Griffie Commissie Economie, Mobiliteit en Grote Stedenbeleid Datum commissievergadering : - DIS-stuknummer : Behandelend ambtenaar : Directie/afdeling : Nummer commissiestuk : Datum : Bijlagen : 1051615 W. de Graaff / C.J.M. Korsten Economie & Mobiliteit EMG-0234 23 november 2004 1 Onderwerp: Sociaal Economische Verkenning Noord-Brabant 2005 Voorstel van GS aan PS: ter bespreking in het kader van uw: ter kennisneming vertegenwoordigende rol>onderdeel A kaderstellende rol>onderdeel B controlerende rol>onderdeel D uitvoerende rol>onderdeel C Opmerkingen van het Presidium/Griffie: Griffier der Staten, namens deze, mr. J.W.L.M. Zwepink Bijlage: 1. Sociaal Economische Verkenning Noord-Brabant 2005. Notitie ten behoeve van de commissie voor Economie, Mobiliteit en Grotestedenbeleid 1. Inleiding Sinds 1991 laat ons college de Sociaal-Economische Verkenning (SEV) voor Noord-Brabant opstellen. In deze verkenningen wordt een de economische ontwikkeling van Noord-Brabant gedegen geanalyseerd. Daarmee worden de onderliggende kernmerken van de Brabantse economie blootgelegd. Hiermee wordt het mogelijk ontwikkelingen op korte termijn te begrijpen en kansen en bedreigingen voor de langere termijn te voorzien. De SEV geeft een beeld van de sterkten en zwakten van de Brabantse economie, en de (mogelijke) consequenties hiervan. Dit jaar zijn de verkenningen niet door ETIN maar door EIM te Zoetermeer opgesteld. In deze notitie geven wij een korte schets van de belangrijkste bevindingen uit het rapport. Daarbij gaan wij ook kort in op (mogelijke) beleidsmatige consequenties van de uitkomsten uit het onderzoek. Het gehele rapport treft u als bijlage aan. 2. Bestaand kader Doelstelling van het sociaal-economisch beleid, zoals verwoord in de kadernota ‘Dynamiek en vernieuwing – de kracht van Brabant’, is het structureel versterken van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven in internationaal perspectief om daarmee een bijdrage te leveren aan de welvaart en het welzijn van de Brabantse bevolking en aan een duurzame ontwikkeling, ook op mondiaal niveau. Om deze doelstelling te concretiseren, hebben wij ingezet op een aantal speerpunten, te weten het stimuleren van innovatie en kwaliteit, het verbeteren van de bedrijfsomgeving en het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt. 3. Bevindingen SEV De belangrijkste uitkomsten van de SEV zijn als volgt. De bijdrage die Brabant levert aan de nationale economie zegt iets over de kracht van Brabant. Noord-Brabant telt ongeveer 120.000 vestigingen van bedrijven, die samen werk bieden aan meer dan 1,1 miljoen mensen. Het bruto regionaal prodcut bedraagt jaarlijks ruim 59 miljard euro. Daarmee draagt de provincie voor 15 procent bij aan het bruto binnenlands product en eveneens 15 procent aan de nationale werkgelegenheid. De Brabantse economie heeft de afgelopen jaren wel geleden onder de conjuncturele ontwikkelingen, waardoor de economie slechts beperkt is gegroeid. De groei is weliswaar positief, maar ligt onder het Nederlands gemiddelde; de belangrijkste oorzaak is de conjunctuurgevoeligheid van de Brabantse ecomie. Wanneer de wereldeconomie aantrekt, zal Brabant daar als eerste van profiteren. Voor de komende jaren wordt een sterkere economische groei verwacht:de economie in Brabant groeit in 2005 met 1,75 procent. Het Centraal Planbureau verwacht voor de nationale economie een groei van 1,5 procent. Belangrijkste drager van deze ontwikkeling is de industrie, en dan met name de industrie die internationaal actief is. De ontwikkelingen elders in de wereld zullen leiden tot een toename van de export. Deze ontwikkelingen zijn zondermeer positief te noemen, maar voor