur en glazenwasser) en tijdens het uitvoeren van risicovolle activiteiten (bijvoorbeeld autorijden en het bedienen van machines). Het gaat dan vooral om beroepen en activiteiten, waarbij de gezondheidstoestand van de persoon een risico kan vormen voor de veiligheid van andere mensen en/of van betrokkene zelf. SDG (4) Om adequaat te kunnen reageren op (naderende) hypo’s tijdens het werk worden de volgende aanbevelingen gedaan. a) Wees alert op signalen als transpireren, trillen, hartkloppingen, wazig zien, een hongergevoel, prikkelbaarheid, traagheid en concentratieverlies, want zij kunnen duiden op een (naderende) hypo. Let ook op persoonlijke signalen die kunnen duiden op een (naderende) hypo, want deze kunnen bij iedereen anders zijn. b) Wanneer zich signalen aandienen die duiden op een (naderende) hypo, met name tijdens risicovolle activiteiten (bv. bediening gevaarlijke machines), stop dan zo snel mogelijk met de activiteit. Het is belangrijk hierover afspraken te maken met de werkgever en collega’s in te lichten die het werk dan eventueel kunnen overnemen. c) Controleer de bloedglucosespiegel, stel deze indien nodig bij en stel collega’s hiervan op de hoogte indien dit vanuit de werksituatie gewenst is. d) Stel een te lage bloedglucosewaarde snel bij door een product te gebruiken dat snelwerkende koolhydraten bevat, bijvoorbeeld druivensuiker. Een vloeibare glucosevloeistof werk echter sneller. Consumptie van twee dextrotabletten zorgt voor een verhoging van de bloedglucosewaarde van ongeveer 1 mmol/l. e) Eet indien nodig na ongeveer 15 tot 20 minuten nog een product dat langzaam werkende koolhydraten bevat, bijvoorbeeld brood, om de glucosespiegel op peil te houden. f) Controleer na circa 30 minuten de bloedglucosewaarde nogmaals om na te gaan of deze zich inderdaad hersteld heeft. g) Hervat de activiteit wanneer de bloedglucosewaarde zich verbeterd heeft en betrokkene zich weer goed voelt. Streef naar een waarde tussen de 5 en 9 mmol/l. Citaten “Nou ja, als je tijdens je werk een hypo krijgt dan is dat altijd lastig, dus je moet gewoon goed op de signalen letten zodat je er snel bij kunt zijn. Het is niet echt gevaarlijk omdat ik geen diabetes riskant beroep heb. Als ik achter mijn bureau zit en ik krijg een hypo dan is het vooral lastig voor mezelf. Dan moet ik eventjes mijn werk onderbreken om mijn bloedsuiker 6 weer op peil te brengen en dat duurt dan ongeveer 10 minuten, maar die haal ik later dan wel weer in.” “Als ik weet dat ik een presentatie moet geven dan meet ik wel tijdig van te voren mijn bloedsuiker. Want stel dat die dan heel laag is, ja, dan moet ik nog voldoende tijd hebben om die bij te stellen. Als ik dan moet presenteren weet ik tenminste dat mijn bloedsuiker weer in orde is en ik niet voor al die mensen onderuit zal gaan.” “Ja, zeker in die tijd toen ik nog in de verpleging actief was toen controleerde ik altijd mijn bloedsuiker, want soms dan moest ik echt heel veel lopen. En dat merkte ik dan wel, dan dacht ik van: ‘oh ja, ik ga nou eens even wat eten tussendoor.’ “Als er iemand binnenkomt en ik heb net een hypo dan zeg ik: 'kom over een kwartiertje maar even terug.’ Dan eet ik snel een paar dextro’s en soms ook nog wat peperkoek of een boterham en dan is het meestal binnen een kwartiertje weer over.” “Bij een hypo voel je je soms wel wat slomer of zo, alsof alles ietsje trager gaat en soms heb je een beetje hoofdpijn of een beetje een dof gevoel in je hoofd. Maar goed, dan eet ik even iets en op het moment dat mijn bloedsuiker dan weer de normale waarde heeft, dan zet ik me wel over dat vervelende gevoel heen en ga ik gewoon weer verder met mijn werk.” 5) REAGEREN OP HYPERGLYKEMIEËN (HYPERS) TIJDENS HET WERK Van een hyperglykemie, kortweg hyper genoemd, wordt gesproken wanneer de bloedglucosewaarde te hoog is opgelopen. Klachten ontstaan meestal wanneer de bloedglucose boven de 10 tot 15 mmol/l is. Er kunnen dan verschijnselen optreden zoals flinke dorst, veel plassen, moeheid, prikkelbaarheid en wazig zien. Door het optreden van een hyper kan het reactievermogen negatief beïnvloed worden en op de langere termijn kunnen complicaties ontstaan, zoals retinopathie. SDG (5) Om adequaat op hypers tijdens het werk te kunnen reageren wordt aanbevolen bij het waarnemen van verschijnselen als flinke dorst, veel plassen, moeheid, prikkelbaarheid en/of wazig zien, de bloedglucose te controleren en indien nodig bij te stellen. Drink bij een hyper extra veel water om het dorstgevoel te verminderen en uitdroging te voorkomen. Om op termijn vat te kunnen krijgen op te hoge bloedglucosewaarden is zelfcontrole zeer belangrijk. Tevens is het van belang in overleg met de internist, huisarts of diabetesverleegkundige het eet- en beweegpatroon, de soort en hoeveelheid medicatie onder de loep te nemen en waar nodig bij te stellen. Citaten “Ik heb veel minder last van hypers dan van hypo’s, maar als ik plotseling sterk vermoeid wordt dan is de oorzaak daarvan meestal een te hoge bloedsuiker. Dan heb ik ook flinke dorst en dan kan ik zo een flesje water leegdrinken. Als de situatie op het werk het toelaat ga ik even een eindje wandelen en probeer op die manier de suiker weer naar beneden te krijgen.” “Van hypers merk ik weinig moet ik eerlijk zeggen, maar ik merk dan wel eens als ik inderdaad 's middags uit mijn werk kom en ik ben echt in één keer moe en ik ga wat water drinken of zo, dan denk ik: "oh ja, eens eventjes de bloedsuiker meten" en dan zie ik wel eens dat ie dan inderdaad veel te hoog is. Ja, ik heb wel eens uitschieters tot 15, 16, 17. Om de 7 bloedsuiker weer naar beneden te krijgen kan ik het beste gaan bewegen maar daar ben ik dan soms weer te moe voor.” 6) MENSEN MET DIABETES TYPE 2 ZONDER MEETAPPARATUUR Mensen met diabetes type 2, die uitsluitend bloedglucoseverlagende tabletten gebruiken (waarbij hypo's kunnen optreden), hebben veelal géén meetapparatuur in bezit. Zonder controlemateriaal kunnen zij de waarde van hun bloedglucosespiegel echter niet exact bepalen. Dit kan lastig zijn, vooral wanneer in de werksituatie risicovolle activiteiten moeten worden uitgevoerd vanwege het optreden van hypo’s. SDG (6) Mensen met diabetes type 2, die uitsluitend bloedglucoseverlagende tabletten gebruiken met hypo’s als bijwerking en géén meetapparatuur hebben, wordt het volgende geadviseerd. a) Eet de maaltijden en de tussendoortjes altijd op tijd. b) Indien (vaker) hypo’s optreden is het raadzaam vóór de uitvoering van een risicovolle activiteit, zoals het bedienen van gevaarlijke machines, een kleine hoeveelheid extra koolhydraten te nuttigen, zoals een stuk fruit of een plak ontbijtkoek. c) Wanneer (vaker) hypo’s optreden, kan juist gebruik van een glucosemeter helpen de oorzaak op te sporen, (bijvoorbeeld te weinig gegeten of een te hoge dosis medicijnen). Mensen kunnen ook tijdelijk een leenmeter vragen aan de behandelaar. Mochten er alsnog hypo’s blijven optreden, is het raadzaam in overleg te treden met de behandelaar om zelf meetapparatuur aan te schaffen. Citaten "Want als je bepaalde bloedsuikerverlagende tabletten neemt