ceci n`est pas une pyramide... - Lirias

advertisement
ceci n’est pas une pyramide...
Een eeuw Belgisch archeologisch onderzoek in Egypte
Peeters
Leuven
2012
Ceci n’est pas une pyramide… Een eeuw Belgisch archeologisch onderzoek in Egypte
Met bijdragen van:
Laurent Bavay, Michèle Broze, Jean-Michel Bruffaerts, Marie-Cécile Bruwier, Wouter Claes, Erhart Graefe, Dirk Huyge,
Dimitri Laboury, Luc Limme, Claude Obsomer, René Preys, Ilona Regulski, Inge Uytterhoeven, Philip Van Peer, Pierre M. Vermeersch,
Harco Willems, Jean Winand
Coördinatie en eindredactie:
Laurent Bavay (ULB), Marie-Cécile Bruwier (Musée royal de Mariemont), Wouter Claes (KMKG), Ingrid De Strooper (Belgische
Ambassade in Cairo)
Vertalingen:
Laurent Bavay, Raymond Bavay, Marie-Cécile Bruwier, Wouter Claes, Ingrid De Strooper, Liliane El Khoury, Luc Limme, David Lorand,
Hugo Stevens, Isabelle Therasse
Grafisch ontwerp en vormgeving:
Anja Stoll, Centre de Recherches en Archéologie et Patrimoine (CReA-Patrimoine), Université libre de Bruxelles
Boekomslag: Nathalie Bloch (CReA-Patrimoine)
Uitgever:
Peeters, Bondgenotenlaan 153, 3000 Leuven
ISBN : 978-90-429-2693-6
Wettelijk depot D/2012/0602/83
Dit boek kwam tot stand met de steun van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken,
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Inhoud
Voorwoord van de Heer Didier Reynders Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken
Inleiding van de Heer Bruno Nève de Mévergnies Ambassadeur van België in Cairo
7
9
11
Kaart van Egypte
13
Chronologie van het Oude Egypte
15
Van Oude en nieuwe Belgen in Egypte
16
Foreword of Dr. Mustafa Amin Secretary General of the Supreme Council of Antiquities, Cairo, Egypt
Dirk Huyge Conservator prehistorisch en vroegdynastisch Egypte, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
Harco Willems Gewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven
Jean Capart, pionier van de Belgische opgravingen in Egypte
20
Jean-Michel Bruffaerts Doctorandus in de geschiedenis
El-Hosh en Qurta: De oudste Egyptische kunst op het spoor
32
Dirk Huyge
Wouter Claes Licentiaat in de archeologie, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
Elkab na Capart: Van prehistorische kampeerplaats tot Grieks-Romeinse nederzetting
46
Dirk Huyge
Luc Limme Ereconservator van de Egyptische verzameling van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis
In de entourage van de Farao. Kunst en archeologie in de Thebaanse necropool
62
Laurent Bavay Docent aan de Université libre de Bruxelles
Dimitri Laboury Maître de recherches van het Fonds de la Recherche Scientifique (F.R.S.-FNRS); Docent aan de Université de Liège
Archeologisch onderzoek in Luxor, Assassif (1970-1992) door het Comité voor Belgische Opgravingen in Egypte
80
Erhart Graefe Professor emeritus aan de Westfälische Wilhelms-Universität Münster
De Belgische epigrafische activiteit in de tempel van Karnak
Jean Winand Gewoon hoogleraar aan de Université de Liège
Michèle Broze Maître de recherches van het Fonds de la Recherche Scientifique (F.R.S.-FNRS), Université libre de Bruxelles
René Preys Gastdocent aan de Katholieke Universiteit Leuven; Onderwijsverandwoorelijke aan de Facultés universitaires
Notre-Dame de la Paix de Namur
92
Het epigrafische en archeologische project in de Romeinse tempel van Shanhūr
106
Harco Willems
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project van de Katholieke Universiteit Leuven
114
Pierre M. Vermeersch Professor emeritus aan de Katholieke Universiteit Leuven; lid van de Klasse der Wetenschappen van de
Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten
Philip Van Peer Professor aan de Katholieke Universiteit Leuven
De opgravingen van de Katholieke Universiteit Leuven in de regio van Dayr al-Barshā
126
Harco Willems
De Hawara 2000 Survey (KU Leuven): Een Fajoemisch necropooldorp in kaart gebracht
148
Inge Uytterhoeven Doctor in de archeologie, Katholieke Universteit Leuven
Memfis (Kom Tuman)
160
Claude Obsomer Professor aan de Université catholique de Louvain en de Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix de Namur
De 2de Dynastie: Vergeten en begraven in Saqqara
168
Ilona Regulski Doctor in de egyptologie; Post-doctoraal onderzoeker bij de Alexander-von-Humboldt-Stiftung, Freie Universität Berlin
“Op zoek naar de tempel van Cleopatra”. Opgravingen van het Koninklijk Museum van Mariemont in Alexandrië
178
Marie-Cécile Bruwier Wetenschappelijk directeur van het Musée royal de Mariemont
Het Egyptologisch Genootschap Koningin Elisabeth en het Nederlands-Vlaams Instituut in Cairo
189
Fotoverantwoording
191
114
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project
van de Katholieke Universiteit Leuven
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
Het Belgisch prehistorisch onderzoek in Egypte nam een
prehistorie van Egypte (3.000 voor Christus), waarbij
aanvang in 1966 in Elkab. Pierre M. Vermeersch, die op
bijzondere aandacht uitging naar de evolutie van het
uitnodiging van het Comité voor Belgische Opgravingen
natuurlijk milieu in de Nijlvallei. Omwille van de beperkte
de topografie van Elkab in kaart bracht, vond toen binnen
infrastructuur was het onmogelijk de westelijke woestijn
de omheiningsmuur van de faraonische stad een aantal
in het onderzoek te betrekken.
