Pieter Bruegel de Oudere schilderde de toren driemaal

advertisement
Pieter Bruegel de Oudere schilderde de toren driemaal; een van die versies is verloren gegaan. De
twee behouden werken (uit 1563) zijn enorm gedetailleerd en kunnen (uiteraard) het best in het echt
worden bekeken: de
'grote' toren meet
114 bij 155 cm en
bevindt zich in het
Kunsthistorisch
Museum te Wenen;
de kleine meet 60
bij 74,5 cm in hangt
in
Boijmans
Beuningen
Museum
Van
te
Rotterdam. Op de
voorgrond van 'de
grote' zien we een
leidersfiguur; sommige bronnen stellen dat deze Nimrod leiding gaf aan de bouw.
Bruegel is waarschijnlijk uitgegaan van de vorm van het Colosseum te Rome – een ander gebouw dat
door de christenen van zijn tijd gezien werd gezien als uiting van ongelovige overmoed. De torens
lijken op het eerste gezicht stevig en verstandig gebouwd, maar bij nadere inspectie valt op dat het
ontwerp fouten bevat – waarschijnlijk aangebracht om aan te geven hoe onmogelijk en overmoedig de
hele onderneming was.
De talloze miniscule figuurtjes benadrukken de monumentaliteit van de toren en de nietigheid van de
mens.
De toren van Babel heeft echt bestaan, alleen hoogstwaarschijnlijk geheel anders gebouwd dan
Bruegel dacht. Op oude kleitabletten zijn vermeldingen gevonden van een zikkoerrat, een trapvormige
tempeltoren, die 91 meter hoog was op een basis van 91 x 91 meter. De toren hoorde bij de tempel van
Mardoek, de voornaamste god van Babylonië. Uit de spijkergeschriften blijkt dat men met de toren
daadwerkelijk de hemel wilde bereiken – het valt dan ook bepaald niet uit te sluiten dat ook dit
bijbelverhaal zijn oorsprong vindt in Mesopotamië, net als het verhaal van de zondvloed. Vernietigd
door de Assyrische koning Sanherib in 689 v.C., herbouwd en voltooid door o.a. Neboekadnezar II.
De Perzen van Xerxes sloopten de toren opnieuw, in 478 v.C.. De Babyloniërs noemden hun toren
Bab-Iloe, Poort van God.
Download