dan ben je wel verplicht om op vaste tijden de maaltijden te eten, anders kun je hypo’s krijgen. Alleen doet niet iedereen met diabetes type 2 dat en dat is het grote gevaar. “Het is belangrijk om vóór aanvang van een riskante activiteit, bijvoorbeeld vóór het rijden van een taxirit, een kleinigheid te eten omdat anders de veiligheid van de passagiers in gevaar kan komen. Ik vind het belangrijk om in dergelijke omstandigheden met de diabetesverpleegkundige te overleggen of het zinvol is een bloedglucosemeter aan te schaffen, want die wordt niet altijd vergoed door de verzekering bij mensen met diabetes type 2. Heel raar vind ik want van sommige tabletten kun je ook hypo's krijgen". 7) VERMINDERDE HYPOGEVOELIGHEID Bij een verminderde hypogevoeligheid worden lichamelijke waarschuwingssignalen (zoals transpireren en trillen), die normaal optreden tijdens een daling van de bloedglucose spiegel, nauwelijks tot niet (meer) waargenomen. De ene persoon kan dit opmerken wanneer de bloedglucose rond de 4 mmol/l is, terwijl een ander pas iets merkt bij een waarde van 2 mmol/l. Wanneer de bloedglucosewaarde steeds dieper zakt kan de persoon veelal minder goed en minder adequaat reageren. Wanneer iemand hypo’s niet of te laat opmerkt is hij of zij minder of niet in staat adequate maatregelen te nemen. SDG (7) Om bij een verminderde hypogevoeligheid de kans op hypo’s in de arbeidssituatie te verkleinen wordt het volgende geadviseerd. a) Dagelijks extra controles van de bloedglucose uitvoeren, echter altijd vóór het uitvoeren van een risicovolle activiteit (zoals vóór het bedienen van gevaarlijke machines en autorijden). De bloedglucosewaarde kan dan indien nodig nog tijdig bijgesteld worden. 8 b) Treed in overleg met de behandelaar en probeer samen de oorzaak van de verminderde hypogevoeligheid te achterhalen. c) Het is nuttig een ‘hypo-awareness’ training (hypogevoeligheidstraining) te volgen in een ziekenhuis of bij DVN, om de signalen van hypo’s weer te leren opmerken. d) In samenspraak met de behandelaar overwegen of gebruik van een insulinepomp een goede keuze is. De insulinebehoefte van het lichaam is dan vaak beter te sturen waardoor een stabielere bloedglucosespiegel bereikt kan worden. e) In samenspraak met de behandelaar overwegen of gebruik van een continue bloedglucosesensor een goede optie is. Deze sensor geeft continue de waarde van de bloedglucose weer, waardoor een (naderende) hypo sneller opgemerkt en opgevangen kan worden. Deze sensor wordt echter zelden vergoed door de ziektekostenverzekeraars. Citaten “Ik controleer wel heel vaak mijn bloedsuiker omdat ik hypo’s niet altijd voel aankomen, dus als ik vaak meet dan heb ik het eigenlijk altijd zelf wel in de gaten als een hypo op komst is en kan ik op tijd ingrijpen.” “Nou, meestal voel ik ze wel, maar het is een bekend verschijnsel dat mensen die langdurig scherp zijn ingesteld, minder hun alarmsymptomen voelen en er ook minder alarmsymptomen zijn. Dat is bij mij dus ook zo en dat vang ik dan weer op door te prikken, prikken, prikken, controleren, controleren, controleren. En als ik geen tijd heb om te controleren dan neem ik vaker preventief wat snelwerkende koolhydraten, dan weet ik in ieder geval dat de bloedglucose niet te laag wordt.” “Ja, ik zorg dat ik altijd dextro’s bij me heb en dat ik wat kan eten als dat nodig is, of ik zet mijn pomp langzamer of even stop. Ja en dat doe ik allemaal tussen het werk door. Nu met de pomp is het wel makkelijker dan zonder, want als je zelf hebt gespoten, dan heb je die insuline