sites die uit het Epipaleolithicum (8.000 jaar voor
Op
geregelde
tijdstippen
werden
prospectie-
Christus) dateren. In 1976 startte hij vanuit het
campagnes georganiseerd in de lage woestijn (het
Laboratorium voor Prehistorie van de Katholieke
woestijngedeelte tussen het bebouwde areaal en de
Universiteit Leuven en met de hulp van het Comité een
valleikliffen). De ontdekte sites werden in latere
eigen project, met als doel het opsporen en onderzoeken
campagnes gedeeltelijk opgegraven. De bedoeling was
van prehistorische sites in de Nijlvallei. Na de
ze later aan een nieuw onderzoek te kunnen onderwerpen,
grootschalige archeologische campagne in Nubië naar
om een antwoord te vinden op nieuwe wetenschappelijke
aanleiding van de bouw van de grote dam te Aswan, die
vraagstellingen.
een grote vooruitgang betekende voor het prehistorisch
De vaste projectequipe bestond uit de professoren
onderzoek in Soedan, had een Amerikaans-Pools team
Pierre M. Vermeersch, Etienne Paulissen en Philip Van
immers talrijke laatpaleolithische sites (23.000–12.000
Peer, allen verbonden aan de Katholieke Universiteit Leu-
jaar voor Christus) in de Boven-Egyptische Nijlvallei
ven. De financiering gebeurde via verschillende kleinere
ontdekt. Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project
onderzoekstoelagen, verschaft door het Fonds Weten-
(BMEPP) was er aanvankelijk op gericht een gelijkaardig
schappelijk Onderzoek en het Onderzoeksfonds Katho-
onderzoek uit te voeren in Midden-Egypte. Het onderzoek
lieke Universiteit Leuven. Voor de dateringsproblematiek
werd al gauw uitgebreid naar het zuiden tot net ten
werd samengewerkt met het Research Laboratory for Ar-
Noorden van Luxor en uiteindelijk ook naar het Rode
chaeology and the History of Art van Oxford University
Zee-gebergte aangezien Midden-Egypte minder rijk
(radioactieve koolstofdatering of 14C en Optisch gestimu-
bleek te zijn dan verhoopt. Het was in eerste instantie de
leerde Luminescentie of OSL-dateringen) en het Labora-
bedoeling zoveel mogelijk goed bewaarde sites te
toire des Sciences du Climat et de l’Environnement, Unité
lokaliseren en op te graven zodat ze een samenhangend
Mixte de Recherche CNRS-CEA (Thermoluminescentie of
beeld zouden opleveren van de periodes van het oudste
TL-datering). Het onderzoek van de fauna werd uitgevo-
Paleolithicum (2,5 miljoen jaar geleden) tot de latere
erd door professor Wim Van Neer, Koninklijk Museum
Fig. 1. Middle Stone
Age site van Beit Allam
in de toenmalige
lage woestijn die nu
volledig onder irrigatie
cultuur is.
116
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
voor Midden-Afrika en Katholieke Universiteit Leuven.
Het Oud-Paleolithicum (700.000-300.000 jaar geleden)
Dr. Jan Moeyersons van het Koninklijk Museum voor
Midden-Afrika stond in voor het sedimentologisch
In de Nijlvallei zijn nederzettingen uit het Acheuleaan
onderzoek van de Sodmein grot. Voor het onderzoek te
(ca 300.000 jaar geleden) eerder schaars. Enkel te Nag
Maghar-Dendera 2 werd samengewerkt met het CNRS,
Ahmed el Khalifa werden in de lokale rivierafzettingen
Centre d’Anthropologie, UMR 8555, Toulouse. De onder-
boven
zoeksresultaten worden gepubliceerd in de internatio-
aangetroffen. Dergelijke concentraties vormen in Egypte
nale wetenschappelijke literatuur en in de speciaal daar-
een uitzondering.
de
Dendera
Formatie
talrijke
vuistbijlen
toe opgerichte reeks Egyptian Prehistory Monographs,
waarvan bij de Leuven University Press al acht delen zijn
Het Midden-Paleolithicum (300.000-45.000 jaar geleden)
verschenen.