de lange termijn signaleren de onderzoekers diverse knelpunten. Deze knelpunten kunnen ertoe leiden dat de mogelijkheden die Brabant heeft, onvoldoende worden benut. Deze knelpunten zitten in de beperkte innovatiegraad van met name het MKB en het tekort aan voldoende gekwalificeerd personeel. Anderzijds constateren de onderzoekers ook dat het algehele vestigingsklimaat van Brabant goed is. Dit blijkt onder andere uit het grote aantal buitenlandse bedrijven dat zich in Brabant vestigt. Ook doet Brabant het in vergelijking met de rest van Nederland op het gebied van ruimte voor werken, het aantal technostarters en de relatief goede bereikbaarheid. De situatie op de arbeidsmarkt wordt eveneens als -2- niet dramatisch bestempeld. De onderzoekers stellen dat de uitdaging waarvoor Brabant zich gesteld ziet, gekarakteriseerd kan worden als het beter benutten van de mogelijkheden die Brabant heeft. Brabant heeft alles om de economie gezond te houden, het belangrijkste knelpunt zit in het onvoldoende met elkaar in verband brengen van de juiste partijen of instellingen. De onderzoekers doen de suggestie veel meer te gaan denken in clusters als in traditionele sectoren en breken een lans voor het faciliteren van transsectorale innovaties via herstructurering van bedrijventerreinen. De Sociaal-Economische Verkenning 2005 schetst meer specifiek de volgende bevindingen: Noord-Brabant telt zo’n 120.000 vestigingen van bedrijven, die tezamen werk bieden aan meer dan een miljoen mensen. Het bruto regionaal product bedraagt jaarlijks ruim € 59 miljard euro. Daarmee draagt de provincie voor 15% bij aan de nationale waardecreatie en eveneens voor 15% aan de nationale werkgelegenheid. In de tweede helft van de jaren negentig groeide de Brabantse economie nog beduidend sneller dan de Nederlandse economie als geheel. De afgelopen jaren blijkt Brabant juist achter te blijven in groei. Mede door de sterke internationale oriëntatie werd Noord-Brabant de afgelopen drie jaar sterker dan andere provincies getroffen door de laagconjunctuur. De industrie - het economisch fundament van Brabant - is conjunctuur- en concurrentiegevoelig. De economische recessie heeft behoorlijke sporen achtergelaten in deze sector. Aangezien de conjunctuur naar verwachting voor 2004 en 2005 weer zal aantrekken, zal Brabant hier ook als een van de eerste provincies in Nederland van profiteren. De eerste tekenen hiervan zijn zichtbaar in de exportgeoriënteerde sectoren. Brabant doet het op dit punt goed. Het aantal exporterende bedrijven ligt flink hoger dan landelijk, zowel binnen de industrie als in de zakelijke dienstverlening. Als gevolg van de economische teruggang is de werkloosheid in Brabant in de afgelopen jaren toegenomen. Niettemin ligt het aandeel werkzoekenden in Brabant beneden het landelijk gemiddelde. Bovendien is een flink deel van deze werkzoekenden tamelijk eenvoudig weer aan een baan te helpen. De situatie op de Brabantse arbeidsmarkt is in vergelijking met de landelijke situatie minder zorgwekkend. De inspanningen in de provincie op arbeidsmarktgebeid zouden zich de komende jaren mede moeten richten op het aanwenden van het relatief grote onbenutte arbeidspotentieel, bijvoorbeeld door uitkeringsgerechtigden te stimuleren om een eigen bedrijf op te zetten. Relatief veel bedrijven in Brabant hebben in de afgelopen jaren hun personeel vastgehouden. Dit heeft de arbeidsproductiviteit in Brabant onder druk gezet. Betere benutting van het innovatief vermogen van het bedrijfsleven in de provincie is daarom gewenst. Brabant kent al een hoog aandeel technostarters en relatief veel snelgroeiende bedrijven. Ook de R&D uitgaven van het bedrijfsleven