Bewaarinfo nummer 5 Wat betekent montessori-onderwijs op onze school? Waaraan merk je dat een klas een montessoriklas is? Als je een klas op een montessorischool binnenkomt, zie je het grootste deel van de dag kinderen die allemaal met hun eigen werk bezig zijn. Er wordt in de groep bijna altijd aan verschillende vakken tegelijk gewerkt; kinderen werken samen of alleen aan zelfgekozen werk. De kinderen kiezen hun werk zoveel mogelijk zelfstandig en werken daarbij op hun eigen niveau en in hun eigen tempo. In de middenbouw en bovenbouw doen ze dit met behulp van een weekplanning of een werkkaart voor een langere periode. In alle bouwen geldt dat de keuze van het werk moet passen bij de ontwikkeling van het kind. Het werk moet zinvol zijn, bijdragen aan de ontwikkeling en kinderen moeten zich ervoor inspannen. Kinderen leren zoveel mogelijk zelf inschatten of een werkje zinvol is. Zo ontwikkelen ze vertrouwen en inzicht in eigen kunnen. We gaan uit van een natuurlijke behoefte aan zelfstandigheid, Montessori verwoordde dat met de zin “Help mij het zelf te doen”. We gaan uit van het principe dat alle kinderen willen leren. Het is aan de leerkrachten als begeleiders van het leerproces om dat in goede banen te leiden. Tijdens de werkperiode in een montessori-klas zijn de kinderen dus grotendeels zelfstandig aan het werk. Maar wat doet de leerkracht? De leerkracht is meestal bezig met de rondgang. In een montessori-klas komen kinderen niet naar de leerkracht, maar komt de leerkracht naar het kind. Ze loopt voortdurend rondes en helpt of stuurt bij waar nodig. De leerkracht let hierbij op het werk (de keuze van een werkje, maar ook de kwaliteit en het tempo van werken) en op de werkhouding van een kind. Ze neemt regelmatig overzicht over de hele groep en observeert individuele kinderen. In eerste instantie heeft de leerkracht een volgende rol, maar waar nodig is, stuurt ze bij. De leerkracht loopt de ronde door de klas altijd op een voor de kinderen duidelijke en voorspelbare manier. Op deze manier weet een kind wanneer hij aan de beurt zal zijn en kan hij daar rekening mee houden als hij een hulpvraag heeft. Ondertussen kan hij verder met ander werk. Kinderen leren door deze rondes om te gaan met ‘uitgestelde aandacht’. Ze weten dat ze soms even moeten wachten omdat de leerkracht met een ander kind bezig is. Wordt het dan geen rommeltje in de klassen? Nee, het is juist heel rustig in de klassen. Iedereen werkt stil aan eigen werk of overlegt zachtjes met een ander kind. Ook de leerkracht praat zelf zachtjes bij het geven van lesjes en uitleg. Omdat elk kind zelf werk kiest en werk op eigen niveau heeft, is het kind gemotiveerd om hard te werken. In een montessori-klas is sprake van een ‘voorbereide omgeving’ die past bij de ontwikkelingsfase van het kind. In de onderbouw en deels in de middenbouw zien we dat voornamelijk terug in de kenmerkende montessori-materialen als de roze toren of de kleurenspoelen. In bovenbouw en deels middenbouw zien we aandachtstafels binnen een thema. Daarnaast vormen lesmethodes en computers daar deel van de voorbereide omgeving; net als in reguliere scholen. Hoe weet de leerkracht wat een kind doet op een dag en hoe hij zich ontwikkelt? De leerkracht observeert de kinderen tijdens het werken om er achter te komen welke werkjes het kind doet (het product) en hoe het kind het werk doet (het proces). Observaties worden regelmatig geregistreerd. In midden- en bovenbouw kijkt de leerkracht het werk dagelijks na. Gemaakte fouten zijn signalen dat iets waarschijnlijk nog niet helemaal goed begrepen is. De volgende dag komt de leerkracht tijdens de rondgang terug op het nagekeken werk. Behalve observaties en het nakijkwerk, worden er op onze school ook toetsen gedaan. De