gewoon in je lichaam zitten. Ja, en met een pomp kun je dat toch wat makkelijker sturen, want de hoeveelhied insuline die je al in je lichaam hebt gespoten die trek je er niet meer uit, maar met de pomp kun je die hoeveelheden veel beter doseren.” “Ik heb nu die continue bloedglucosesensor waardoor ik minder vaak hoef te prikken dan normaal. Om te kijken of de bloedglucose te hoog of te laag is ga ik gewoonlijk even aan de kant om weer even mijn bloed te prikken. Maar als je een continue glucosesensor hebt, dan neemt die het prikken als het ware voor een deel van je over. Je ziet de bloedglucosewaarde meteen op het schermpje als je kijkt, dus dan kan je gewoon weer doorgaan met je werk.” “Afhankelijk van de betrouwbaarheid van zo’n sensor kan het bloedprikken dus flink gereduceerd worden. Met de sensor die ik nu heb prik ik misschien nog 7 keer per dag mijn bloed in plaats van 20 keer per dag. Zo’n sensor geeft zo ontzettend veel rust omdat ik voor een deel hierop kan varen.” 9 8) WISSELENDE BLOEDGLUCOSESPIEGELS Mensen met diabetes kunnen soms last hebben van wisselende bloedglucosespiegels, bijvoorbeeld als gevolg van onregelmatige diensten. Hierdoor kan een goed functioneren in de arbeidssituatie belemmerd worden. SDG (8) Om bij ontregelingen van de bloedglucose weer een goede bloedglucose-instelling te bereiken worden de volgende aanbevelingen gedaan. a) Houd rekening met het optreden van hypo’s en hypers en probeer deze te voorkomen, door in overleg met de behandelaar de etenstijden en/of de medicatie aan te passen aan de onregelmatige dienstroosters. b) Controleer na de omschakeling van een dienst vaker de bloedglucose dan gewoonlijk. Er kan dan tijdig adequaat gereageerd worden op (naderende) hypo’s of hypers. c) Om opnieuw ingesteld te kunnen worden is het van belang in overleg met de behandelaar meerdere dagcurves te maken en deze aan hem of haar voor te leggen. Dagcurves worden gemaakt door verschillende dagen achtereen notities te maken van de geconsumeerde voeding, beweging, gebruikte medijnen, ervaren emoties en de daarbij behorende gemeten bloedglucosewaarden. Hierdoor kan inzicht worden verkregen in de bloedglucosewaarden onder bepaalde omstandigheden. d) Stel samen met de behandelaar een adequaat behandelplan op om de bloedglucose zo snel mogelijk te stabiliseren. Geef de bedrijfsarts toestemming om met de behandelend arts te overleggen, dit ter ondersteuning van een goede controle van de diabetes op het werk. e) Besteed extra aandacht aan een juiste omgang met de diabetes op het werk. Ter ondersteuning hiervan kunnen ervaringsdeskundigen van DVN geraadpleegd worden. f) In overleg met de behandelaar overwegen of het gebruik van een insulinepomp en/of een continue bloedglucosesensor een goede optie is. Hiermee kan respectievelijk een stabielere bloedglucosespiegel bereikt worden en kunnen hypo’s sneller opgemerkt en opgevangen worden (zie ook SDG 7, punt d en e). Citaten “In het begin had ik een paar hypo’s per week, maar op een gegeven moment werden het er steeds meer, het kwam zelfs zo ver dat ik elke dag wel een hypo had. Ik vond het zelf enorm vervelend, maar ja, ik liep er al zo lang meer rond dat ik dacht dat dit normaal was. Toen heb ik het toch maar tegen mijn diabetesverpleegkundige gezegd en die zei dat dit helemaal niet normaal was. Nou, zij heeft dat zo goed opgepakt en heeft meteen een behandelplan opgesteld. wij hebben er toen samen snel iets aan gedaan. Het is een hele opluchting voor mij dat ik nu veel beter ben ingesteld en minder last heb van die hypo’s en daar ben ik de diabetesverpleegkundige wel dankbaar voor.” “Het is natuurlijk onregelmatig werk wat ik doe hier op de bus en dat is so wie so al een nadeel natuurlijk, want mijn lichaam reageert daar wel op. Dus ik moet het wel heel goed uitkienen wanneer ik iets ga eten om geen last te krijgen van die onregelmatige diensten. Vooral na omschakeling van de diensten moet ik de bloedglucose vaker controleren dan normaal omdat ik dan meer last heb van wisselende bloedglucosespiegels.” 