liggen in Brabant hoger dan elders in Nederland. Toch blijft de innovatiekracht van het MKB op veel punten achter. Dit geldt ook voor de R&D-uitgaven van de kennisinstellingen in Brabant. Verdere stimulering van de kenniseconomie, en het creëren van een ondernemende houding en cultuur op scholen en universiteiten, zal bijdragen aan meer economische groei. Brabant kenmerkt zich door een voortvarende aanpak van de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. Aanpassing van deze terreinen aan de wensen en eisen van deze tijd, kan ook betekenen dat nagedacht wordt over de invulling van deze terreinen. Het denken vanuit traditionele sectoren zou vervangen moeten worden door het denken in clusters en ketens. Door verschillende bedrijven die elkaar technologisch kunnen versterken bij elkaar te brengen en te faciliteren, kunnen transsectorale innovaties ontstaan, die een impuls kunnen geven aan de economische kracht van Brabant. -3- De mobiliteit in Brabant ligt hoger dan gemiddeld in Nederland. Het fileleed concentreert zich voornamelijk op de hoofdaders van het wegennet. De doorstroming op veel van de provinciale wegen is voldoende. Deze hoge vervoersmobiliteit is onder meer het gevolg van de gunstige ligging en het aantrekkelijke vestigingsklimaat van Brabant. Jaarlijks komen er gemiddeld meer bedrijven naar Brabant toe om zich daar te vestigen dan dat er uit Brabant vertrekken. Het verdient aanbeveling het gunstige economische klimaat van Brabant nog beter te benutten, bijvoorbeeld door het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid in de ICT en andere branches in de zakelijke dienstverlening. Het overschot aan kantoorruimte in de oostelijke regio’s van de provincie kan dan zinvol worden aangewend. De uitbreiding van de EU met een aantal nieuwe toetreders biedt kansen voor het Brabantse bedrijfsleven Meer importen, meer buitenlandse investeringen en een groter afzetgebied zijn juist voor de industrie en de groothandel kansen die economische groei verder kunnen bevorderen. Anderzijds kunnen de nieuwe toetreders tot de Europese Unie een bedreiging voor de kracht van Brabant als industriële regio vormen. Deze visie wordt in ieder geval door velen zo uitgesproken. Een belangrijke reden voor bedrijven om de productie uit Brabant te verplaatsen ligt in het tekort aan voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten in de provincie. Het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt blijft daarom noodzakelijk. 4. Beleidsmatige consequenties De SEV legt op basis van de sterkte/zwakte-analyse de vinger op een aantal zere plekken, dat in onze ogen beleidsmatige aandacht behoeft. Daar deze beleidsmatige inzet ook in in de Kadernota is benoemd, zijn wij van mening dat een drastische wijziging van het beleid niet aan de orde is. In de Kadernota hebben wij onze aandacht reeds gericht op het versterken van innovatie en kwaliteit, onder andere door het versterken van de innovativiteit in het midden- en kleinbedrijf, het ondersteunen van technostarters en de stimulering van vorming van clusters. Op het terrein van de arbeidsmarkt investeren wij fors in de verbetering van de aansluiting arbeidsmarkt – onderwijs. Met betrekking tot de fysieke omgeving investeren wij in zowel de herstucturering van bedrijventerreinen als ook de bereikbaarheid, zowel fysiek als ook digitaal. Naar aanleiding van een aantal van de genoemde knelpunten/uitkomsten zijn wij van mening dat ons beleid wel een verdere intensivering en aanscherping behoeft. Dit betreft o.a. de volgende onderwerpen. Verdere stimulering kenniseconomie is noodzakelijk Uit het rapport blijkt dat Noord-Brabant op het gebied van innovatie over een