Het was niet de bedoeling om een bepaald gebied
De belangrijkste nieuwe gegevens van het onderzoek
systematisch te prospecteren, wel om sites te vinden en
hebben betrekking op het Midden- en Jong-Paleolithicum
op te graven die vanuit wetenschappelijk oogpunt
in Egypte. Opmerkelijk daarbij – maar in feite niet
beloftevol waren. Dit betekende dat het onderzoeksteam
verwonderlijk vermits alle onderzoek buiten het huidig
bijzonder mobiel was en op geen enkele plaats een vaste
agrarisch landschap plaats vond – is het feit dat
stek had. Van 1976 tot en met 2003 vonden 24 campagnes
nagenoeg alle sites betrekking hebben op het verwerven
plaats. Er werd gewerkt vanuit Assioet, Tahta, Abydos,
van grondstof voor het vervaardigen van werktuigen. Er
Nag’ Hammadi, Qena, Qoseir en El-Gouna. Er was nooit
werd vastgesteld dat in het Midden-Paleolithicum (voor
een opgravingshuis noch een eigen magazijn waarin de
Egypte bestempeld als horende bij het Afrikaanse (MSA)
gevonden archaeologica werden bewaard. De meeste
Middle Stone Age) verschillende tradities bestonden,
opgegraven resten werden in bewaring gegeven in de
waaronder een klassieke (zoals te Nazlet Khater 2) en
opslagruimten van de Egyptische oudheidkundige dienst
een Nubische Levallois technologie (zoals te Nazlet
te Dendera.
Khater 1 en Beit Allam). Te Taramsa 1 werden meer dan
Naast de vele kleinere vindplaatsen, werden een
200.000 jaar geleden al tweevlakkige werktuigen
aantal belangrijke sites onderzocht die hebben geleid tot
gebruikt. Die bifaciale verwerkingsmethode verwijst zeer
de opbouw van een betere technologische, culturele en
duidelijk naar groepen die in Soedan en in Oost-Afrika
chronologische sequentie van de Egyptische prehistorie.
voorkomen.
Talrijke (veelal gedeeltelijk) opgegraven sites zijn
Om aan vuursteen te komen voor het vervaardigen
intussen helaas verwoest door de uitbreiding van de
van hun werktuigen deden de MSA-groepen uitvoerig
cultivatie. Gevreesd wordt dat er binnen afzienbare tijd
aan openluchtontginning waarbij in terrassedimenten
niet
van de Nijl of van een wadi tot 2m diepe grote kuilen
veel
meer
zal
overblijven
aan
resten
prehistorische nederzettingen in de Nijlvallei.
van
werden aangelegd. De gedolven grondstoffen werden ter
plaatse verwerkt. Een aantal producten, zoals kernen,
spitsen en klingen, werden uitgevoerd, wellicht naar de
lager gelegen Nijlvallei. Van de kampplaatsen die zich
daar moeten hebben bevonden, werd er tot nog toe geen
enkele teruggevonden.
Uit de uitgestrekte oppervlakken in de lage woestijn
Fig. 2. Vuistbijlen van
de Acheuleaan site te
Nag Ahmed el Khalifa.
waar vuursteen werd ontgonnen, blijkt dat de bevolking
van Egypte gedurende het laatste Interglaciaal (130.000
117
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project van de Katholieke Universiteit Leuven
tot 70.000 jaar geleden) bijzonder uitgebreid was. Alles
wijst erop dat de bevoorrading geen continu proces was
maar dat groepen mensen herhaaldelijk langskwamen
en ter plaatse de nodige werktuigen vervaardigden. Te
Nazlet Safaha 1 werd naar schatting een gebied van
2500m² ontgonnen. De ontgonnen laag had een
gemiddelde dikte van 0,75m, waaruit kan worden
berekend dat een totaal volume van 1875m³ werd
Fig. 3. Lay out van een
extractiekuil te Nazlet
Safaha 2.
ontgonnen. Uit observaties blijkt dat er ongeveer 1000
bruikbare silex keien zijn per m³. Dit betekent dat Nazlet
Safaha 1 nagenoeg 1.900.000 keien kon voortbrengen,
bruikbaar om er Levallois en andere afslagen uit te
door een uitzonderlijk droog klimaat, zich ontwikkelt (na
produceren. Deze site is maar een van de vele sites in de
70.000 jaar geleden), stellen we vast dat de Egyptische
buurt van Qena.
bevolking steeds minder talrijk wordt. Met de opkomst
Uiterst belangrijk is de site van Taramsa 1. Daar
van het Taramsan (vanaf 70.000 jaar geleden) zien we
konden kuilen uit zes opeenvolgende periodes worden
fundamentele veranderingen in het vervaardigen van
onderzocht en gedateerd. De oudste goed omschreven
werktuigen waarbij meer en meer klingen worden
culturele context is het Lubembiaan van omstreeks
gemaakt. Door deze nieuwe en volumetrische vorm van
165.000 jaar geleden. Deze wordt gevolgd door het
steenbewerking
Nubisch Complex, met dateringen tussen 117.000 en
opeenvolgende reeks van klingen geproduceerd. Dit
70.000 jaar geleden. Het oudste graf van Afrika,
proces mondt uiteindelijk omstreeks 46.000 jaar voor
aangetroffen in een kuil te Taramsa 1, dateert uit de
Christus uit in een nieuwe benadering die mogelijk aan
laatste periode van deze fase. Het is het graf van een
de basis ligt van het Ahmarian van de Negev, misschien
vijfjarig kind dat anatomisch behoort tot de moderne
wel de oorsprong van wat later, vanaf 40.000 jaar geleden,
Homo sapiens. Het kind werd zittend in een extractiekuil
in Europa zou leiden tot de enorme culturele revolutie
geplaatst en met zand uit de omgeving afgedekt. De
die de moderne mens heeft meegebracht.
wordt
uit
één
enkele
kern
een
beenderen van het skelet zijn spijtig genoeg zo slecht
Een gelijkaardige sequentie – maar met een groot
bewaard dat ze dringend moeten worden gerestaureerd.
hiaat in bezetting gedurende de droogste periode van de
Naarmate de Laatste IJstijd, in Afrika gekenmerkt
laatste IJstijd (vanaf 70-60.000 jaar?) – werd aangetroffen
7W
8W
0
9W
10W
11W
1m
12W
Fig. 4. Taramsa 1:
profiel door twee
opeenvolgende
extractiekuilen met
hun opvulling en
een drietal debitage
ateliers binnen die
opvulling.
