Overstromingsrisico Dijkring 21 Hoeksche Waard Mei 2014 Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkringgebied 21, Hoeksche Waard Documenttitel Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkringgebied 21, Hoeksche Waard Document HB2311004 Status Definitief Datum Mei 2014 Auteur Bram de Groot (RPS) Opdrachtnemer Rijkswaterstaat WVL Uitgevoerd door Consortium Albicom (combinatie van Alkyon, Lievense, RPS, IV-Infra) Opdrachtgevers Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Unie van Waterschappen en Interprovinciaal Overleg Voorwoord Het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2) analyseert voor 58 dijkringgebieden het overstromingsrisico, uitgedrukt in economische schade en aantallen slachtoffers. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van de uitgevoerde risicoanalyse voor de categorie a-keringen van dijkringgebied 21, Hoeksche Waard. Het detailniveau van de analyses is afgestemd op de primaire doelstelling van VNK2: het verschaffen van een beeld van het overstromingsrisico. Hoewel dit rapport een beeld geeft van de veiligheid van dijkringgebied 21, dient het niet te worden verward met een toetsrapport in het kader van de Waterwet. De in VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zonder meer vergelijken met de wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten kunnen keren. Bij het tot stand komen van de resultaten spelen de provincies en de beheerders een belangrijke rol. De provincie Zuid-Holland heeft de overstromingsberekeningen uitgevoerd, die ten grondslag liggen aan de berekende gevolgen van de overstromingsscenario’s. De beheerder heeft een essentiële bijdrage geleverd door gegevens ter beschikking te stellen en de plausibiliteit van de opgestelde (alternatieve) schematisaties te bespreken. De uitgevoerde analyses zijn zowel intern als extern getoetst. Ten slotte heeft het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) de kwaliteit van de analyses en rapportages steekproefsgewijs gecontroleerd. Met de inzichten van VNK2 kunnen gericht maatregelen worden getroffen om Nederland kostenefficiënt te beschermen tegen overstromingen. Op basis van de resultaten kunnen voorstellen voor maatregelen in de meerlaagsveiligheid onderling worden afgewogen, kunnen versterkingsmaatregelen uit het hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP) worden geprioriteerd, aanvullende gegevens gerichter worden ingewonnen en middelen en menskracht tijdens hoogwatersituaties optimaler worden ingezet. Ten slotte vormen de resultaten van VNK2 input voor de verschillende Deltadeelprogramma’s en de onderbouwing voor nieuwe normering. VNK2 is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg, uitgevoerd door de Waterdienst van Rijkswaterstaat in nauwe samenwerking met waterkeringbeheerders, provincies, kennisinstituten en ingenieursbureaus. Graag wil ik alle betrokkenen bedanken voor de constructieve bijdrage en de plezierige samenwerking. Niels Roode Projectmanager VNK2, Rijkswaterstaat WVL Inhoudsopgave Managementsamenvatting 7 Technische samenvatting 13 1 19 2 Inleiding 1.1 Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart 19 1.2 Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart 19 1.3 Overschrijdingskansen en overstromingskansen 20 1.4 Rekenmethode VNK2 20 1.5 Leeswijzer 23 Gebiedsbeschrijving en schematisatie 2.1 25 2.1.1 Gebiedsbeschrijving 25 2.1.2 Beheerder 25 2.1.3 De primaire waterkering van dijkringgebied 21 26 2.1.4 Bodemopbouw dijkringgebied 21 26 Ontstaansgeschiedenis 2.3 Recente geschiedenis: bedreigingen en versterkingen 27 2.3.1 Overstromingsrampen 27 2.3.2 2.5 4 Beschrijving dijkringgebied 21, Hoeksche Waard 2.2 2.4 3 25 27 Versterkingen 28 Vakindeling categorie a-kering 31 2.4.1 Vakindeling dijken 31 2.4.2 Overzicht vakindeling 31 Kunstwerken Overstromingskans 32 35 3.1 Aanpak en uitgangspunten 35 3.2 Beschouwde faalmechanismen 35 3.2.1 Faalmechanismen dijken 35 3.2.2 Faalmechanismen kunstwerken 36 3.3 Niet beschouwde faalmechanismen 37 3.4 Berekende overstromingskansen 38 3.4.1 Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme 38 3.4.2 Faalkansen dijken 39 3.4.3 Faalkansen kunstwerken 44 3.5 Dominante vakken en faalmechanismen 46 3.6 Vergelijking met toetsing 46 De gevolgen van overstromingen per doorbraaklocatie 4.1 49 Aanpak en uitgangspunten 49 4.1.1 Algemeen 49 4.1.2 Ringdelen 50 4.1.3 Belastingcondities en sluitregimes 50 4.2 5 6 7 4.1.4 Verhoogde lijnelementen 51 4.1.5 Evacuatie 51 Resultaten overstromingsberekeningen per ringdeel 52 4.2.1 Ringdelen 1, 18 en 19: Doorbraaklocaties langs het Spui 52 4.2.2 Ringdelen 2 - 5: Doorbraaklocaties langs de Oude Maas 55 4.2.3 Ringdelen 6 - 8: Doorbraaklocaties langs de Dordtsche Kil 58 4.2.4 Ringdelen 9 - 14: Doorbraaklocaties langs het Hollands Diep 61 4.2.5 Ringdelen 15 - 17: Doorbraaklocaties langs het Haringvliet 64 4.2.6 Maximaal Scenario 66 4.3 Overstromingsberekening met klei 67 4.4 Overzicht resultaten overstromingsberekeningen 68 Overstromingsscenario’s en scenariokansen 71 5.1 Definitie overstromingsscenario’s 71 5.1.1 Aanpak 71 5.1.2 Geen ontlasten na een doorbraak Scenariokansen 5.3 De gevolgen van overstromingen voor een selectie van scenario’s 72 5.3.1 De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak 72 5.3.2 De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak 73 Overstromingsrisico 72 75 6.1 Koppeling scenariokansen en gevolgen 75 6.2 Overstromingsrisico 76 6.2.1 Economisch risico 76 6.2.2 Slachtofferrisico 77 Gevoeligheidsanalyses 81 7.1 81 7.2 Gevoeligheidsanalyse I: Reductie overstromingskans dijkring 21 7.1.1 Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie 81 7.1.2 Ib: HWBP2-maatregelen 85 7.1.3 Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping 86 7.1.4 Id: Faalkansreductie tot economisch optimale overstromingskans 88 Gevoeligheidsanalyse II: Reductie overstromingsrisico dijkring 21 7.2.1 90 IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot 1/2.000 per jaar 90 7.2.2 IIb: Risicoreductie door HWBP2-maatregelen 92 7.2.3 IId: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische optimale overstromingskans 8 71 5.2 95 7.3 Gevoeligheidsanalyse III: Gerichte reductie overstromingsrisico dijkring 21 97 7.4 Samenvatting gevoeligheidsanalyse 101 Conclusies en aanbevelingen 103 8.1 Conclusies 103 8.1.1 De kans op een overstroming in dijkringgebied 21 103 8.1.2 De gevolgen van overstromingen in dijkringgebied 21 103 8.1.3 Het overstromingsrisico in dijkringgebied 21 104 8.2 Aanbevelingen 105 Managementsamenvatting Wat is VNK2? Veiligheid Nederland in Kaart 2 (VNK2) is het project dat overstromingsrisico’s in Nederland in kaart brengt. De rekenmethode van VNK2 maakt het mogelijk overstromingskansen te berekenen. Door het combineren van doorbraakkansen, overstromingswijzen en gegevens omtrent bewoning en bedrijvigheid (de gevolgen), kan een beeld worden gegeven van het huidige overstromingsrisico. Met een goed beeld van het overstromingsrisico en de effectiviteit