Veelgestelde vragen - 6e Montessorischool Anne Frank

advertisement
Bewaarinfo nummer 5
Wat betekent montessori-onderwijs op onze school?
Waaraan merk je dat een klas een montessoriklas is?
Als je een klas op een montessorischool binnenkomt, zie je het grootste deel van de
dag kinderen die allemaal met hun eigen werk bezig zijn. Er wordt in de groep bijna
altijd aan verschillende vakken tegelijk gewerkt; kinderen werken samen of alleen
aan zelfgekozen werk. De kinderen kiezen hun werk zoveel mogelijk zelfstandig en
werken daarbij op hun eigen niveau en in hun eigen tempo. In de middenbouw en
bovenbouw doen ze dit met behulp van een weekplanning of een werkkaart voor
een langere periode.
In alle bouwen geldt dat de keuze van het werk moet passen bij de ontwikkeling van
het kind. Het werk moet zinvol zijn, bijdragen aan de ontwikkeling en kinderen
moeten zich ervoor inspannen. Kinderen leren zoveel mogelijk zelf inschatten of een
werkje zinvol is. Zo ontwikkelen ze vertrouwen en inzicht in eigen kunnen. We gaan
uit van een natuurlijke behoefte aan zelfstandigheid, Montessori verwoordde dat met
de zin “Help mij het zelf te doen”. We gaan uit van het principe dat alle kinderen
willen leren. Het is aan de leerkrachten als begeleiders van het leerproces om dat in
goede banen te leiden.
Tijdens de werkperiode in een montessori-klas zijn de kinderen dus grotendeels
zelfstandig aan het werk. Maar wat doet de leerkracht? De leerkracht is meestal
bezig met de rondgang. In een montessori-klas komen kinderen niet naar de
leerkracht, maar komt de leerkracht naar het kind. Ze loopt voortdurend rondes en
helpt of stuurt bij waar nodig. De leerkracht let hierbij op het werk (de keuze van een
werkje, maar ook de kwaliteit en het tempo van werken) en op de werkhouding van
een kind. Ze neemt regelmatig overzicht over de hele groep en observeert
individuele kinderen. In eerste instantie heeft de leerkracht een volgende rol, maar
waar nodig is, stuurt ze bij.
De leerkracht loopt de ronde door de klas altijd op een voor de kinderen duidelijke
en voorspelbare manier. Op deze manier weet een kind wanneer hij aan de beurt zal
zijn en kan hij daar rekening mee houden als hij een hulpvraag heeft. Ondertussen
kan hij verder met ander werk. Kinderen leren door deze rondes om te gaan met
‘uitgestelde aandacht’. Ze weten dat ze soms even moeten wachten omdat de
leerkracht met een ander kind bezig is.
Wordt het dan geen rommeltje in de klassen?
Nee, het is juist heel rustig in de klassen. Iedereen werkt stil aan eigen werk of
overlegt zachtjes met een ander kind. Ook de leerkracht praat zelf zachtjes bij het
geven van lesjes en uitleg. Omdat elk kind zelf werk kiest en werk op eigen niveau
heeft, is het gemotiveerd om hard te werken.
In een montessori-klas is sprake van een ‘voorbereide omgeving’ die past bij de
ontwikkelingsfase van het kind. In de onderbouw en deels in de middenbouw zien
we dat voornamelijk terug in de kenmerkende montessori-materialen als de roze
toren of de kleurenspoelen. In bovenbouw en deels middenbouw zien we
aandachtstafels binnen een thema. Daarnaast vormen lesmethodes en computers
daar deel van de voorbereide omgeving; net als in reguliere scholen.
Hoe weet de leerkracht wat een kind doet op een dag en hoe hij zich
ontwikkelt?
De leerkracht observeert de kinderen tijdens het werken om er achter te komen
welke werkjes het kind doet (het product) en hoe het kind het werk doet (het proces).
Observaties worden regelmatig geregistreerd.
In midden- en bovenbouw kijkt de leerkracht het werk dagelijks na. Gemaakte fouten
zijn signalen dat iets waarschijnlijk nog niet helemaal goed begrepen is. De
volgende dag komt de leerkracht tijdens de rondgang terug op het nagekeken werk.
