Werken bij het spoor (spoorveiligheid) In vergelijking met andere sectoren van de bouwnijverheid gebeuren er tijdens werkzaamheden in de nabijheid van spoorlijnen relatief veel ongelukken. De grootste risico’s zijn het aangereden worden door (werk)treinverkeer en het in aanraking komen met de bovenleiding of ondergrondse kabels en leidingen. Werken nabij het spoor is werken in een andere omgeving dan gebruikelijk. Een auto of fietser kan snel uitwijken of remmen als er door werkzaamheden iets gebeurt op weg of fietspad. Een trein kan dit niet. De trein heeft hoge snelheden (140 km/u), een zeer lange remweg (1500 meter) en in een trein zitten veel mensen (260+). Daarnaast hangt er vaak een bovenleiding met hoge spanning (1800 V). Om de veiligheid van werknemers en passagiers te beschermen zijn er daarom veel regels waaraan gedacht moet worden. Deze worden in deze toolbox behandeld. Profiel van vrije ruimte (PVR) De trein rijdt in een ruimte die speciaal is gereserveerd voor de trein, het profiel van vrije ruimte. Een denkbeeldige tunnel, zie tekening op de volgende bladzijde. Door deze ruimte altijd vrij te houden van obstakels is de veiligheid gewaarborgd van de reiziger en werknemer. Denk hierbij aan het begeleiden van voertuigen, bijvoorbeeld een betonpomp. Door deze te gidsen kan de giek niet onbedoeld in deze ruimte komen. Let ook op de lengte van een auto (incl. uitstekende delen)! Houd de auto vrij van het PVR ook bij file op een overweg. Risicogebieden Zone A - risicogebied Bij het werken in de nabijheid van railinfra hanteert men het begrip “risicogebied”. Dit is het gebied tot 2,25m aan weerzijden vanuit het hart van het spoor. Grofweg is dat het gebied waar waarbinnen railvoertuigen zich verplaatsen en waarbinnen zich geen obstakels mogen bevinden. Als er gewerkt wordt naast het spoor is er gevaar van aanrijding. K om niet in zone A! Zone B en C Wer ken in zone B alleen na overleg met uitvoerder. Naast een zone A onderscheidt men “Afscherming, Afbakening en Markering” tot 5m vanuit het hart van het spoor ! Als je werkt in zone B en C, plaats dan een fysieke afscherming tussen jou en het PVR. Bijvoorbeeld een degelijk hek van perkoenpalen met steigerplanken. Let op bij het palen plaatsen op kabels en leidingen in de grond. Houd zelf en met je gereedschap altijd 2,25 meter afstand van vanaf hart spoor (het midden van het spoor) Bovenleiding Het is verboden om binnen 1,5 meter van spanning voerende delen te komen, er staat 1800 V of 25 KV op. Als je voor werkzaamheden toch binnen 1,5 meter van spanning voerende delen moet komen dient je afdoende maatregelen tegen elektrocutiegevaar te treffen. Dit moet worden afgestemd met de werkverantwoordelijke (Safelines). Werken bij het spoor (spoorveiligheid) Voor iedereen geldt: Deze spullen moet je bij je hebben: Bewijs van toegang; Een ieder die zich op ProRail terrein begeeft, dient in het bezit te zijn van een geldig bewijs van toegang; Bewijs van deelname; Om een bewijs van toegang te verkrijgen moet je een geldig bewijs van deelname “veiligheid langs het spoor” kunnen tonen; VCA diploma; Om een bewijs van toegang te verkrijgen moet je een geldig diploma kunnen tonen; Identiteitsbewijs; Om een bewijs van toegang te verkrijgen moet je, je paspoort kunnen tonen; Persoonlijke beschermingsmiddelen: Veiligheidsvest; Een ieder die zich op ProRail terrein begeeft dient een voorgeschreven geel fluorescerend veiligheidsvest (NEN 471) met reflecterende strepen te dragen. Hieronder mag geen rode of oranje kleding te worden gedragen; Helm is verplicht; Veiligheidsschoenen. In geval van nood Mocht er iets op het spoor vallen of op een overweg vast komen te staan! Waarschuw de machinist van de trein door met een rode vlag of anderszins rond te draaien. Wilde armgebaren en zwaaien met je vest helpt ook. Doe dit door minstens 1000 meter van het incident af door langs het spoor t e gaan staan en deze gebaren te maken. Stuur een collega in de andere richting met dezelfde opdracht.