aantal uiterst sterke punten beschikt. Dit blijkt ondermeer uit het aanwezige innovatiekapitaal dat beschikbaar is voor private R&D. Ook ligt het aantal technostarters significant hoger dan het landelijke gemiddelde (15%) en is Zuidoost-Brabant benoemd tot innovatieve ‘hot spot’. Daarnaast zijn er uiteraard ook zwakke punten te benoemen, die ook reeds bij de bevindingen uit de SEV zijn genoemd. De innovatiekracht van het Brabants MKB blijft achter, evenals de R&D-uitgaven van kennisinstellingen.Verdere stimulering van de de kenniseconomie, en het creëren van een ondernemende houding en cultuur op scholen en universiteiten, zal bijdragen aan meer economische groei, aldus het rapport. Naast de sterke kanten van de Brabantse economie, hebben wij de genoemde zwaktes van de Brabantse economie reeds eerder onderkend. In de Kadernota hebben wij het bevorderen van kennis en innovatie als één van onze sociaal-economische doelstellingen opgenomen. Tevens hebben wij eind 2003 onze discussienota Brainport Brabant al aan u voorgelegd, waarin nader op kansen en mogelijkheden voor het versterken van de innovatiekracht van Brabant wordt ingegaan. Op korte termijn wordt het Actieprogramma Innovatie aan u gepresenteerd en voorgelegd. Het Actieprogramma zet in de drie doelstellingen: Connecting, Creating and Enabling winners. Met deze inzet willen wij het aanwezige innovatiepotentieel beter benutten en meer conomische dynamiek creeren om onze internationale positie (verder te) versterken. -4- In het Actie Programma Innovatie worden meerdere actielijnen voorgesteld: 1. Connecting winners: verbinden van kennis en industrie door middel van clusters in sleutelsectoren; Bij clustervorming kan het gaan om structurele, langdurige samenwerkingsverbanden,, of om meer incidentele samenwerkingsverbanden, bijv. bij de ontwikkeling van nieuwe producten via micro-clusters van ondernemers en kennisbezitters (publiek en privaat). 2. Creating winners: vergroten van het aantal succesvolle technostarters. Meer jonge mensen interesseren voor het opzetten van een eigen bedrijf; Vergroting van de beschikbaarheid van risicokapitaal; Het mogelijk maken van ondersteunende activiteiten zoals mentoring/coaching/samenwerking/ontmoeting etc. 3. Enabling winners: flankerend beleid. Versterken kennisinfrastructuur en kwaliteit van de beroepsbevolking; Stimuleren ICT en breedbandvoorzieningen; Internationaliseren van kennis; Bevorderen van een innovatief vestigingsklimaat. Herstructurering bedrijventerreinen via faciliteren transsectorale innovaties In Noord-Brabant wordt voortvarend gewerkt aan de herstructurering van bedrijventerrein en het ontwikkelen van nieuwe terreinen. De moderniseringsslag en kwaliteitsverbetering die dit oplevert wordt genoemd als een sterkte van de Brabantse economie. Hierbij moet de kwaliteit van de bedrijventerreinen wel aansluiten bij de vraag vanuit het bedrijfsleven. In het rapport wordt herstructurering van bedrijventerreinen als mogelijk instrument benoemd om transsectorale innovaties te bevorderen: het – op een bedrijventerrein – bij elkaar brengen van ketens en clusters van bedrijvigheid die elkaar kunnen versterken. We zullen dit aspect betrekken bij het voorstel voor een Herstructureringsmaatschappij Bedrijventerreinen, dat wij binnenkort aan u voorleggen. Tevens zullen wij via deze maatschappij externe impulsen geven aan de herstructurering van bedrijventerrein. Betere benutting van het arbeidspotentieel In het rapport wordt geconcludeerd dat de Brabantse arbeidsmarkt onder druk staat. Hoewel de nood in Brabant minder groot is dan landelijk, blijft aandacht geboden, met name voor kansarme groepen op de arbeidsmarkt. Ook