H4_sommen

advertisement
Lj1-H4
Breuken
Extra Opgaven
Lj1-H4, Breuken en kommagetallen
Extra oefening met wat moeilijkere sommen.
Som 1.
Welk deel van de figuren hieronder is gekleurd ?
Som 2.
Schrijf de volgende breuken als decimaal getal
Rond af op twee decimalen (dat wil zeggen twee cijfers achter de komma).
A. 7/18
B. 3/16
C. 2 5/14
D. 3 2/7
E. 4/9
F. 6/13
G. 1 6/11
H. 57/9
Som 3.
Neem over en vul in.
Rond ja antwoord af op 2 decimalen (dat wil zeggen twee cijfers achter de komma).
A. 1/7 deel = ...... %.
B. 3/11 deel = ...... %.
C. 5/13 deel = ...... %.
D. 7/15 deel = ...... %.
E. 9/17 deel = ...... %.
F. 11/19 deel = ...... %.
Som 4.
Neem over en vul in.
A. 8% = ....... deel.
B. 15% = ....... deel.
C. 35% = ....... deel.
D. 42% = ....... deel.
E. 12,5% = ......... deel.
F. 64% = ........ deel.
Lj1-H4
Breuken
Extra Opgaven
Som 5.
Neem over en bereken.
A. 5/13 deel van 175.
B. 11/17 deel van 365.
C. 3/21 deel van 1254.
D. 25/37 deel van 34000.
E. 95/513 deel van 120000.
Som 6.
Neem over en vul in: > groter , < kleiner, = gelijk
A.
B.
C.
D.
E.
1
2
1
2
1
3
1
6
1
8
…
…
…
…
…
1
2
1
4
1
2
1
3
2
16
F.
G.
H.
J.
K.
3
… 1
4
2
4
… 5
8
9
7
3
…
9
6
17
… 10
20
15
11
… 10
10
11
Som 7.
Gebruik de tijdbalk hieronder en zet de historische gebeurtenissen op de juiste plek.
A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
In
In
In
In
In
In
In
In
het
het
het
het
het
het
het
het
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
-3500de, uitvinding van het wiel.
790, begin van de plundertochten en invasie door de Noormannen.
-1520, de Shang-dynastie in China.
-2325, het stichten van Babylon.
800, kroning van Karel de Grote.
-1400, de uittocht van de joden uit Egypte.
-30, de dood van Cleopatra.
570, geboorte van Mohammed in Mekka.
Som 8.
Zet de getallen van klein naar groot.
A. 5,05
50,05
50,5
0,055
B. 3,33
0,03
0,303
30,3
C. 1,1
1,011
0,001
0,101
D. 11,11
11,01
0,111
1,11
0,55
30,03
0,1
111,1
0,505
0,3
10,1
0,11
Lj1-H4
Breuken
Extra Opgaven
Som 9.
Verbindt de juiste procenten met de juiste breuken
5%
5/5
40 %
1/20
50 %
1/10
1%
1/5
100 %
1/100
75 %
1/2
10 %
3/4
20 %
4/10
Som 10.
A. Welke twee getallen liggen even ver van 1 af?
1,2
B.
2,1
0,79
1,97
0,97
1,3
2,65
2,53
3,56
2,35
Welke twee getallen liggen even ver van 4 af?
5,01
E.
0,8
Welke twee getallen liggen even ver van 3 af?
3,65
D.
0,6
Welke twee getallen liggen even ver van 1 af?
1,03
C.
1,5
4,1
4,01
3,99
4,99
Welke twee getallen liggen even ver van 2 af?
2,28
2,18
2,81
1,28
1,82
Som 11.
A. Maak het rijtje af.
5,6 -
- 5,8 -
-
B. Maak het rijtje af.
1,67 - 1,77 -
- 1,97 -
C. Maak het rijtje af.
9,97 -
- 9,99 - 10 -
D. Maak het rijtje af.
3,9 -
-
-
E. Maak het rijtje af.
1,25 - 1,3 -
- 1,4 -
- 4,3
Lj1-H4
Breuken
Extra Opgaven
Som 12.
A. Van de 120 wielrenners zijn er al 90 over de finish gekomen. Hoeveel procent is dat?
60%
B.
90%
60%
80%
75%
Van de 15 straten in de wijk zijn er 12 versierd. Hoeveel procent is dat?
95%
D.
50%
Van de 24 kinderen hebben er 18 een huisdier. Hoeveel procent is dat?
70%
C.
75%
80%
90%
85%
Van de 80 gloeilampen zijn er 16 kapot. Hoeveel procent is dat?
20%
25%
35%
16%
Som 13.
A. 60% van € 200 is €
.
B. 75% van € 200 is €
.
C. 10% van €
D.
is € 23.
% van € 500 is € 5.
Som 14.
Een korfbalvereniging heeft 240 leden. Daarvan is 5/8 deel meisje
A. Bereken hoeveel jongens er op de korfbalvereniging zitten?
B. Van de leden is 7/12 jonger dan 15 jaar. Bereken hoeveel leden dat zijn?
Som 15.
De school van Piet telt 900 leerlingen.
Van deze leerlingen gaat 13/18 deel met de fiets en komt 2/9 deel met de bus.
A. Bereken hoeveel leerlingen er met de fiets komen.
B. Bereken hoeveel leerlingen er met de bus komen.
Op een andere school zitten 1650 leerlingen.
16% van de leerlingen komt met de bus, 78% van de leerlingen komt met de fiets.
De rest komt lopend.
C. Bereken hoeveel leerlingen er met de bus komen.
D. Bereken hoeveel leerlingen er met de (brom)fiets komen.
E. Hoeveel leerlingen komen er lopend ?
Som 16.
Bij een proefwerk is 1A hebben 6 van de 32 leerlingen een onvoldoende.
Bij hetzelfde proefwerk in 1B hebben 5 van de 27 leerlingen een onvoldoende.
Bereken in welke klas het percentage onvoldoendes hoger is.
Lj1-H4
Breuken
Extra Opgaven
Som 17.
In de brugklas zitten 320 leerlingen. Daarvan doen er 140 mee aan het voetbaltoernooi.
A. Welk deel van de brugklassers is dat?
B. Van de deelnemers is meer dan 15% meisje. Hoeveel zijn dat er minimaal?
C. De schoolleiding vindt dat meer dan 60% van de leerlingen aan het toernooi
moet deelnemen. Na een oproep van de gym docenten geven zich nog 50 leerlingen op
voor het toernooi. Leg uit of er aan de voorwaarde van de schoolleiding is voldaan?
Download