kinderen maken twee keer per jaar de Cito-toetsen van rekenen, spelling en begrijpend lezen. Ook toetsen we hun niveau van technisch lezen. Er zijn verschillende redenen om te toetsen. Op schoolniveau kunnen we aan de hand van toetsresultaten zien of we goed presteren in vergelijking met de landelijke normen. Daarnaast is het een manier om op klas- en bouwniveau ons onderwijs te controleren. Als een groot aantal kinderen een bepaalde vaardigheid niet goed onder de knie heeft, is dat voor ons een signaal om nog eens goed naar ons lesaanbod te kijken. Op het niveau van het kind gebruiken we de toetsen vooral om te kijken naar de individuele ontwikkeling. We vergelijken de toetsresultaten dus in de eerste plaats niet met die van andere kinderen, maar met eerdere resultaten van hetzelfde kind. Zo kunnen we bekijken of een kind op eigen niveau een ontwikkeling doormaakt. Behalve de Cito-toetsen nemen we ook regelmatig methodegebonden toetsen af. De uitslagen van deze toetsen geven direct richting aan het onderwijs. Soms blijkt dat een deel van de leerstof moet worden herhaald (bij de hele groep of individueel). Ook kunnen de toetsen aangeven op welk niveau een kind verder kan werken. Het belangrijkst voor de afstemming van ons onderwijs is het goed en dagelijks observeren hoe de kinderen hun werk doen. De toetsresultaten zijn bijna altijd een bevestiging van het beeld dat de groepsleerkracht van het kind heeft. Werken kinderen op een montessorischool altijd alleen? Het montessori-onderwijs richt zich in eerste instantie op het individuele kind. Dat betekent echter niet dat kinderen altijd alleen werken. Heel vaak werken kinderen in tweetallen of in kleine groepjes. Ze worden daarin ook gestimuleerd. Voor vakken als rekenen en spelling worden er regelmatig lesjes gegeven aan een niveaugroep. Daarnaast zijn er elke dag momenten met de hele groep. De lessen voor muziek, gymnastiek, tekenen en handvaardigheid worden bijvoorbeeld vaak klassikaal gegeven. Ook met de zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, verkeer en techniek) zijn we vaak als klas bezig. Deze vakken behandelen we binnen thema’s; ze vallen onder de noemer ‘Kosmisch Onderwijs en Opvoeding’ (zie bewaarinfo 3). Bij KOO wordt er samen in de hele groep over een onderwerp gesproken, waarna de kinderen zelfstandig (individueel of in groepjes) het besprokene op verschillende manieren gaan verwerken. Waarom zitten er steeds drie leerjaren bij elkaar? Gemengde groepen horen bij het montessori-onderwijs. Op onze school bestaan de onderbouw (groep 0, 1 en 2), de middenbouw (groep 3, 4 en 5), en de bovenbouw (groep 6, 7 en 8). Kinderen hebben hierdoor ieder jaar een andere positie binnen de groep: jongste, middelste of oudste. Dit geeft de kinderen de mogelijkheid zich aan elkaar te spiegelen en het bevordert samenwerken en sociaal gedrag. Kinderen helpen elkaar en hebben de mogelijkheid om samen te werken met kinderen van een andere leeftijd. Als leerling van de jongste groep kun je alvast zien welke lesjes je over een poosje gaat doen. Je kunt ook, als je snel door de leerstof gaat, alvast meedoen met de lesjes van de volgende groep. Een extra voordeel van de gemengde groepen is dat de leerkracht een kind drie jaar lang in de klas heeft. Kind en leerkracht bouwen een band op en de leerkracht heeft goed zicht op de mogelijkheden en ontwikkeling van het kind. Doet een kind altijd drie jaar over een bouw? Soms doet een kind geen drie maar vier of twee jaar over een bouw. Er bestaan verschillende redenen voor dit ‘verlengen’ of ‘versnellen’. Het tempo waarin kinderen de leerstof onder de knie krijgen (eventuele leerachterstanden of juist een grote voorsprong) speelt een rol, maar belangrijker zijn de sociaal-emotionele ontwikkeling en