van maatregelen kunnen beter onderbouwde keuzes worden gemaakt ten aanzien van investeringen in waterveiligheid. Voor u ligt de rapportage van de analyse van dijkringgebied 21, Hoeksche Waard. Dijkring 21 Dijkring 21 Hoeksche Waard ligt in het zuidwesten van de Provincie Zuid-Holland en omsluit een gebied van circa 30.000 hectare, met ruim 85.000 inwoners. In het dijkringgebied liggen de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, OudBeijerland en Strijen. Het dijkringgebied grenst in het noorden aan de Oude Maas, in het oosten aan de Dordtsche Kil, in het zuiden aan het Hollands Diep en het Haringvliet en in het noordwesten aan het Spui. De waterkering heeft een totale lengte van 69 kilometer aan dijken. Vanuit het dijkringgebied vormen twee tunnels een verbinding met naastgelegen dijkringen. In het noorden ligt de Heinenoordtunnel voor de verbinding met IJsselmonde (dijkring 17). In het oosten ligt de Kiltunnel voor de verbinding met het Eiland van Dordrecht (dijkring 22). Voor dijkringgebied 21 Hoeksche Waard geldt conform de Waterwet een veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Figuur 1: De ligging van dijkring 21. Resultaten VNK2 geeft een beeld van de overstromingskansen, gevolgen en risico’s voor een dijkringgebied. De veiligheidsbenadering in VNK2 is daarmee anders dan die in de toetsing in het kader van de Waterwet. De in VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zonder meer vergelijken met de wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten kunnen keren (zie paragraaf 1.3). VNK2 geeft een schatting van de overstromingskans van het dijkringgebied. Een ander verschil met de toetsing is dat in VNK2 ook de economische schade en slachtoffers door overstroming en de bijbehorende risico’s in beeld worden gebracht. De weergegeven resultaten zijn berekend zonder meenemen van de invloed van de duur van de belasting bij het faalmechanisme opbarsten en piping, tenzij anders vermeld. Ook zijn bepaalde faalmechanisme, zoals macrostabiliteit buitenwaarts, microstabiliteit en zettingsvloeiing, niet in de VNKanalyse beschouwd. Overstromingskans De berekende overstromingskans van dijkringgebied 21 is circa 1/100 per jaar. Dit is de kans dat zich ergens in het dijkringgebied een overstroming voordoet als gevolg van een dijkdoorbraak. Bij de berekening van deze kans is geen rekening gehouden met de inzet van noodmaatregelen. De grootste faalkansen zijn berekend ter plaatse van het Zalmpad in Oud-Beijerland, het Simonsdijkje bij de jachthaven van Puttershoek, de kering langs de Dordtsche Kil ter plaatse van de Boomdijk, de Schuringse Haven en de haven van Goudswaard. In grote delen van de dijkring is de faalkans echter relatief klein. In Figuur 2 zijn de faalkansen per dijkvak weergegeven en zijn bovengenoemde zwakke plekken aangegeven. De grootste bijdrage aan de overstromingskans wordt geleverd door het faalmechanisme opbarsten en piping (dijken) en onder- en achterloopsheid (kunstwerken). Zalmpad Simonsdijkje Goudswaard Boomdijk Schuringse haven Figuur 2: Faalkans per dijkvak. 8 Overstromingsrisico De grootste economische schade bij de beschouwde overstromingsscenario’s bedraagt circa 500 miljoen euro, het grootste aantal slachtoffers circa 140 slachtoffers. De gemiddelde economische schade per overstroming is ongeveer 100 miljoen euro en het gemiddeld aantal slachtoffers is circa 10. De verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal slachtoffers bedragen respectievelijk 1,0 miljoen euro en 0,1 slachtoffer per jaar. In Figuur 3 is het lokaal individueel risico (LIR) weergegeven. Hierbij wordt opgemerkt dat in de overstromingsmodellen is uitgegaan van standzekere regionale keringen, wat met name invloed heeft op het centrale gedeelte van het dijkringgebied. Dit is in de figuur aangegeven met de de blauwe lijn, waarbinnen geen overstroming plaatsvindt volgens de gebruikte modellen. Uit de figuur blijkt dat het plaatsgebonden risico in het grootste deel van het gebied kleiner is dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten), Oud-Beijerland (noorden) en Piershil (noordwesten) wordt voor enkele gedeelten een LIR berekend tussen 10-4 en 10-5 per jaar. Plaatselijk is hier de waterdiepte in het geval van een overstroming wat groter. Figuur 3: Lokaal individueel risico dijkring 21. Dijkverbetering Verbetering in het kader van HWBP2 Een aantal dijkvakken is onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP2). Als deze worden uitgevoerd als een integrale versterking, waardoor de bijdrage aan de totale faalkans verwaarloosbaar wordt, dan wordt de totale overstromingskans van de dijkring verkleind naar 1/170 per jaar. Het risico wordt verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR wordt in enkele specifieke delen significant kleiner. In het noordoosten wordt het LIR teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het in de onversterkte situatie deels groter dan 10-5 per jaar was. De overstromingskans blijft relatief groot omdat voor enkele dijkvakken en kunstwerken die niet worden versterkt een relatief grote faalkans wordt berekend. Het betreft locaties langs het Spui (Zalmpad Oud-Beijerland) en langs de Dordtsche Kil (Boomdijk). Hier zijn grote faalkansen voor opbarsten en piping berekend. Ook voor de inlaatsluis Brakelseveer is een grote faalkans berekend voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid, wat met name veroorzaakt wordt door onzekerheid rondom de grondgesteldheid en aanwezigheid van kwelschermen. Overigens worden binnen HWBP2, 13 vakken (7,6 km) verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief kleine faalkansen worden berekend (kleiner dan 1/100.000 per jaar). VNK2 geeft hier een gunstiger beeld van de sterkte van de waterkering dan de wettelijke toetsing. Dit wordt veroorzaakt door andere schematisatiekeuzes en optimalisaties. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.6. Verbetering tot economisch optimale overstromingskans (Deelprogramma Veiligheid) In een gevoeligheidsanalyse is bekeken welke verbeterstappen nodig zijn om de economisch optimale overstromingskans te bereiken. Hierbij is gebruik gemaakt van de geldende inzichten betrekking tot de trajectindelingen en te bereiken kansniveaus. Na het uitvoeren van de HWBP2-maatregelen en het meenemen van de invloed van de duur van de belasting bij het faalmechanisme opbarsten en piping kan met de verbetering van één extra dijkvak (950 m) en een kunstwerk de economisch optimale overstromingskans per traject worden behaald, conform de inzichten met betrekking tot de gewenste kansniveaus per dijktraject. Verbetering tot LIR kleiner dan 10-5 Het overstromingsrisico kan zeer gericht worden verkleind tot het niveau waarop het LIR voor bijna het gehele dijkringgebied kleiner wordt dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Hiervoor is een faalkansreductie in circa 2,9 km waterkering en 1 kunstwerk benodigd (waarvan 400 m in het kader van het HWBP2 wordt versterkt). Dit