118
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
Fig. 5. Debitage atelier
in een opvulling van
een extractiekuil te
Taramsa 1.
langs de Rode Zee in de Sodmein grot, nabij Qoseir. Dit is
naar het ontstaan en vooral de verbreiding van de
nog steeds de enige vindplaats met een uitgebreide
moderne mens. De Homo sapiens verschijnt voor het
stratigrafie langs de Rode Zee in Egypte. Opmerkelijk is
eerst in Oost-Afrika omstreeks 190.000 jaar geleden en
de aanwezigheid van een gestructureerde haard die met
verspreidt zich van daaruit over de ganse wereld. De
behulp
is
vraag welke rol Egypte daarbij kan gespeeld hebben is
gedateerd op 118.000 ± 8.000 jaar. Op dat niveau komen
een zeer actueel onderwerp van onderzoek, waarop nog
talrijke beenderen voor van een fauna die nu totaal uit
geen sluitend antwoord kon worden gegeven.
van
de
thermoluminescentie
methode
Egypte is verdwenen zoals de olifant, buffel, kudu,
verschillende soorten antilopen en zelfs de krokodil. Dit
Het Jong-Paleolithicum (42.000-23.000 jaar voor Christus)
wijst op veel vochtiger omstandigheden dan heden. Het
is overigens opmerkelijk dat er uit deze periode ook een
De opgravingen te Nazlet Khater 4, nabij Tahta, brachten
vuurstenen bijl wordt aangetroffen waarop een okerspoor
spectaculaire gegevens aan het licht. Hier is gebleken dat
voorkomt. Deze vindplaats roept interessante vragen op
de jongpaleolithische mens omstreeks 42.000 jaar voor
met betrekking tot de huidige wetenschappelijk discussie
Christus aan ondergrondse mijnbouw deed (in Europa is
een dergelijk fenomeen niet ouder dan 6.000 jaar). Ook
hier was het de bedoeling goede vuursteen te exploiteren
uit de afzettingen van een oud Nijlterras. Hiervoor werden
smalle (± 1 m) verticale ronde schachten doorheen harde
kleien uitgegraven. Op een diepte van 2 m werden deze
Fig. 6. Zicht op de
productie van klingen
in het Taramsan.
schachten klokvormig uitgeruimd. Ze gaven toegang tot
volledige ondergrondse galerijen waaruit door middel
119
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project van de Katholieke Universiteit Leuven
van hamers, bijlen en hoornen van hartebeest en dorcas
gazelle vuursteenknollen werden gewonnen. Nadat de
silex knollen werden bovengehaald, werden ze verwerkt
tot
jongpaleolithische
werktuigen
op
kling. Deze
mijnbouwactiviteit wijst erop dat de mens een zekere
geologische kennis bezat die hem toeliet schachten te
Fig. 8. De
stratigrafische opbouw
van de sedimenten in
de Sodmein grot met
daarin de resten van
Middle Stone Age.
graven op plaatsen waar geen enkele grondstof aan de
oppervlakte te bespeuren viel. Een opmerkelijke vondst
nabij deze mijnsite was de ontdekking van twee graven te
Nazlet Khater 2 waarin anatomisch moderne mensen
met een aantal archaïsche kenmerken in uitgestrekte
ligging bijgezet waren. Eén van de skeletten had een
Het Laat-Paleolithicum (23.000-10.000 jaar voor Christus)
stenen bijl als bijgave nabij het hoofd. Deze graven zijn
40.000 jaar oud. Het is best mogelijk dat het hier om een
Onze studie van de geomorfologie en de sedimenten in
grafveld gaat waar nog andere graven zouden kunnen
de Nijlvallei leren dat er met de aanzet van de LGM (Late
aangetroffen worden.
Glacial Maximum) met zijn extreme ariditeit omstreeks
Voor de periode tussen 42.000 en 23.000 jaar voor
24.000 jaar voor Christus een fundamentele verandering
Christus zijn er overigens bijzonder weinig sporen van
in het leefmilieu is opgetreden. Zowel de Blauwe als de
menselijke aanwezigheid in de Nijlvallei. Naast een site,
Witte Nijl kwamen nagenoeg droog te liggen zodat er nog
opgegraven door de Amerikaans-Poolse groep nabij
weinig water door de Nijl werd aangevoerd.