9) INFORMEREN VAN ANDEREN: INLICHTEN EN INSTRUEREN Om in de arbeidssituatie adequaat te kunnen omgaan met de diabetes is het voor de persoon van belang, niet gehinderd te worden alle noodzakelijke diabetes gerelateerde handelingen te 10 kunnen uitvoeren. Bijvoorbeeld het meten van de bloedglucosespiegel, het tussendoor eten of innemen van producten met snelwerkende koolhydraten en gebruik van medicatie tijdens het werk. SDG (9) a) Ten behoeve van de eigen gezondheid en het onderhouden van een goede werkrelatie met direct betrokken collega’s en leidinggevende, kan het nuttig zijn hen in kennis te stellen van de diabetes. Er kan enige uitleg gegeven worden over de controle en regulatieprocedure. b) Om op het werk in geval van nood hulp te kunnen verwachten van medemensen wordt geadviseerd directe collega’s en/of de leidinggevende beknopte instructies te geven over hoe en op welk moment zij hulp kunnen bieden in noodsituaties. Citaten “Ik vind het belangrijk dat je collega’s weten dat je diabetes hebt. Ze weten dan waarom je je af en toe moet terug trekken, dan weten ze dat je moet meten of dat je iets moet eten. Ook kun je ze vragen om even jouw taak over te nemen als dat nodig is en je hoeft dan niet steeds vervelende vragen te beantwoorden.” “Mijn collega’s weten hier allemaal dat ik diabetes heb en ik heb hen zelfs eens een klinische les gegeven omdat ik het gevoel had dat ze echt niets van diabetes af wisten. Toen heb ik iedereen hier op de hoogte gesteld van wat diabetes is. Ze wisten dus ook dat ik altijd druivensuiker en brood bij me had om de bloedsuikerspiegel bij te stellen. Dus als het even niet goed ging, dan hebben zij daar ook altijd begrip voor getoond, dus daar had ik wel geluk mee.” “We hebben voor onder de bureaulegger zo’n velletje papier gekopieerd en neergelegd waar opstaat wat collega’s in geval van een hypo moeten doen. Ja, want als het een keer echt fout gaat, dan moet wel duidelijk zijn wat er gedaan moet worden. Dus voor noodsituaties is er echt voldoende informatie aanwezig over hetgeen gebeuren moet.” 10) AANPASSINGEN OP HET WERK Wanneer diabetes ontstaat tijdens het beroepsleven, zowel op jongere als op oudere leeftijd, is het voor de werknemer essentieel om zich zo snel mogelijk een goede omgang met de diabetes eigen te maken. Om ook vanuit de nieuwe situatie goed te kunnen functioneren op het werk, is een goede afstemming met de leidinggevende, de bedrijfsarts en collega’s van belang. Ook kunnen bepaalde aanpassingen op of in het werk noodzakelijk zijn om weer goed te kunnen functioneren. SDG (10) a) De bedrijfsarts ondersteunt de werknemer bij ziekteverzuim en arbeidsreïntegratie. Wanneer mensen problemen op het werk ervaren met de diabetes wordt aanbevolen een consult bij de bedrijfsarts aan te vragen. Geef de bedrijfsarts toestemming om met de behandelend arts te overleggen ten behoeve van een goede inpassing van de diabetes in de werksituatie. b) Om goed functioneren op de werkplek (weer) mogelijk te maken, kan het nuttig zijn in onderling overleg met leidinggevende en bedrijfsarts een aangepast werkplan op te stellen. Aanbevolen wordt na te gaan op welke wijze het werk voor de persoon het meest geschikt gemaakt kan worden om een goede omgang met de diabetes te bevorderen. 