betreffen dijken langs het Spui (DV1, Zalmpad Oud-Beijerland), langs de Oude Maas (DV13b en DV14, Simonsdijkje jachthaven Oud-Beijerland) en langs de Dordtsche Kil (DV21, vluchthaven Kilweg). Daarnaast betreft het inlaatsluis Brakelseveer. De berekende overstromingskans blijft na deze faalkansreductie echter relatief groot: 1/160 per jaar. Aanbevelingen De uitgevoerde analyses van VNK2 leveren inzicht in het huidige risico en effectieve manieren om het risico te reduceren. Op basis van de resultaten van huidige analyse wordt het volgende aanbevolen: • Wanneer een significante reductie van de overstromingskans (kleiner dan 1/2.000 per jaar) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de dijkversterkingen die worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de faalkansen van dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland) en DV23 (langs de Dordtsche Kil) en inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen wordt om deze vakken op basis van aanvullende gegevens nader te beschouwen en indien nodig maatregelen te treffen. • Wanneer een significante reductie van het overstromingsrisico (LIR kleiner dan 10-5) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de dijkversterkingen die worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de faalkansen van dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland), DV13b / DV14 (Simonsdijkje jachthaven Oud-Beijerland) en DV23 (langs de Dordtsche Kil, Boomdijk) en inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen wordt om deze vakken op basis van aanvullende gegevens nader te beschouwen en indien nodig maatregelen te treffen. • Bij de berekende faalkansen voor de faalmechanismen opbarsten en piping en macrostabiliteit binnenwaarts heeft de demping in de stijghoogte een grote 10 invloed. Het wordt aanbevolen om deze invloed nader te onderzoeken door middel van peilbuismetingen in relatie tot de buitenwaterstand. • Bij dijkvak DV38 een grote faalkans berekend voor opbarsten en piping: 1/1.800 per jaar. Deze faalkans wordt beïnvloed door onzekerheid over de aanwezigheid van een kleilaag in het voorland. Wanneer over het gehele dijkvak het voorland wordt meegerekend in de kwelweglengte dan wordt de faalkans voor dit faalmechanisme verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000 per jaar). Aanbevolen wordt om de aanwezigheid van deze kleilaag middels grondonderzoek vast te stellen omdat nu onzeker is of de grote faalkans terecht berekend is. • De zeer kleine berekende faalkans voor opbarsten en piping in DV29 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. Er is onzekerheid over de pipinggevoelige zandlaag en het intredepunt dat nu buiten de jachthaven gekozen is. Wanneer het intredepunt wel in de haven ligt dan wordt met de kortste kwelweglengte (45m) een zeer grote faalkans berekend van circa 1/100 per jaar. Aanbevolen wordt om het intredepunt vast te stellen en de pipinggevoelige zandlaag nader te onderzoeken omdat nu onzeker is of de kleine faalkans terecht berekend is. • Ten aanzien van de kunstwerken in deze dijkring moeten verbeteringen gezocht worden in sluitprotocollen. Hiermee kan de faalkans voor het faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting worden verkleind. Aanbevolen wordt om de sluitprotocollen te herzien. • Bij de meeste kunstwerken is niet bekend of er bodembescherming aan de binnenzijde van het kunstwerk ligt en welke sterkte deze heeft. De sterkteeigenschappen zijn in de uitgevoerde berekeningen conservatief gekozen. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van kwelschermen en de grondopbouw ter plaatse van het kunstwerk. Aanbevolen wordt om ter plaatse van de kunstwerken grondonderzoek uit te voeren en de aanwezigheid en eigenschappen van de bodembescherming en kwelschermen nader te onderzoeken omdat nu onzeker is of de grote berekende faalkansen terecht zijn. 12 Technische samenvatting Dit rapport beschrijft de resultaten van de risicoanalyse die is verricht voor dijkringgebied 21 Hoeksche Waard in het kader van het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2). In deze technische samenvatting worden de berekeningsresultaten besproken en wordt op hoofdlijnen beschreven op welke uitgangspunten en aannamen deze resultaten berusten. De analyse door VNK2 omvat de volgende stappen: De schematisatie van de dijkring De primaire waterkering van de dijkring bestaat uit een aaneengesloten stelsel van dijken, duinen en kunstwerken. Een overzicht van de vakindeling voor de primaire kering is gegeven in Tabel 1. Dijken Totale lengte Aantal dijkvakken Gemiddelde lengte dijkvak Kunstwerken Tabel 1: 69,4 km 80 870 m Totaal aantal kunstwerken 31 Aantal beschouwde kunstwerken 11 De vakindeling van dijkring 21. Dijkring 21 grenst aan de westzijde aan het Spui, aan de noordzijde aan de Oude Maas, aan de oostzijde aan de Dordste Kil en aan de zuidzijde aan het Hollands Diep en het Haringvliet. Het gehele dijkringgebied wordt door een categorie a-kering van het buitenwater gescheiden. Volgens de Waterwet is de veiligheidsnorm voor de categorie a-kering 1/2.000 per jaar voor de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd moet kunnen worden. De berekening van faalkansen Elk dijkvak en kunstwerk in het dijkringgebied is beschouwd. Voor niet alle vakken en kunstwerken zijn faalkansen berekend. Indien op voorhand kon worden aangegeven dat de kans van optreden van een faalmechanisme op een bepaalde locatie verwaarloosbaar zou zijn, dan is voor het bewuste vak en faalmechanisme geen faalkans berekend. Bij vier kunstwerken is gedurende het project voortschrijdend inzicht ontstaan over de beperkte gevolgen bij het bezwijken van dit kunstwerk waardoor deze niet zijn beschouwd bij de berekening van het risico. Een overzicht van het aantal beschouwde faalmechanismen per dijkvak en kunstwerk is opgenomen in Tabel 2. Type waterkering Faalmechanisme Dijken Overloop en golfoverslag 80 Opbarsten en piping 24 Macrostabiliteit binnenwaarts 15 Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam 18 Kunstwerken Overslag/overloop Betrouwbaarheid sluiting Tabel 2: Aantal vakken/kunstwerken n.v.t.1 5 Onder- en achterloopsheid 6 Sterkte en stabiliteit 6 Beschouwde faalmechanismen en het aantal beschouwde vakken / kunstwerken. De berekende overstromingskans voor dijkringgebied 21 is circa 1/100 per jaar. In grote delen van de dijkring is de faalkans relatief klein. Bovendien is geen rekening gehouden met noodmaatregelen. In Tabel 3 zijn de faalkansen per faalmechanisme op het niveau van de gehele dijkring gegeven. De overstromingskans van dijkring 21 wordt vooral bepaald door het faalmechanisme opbarsten en piping bij dijken en onder- en achterloopsheid bij kunstwerken. Ook macrostabiliteit binnenwaarts levert een substantiële kansbijdrage. Type waterkering Faalmechanisme Dijk Overloop en golfoverslag Opbarsten en piping Macrostabiliteit binnenwaarts Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Kunstwerk Overslag/overloop Betrouwbaarheid sluiting Onder- en achterloopsheid Sterkte en stabiliteit Overstromingskans Tabel 3: Faalkans (per jaar) 1/5.000 1/170 1/1.300 1/5.700 verwaarloosbaar klein 1/42.000 1/300 1/300.000 1/100 Berekende faalkansen per faalmechanisme. De berekening van scenariokansen Bij het berekenen van de scenariokansen is uitgegaan van 19 ringdelen (19 mogelijke doorbraaklocaties). Een ringdeel is een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende schade. Tevens is aangenomen dat de hydraulische belasting (waterstanden, golven) niet afneemt tijdens een doorbraak. In Figuur 4 is een overzicht opgenomen van de ligging van de verschillende ringdelen. 