de toenemende vergrijzing onderwerkenden is in Brabant meer aan de orde in vergelijking met andere provincies. In de Kadernotitie arbeidsmarktbeleid 2003-2007 is bovenstaande onderkend. Speerpunten hierin zijn het verhogen van de arbeidsparticipatie- en arbeidskwalificatiegraad, en het versterken van randvoorwaarden voor een goede werking van de Brabantse arbeidsmarkt. In relatie tot het versterken van de arbeidsparticpatiegraad worden heeft ook het stimuleren van instroom en behoud van ouderen en allochtonen op de arbeidsmarkt prioriteit. In 2004 zijn op deze onderdelen dan ook twee grote meerjarige programma’s van start gegaan, te weten Een kleurrijk Brabant werkt! en Ervaring werkt! Ook is er een provinciaal ESFsteunpunt om de informatievoorziening over en de ondersteuning bij ESF-aanvragen te verbeteren. Daarnaast wordt er, zoals genoemd, geinvesteerd in het verhogen van de arbeidskwalificatiegraad van de Brabantse beroepsbevolking, waarbij o.a. de aanpak van vroegtijdig schoolverlaten en het voorkomen van jeugdwerkeloosheid de aandacht hebben. Met hetet verhogen van de kwalificatiegraad van de beroepsbevolking wordt tevens een relatie gelegd naar het innovatiebeleid, waarin het versterken van de kennisinfrastuctuur en de kwaliteit van de beroepsbevolking benoemd zijn als belangrijke randvoorwaarden voor een innovatief vestigingsklimaat. Nieuwe EU-toetreders bieden volop kansen voor Brabant In de SEV wordt een apart hoofdstuk gewijd aan de uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe -5- landen, en de kansen en bedreigingen die dit voor het Brabants bedrijfsleven met zich meebrengt. In de discussies over de uitbreiding van de EU hebben de mogelijke economische gevolgen altijd een belangrijke plaats ingenomen, en deze discussie blijft actueel. Uit de SEV blijkt de de EU-uitbreiding naar verwachting een klein maar positief effect zal hebben. Voor de Brabantse economie komt geen eenduidig beeld naar voren: bepaalde sectoren kunnen profiteren van kansen die de uitbreiding biedt, voor enkele sectoren zal de uitbreiding eerder een zeker bedreiging met zich mee brengen. In de SEV 2003 is aandacht besteed aan het ‘uitschuifgevaar’; het verplaatsen van productievestigingen of het uitbesteden van delen van de productie naar de nieuwe EU-landen. De verplaatsing of uitbesteding zou vooral worden gemotiveerd door de lagere loonkosten in de nieuwe EU-landen. Uit diverse onderzoeken blijkt inderdaad dat er een stijging te verwachten is als het gaat om het aantal bedrijven dat plannen hiertoe ontwikkelt. Echter, het meerendeel van de bedrijven heeft deze plannen niet. Bovendien zijn er meerdere sectoren, bijv. in de voedings- en genotmiddelenindustrie, die niet (hoeven) concurreren op loonkosten omdat de productieprocessen grotendeels geautomatiseerd zijn. De verwachting voor de komende jaren is dat slechts een deel van de productie uit Brabant verdwijnt; dit is met name laagwaardige (bulk)productie. Verder zal er vooral een verschuiving ‘binnen’ de sector plaatsvinden, van laagwaardige naar kennisintensieve productie met een hoge toegevoegde waarde. Van het Brabantse MKB onderhoudt slechts ca. 10% contacten met zakelijke partners uit nieuwe EU-landen. De belangrijkste landen voor deze bedrijven zijn Polen, Tsjechie en Hongarije.We onderschrijven de visie van het EIM dat de toetreding meer kansen dan bedreigingen biedt. We willen daarbij het bedrijfsleven steunen onze exportkansen in Oost-Europa te verbeteren. Onze provinciale relaties met Polen en Roemenie zijn in dit verband voorbeelden van dergelijke ondersteuning. 's-Hertogenbosch, 23 november 2004 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant -6-