Behalve observaties en het nakijkwerk, worden er op onze school ook toetsen
gedaan. De kinderen maken twee keer per jaar de Cito-toetsen van rekenen,
spelling en begrijpend lezen. Ook toetsen we hun niveau van technisch lezen. Er zijn
verschillende redenen om te toetsen. Op schoolniveau kunnen we aan de hand van
toetsresultaten zien of we goed presteren in vergelijking met de landelijke normen.
Daarnaast is het een manier om op klas- en bouwniveau ons onderwijs te
controleren. Als een groot aantal kinderen een bepaalde vaardigheid niet goed
onder de knie heeft, is dat voor ons een signaal om nog eens goed naar ons
lesaanbod te kijken. Op het niveau van het kind gebruiken we de toetsen vooral om
te kijken naar de individuele ontwikkeling. We vergelijken de toetsresultaten dus in
de eerste plaats niet met die van andere kinderen, maar met eerdere resultaten van
hetzelfde kind. Zo kunnen we bekijken of een kind op eigen niveau een ontwikkeling
doormaakt.
Behalve de Cito-toetsen nemen we ook regelmatig methodegebonden toetsen af.
De uitslagen van deze toetsen geven direct richting aan het onderwijs. Soms blijkt
dat een deel van de leerstof moet worden herhaald (bij de hele groep of individueel).
Ook kunnen de toetsen aangeven op welk niveau een kind verder kan werken.
Het belangrijkst voor de afstemming van ons onderwijs is het goed en dagelijks
observeren hoe de kinderen hun werk doen. De toetsresultaten zijn bijna altijd een
bevestiging van het beeld dat de groepsleerkracht van het kind heeft.
Werken kinderen op een montessorischool altijd alleen?
Het montessori-onderwijs richt zich in eerste instantie op het individuele kind. Dat
betekent echter niet dat kinderen altijd alleen werken. Heel vaak werken kinderen in
tweetallen of in kleine groepjes. Ze worden daarin ook gestimuleerd.
Voor vakken als rekenen en spelling worden er regelmatig lesjes gegeven aan een
niveaugroep.
Daarnaast zijn er elke dag momenten met de hele groep. De lessen voor muziek,
gymnastiek, tekenen en handvaardigheid worden bijvoorbeeld vaak klassikaal
gegeven. Ook met de zaakvakken (aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, verkeer
en techniek) zijn we vaak als klas bezig. Deze vakken behandelen we binnen
thema’s; ze vallen onder de noemer ‘Kosmisch Onderwijs en Opvoeding’ (zie
bewaarinfo 3). Bij KOO wordt er samen in de hele groep over een onderwerp
gesproken, waarna de kinderen zelfstandig (individueel of in groepjes) het
besprokene op verschillende manieren gaan verwerken.
Waarom zitten er steeds drie leerjaren bij elkaar?
Gemengde groepen horen bij het montessori-onderwijs. Op onze school bestaan de
onderbouw (groep 0, 1 en 2), de middenbouw (groep 3, 4 en 5), en de bovenbouw
(groep 6, 7 en 8). Kinderen hebben hierdoor ieder jaar een andere positie binnen de
groep: jongste, middelste of oudste. Dit geeft de kinderen de mogelijkheid zich aan
elkaar te spiegelen en het bevordert samenwerken en sociaal gedrag. Kinderen
helpen elkaar en hebben de mogelijkheid om samen te werken met kinderen van
een andere leeftijd. Als leerling van de jongste groep kun je alvast zien welke lesjes
je over een poosje gaat doen. Je kunt ook, als je snel door de leerstof gaat, alvast
meedoen met de lesjes van de volgende groep.
Een extra voordeel van de gemengde groepen is dat de leerkracht een kind drie jaar
lang in de klas heeft. Kind en leerkracht bouwen een band op en de leerkracht heeft
goed zicht op de mogelijkheden en ontwikkeling van het kind.
Doet een kind altijd drie jaar over een bouw?