1 De kerende hoogte wordt bepaald door het dijklichaam of de faalkans is in de screeningsfase verwaarloosbaar klein ingeschat. 14 Figuur 4: Ringdelen dijkring 21. Naast de scenario’s met enkelvoudige doorbraken zijn ook alle scenario’s met tweevoudige doorbraken meegenomen (falen van twee ringdelen). De cumulatieve bijdrage van deze 50 scenario’s bedraagt circa 98,4% van de totale ringkans. Vijf scenario’s met een enkelvoudige doorbraak (ringdelen RD18, RD19, RD12, RD01 en RD09) dragen voor circa 70% bij aan de totale ringkans. De berekening van de gevolgen Per breslocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende belastingcondities: toetspeil (tp), toetspeil minus één decimeringhoogte (tp-1d) en toetspeil plus één en twee keer de decimeringshoogte (tp+1d en tp+2d). In de overstromingsberekeningen is uitgegaan van de standzekerheid van de regionale keringen en lijnvormige elementen (zoals hoger gelegen wegen en spoorlijnen). De gevolgen zijn berekend met HIS-SSM. Ten aanzien van de bevolkingsgegevens en schadegegevens is uitgegaan van de situatie in het jaar 2000, respectievelijk het jaar 2006. Voor de meervoudige doorbraken zijn de overstromingskenmerken (waterdiepte, stroomsnelheid, stijgsnelheid) berekend op basis van de overstromingsberekeningen voor de enkelvoudige doorbraken. De grootste economische schade bij de beschouwde overstromingsscenario’s bedraagt circa 500 miljoen euro, het grootste aantal slachtoffers circa 140 slachtoffers. De gemiddelde economische schade per overstroming is ongeveer 100 miljoen euro en het gemiddeld aantal slachtoffers is circa 10. Het combineren van de scenariokansen en de gevolgen Voor de 50 scenario’s waarvoor scenariokansen zijn berekend, zijn bijbehorende gevolgberekeningen geselecteerd. De waarden van de belastingvariabelen in het ontwerppunt zijn gebruikt om de koppeling te maken met de gevolgen van overstromingsscenario’s. Het ontwerppunt beschrijft de meest waarschijnlijke waarden van de stochasten waarbij het overstromingsscenario optreedt. De ringdelen RD01 en RD02 zijn gekoppeld met gevolgberekeningen bij open stormvloedkeringen (waaronder de Maeslantkering) de overige ringdelen zijn gekoppeld met berekeningen met gesloten stormvloedkeringen. De berekening van het overstromingsrisico De verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal slachtoffers bedragen respectievelijk 1,0 miljoen euro en 0,1 slachtoffer per jaar. De FN- en FScurven zijn getoond in Figuur 5. Deze curven beschrijven de kansen op overschrijdingen van bepaalde slachtofferaantallen (groepsrisico) of schades. Figuur 5: FN-curve (links) en FS-curve (rechts). Het lokaal individueel risico (LIR) en het plaatsgebonden risico (PR = LIR exclusief effect evacuatie) zijn vrijwel aan elkaar gelijk (Figuur 6). Dit is het gevolg van het feit dat de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie voor het dijkringgebied slechts 0,11 bedraagt. Figuur 6: Plaatsgebonden risico (links) en lokaal individueel risico (rechts). De blauwe lijn geeft globaal de grens aan tot waar volgens de beschouwde overstromingsscenario’s overstroming plaatsvindt. Uit de figuur blijkt dat het PR en LIR in het grootste deel van het gebied kleiner is dan 10-5 per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten), Oud-Beijerland (noorden) en Piershil (noordwesten) is voor enkele gedeelten een LIR berekend tussen 10-4 en 10-5 per jaar. Hier is lokaal de waterdiepte in het geval van een overstroming wat groter waardoor deze hogere waarden worden veroorzaakt. Gevoeligheidsanalyses Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en overstromingsrisico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses op dijkringniveau uitgevoerd. 16 De selectie van onderwerpen voor de gevoeligheidsanalyses is het resultaat van overleg tussen de verschillende betrokkenen (projectbureau VNK2, beheerder en provincies). De volgende gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd: • Gevoeligheidsanalyse I: Reduceren van faalkansen Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie Ib: Faalkansreductie door HWBP2, effect dijkversterkingen Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping Id: Afnemende meeropbrengst tot economisch optimale overstromingskans • Gevoeligheidsanalyse II: Reduceren van risico IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot normfrequentie IIb: Risicoreductie door HWBP2 IIc: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische optimale overstromingskansen IId: LIR kleiner dan 10-5 per jaar De belangrijkste conclusies uit de gevoeligheidsanalyses zijn: • • • • • Om de overstromingskans te verkleinen tot de getalswaarde van de huidige norm moet de faalkans van circa 15 km waterkering (20 dijkvakken) worden gereduceerd tot een verwaarloosbaar niveau. Hiervan wordt 8,2 km in het kader van het HWBP2 versterkt. De overstromingskans wordt door maatregelen uit het HWBP2 gereduceerd tot 1/170 per jaar. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de betreffende dijkvakken integraal worden versterkt. Het risico wordt verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR wordt in enkele specifieke delen significant kleiner. In het noordoosten wordt het LIR teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het in de onversterkte situatie deels groter dan 10-5 per jaar was. De overstromingskans van de gehele dijkring blijft na uitvoering van het HWBP2 relatief groot omdat enkele dijkvakken en kunstwerken, die niet worden versterkt een relatief grote berekende faalkans hebben. In dijkvakken DV1 en DV23 zijn grote faalkansen (respectievelijk 1/1.500 en 1/1.300 per jaar) voor opbarsten en piping berekend. Voor de inlaatsluis Brakelseveer is een grote faalkans berekend voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid (circa 1/460 per jaar). In het HWBP2 worden 13 dijkvakken (7,6 km) verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief kleine faalkansen worden berekend (< 1/100.000 per jaar). Door VNK2 wordt dus een gunstiger beeld van de sterkte van deze dijkvakken gegeven dan uit de resultaten van de derde toetsronde naar voren is gekomen. De verschillen zijn grotendeels verklaarbaar door verschillende schematisatiekeuzes, nader toegelicht in paragraaf 3.6. Na het uitvoeren van de HWBP2-maatregelen en het meenemen van de invloed