Edfoe, konden wij te Shuwikhat 1, ten westen van Qena,
Tezelfdertijd ontwikkelden zich vanuit de depressies
eveneens een jongpaleolithische kampplaats onder-
van de Fayum en Wadi Ryan longitudinale duinen van
zoeken, door thermoluminescentie gedateerd omstreeks
noord naar zuid. Ten gevolge hiervan werden enorme
25.000
echte
hoeveelheden duinzand in de Nijlvallei tussen de
kampeerplaats van jagers en vissers.Het werktuigensemble
jaar
geleden. Deze
site
was
een
valleiwanden gevangen. Door hun zuidwaartse migratie
op basis van klingen dat hier werd aangetroffen is erg
botsten ze tegen de oost-west gerichte kliffen van de
gelijkend op wat ook in de Sinai werd gevonden. De zeer
Nijlbocht van Nag’Hammadi. Daardoor werd de Nijlvallei
talrijke faunaresten konden worden toegewezen aan
onder andere te Nag’ Hammadi en ook te Armant
katvis, dorcas gazelle, hartebeest en oeros.
afgedamd. Deze afdamming verhinderde de afvoer naar
de Middellandse Zee van het weinige water dat nog uit
Soedan werd aangevoerd. Het had tot gevolg dat er
stroomopwaarts van dergelijke dammen uitgestrekte
meren in de Nijlvallei tot ontwikkeling kwamen. De
oevers van deze meren waren uitermate geschikt voor de
vestiging
van
nederzettingen
van
vissers.
Onze
onderzoeksgroep heeft een aantal van die sites kunnen
opgraven zoals te Makhadma 2 en 4 alsook te El Abadiya 3.
Op deze nederzettingen werden naast een eerder
schaarse jachtbuit, voornamelijk zeer talrijke visresten
aangetroffen, voornamelijk Clarias en Tilapia. Deze vissen
werden klaarblijkelijk gedroogd op grote vuren.
Fig. 7. Sodmein grot
(voor de schaal zie de
Landrover in de wadi).
120
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
In deze voor de visserij gunstige periode is de
echter geen andere nederzettingen uit diezelfde tijd
bevolking van de Nijlvallei blijkbaar sterk toegenomen.
aangetroffen. Deze dragers van het Elkabiaan stonden
Toen er omstreeks 12.800 voor Christus aan de droogte
ongetwijfeld in contact met gelijkaardige groepen in de
een einde kwam en de Blauwe en Witte Nijl opnieuw veel
westelijke (voornamelijk onderzocht door een Amerikaans-
water kregen door de naar het noorden oprukkende
Poolse en door een Duitse onderzoeksgroep) en oostelijke
moesson, werden de duindammen doorbroken. Wij
woestijn (ons eigen onderzoek). Dit laatste kwam duidelijk
veronderstellen dat dit een catastrofaal gebeuren was.
naar voor toen in de onderste laag van de Tree Shelter
Hoe dan ook hebben noch wij, noch andere onderzoekers,
nabij Qoseir een ensemble van Elkabiaan kon worden
in de Egyptische Nijlvallei enig spoor gevonden van
opgegraven. Voor de oostelijke woestijn is dit, na de
nederzettingen uit de periode van 12.500 tot 7.000 voor
Middle Stone Age aanwezigheid, een eerste spoor van
Christus. Het zou nuttig zijn mocht er in de toekomst bij
hernieuwde menselijke aanwezigheid.
de bouwputten in de alluviale vlakte van de Nijl worden
uitgekeken naar nederzettingen uit die periode.
De oudste sporen van geiten (en misschien ook
schapen) in Egypte werden aangetroffen in de Sodmein
grot. Ze werden geïntroduceerd vanuit de Levant en dateren
Het Epipaleolithicum (10.000-6.000 jaar voor Christus)
van 6.000 voor Christus, lang voor er in de Nijlvallei sprake
was van landbouw en veeteelt.. Dit hangt samen met het
Fig. 9. Man opduikend
uit een van de verticale
mijnschachten te
Nazlet Khater 4.
De vroeg Holocene periode heeft de mogelijkheid gegeven
feit dat veetelers uit de Levant van het vochtiger klimaat
aan het Elkabiaan om omstreeks 7.000 voor Christus tot
van het midden Holoceen profiteerden om hun kudden ook
ontwikkeling te komen. Buiten Elkab zijn er in de Nijlvallei
in het Rode Zee gebergte te laten weiden.
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project van de Katholieke Universiteit Leuven
121
Te Mahgar-Dendera 2 werd een Badariaan site van omstreeks 3.900 voor Christus opgegraven. Dit is een van de
enige nederzettingen van die periode die een samenhangend geheel van lithisch materiaal en ceramiek heeft
opgeleverd. Opmerkelijk is het feit dat de bewoners van
deze nederzetting die op de oever van de Nijl is gelegen,
niet van landbouw leefden maar wel duidelijk van veeteelt.
Te El Abadiya 2 kon een klein deel van een uitgestrekte
Nagada 1 site van omstreeks 3.700 voor Christus onderzocht
worden.
Opmerkelijk is de vondst in Rens Shelter, nabij de Sodmein
grot. De vuurstenen werktuigen die hier werden gevonden
hebben een zeer jonge ouderdom. De datering in de 13de eeuw
na Christus lijkt er op te wijzen dat rondtrekkende bedoeïenen
in die tijd ook nog vuursteen bewerkten.
Besluit
Uit de resultaten van ons onderzoek blijkt dat er vanuit het
oogpunt van het lithisch materiaal een duidelijke band is
met de rest van Afrika.