Soms doet een kind geen drie maar vier of twee jaar over een bouw. Er bestaan
verschillende redenen voor dit ‘verlengen’ of ‘versnellen’. Het tempo waarin kinderen
de leerstof onder de knie krijgen (eventuele leerachterstanden of juist een grote
voorsprong) speelt een rol, maar belangrijker zijn de sociaal-emotionele ontwikkeling
en werkhouding van een kind. Het kan voorkomen dat een kind in gedrag nog erg
jong is en mede daardoor moeite heeft om de leerstof binnen drie jaar onder de knie
te krijgen; dat kan een reden zijn voor verlengen. Andersom schieten sommige
kinderen door de leerstof heen. Als zij ook in hun werkhouding laten zien dat ze
meer aankunnen en als ze sociaal gezien ‘rijp’ zijn voor een volgende bouw, kan de
leerkracht voorstellen om het kind te laten versnellen. Bij verlengen en versnellen
wordt uitdrukkelijk naar het hele kind gekeken en niet alleen naar cognitieve
vermogens (wat past bij dit kind?). Zie de bewaarinfo nr. 1: ‘Verlengen en
versnellen.’
Is het montessorionderwijs geschikt voor alle kinderen?
In principe is het montessorionderwijs geschikt voor alle kinderen, maar er is één
uitzondering. Voor kinderen die zich helemaal niet kunnen concentreren en heel snel
afgeleid zijn, is het montessorionderwijs heel lastig.
Een kind hoeft niet zelfstandig te zijn om montessori-onderwijs te kunnen volgen.
Kinderen ontwikkelen die zelfstandigheid snel op school en wij begeleiden hen
daarbij. Het is wel heel belangrijk dat ouders daar in de thuissituatie op
aansluiten, die zelfstandigheid waarderen en kinderen de kans geven de
zelfstandigheid, passend bij de leeftijd, ook te laten zien. Wanneer de
opvoedingsuitgangspunten van de ouders aansluiten bij het montessori-onderwijs,
kunnen kinderen prima op latere leeftijd instromen op een montessorischool. De
kinderen zullen misschien wel even moeten wennen aan het niet-klassikale
lesgeven, maar worden daar door de leerkracht in begeleid. Daarnaast krijgen ze in
de nieuwe klas een groepsgenoot als “maatje” voor de praktische dagelijkse dingen.
In de eerste weken wordt er extra goed gekeken wat het kind precies kan en welke
begeleiding van de leerkracht daarbij nodig is.
Voor slimme en snel lerende kinderen is de school uitermate geschikt, omdat er heel
vanzelfsprekend steeds dat werk gedaan wordt dat bij het niveau van het kind past:
net niet te makkelijk en net niet te moeilijk. Kinderen die meer tijd nodig hebben voor
bijvoorbeeld rekenen, maar wel goed kunnen lezen, kunnen in verhouding meer tijd
aan rekenen besteden.
Je hoeft op een montessorischool niet even snel (of langzaam) als de rest van de
groep te zijn. Je mag in je eigen tempo oefenen.
Krijgen kinderen een rapport?
Twee keer per jaar, in het voorjaar en in de zomer, krijgen de kinderen een verslag.
Het verslag geeft informatie over de ontwikkeling van het kind. Het is geen
traditioneel rapport met cijfers maar een verslag waarin naast de vaardigheden op
gebied van bijvoorbeeld taal en rekenen ook de sociaal-emotionele ontwikkeling en
zelfstandigheid van het kind aan bod komen.
Hoe is de overgang naar het voortgezet onderwijs?
Montessorikinderen beheersen aan het einde van de basisschool minimaal dezelfde
kennis en vaardigheden als kinderen die naar een reguliere basisschool gaan. De
manier waarop ze die dingen leren is echter anders en daardoor ontwikkelen ze
bepaalde vaardigheden vaak extra sterk. Kinderen die op een montessorischool
zitten, worden begeleid in het plannen van hun eigen werk en zelfstandig werken. Ze
hebben
ervaring
met
samenwerken
en
worden
gestimuleerd
om
verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen werk en de keuzes die ze daarin
maken. Vanuit buitenschoolse activiteiten horen we vaak terug dat kinderen van
montessorischolen zo zelfstandig zijn en goed in groepjes kunnen samenwerken. Ze
zijn vaak nieuwsgierig en stellen veel vragen.
We begeleiden de kinderen bij het plannen van hun werk en leren ze om dat zoveel
als mogelijk zelfstandig te doen. Natuurlijk blijven sommige kinderen hier meer
begeleiding in nodig hebben dan andere.
Download