Éventail-junior En action – Unité 1 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.04 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.06 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.14 FR-SPR-04.17 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.01 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Het luisterdoel bepalen. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen prescriptieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 1 Éventail-junior En action – Unité 2 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-MOI-02.06 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-SPR-04.02 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.08 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.01 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 2 Éventail-junior En action – Unité 3 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.13 FR-DOD-01.14 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.09 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.01 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Zelfstandige naamwoorden (genus, getal, overeenkomst) functioneel gebruiken. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 3 Éventail-junior En action – Unité 4 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.13 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.17 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.01 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 4 FR-SCH-06.08 De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 5 Éventail-junior En action – Révision 1–4 code FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.17 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.17 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.06 OVSG-doel De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 6 Éventail-junior En action – Unité 5 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.15 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.07 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.17 FR-LEZ-05.01 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.13 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.05 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen narratieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal. Bereidheid tonen om te lezen in het Frans Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 7 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 8 Éventail-junior En action – Unité 6 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.21 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.10 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.17 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.01 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Eenvoudige vragende zinnen functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid en durf tonen om te schrijven in het Frans. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 9 FR-SCH-06.08 De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 10 Éventail-junior En action – Unité 7 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.22 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-MOI-02.06 FR-MOI-02.08 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.02 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.14 FR-SPR-04.16 FR-LEZ-05.01 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken. Gebruik maken van lichaamstaal. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het spreekdoel bepalen. Bereidheid tonen om te lezen in het Frans Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 11 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 12 Éventail-junior En action – Unité 8 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.13 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Zelfstandige naamwoorden (genus, getal, overeenkomst) functioneel gebruiken. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 13 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 14 Éventail-junior En action – Révision 5–8 code FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.13 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.19 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.21 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.17 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Zelfstandige naamwoorden (genus, getal, overeenkomst) functioneel gebruiken. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige bevestigende zinnen functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Eenvoudige vragende zinnen functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 15 Éventail-junior En action – Unité 9 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.10 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.16 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.22 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.10 FR-LEZ-05.11 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "het weer" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Infinitieven functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. De gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 16 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.07 Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Het schrijfdoel bepalen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 17 Éventail-junior En action – Unité 10 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.10 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.16 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.22 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.14 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.01 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.14 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "het weer" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Infinitieven functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Bereidheid tonen om te lezen in het Frans Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 18 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.08 Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 19 Éventail-junior En action – Unité 11 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.01 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Bereidheid tonen om te lezen in het Frans Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 20 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.06 De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 21 Éventail-junior En action – Unité 12 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.16 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.06 FR-MOI-02.07 FR-MOI-02.08 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.06 FR-SPR-04.07 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.16 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.10 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Infinitieven functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen of kunnen uitdrukken. Het doel van de interactie bepalen. Gebruik maken van lichaamstaal. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen prescriptieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen narratieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Het spreekdoel bepalen. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 22 Éventail-junior En action – Révision 9–12 code FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.10 FR-DOD-01.13 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.07 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.13 FR-LEZ-05.17 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "het weer" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Zelfstandige naamwoorden (genus, getal, overeenkomst) functioneel gebruiken. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen narratieve teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 23 Éventail-junior En action – Unité 13 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.08 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.07 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.14 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen narratieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 24 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 25 Éventail-junior En action – Unité 14 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.16 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.01 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.10 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Infinitieven functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Bereidheid tonen om te lezen in het Frans Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. De gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 26 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 27 Éventail-junior En action – Unité 15 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.13 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 28 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 29 Éventail-junior En action – Unité 16 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.10 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.21 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.06 FR-SPR-04.08 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.10 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "het weer" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Eenvoudige vragende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen prescriptieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 30 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 31 Éventail-junior En action – Révision 13–16 code FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.13 FR-DOD-01.14 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-MOI-02.07 FR-MOI-02.08 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.06 FR-SPR-04.07 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.14 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.06 OVSG-doel Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Zelfstandige naamwoorden (genus, getal, overeenkomst) functioneel gebruiken. Lidwoorden functioneel gebruiken. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Het doel van de interactie bepalen. Gebruik maken van lichaamstaal. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen prescriptieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen narratieve teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 32 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.17 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.07 De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Het schrijfdoel bepalen. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 33 Éventail-junior En action – Unité 17 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.16 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.21 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.07 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.08 FR-LEZ-05.10 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Infinitieven functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Eenvoudige vragende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Het doel van de interactie bepalen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. De gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 34 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 35 Éventail-junior En action – Unité 18 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.03 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.15 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.14 FR-SPR-04.17 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.01 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.04 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.08 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Belangstelling tonen voor de socioculturele wereld van de taalgebruikers. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Bereidheid tonen om te lezen in het Frans Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in narratieve teksten. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 36 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.10 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.12 FR-LEZ-05.14 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.20 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. De gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Herlezen wat onduidelijk is. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 37 Éventail-junior En action – Unité 19 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.16 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.10 FR-SPR-04.11 FR-SPR-04.12 FR-SPR-04.13 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.02 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Infinitieven functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning narratieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een gebeurtenis beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning een verhaal beschrijven in de vorm van een opsomming. Met een vorm van ondersteuning iets of iemand beschrijven in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 38 Éventail-junior En action – Unité 20 code FR-DOD-01.01 FR-DOD-01.02 FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-MOI-02.01 FR-MOI-02.02 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-MOI-02.05 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.02 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.11 FR-LUI-03.12 FR-LUI-03.13 FR-SPR-04.01 FR-SPR-04.05 FR-SPR-04.08 FR-SPR-04.09 FR-SPR-04.15 FR-SPR-04.16 FR-SPR-04.18 FR-LEZ-05.02 FR-LEZ-05.03 FR-LEZ-05.05 FR-LEZ-05.06 FR-LEZ-05.07 FR-LEZ-05.09 FR-LEZ-05.11 FR-LEZ-05.15 FR-LEZ-05.16 FR-LEZ-05.17 OVSG-doel Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen in hun leefwereld. Belangstelling tonen voor de aanwezigheid van moderne vreemde talen buiten de school. Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Bereidheid tonen om gesprekken te voeren in het Frans. Bereidheid tonen om te streven naar taalverzorging. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Gebruik maken van elementaire omgangsvormen en beleefdheidsconventies. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Het luisterdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Gebruik maken van ondersteunend auditief materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Bereidheid en durf tonen om te spreken in het Frans. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Vooraf beluisterde en/of gelezen artistiek-literaire teksten luidop lezen. Met een vorm van ondersteuning informatieve teksten navertellen in de vorm van een opsomming. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles kunnen uitdrukken. Het spreekdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Het onderwerp bepalen in informatieve teksten. Het onderwerp bepalen in prescriptieve teksten. Het onderwerp bepalen in artistiek-literaire teksten. De hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in prescriptieve teksten. De hoofdgedachte achterhalen in artistiek-literaire teksten. De gedachtegang volgen van narratieve teksten. Het leesdoel bepalen. Gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 39 FR-LEZ-05.18 FR-LEZ-05.19 FR-LEZ-05.21 FR-SCH-06.03 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. De vermoedelijke betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context. Een woordenlijst of een woordenboek raadplegen. Een tekst foutloos overschrijven. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 40 Éventail-junior En action – Révision 17–20 code FR-DOD-01.04 FR-DOD-01.05 FR-DOD-01.06 FR-DOD-01.07 FR-DOD-01.09 FR-DOD-01.11 FR-DOD-01.12 FR-DOD-01.15 FR-DOD-01.17 FR-DOD-01.20 FR-DOD-01.21 FR-MOI-02.03 FR-MOI-02.04 FR-LUI-03.01 FR-LUI-03.03 FR-LUI-03.05 FR-LUI-03.06 FR-LUI-03.07 FR-LUI-03.08 FR-LUI-03.09 FR-LUI-03.10 FR-LUI-03.13 FR-LUI-03.14 FR-SPR-04.03 FR-SPR-04.04 FR-SPR-04.05 FR-SCH-06.04 FR-SCH-06.05 FR-SCH-06.06 FR-SCH-06.07 FR-SCH-06.08 OVSG-doel Reflecteren op taal en taalgebruik binnen de vermelde taalgebruikssituaties om zo hun functionele en ondersteunende kennis uit te breiden. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "persoonlijke gegevens" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "dagelijks leven" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "relatie tot anderen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "tijd, ruimte, natuur" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "functiewoorden" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. De woorden en woordcombinaties uit het woordveld "hoeveelheidsaanduidingen" functioneel gebruiken en daarbij rekening houden met de vorm, de betekenis en het reëel gebruik in een context. Bijvoeglijke naamwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden functioneel gebruiken. Werkwoordsvormen en de tijdsmarkeerders in relatie tot de communicatie in de tegenwoordige tijd en de "futur proche" functioneel gebruiken. Eenvoudige ontkennende zinnen functioneel gebruiken. Eenvoudige vragende zinnen functioneel gebruiken. Deelnemen aan een gesprek door te reageren op vragen, antwoorden en uitspraken te begrijpen en door erop te reageren. Deelnemen aan een gesprek door zelf vragen te stellen, antwoorden te geven en uitspraken te doen. Bereidheid tonen om te luisteren. Het onderwerp bepalen in narratieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van prescriptieve teksten. De elementaire gedachtegang volgen van narratieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit informatieve teksten. Gevraagde informatie selecteren uit narratieve teksten. Zich blijven concentreren ook als ze niet alles begrijpen. Het luisterdoel bepalen. Hypothesen vormen over de inhoud van de tekst. De vermoedelijke betekenis van transparante woorden afleiden. Vooraf beluisterde woorden nazeggen. Vooraf beluisterde zinnen nazeggen. Vooraf beluisterde en/of gelezen informatieve teksten luidop lezen. Een tekst aanvullen met grammaticaal correct gegeven woorden. Een tekst samenstellen aan de hand van grammaticaal correct aangereikte bouwstenen en deze tekst foutloos overschrijven. Zich blijven concentreren op de schrijftaak. Het schrijfdoel bepalen. De eigen tekst nakijken. Doelenoverzicht OVSG Éventail-junior En action 5 41