Voorlopig lijkt het er op dat er van de mogelijk oudste
bewoning in de Egyptische Nijlvallei niet veel meer te
vinden is. Zo hebben wij geen enkel spoor van een eerste
“Out of Africa” op het niveau van de Homo ergaster kunnen
Verder konden we ook vaststellen dat omstreek 5.200
aantreffen van ongeveer 1 miljoen jaar geleden. Aan het
voor Christus zowel in de Sodmein grot als in de Tree
oppervlak van de lage woestijn kunnen wel talrijke vuistbijlen
Shelter een einde komt aan de menselijke aanwezigheid.
aangetroffen worden, waarvan sommige mogelijk tot in het
Waarschijnlijk was het klimaat te droog geworden. Een
Midden-Acheuleaan (meer dan 300.000 jaar geleden)
gelijkaardig fenomeen konden de andere onderzoeks-
teruggaan. Het zijn evenwel altijd opper-vlaktevondsten die
groepen ook vaststellen in de westelijke woestijn.
niet in een stratigrafisch of chronologisch kader kunnen
worden ondergebracht.
Het Neolithicum - Predynastische Periode
(6.000-3.000 jaar voor Christus)
Er bestaat echter geen twijfel over het feit dat de dragers van de oudere “Middle Stone Age” in de Egyptische
Nijlvallei (maar ook daarbuiten, zowel in de westelijke als in
We hebben ook een bijdrage kunnen leveren aan de betere
de oostelijke woestijn) zeer talrijk waren. Onze vondsten
kennis van het Midden Holoceen door het vinden van een
passen het best in de periode van het laatste Interglaciaal
‘shell midden’ of schelpenheuvel te El Gouna. Voor zover
(ca 120.000 jaar geleden). Dit moet ongetwijfeld in verband
ons bekend zijn er in Egypte nooit dergelijke neder-
worden gebracht met het dan vochtigere klimaat. De Nijl
zettingssporen beschreven uit de periode van 4.700 voor
was toen een meanderende rivier en was verbonden met
Christus.
Oost Afrika, zoals nu ook nog het geval is.
Fig. 10. Graf van de
Nazlet Khater man,
een anatomische
moderne Homo
sapiens te Nazlet
Khater 2.
122
Fig. 11. De opbouw van
een afdammende duin
ter hoogte van Nag’
Hammadi en het meer
in de Nijlvallei met laat
Jong Paleolithische
vissersnederzettingen
op de oevers van het
meer.
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
Met de aanzet van de laatste IJstijd, een drogere
Op het einde van de Laatste IJstijd lijkt de bevolking in
periode, neemt de bevolking van de Nijlvallei duidelijk af. Er
Egypte volledig te verdwijnen. Er zijn geen sporen die erop
zijn slechts enkele sites die materiaal hebben opgeleverd
zouden kunnen wijzen dat de oudste bewoners van de
dat binnen het kader van het Taramsan kan geplaatst
Nijlvallei een rol van betekenis hebben gespeeld bij de
worden. Toch is deze fase erg belangrijk. Een beperkte
introductie van landbouw en veeteelt. Pas wanneer de
bevolking is er in geslaagd met nieuwe technieken van
woestijn na 5.200 voor Christus onbewoonbaar wordt en er
steenbewerking stand te houden in een wellicht veel
wellicht een belangrijke immigratie tot stand kwam vanuit
minder gunstig natuurlijk milieu. Deze mensen behoorden
de westelijke woestijn, lijkt er een grote versnelling plaats
ongetwijfeld tot de soort Homo sapiens (Neanderthalers
te grijpen in de Nijlvallei, waarbij de geïmporteerde
zijn er in Egypte nooit geweest). Het is duidelijk dat in
landbouw ongetwijfeld een grote rol heeft gespeeld.
Egypte de impact van de Homo sapiens vele duizenden
jaren vroeger tot uiting is gekomen dan in Europa.
Het Belgian Middle Egypt Prehistoric Project van de Katholieke Universiteit Leuven
Bibliografische oriëntatie
- P.M. Vermeersch, et al., «Middle Palaeolithic in the Egyptian
Nile Valley», Paléorient 4, 1978, p. 245-252.
- P.M. Vermeersch, et al., «33 000 years old chert mining site and
related Homo in the Egyptian Nile Valley», Nature 309, 1984,
p. 342-344.
- P.M. Vermeersch, E. Paulissen , W. Van Neer, « The Late
Palaeolithic Makhadma sites (Egypt): Environment and
Subsistence », in L. Krzyzaniak, M. Kobusiewicz (eds.), Late
Prehistory of the Nile Basin and the Sahara, Poznan, 1989 p. 87114.
- P. Van Peer, P.M. Vermeersch, « Middle to Upper Palaeolithic
Transition: the Evidence for the Nile Valley », in P. Mellars (ed.),
The Emergence of Modern Humans - An archaeological
perspective, Edinburgh, 1990, p. 139-159.
- P.M. Vermeersch, E. Paulissen, « Palaeolithic Chert Quarrying
and Mining in Egypt », in Environmental change and human
culture in the Nile basin and Northern Africa until second
millennium B.C., Poznan, 1993, p. 337-349.