van tijdsafhankelijkheid bij opbarsten en piping is faalkansreductie in 0,9 km waterkering en één kunstwerk benodigd om de overstromingskansen te verkleinen tot de economisch optimale overstromingskans per DPV-traject [ref 11]. Het risico kan zeer gericht worden verkleind tot het niveau waarop het lokaal individueel risico voor bijna het hele dijkringgebied kleiner wordt dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Hiervoor is een faalkansreductie in circa 2,9 km waterkering en één kunstwerk benodigd. De faalkans blijft echter relatief groot. Tabel 4: Resultaten gevoeligheidsanalyse. Dijkverbetering Econ. Risico [% van basis] Slachtofferrisico [% van basis] Faalkans 18 Afnemende meeropbrengst HWBP2 15,2 km & 3 kunstwerken 24,0 km 3% 2% <1/2.000 55% 51% 1/170 Economisch optimale overstromingskans HWBP2 +0,9 km & 1 kunstwerk 11% 12% 1/800 Risicogericht 2,9 km & 1 kunstwerk 18% 13% 1/160 1 1.1 Inleiding Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart Na de watersnoodramp van 1953 werden door de Deltacommissie de fundamenten van het huidige hoogwaterbeschermingsbeleid gelegd. Daarbij werd een nieuwe veiligheidsfilosofie geïntroduceerd: de kosten van dijkverzwaring werden voor de eerste maal expliciet afgewogen tegen de verlaging van het overstromingsrisico. Ook de tweede Deltacommissie (Commissie Veerman) heeft geadviseerd om het beschermingsniveau te bepalen op basis van een afweging van de omvang van overstromingsrisico’s. Hoewel de beschouwing van de eerste Deltacommissie uitging van overstromingskansen en overstromingsrisico’s, konden deze destijds nog niet goed worden berekend. Tegenwoordig kan dat wel. Door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW), tegenwoordig Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) genaamd, is in 1992 een ontwikkelingstraject ingezet om het kwantificeren van overstromingskansen en overstromingsrisico’s mogelijk te maken, de zogenaamde Marsroute. Op basis van diverse studies, zoals de Casestudies 1998, ONIN en SPRINT zijn de rekentechnieken verder ontwikkeld. Na de PICASO-studie is Veiligheid Nederland in Kaart (VNK1) uitgevoerd en zijn wederom verbeteringen in het instrumentarium doorgevoerd. In 2006 is vervolgens het project VNK2 van start gegaan. VNK2 brengt het overstromingsrisico in Nederland in beeld. De inzichten die zij daarbij opdoet zijn van grote waarde voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. 1.2 Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart Het project VNK2 wordt uitgevoerd door RWS Waterdienst in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen (UvW) en het Interprovinciaal overleg (IPO). Voor de uitvoering van de feitelijke berekeningen is het Projectbureau VNK2 opgericht. Het Projectbureau werkt samen met waterschappen en provincies, en wordt daarbij ondersteund door ingenieursbureaus. De kennisinstituten van Nederland dragen bij aan de verdere methodiekontwikkeling en de operationalisering van het analyse-instrumentarium. Het ENW controleert steekproefsgewijs de kwaliteit van de analyses en rapportages. Het project VNK2 berekent de kansen op en de gevolgen van overstromingen en berekent door beide te combineren het overstromingsrisico. Een dijkring bestaat uit een aaneengesloten keten van waterkeringen (en mogelijk hooggelegen gronden) waarmee het omsloten gebied (het dijkringgebied) tegen overstromingen wordt beschermd. In totaal zijn in Nederland 57 van dit type dijkringen. Dijkring 23 (Biesbosch; wordt grotendeels ontpolderd) en dijkring 33 (Kreekrakpolder; uitsluitend categorie c-keringen) worden in VNK2 niet beschouwd. Daarnaast zijn er sinds de uitvoering van de Maaswerken 46 Maaskaden. Het project VNK2 voert een analyse uit voor 55 dijkringgebieden en 3 Maaskaden. Binnen het project VNK2 worden alleen de categorie a-keringen kwantitatief geanalyseerd. De bijdrage aan de overstromingskans en overstromingsrisico’s van overige keringen (categorie b-, c- en d-keringen) worden alleen kwalitatief aangegeven. VNK2 geeft inzicht in de betrouwbaarheid van de waterkeringen, identificeert de zwakke plekken, berekent het overstromingsrisico en geeft mogelijkheden aan om dit risico te verkleinen. VNK2 levert basisinformatie voor politiek-maatschappelijke afwegingen ten aanzien van investeringen in de waterveiligheid van Nederland. 1.3 Overschrijdingskansen en overstromingskansen De huidige Nederlandse veiligheidsnormen zijn gedefinieerd als overschrijdingskansen. De waterstanden die horen bij deze overschrijdingskansen worden ‘toetspeilen’ genoemd. Deze waterstanden moeten de waterkeringen veilig kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden. De wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen zijn niet gelijk aan overstromingskansen. Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkringgebied daadwerkelijk een overstroming voordoet. Er zijn verschillende redenen waarom de overschrijdingskansen uit de Waterwet niet gelijk zijn aan de overstromingskansen van dijkringgebieden: • • • 1.4 Een overschrijdingskans uit de Waterwet is een normwaarde. Door de aanwezigheid van reststerkte hoeft een dijk bij een overschrijding van een waterstand die gelijk is aan het toetspeil nog niet direct te bezwijken. Het is echter ook mogelijk dat een dijk bij een waterstand beneden het toetspeil bezwijkt door bijvoorbeeld het faalmechanisme opbarsten en piping. De conditie van een waterkering kan afwijken van de norm, zowel in positieve als negatieve zin. Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkringgebied daadwerkelijk een overstroming voordoet. Een overstromingskans geeft dus een beeld van de conditie van de hele dijkring. Een overschrijdingskans heeft alleen betrekking op de hydraulische belastingen (waterstanden). Om een overstromingskans te kunnen berekenen moeten ook de onzekerheden ten aanzien van de sterkte-eigenschappen van waterkeringen expliciet worden meegenomen. Bij de toetsing in het kader van de Waterwet wordt per dijkvak berekend of een waterkering het toetspeil, behorend bij de overschrijdingskans, veilig kan keren. De overstromingskans heeft betrekking op de hele dijkring. Bij het bepalen van een overstromingskans moeten de faalkansen van alle dijkvakken worden gecombineerd. Daarbij speelt ook de totale lengte van de kering een rol: hoe langer een kering, hoe groter de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt. Dit fenomeen wordt ook wel het lengte-effect genoemd. Rekenmethode VNK2 In het project VNK2 worden overstromingsrisico’s berekend. Deze risico’s worden bepaald door de kansen op de mogelijke overstromingsscenario’s te combineren met de bijbehorende gevolgen van overstromingen. Voor een nadere toelichting op de verschillende onderdelen van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de handleiding [ref 1] en de achtergrondrapporten [ref 2] en [ref 3]. In Figuur 7 zijn de stappen die achtereenvolgens worden gezet om het overstromingsrisico te berekenen, schematisch weergegeven. In de daarop volgende tekst worden deze verder verduidelijkt. 