11 c) De werktijden, bijvoorbeeld het werken in onregelmatige diensten, kan bij sommige werknemers een negatieve uitwerking hebben op de bloedglucosewaarden. Overleg eerst met de behandelaar en daarna met de leidinggevende en/of bedrijfsarts over hoe de diabetes het beste gecombineerd kan worden met onregelmatige diensten. Test eerst in overleg met de leidinggevende en bedrijfsarts uit, welke werktijden het meest geschikt zijn om goed met de diabetes om te kunnen gaan. Overleg daarna welke diensten wel en niet gedaan kunnen worden. d) Wanneer problemen als gevolg van de diabetes blijven voortduren, kan de werkgever het werk aanpassen: minder uren laten werken, geen onregelmatige diensten laten werken, andere werkplek aanbieden of werkmateriaal aanpassen (bijvoorbeeld aangepast computerbeeldscherm voor iemand met oogproblematiek) of iemand andere werkzaamheden laten verrichten, eventueel met omscholing via het UWV. In een dergelijke situatie is het van belang om dit tijdig te bespreken met de leidinggevende en eventueel met de bedrijfsarts. Het kan tevens nuttig zijn om hieromtrent advies in te winnen bij het Centraal Bureau van DVN, die kan doorverwijzen naar een deskundige op dit gebied. e) Wanneer problemen als gevolg van de diabetes blijven aanhouden en blijkt dat er geen mogelijkheden zijn binnen het bedrijf om werktijden en/of werkplek en/of werkmateriaal en/of werkzaamheden aan te passen, op zoek gaan naar een andere baan. Neem GEEN ontslag maar informeer eerst naar de mogelijkheden bij UWV Werkbedrijf (zie website: www.werk.nl). Citaten “De dokter heeft gezegd dat ik geen fysiek zwaar werkmeer mag doen, nee, dat mag ik niet meer. Hij heeft mij ook uit de continudienst gehaald en zo hard werken mag ik ook niet meer. Maar ik mag wel alle regelwerk doen en dergelijke. Dus in principe werk ik nu twee á drie hele dagen en twee dagen van 4 uur bij dezelfde werkgever. En dat zal wel ooit weer het oude schema worden, maar dat is nu nog op therapeutische basis, dat heeft de bedrijfsarts zo besloten en dat gaat heel goed.” “De bedrijfsarts heeft me nog eens een keer op gesprek laten komen en toen viel ik weer in een dal. Hij heeft dat toen heel rustig opgebouwd. Ik moet zeggen, alle lof voor die man. Hij zei: ‘probeer het maar weer langzaam op je eigen tempo op te bouwen.’ Vandaag had ik eigenlijk 8 uur moeten werken, maar ik heb zes uur gewerkt. Nou, dan werk ik morgen 2 uurtjes langer, dan heb ik dat weer ingehaald, dat maakt niet uit. Dus dat kan ik dan compenseren en kan in principe doen en laten wat ik wil. Hij laat mij daar helemaal vrij in en zo kan ik het weer rustig opbouwen.” “Het ging slechter met mijn ogen als gevolg van de retinopathie en op een gegeven moment kreeg ik er op mijn werk last van. Ik heb toen advies ingewonnen bij DVN en die hebben mij verwezen naar de Stichting Bartiméus die gericht is op mensen met visuele beperkingen. In onderling overleg met mijn leidinggevende is mijn computer toen aangepast. Mijn ogen kunnen slecht scherpstellen, dus ik kan het beeld niet goed zien en ik kan slecht lezen en daar heb ik dus ook een aangepaste bril voor. Ja, en dat gaat na die aanpassing veel beter dat lezen op het scherm, want het heeft nu een wat groter lettertype. Ik ben er echt heel blij mee, nu kan ik weer gewoon mijn werk doen.” 12