- P. Van Peer , P.M. Vermeersch, J. Moeyersons, W. Van Neer,
« Palaeolithic sequence of Sodmein Cave Site, Red Sea
Mountains, Egypt »,in G. Pwiti, R. Soper (ed.), Aspects of African
Archaeology, Harare, 1996. p. 149-156.
- P. Van Peer, « The Nile Corridor and the Out-of-Africa Model. An
Examination of the Archaeological Record », Current
Anthropology 39, Supplement, 1998, p. S115-149.
- P.M. Vermeersch, et al., « Middle Palaeolithic Burial of Modern
Human at Taramsa Hill, Egypt » Antiquity 277, 1998, p. 475-84.
- Mercier, et al., « Thermoluminescence dating of a Middle
Palaeolithic occupation at Sodmein Cave, Red Sea Mountains
(Egypt) » Journal of Archaeological Science 26, 1999, p. 13391345.
- P.M. Vermeersch (ed.), Palaeolithic Living Sites in Upper and
Middle Egypt, Leuven, 2000.
- S. Hendrickx, B Midant-Reynes., W. Van Neer, Maghar Dendera 2
(Haute Egypte), un site d’occupation Badarien, Leuven, 2001.
- P.M. Vermeersch, « ‘Out of Africa’ from an Egyptian point of
view », Quaternary International 75, 2001, p. 103-112.
- P.M. Vermeersch, « The Egyptian Nile Valley during the Early
Holocene », in Jennerstrasse 8 (ed.), Tides of the Desert –
Gezeiten der Wüste, Köln, 2002, p. 27-40.
- P.M. Vermeersch (ed.), Palaeolithic Quarrying Sites in Upper and
Middle Egypt, Leuven, 2002.
- P.M. Vermeersch , W. Van Neer, S. Hendrickx, « El Abadiya 2, A
Naqada I Site near Danfiq, Upper Egypt », in S. Hendrickx,
R.F. Friedman, K.M. Ciaowicz, M. Chodnicki (eds.), Egypt at its
Origins. Studies in Memory of Barbara Adams. Proceedings of the
International Conference “Origin of the State. Predynastic and
Early Dynastic Egypt”, Krakow, 28th August -1st September 2002,
OLA 138, 2004, p. 213-276.
- P.M. Vermeersch, « La vallée du Nil et le Sahara oriental: une
population préhistorique fluctuante sous l’effet des variations
climatiques », C.R. Palevol 5, 2006, p. 255-262.
- P.M. Vermeersch, W. Van Neer, F. Gullentops, «El Abadiya 3,
Upper Egypt, A Late Palaeolithic Site on the Shore of a Large
Nile Lake», in: K. Kroeper, M. Chodnicki , M. Kobusiewicz (eds.),
Archaeology of Early Northeastern Africa, Poznan, 2006, p. 375424.
- P. Van Peer, P.M. Vermeersch, « The Place of Northeast Africa in
the Early History of Modern Humans: New Data and
Interpretations on the Middle Stone Age », in P. Mellars, K. Boyle,
O. Bar-Yosef, C. Stringer (eds.), Rethinking the human revolution,
Cambridge, 2007, p. 187-198.
- I. Crevecoeur, Étude anthropologique du squelette du
Paléolithique supérieur de Nazlet Khater 2 (Égypte). Apport à la
compréhension de la variabilité passée des hommes modernes,
Leuven, 2008.
- P.M. Vermeersch, « Egypt from 50 to 25 ka BP: a scarcely
inhabited region? », in M. Camps, C. Szmidt (eds.), The
Mediterranean from 50,000 to 25,000 BP: Turning points and
new directions, Oxford, 2009, p. 67-89 .
- P. Van Peer, P.M. Vermeersch, E. Paulissen, Chert Quarrying,
Lithic Technology and a Modern Human Burial at the Palaeolithic
site of Taramsa 1, Upper Egypt, Leuven, 2010.
123
124
Abstract -
The Belgian Middle Egypt Prehistoric Project of the
Katholieke Universiteit Leuven
Pierre M. Vermeersch & Philip Van Peer
Between 1976 and 2003, the Katholieke Universiteit
Leuven conducted several surveys and excavations of
prehistoric sites in the Nile Valley and the Red Sea
Mountains.
In the lower desert between Tahta en Luxor, several sites
were excavated, all of them related to raw material
extraction. During the last Interglacial the human
population in the Nile valley was very large. Many quarries
have been located where flint was extracted from large 2m
deep pits. In the Sodmein cave we discovered a still unique
stratigraphic sequence with Middle Stone Age tools.
Around 70,000 years ago, climatic conditions changed
drastically resulting in a very dry environment. The
Egyptian population reduced but was able, because of the
early presence of anatomically modern Homo sapiens, to
adapt its lithic technology. This new approach, probably
from about 45,000 years ago, was an impetus for the
innovation towards the Upper Palaeolithic, which
appeared much later in Europe. At the site of Taramsa 1
we discovered the burial of a child. This 65,000 years old
burial is probably the oldest such burial in Africa.
Another important result was the excavation of an
underground mine, where 2 m deep vertical shafts
provided access into subterranean galleries where flint
cobbles were extracted and associated burials of modern
Homo sapiens from about 40, 000 years ago. About
22,000 years ago, dune sand from the North invaded the
Middle Egyptian Nile valley, creating dams in the Nile
Valley, behind which large lakes were created. The shores
of such lakes were very attractive to a growing population
of fishermen. Around 12,000 BC, the climate became
much wetter and the Nile became again a meandering
river. As a result of high discharge the dams were disrupted,
probably causing a catastrophic event. After that event,
there is no sign of any population in the Nile Valley for
more than 5000 years.