20 Kansenspoor Gevolgenspoor Stap 1 Verdeel de dijkring (cf. Waterwet) in vakken waarin de sterkte-eigenschappen en belastingen homogeen zijn. Vak 2 Stap 1 Verdeel de dijkring in ringdelen waarvoor de gevolgen ongeacht de breslocatie (vrijwel) gelijk zijn. De grens van een ringdeel valt samen met een vakgrens. Vak 1 Ringdeel 2 Vak 3 Vak 5 Ringdeel 1 Vak 4 Stap 2 Bereken per vak een faalkans voor de verschillende faalmechanismen Vak 1 2 3 4 5 Combin Faalkans per faalmechanisme Overloop Piping KansOver,1 KansPip,1 KansOver,2 KansPip,2 KansOver,3 KansPip,3 KansOver,4 KansPip,4 KansOver,5 KansPip,5 KansOver KansPip Faalkans per vak Kans1 Kans2 Kans3 Kans4 Kans5 Overstr, kans Uit de combinatie van de kansen per faalmechanisme per vak volgt de kans op een overstroming ergens in de dijkring. Bij het combineren van de faalkansen wordt rekening gehouden met afhankelijkheden tussen faalmechanismen en vakken. Stap 3 Bereken de scenariokansen op basis van de kansen per vak. De scenariokansen zijn nodig om de koppeling tussen kansen en gevolgen te kunnen maken. Scenario 1 2 3 Som Scenariokans Kans1 Kans2 Kans3 Kans Omdat de scenarioset alle mogelijke overstromingsverlopen omvat, is de som van de scenariokansen gelijk aan de eerder berekende kans op een overstroming ergens in de dijkring. Stap 2 Bepaal per ringdeel het overstromingspatroon, de waterdiepten en de stroom- en stijgsnelheden in geval van een doorbraak. Scenario 1 (zie stap 3) Scenario 2 (zie stap 3) Stap 3 Definieer scenario’s: een scenario wordt gevormd door een unieke combinatie van falende en niet falende ringdelen. De scenarioset bevat alle mogelijke overstromingsscenario’s. Scenario 1 2 3 Ringdeel 1 Faalt Faalt niet Faalt Ringdeel 2 Faalt niet Faalt Faalt Stap 4 Bepaal het overstromingspatroon, met de waterdiepten en de stroom- en stijgsnelheden, voor meervoudige doorbraken (hier: scenario 3), op basis van de overstromingsberekeningen per ringdeel (zie stap 2). Scenario 3 Stap 5 Bereken de schade en het slachtofferaantal per scenario. Per scenario zullen de gevolgen anders zijn. Scenario 1 2 3 Schade E1 E2 E3 Slachtoffers N1 N2 N3 Risicoberekening Bereken op basis van de scenariokansen en de gevolgen per scenario de verwachtingswaarden van de schade en het aantal Scenario Scenariokans x Schade Scenariokans x Slachtoffers slachtoffers. Een verwachtingswaarde is een 1 Kans1 x E1 Kans1 x N1 gewogen gemiddelde van alle 2 Kans2 x E2 Kans2 x N2 mogelijke uitkomsten, met 3 Kans3 x E3 Kans3 x N3 als gewichten de kansen op Som Verwachtingswaarde schade Verwachtingswaarde slachtofferaantal die waarden. Figuur 7: De rekenmethode van VNK2. Een dijkring kan worden opgevat als een keten: de schakels worden gevormd door alle dijkvakken, duinvakken en kunstwerken die onderdeel uitmaken van de waterkering (Figuur 8) Per vak en kunstwerk wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop deze kan falen, d.w.z. zijn waterkerende functie kan verliezen. Deze verschillende wijzen van falen worden faalmechanismen genoemd. De overstromingskans wordt berekend door het combineren van alle faalkansen per faalmechanisme voor alle dijk-, duinvakken en kunstwerken. Figuur 8: De dijkring als een keten met verschillende schakels. Voor een beschrijving van de verschillende faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen wordt verwezen naar paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3 wordt een toelichting gegeven op de faalmechanismen die niet zijn meegenomen in de analyse. Bij de berekening van faalkansen en overstromingskansen spelen onzekerheden een centrale rol. Als de belasting op een waterkering groter is dan de sterkte, zal de kering bezwijken. Omdat er onzekerheden bestaan ten aanzien van zowel de belastingen als de sterkte-eigenschappen van waterkeringen, is het onzeker of een waterkering in een gegeven situatie zal bezwijken. Anders gezegd: er is sprake van een kans dat de waterkering in dat geval bezwijkt. Onzekerheden ten aanzien van belastingen en sterkte-eigenschappen vormen dus de basis van de overstromingskans. Zouden onzekerheden niet worden beschouwd dan is de kans dat een kering bezwijkt altijd nul of één. Op basis van de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en per faalmechanisme kan de kans worden berekend dat ergens een vak of kunstwerk faalt en een bres ontstaat. Een overstroming kan ontstaan door één of meerdere bressen. Om het aantal mogelijke combinaties te beperken wordt een ‘ringdeel’ geïntroduceerd. Een ringdeel is een deel van de dijkring waarvoor geldt dat de gevolgen vrijwel onafhankelijk zijn van de locatie van de bres binnen dat ringdeel. Alle mogelijke combinaties van falende en niet falende ringdelen (overstromingsscenario’s) vormen samen de scenarioset. Voor elk overstromingsscenario wordt de scenariokans berekend. Door sommatie van alle scenariokansen wordt de overstromingskans berekend. Dit is de kans dat zich ergens in de dijkring één of meerdere doorbraken voordoen. Niet elke doorbraak heeft echter dezelfde gevolgen. Om het overstromingsrisico te bepalen is het nodig om voor alle mogelijke (combinaties van) doorbraken ook de gevolgen te bepalen. Door provincie Zuid-Holland zijn onder begeleiding van VNK2 voor een aantal breslocaties en voor verschillende belastingsituaties overstromingsberekeningen gemaakt. Per overstromingsberekening zijn de gevolgen berekend in termen van economische schade en aantal te verwachten dodelijke slachtoffers. Daarbij zijn ook de (on-)mogelijkheden voor evacuatie meegenomen. Vervolgens zijn uit het overstromingsverloop van de enkelvoudige doorbraken het overstromingsverloop van eventueel meervoudige doorbraken afgeleid. Ook voor de meervoudige doorbraken zijn de gevolgen berekend. 22 Door de scenariokansen aan de bijbehorende gevolgen te koppelen kan het overstromingsrisico worden berekend. Het overstromingsrisico wordt weergegeven door de jaarlijkse verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal slachtoffers, het groepsrisico (FN-curve), de overschrijdingskans van de schade (FScurve), het plaatsgebonden risico (PR) en het lokaal individueel risico (LIR). In hoofdstuk 6 wordt nader op deze weergaven van het risico ingegaan. 1.5 Leeswijzer Het rapport dat u nu aan het lezen bent, is het hoofdrapport. Het hoofdrapport is geschreven op basis van twee achtergrondrapporten. De achtergrondrapporten zijn weer geschreven op basis van de achterliggende faalmechanisme - en kunstwerkenrapporten. In onderstaand overzicht is schematisch weergegeven welk rapport u nu in handen heeft en hoe het past in het geheel van rapporten. In dit achtergrondrapport zijn per faalmechanisme in het betreffende hoofdstuk de uitgangspunten en een samenvatting van de resultaten weergegeven. De schematisaties per dijkvak zijn beschreven in de faalmechanismerapporten. Hoofdrapport Achtergrondrapport Dijken Faalmechanismerapport Overloop en golfoverslag Faalmechanismerapport Macrostabiliteit binnenwaarts Faalmechanismerapport Opbarsten en piping Faalmechanismerapport Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Overall kunstwerkrapport Achtergrondrapport kw 1 Achtergrondrapport kw .. Figuur 9: Schematisch overzicht rapporten. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het dijkringgebied. Dit hoofdstuk gaat onder andere in op de inrichting en de hoogteligging, het watersysteem en de ligging van de primaire waterkering. Ten slotte wordt de onderverdeling van de dijkvakken besproken en wordt een toelichting gegeven op de selectie van de kunstwerken waarvoor in VNK2 betrouwbaarheidsanalyses zijn uitgevoerd. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en per faalmechanisme, na een korte toelichting op de beschouwde en niet-beschouwde faalmechanismen. De vakken met de grootste faalkansen worden uitgelicht. Hoofdstuk 4 presenteert de resultaten van de uitgevoerde overstromingsberekeningen en de daaruit afgeleide gevolgen. Het betreft hier steeds enkelvoudige doorbraken. Per doorbraaklocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende belastingcondities. Voorafgaand aan de presentatie van de resultaten van de overstromingsberekeningen, wordt kort ingegaan op de gehanteerde aannamen en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 beschrijft de resultaten van deze scenariokansberekeningen. Ook wordt een toelichting gegeven op de selectie van de scenario’s (enkelvoudige en meervoudige doorbraken) die ten grondslag liggen aan de risicoberekeningen. Hoofdstuk 6 beschrijft de resultaten van de uitgevoerde risicoberekeningen. Het overstromingsrisico wordt op verschillende wijzen weergegeven. Het economisch risico en het slachtofferrisico worden afzonderlijk behandeld. Hoofdstuk 7 beschrijft de resultaten van gevoeligheidsanalyses die zijn uitgevoerd. Deze geven inzicht in de invloed van belangrijke uitgangspunten op de grootte van het berekende overstromingsrisico. Ook geven zij aan wat de invloed is van verschillende (typen) interventies. Hoofdstuk 8 geeft de conclusies weer van de risicoanalyse voor dijkringgebied 21. Ten slotte worden aanbevelingen gedaan voor het waarborgen en verder verkleinen van het overstromingsrisico. 24 2 Gebiedsbeschrijving en schematisatie In dit hoofdstuk zijn de ligging en de kenmerken van dijkringgebied 21 beschreven. Daarnaast is de onderverdeling van de waterkering in vakken ten behoeve van de faalkansberekeningen toegelicht. In het achtergrondrapport [ref 3] wordt nader ingegaan op de vakindeling. 2.1 Beschrijving dijkringgebied 21, Hoeksche Waard 2.1.1 Gebiedsbeschrijving Dijkring 21 Hoeksche Waard ligt in het zuidwesten van de Provincie Zuid-Holland en omsluit een gebied van circa 30.000 hectare, met ruim 85.000 inwoners. In het dijkringgebied liggen de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, OudBeijerland en Strijen. Het dijkringgebied grenst in het noorden aan de Oude Maas, in het oosten aan de Dordtsche Kil, in het zuiden aan het Hollands Diep en het Haringvliet en in het noordwesten aan het Spui. De waterkering heeft een totale lengte van 69 kilometer. Het dijkringgebied is door twee tunnels verbonden met naastgelegen dijkringen. In het noorden ligt de Heinenoordtunnel voor de verbinding met IJsselmonde (dijkring 17). In het oosten ligt de Kiltunnel voor de verbinding met het Eiland van Dordrecht (dijkring 22). Voor dijkringgebied 21 Hoeksche Waard geldt conform de Waterwet een veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar. Figuur 10: Ligging van dijkring 21 Hoeksche Waard. 2.1.2 Beheerder Het beheer van deze dijkring is in handen van waterschap Hollandse Delta (WSHD). WSHD toetst en beoordeelt elke 6 jaar (voorheen 5 jaar) de veiligheid van de primaire keringen. Deze toetsing worden door de provincie Zuid-Holland geaccordeerd. 2.1.3 De primaire waterkering van dijkringgebied 21 De primaire waterkering van dijkring 21 bestaat uit dijken en kunstwerken. Er komen geen duinen voor. In het noorden vormt de kering de bescherming tegen een overstroming vanuit de Oude Maas. De kering heeft hier een grasbekleding en bij grote trajecten is een voorland aanwezig. Ten oosten van het dorp Heinenoord wordt de primaire kering door de A29 gekruist die vervolgens via de Heinenoordtunnel onder de Oude Maas door gaat. De kering buigt ten noorden van ’s Gravendeel naar het zuiden af en vormt hier de bescherming tegen een overstroming vanuit de Dordtsche Kil. Ook hier is de kering bekleed met een grasbekleding. Op enkele plekken in dit traject is een haven met een voorliggende kering en/of havendam aanwezig. Ten zuiden van ’s Gravendeel ligt de Kiltunnel onder de Dordtsche Kil en de primaire kering. Ten oosten van Strijen gaat de Dordtsche Kil over in het Hollands Diep. Bij Strijensas is een jachthaven met een voorliggende havendam aanwezig. Langs het Hollands Diep liggen veel trajecten met een voorland en bij Numansdorp zijn twee havens met strekdammen aanwezig. Ten westen van de Haringvlietbrug gaat het Hollands Diep over in het Haringvliet. Het beeld van de kering blijft hier min of meer hetzelfde, een groene kering met op grote trajecten een voorland. Bij de overgang van het Haringvliet naar het Spui is het voorland tot meer dan 1.500m van breed. En in het Spui ligt hier een voorliggende kering langs de oever tot aan de haveningang van Goudswaard. Ten noorden daarvan ligt de kering dichter langs de oever van het Spui. 2.1.4 Bodemopbouw dijkringgebied 21 De dieper gelegen bodempakketten zijn onder invloed van de zee ontstaan. De basis van deze mariene pakketten ligt op circa NAP -200 m. In de loop van het Pleistoceen is de door bodemdaling gecreëerde ruimte voor sedimentatie niet langer met mariene, maar met (peri-mariene) rivierdelta-afzettingen opgevuld. De top van deze formatie (vanaf NAP -30 tot -15 m) wordt door uitgestrekte, regionaal te vervolgen kleiige niveaus gekenmerkt (voormalige kustvlakte/rijn delta’s). De rivieren Rijn en Maas hebben hun loop na het Vroeg Pleistoceen naar het oosten verlegd. Pas in de twee jongste ijstijden kwam het gebied weer onder invloed van sedimentatie door de Rijn en Maas te staan. In de laatste ijstijd vormden de rivieren een breed gezamenlijk dal dat op het hoogtepunt van deze ijstijd zuidwaarts migreerde, waarbij een deel van de bestaande sedimenten is geërodeerd en er nieuwe rivierafzettingen zijn afgezet. De overgang van Pleistoceen naar Holoceen wordt gemarkeerd door de Laag van Wijchen: een klei- en leemlaag (maximaal enkele decimeters dik) die in het dijkringgebied dik en complex is ontwikkeld, met ingeschakelde veenlagen, bodemhorizonten en lagen rivierduinzand. Na de laatste ijstijd aan het begin van het Holoceen vormde zich, in het langzaam verdrinkende landschap, een veenlaag die door latere erosie niet overal wordt aangetroffen. De verdere Holocene opeenvolging, ten gevolge van zeespiegelstijging en verzilting vanaf 8.500 jaar geleden, wordt in het gebied gekenmerkt door overwegend kleiige