werkhouding van een kind. Het kan voorkomen dat een kind in gedrag nog erg jong is en mede daardoor moeite heeft om de leerstof binnen drie jaar onder de knie te krijgen; dat kan een reden zijn voor verlengen. Andersom schieten sommige kinderen door de leerstof heen. Als zij ook in hun werkhouding laten zien dat ze meer aankunnen en als ze sociaal gezien ‘rijp’ zijn voor een volgende bouw, kan de leerkracht voorstellen om het kind te laten versnellen. Bij verlengen en versnellen wordt uitdrukkelijk naar het hele kind gekeken en niet alleen naar cognitieve vermogens (wat past bij dit kind?). Zie de bewaarinfo nr. 1: ‘Verlengen en versnellen.’ Is het montessorionderwijs geschikt voor alle kinderen? In principe is het montessorionderwijs geschikt voor alle kinderen, maar er is één uitzondering. Voor kinderen die zich helemaal niet kunnen concentreren en heel snel afgeleid zijn, is het montessorionderwijs heel lastig. Een kind hoeft niet zelfstandig te zijn om montessori-onderwijs te kunnen volgen. Kinderen ontwikkelen die zelfstandigheid snel op school en wij begeleiden hen daarbij. Het is wel heel belangrijk dat ouders daar in de thuissituatie op aansluiten, die zelfstandigheid waarderen en kinderen de kans geven de zelfstandigheid, passend bij de leeftijd, ook te laten zien. Wanneer de opvoedingsuitgangspunten van de ouders aansluiten bij het montessori-onderwijs, kunnen kinderen prima op latere leeftijd instromen op een montessorischool. De kinderen zullen misschien wel even moeten wennen aan het niet-klassikale lesgeven, maar worden daar door de leerkracht in begeleid. Daarnaast krijgen ze in de nieuwe klas een groepsgenoot als “maatje” voor de praktische dagelijkse dingen. In de eerste weken wordt er extra goed gekeken wat het kind precies kan en welke begeleiding van de leerkracht daarbij nodig is. Voor slimme en snel lerende kinderen is de school uitermate geschikt, omdat er heel vanzelfsprekend steeds dat werk gedaan wordt dat bij het niveau van het kind past: net niet te makkelijk en net niet te moeilijk. Kinderen die meer tijd nodig hebben voor bijvoorbeeld rekenen, maar wel goed kunnen lezen, kunnen in verhouding meer tijd aan rekenen besteden. Je hoeft op onze montessorischool niet even snel (of langzaam) als de rest van de groep te zijn. Je mag, zo veel als mogelijk is, in je eigen tempo oefenen. Krijgen kinderen een rapport? Twee keer per jaar, in het voorjaar en in de zomer, krijgen de kinderen een verslag. Het verslag geeft informatie over de ontwikkeling van het kind. Het is geen traditioneel rapport met cijfers maar een verslag waarin naast de vaardigheden op gebied van bijvoorbeeld taal en rekenen ook de sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfstandigheid van het kind aan bod komen. Hoe is de overgang naar het voortgezet onderwijs? Montessorikinderen beheersen aan het einde van de basisschool minimaal dezelfde kennis en vaardigheden als kinderen die naar een reguliere basisschool gaan. De manier waarop ze die dingen leren is echter anders en daardoor ontwikkelen ze bepaalde vaardigheden vaak extra sterk. Kinderen die op een montessorischool zitten, worden begeleid in het plannen van hun eigen werk en zelfstandig werken. Ze hebben ervaring met samenwerken en worden gestimuleerd om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen werk en de keuzes die ze daarin maken. Vanuit buitenschoolse activiteiten horen we vaak terug dat kinderen van montessorischolen zo zelfstandig zijn en goed in groepjes kunnen samenwerken. Ze zijn vaak nieuwsgierig en stellen veel vragen. We begeleiden de kinderen bij het plannen van hun werk en leren ze om dat zoveel als mogelijk zelfstandig te doen. Natuurlijk blijven sommige kinderen hier meer begeleiding in nodig hebben dan andere.