In addition to this we were able to pursue research into
epipalaeolithic, Badarian and Nagada 1 phases of
occupation. Ultimately our research has been able to put
together a coherent chronological sequence of prehistoric
occupation in Egypt and to firmly position the Egyptian
Middle Palaeolithic within the African “Middle Stone Age”.
‫ملخص‬
‫المشروع البلجيكى لجامعة لوفن عن العصر الوسيط فى مصر فى‬
‫الفترة ما قبل التاريخ‬
‫بيير فرميرش وفيليب فان بي‬
‫» الكاثوليكية بعمليات مسح‬ ‫لوفن‬ « ‫ قامت جامعة‬2003 ‫ و‬1976 ‫ما بين‬
‫وتنقيب عديدة فى مواقع تابعة لفترات ما قبل التاريخ فى وادى النيل وفى‬
. ‫جبال البحر ال�أحمر‬
‫فى الصحراء المنخفضة بين طهطا وال�أقصر تم التنقيب فى عدة مواقع‬
‫ فى الفترة أ‬. ‫جميعها مرتبطة بالمواد الخام المستخرجة‬
‫المت�خرة من العصر‬
‫ كثيرا من‬. ‫الوسيط الجليدى كان عدد السكان كبير فى وادى النيل‬
‫المحاجر كانت متواجدة فى ال�أماكن التى تم �إستخراج الصوان منها من حفر‬
‫» تم �إكتشافنا لتسلسل‬ ‫سودمين‬ « ‫ فى مغارة‬. ‫ متر فى عمقها‬2 ‫تتسع‬
. ‫طبقى لا يزال فريد به أ�دوات تابعة للعصر الحجرى الوسيط‬
‫ سنة مضت تغيرت الظروف المناخية بطريقة جذرية مما‬70000‫من حوالى‬
‫ أ�عداد السكان المصريين التى �إنخفضت تمكنت‬. ‫أ�دى �إلى بيئة جافة جدا‬
Homo sapiens ‫بسبب التواجد المبكر للصفات التشريحية لل إ�نسان العاقل‬
‫من أ‬
‫ هذا المنهج الجديد غالبا منذ حوالى‬. ‫الت�قلم مع التكنولوجيا الحجرية‬
‫ سنة مضت كان دافعا لل إ�بتكار فى �إتجاه العصر العلوى‬45000
‫ترامسا‬ « ‫ وفى موقع‬. ‫» الذى ظهر بعد ذلك بكثير فى أ�وروبا‬ ‫الباليوليثى‬ «
65000 ‫ هذا الدفن الذى يرجع �إلى‬. ‫» تم �إكتشافنا لطفل تم دفنه‬ 1 ‫رقم‬
. ‫سنة مضت يعتبر غالبا ال�أقدم فى أ�فريقيا‬
‫أ‬
‫نتيجة أ�خرى هامة كانت التنقيب فى منجم تحت ال�رض وعلى عمق مترين‬
‫حيث أ�عمدة أ�فقية مكنت من الدخول فى صالات جوفية تحت ال�أرض‬
Homo sapiens ‫و�إستخراج صوان الحصى متزاملة مع دفن لل إ�نسان الحديث‬
‫ عام مضت‬22000 ‫ منذ حوالى‬. ‫ عام مضت‬40000 ‫تعود �إلى حوالى‬
‫�إحتلت كثبان رملية من الشمال الجزء ال�أوسط لوادى النيل المصرى حدث‬
، ‫على أ�ثرها �إنشاء سدود فى وادى النيل وتكوين بحيرات كبيرة خلفها‬
‫شواطئ هذه البحيرات كانت تجذب كثيرا أ�عداد متزايدة من السكان‬
‫ عام قبل الميلاد أ�صبح المناخ أ�كثر‬12000 ‫ حوالى‬. ‫المشتغلين فى الصيد‬
‫ نتيجة لتفريغ هائل للنهر‬. ‫رطوبة أو�صبح نهر النيل مرة أ�خرى نهر متعرج‬
‫ عقب هذا الحدث ليس‬، ‫�إنهارت السدود مما أ�دى غالبا �إلى حدوث كوارث‬
. ‫ عام‬5000 ‫هناك أ�ى �إشارة �إلى وجود سكان فى وادى النيل ل�أكثر من‬
‫بال إ�ضافة �إلى ذلك تمكننا من مواصلة البحث لمراحل تواجد ال إ�نسان فى‬
1 ‫العصور الل إ�يبيبالاوليثيك وبداريان وناجادا‬
‫ وفى النهاية تمكن البحث‬،Epipalaeolithic, Badarian and Nagada 1
‫الذى قمنا به بوضع تسلسل زمنى متماسك عن تواجد السكان فى مصر فى‬
‫فترات ما قبل التاريخ وترسيخ وضع العصر المصرى البالاوليثى الوسيط‬
.‫» ال�أفريقى‬ ‫العصر الحجرى الوسيط‬ « ‫بطريقة محكمة ضمن‬
Download