getijdenafzettingen, estuariene afzettingen met zandige geulen, een uitgestrekt veenpakket en hernieuwde estuariene afzettingen. Ter hoogte van de huidige kust werd een brede strook duin- en strandzanden afgezet. [ref 13] 26 2.2 Ontstaansgeschiedenis In de Romeinse tijd waren er reeds nederzettingen in het gebied dat nu de Hoeksche Waard wordt genoemd. Destijds stroomde de Maas waar nu de Binnenbedijkte Maas ligt. Haaks hierop stroomde de Striene in noord-zuid richting door het gebied. De huidige Hoeksche Waard ontstond na 1421 toen de Sint Elisabethsvloed het gebied overstroomde en de waterlopen in het deltagebied drastisch veranderde. Daarvoor hoorde het oostelijk deel bij de Groote of Hollandsche Waard, en het westelijk deel bij het voormalige eiland Putten. Na deze overstroming waren alleen de polders Munnikenland en Sint Anthoniepolder en enkele dijken nog over. De naam Hoeksche Waard is afgeleid van de ambachtsheerlijkheid Hoecke, het tegenwoordige Puttershoek. De bedijking van de Hoeksche Waard vond in hoofdzaak plaats tussen 1538 en 1653. Omdat dit geleidelijk gebeurde liggen er op het gehele ‘eiland’ dijken in het landschap. In de anderhalve eeuw daarna werden nog enkele gorzen langs het Haringvliet en het Hollands Diep bedijkt. In de laatste 200 jaar is aan de omvang van het eiland niet veel veranderd. Alleen langs het Hollands Diep zijn er nog wat stroken land ingepolderd. 2.3 Recente geschiedenis: bedreigingen en versterkingen 2.3.1 Overstromingsrampen De watersnoodramp in 1953 heeft ook in de Hoeksche Waard grote schade aangericht en vele slachtoffers geëist, in totaal 141 mensenlevens. In de dijken rondom de Hoeksche Waard zijn meer dan 80 gaten geslagen. De zwaarst getroffen gebieden waren de gebieden langs het Haringvliet, Hollands Diep en de Dordtsche Kil. Circa 44% van het totale landoppervlak heeft onder water gestaan en slechts 24% is droog gebleven. Overige gebieden (32%) waren drassig door kwel en het overlopen van binnendijken (zie Figuur 11). In Numansdorp vielen met 56 mensenlevens de meeste slachtoffers als gevolg van een doorbraak ter plaatse van het huidige VNK2-dijkvak DV37 (zie paragraaf 2.4 voor nadere informatie over de vakindeling). [ref 12] Figuur 11: Dijkdoorbraken en overstroomd gebied [ref 12]. 2.3.2 Versterkingen Dijkversterkingsprogramma Enkele trajecten van de dijkring zijn door het waterschap opgenomen in een dijkversterkingsprogramma. Deze trajecten zijn in de tweede toetsronde reeds grotendeels afgekeurd op stabiliteit en worden na de peildatum van de derde toetsronde versterkt. In de derde toetsronde zijn daarom de scores van de tweede toetsronde overgenomen, omdat de maatgevende omstandigheden en de toetsingsregels ten opzichte van de tweede toetsronde niet zijn gewijzigd. Oorspronkelijk was circa 31,3 km kering aangewezen voor dijkversterking. In Tabel 5 zijn de oorspronkelijk beoogde trajecten weergegeven. van [km] 1,88 tot [km] lengte [km] cluster 3,96 2,08 Hoeksche Waard Noord 5,4 6 0,6 Hoeksche Waard Noord 13,6 14,1 0,5 Hoeksche Waard Noord 15,52 17 1,48 Hoeksche Waard Noord 27,5 30,9 3,4 Hoeksche Waard Zuid 31,9 36,64 4,74 Hoeksche Waard Zuid 41,28 44,8 3,52 Hoeksche Waard Zuid 44,8 45,88 1,08 Hoeksche Waard Zuid 54,9 58,8 3,9 Spui Oost 58,8 63,1 4,3 Spui Oost 63,1 64,1 1 Spui Oost 64,1 67,12 3,02 Spui Oost 67,12 67,3 0,18 Spui Oost 67,4 68,9 1,5 Spui Oost Tabel 5: oorspronkelijk beoogde trajecten voor dijkversterking. In een later stadium is besloten om prioritering aan te brengen in de dijkversterkingen. Op basis hiervan is een nieuwe lijst met dijkversterkingen opgesteld en is er circa 23,8 km kering aangewezen voor dijkversterking. In Tabel 6 is weergegeven welke dijkversterkingen er gepland staan voor dijkring 21. Daarbij is aangegeven voor welke faalmechanismen versterkt wordt en welke status het plan heeft: projectplan (PP) of voorkeursalternatief (VKA). In de laatste kolommen is aangegeven welke vakken/faalmechanismen VNK in deze trajecten beschouwt. Duidelijk is dat voor alle trajecten geldt dat de betreffende faalmechanismen ook worden beschouwd binnen VNK. Dit ligt voor de hand, aangezien zowel de VNKselectie als de dijkversterkingen op de toetsing gebaseerd zijn. Daarbij komt het overigens voor dat een dijkversterking voor een grotere lengte wordt uitgevoerd dan het betreffende vak met een onvoldoende score op een van de faalmechanismen. 28 naam werk naam cluster van tot lengte faalmechanismen status [m] [m] [m] dijkversterking plan O/O, Pip, Stab, deels Bk Bosschendijk Hoeksche Waard Noord 1880 4000 2120 talud verflauwen, kruinverhoging, binnenberm verbr., nieuwe kleilaag PP dijkvak faalmechanismen VNK DV3 O/O, Bk DV4 O/O, Bk DV5 O/O, Bk, Stab (nog niet compleet door procedures) buiten O/O, Pip, Stab, deels Bk Simonsdijkje Hoeksche Waard Noord DV13b O/O, Bk PP (nog niet 13530 14100 570 talud verflauwen, compleet binnenberm verbr, door nieuwe kleilaag procedures) DV14 O/O, Bk, Pip DV16 O/O, Bk, Pip, Stab DV28 O/O, Bk DV29 O/O, Bk, Pip, Stab DV30 O/O, Bk, Pip DV31 O/O, Bk, Stab DV35 O/O, Bk PP + DV36 O/O, Bk Binnenberm projectnota DV37 O/O, Bk aanleggen en MER DV38 O/O, Bk, Pip DV39 O/O, Bk DV45 O/O, Bk DV46 O/O, Bk, Stab DV48 O/O, Bk DV49 O/O, Bk DV51 O/O, Bk buiten O/O, Pip, Stab, Bk PP Gorsdijk Hoeksche Waard Noord 15500 17000 1500 talud verflauwen, (nog niet kruinverhoging, compleet binnenberm verbr., door nieuwe kleilaag procedures) buiten Stab, pip Sassedijk/Buitendijk van Strijen Hoeksche Waard Zuid 27500 30900 3400 Meestal PP + binnenberm en projectnota taludaanvulling en MER kleikist in buitentalud Stab, pip Buitendijk van Strijen/Hogezandse Hoeksche Waard Zuid 31900 36640 4740 kleikist buitentalud Stab, O/O Binnenberm Westersedijk Hoeksche Waard Zuid 41300 42600 1300 aanleggen / teensloot verleggen of PP + projectnota MER dijkverlegging Stab, Westersedijk Hoeksche Waard Zuid 43000 43650 650 Berm aanbrengen, teensloot dempen Nieuwendijk Hoeksche Waard Zuid 44700 45900 1200 Stab PP + projectnota MER PP + DV52 O/O, Bk DV62 O/O, Bk, Stab DV63 O/O, Bk DV64 O/O, Bk, Stab DV65 O/O, Bk, Pip, Stab DV66 O/O, Bk, Pip DV67 O/O, Bk, Pip, Stab DV68 O/O, Bk, Pip DV70 O/O, Bk, Pip DV73 O/O, Bk, Stab DV74 O/O, Bk, Pip DV77 O/O, Bk, Pip, Stab DV78 O/O, Bk Pip, Stab, Bk binnen-buitenberm Westdijk / Goudswaard / Molenpolderdijk Spui Oost 54900 60300 5400 kruinverhoging damwand Nota VKA asverschuiving Piershil westelijk Stab, Pip, Bk Piershil oostelijk Spui Oost 60650 61280 630 Asverschuiving met Nota VKA binnenberm Spuidijk – NieuwBeijerland Stab Spui Oost 63200 63500 300 Nota VKA Damwand Stab Spuidijk – landelijk / Binnenberm Spui Oost Korendijk / 65300 67300 inlaat Brakelseveer 2000 Asverschuiving maatwerk deels Nota VKA constructie * PP = projectplan, VKA = voorkeursalternatief Tabel 6: definitieve trajecten voor dijkversterking, inclusief bijbehorende VNK2-vakken en beschouwde faalmechanismen. Figuur 12: Dijkversterkingstrajecten HWBP2 (rood). 30 Het uitgangspunt voor de faalkans- en risicoanalyse is de huidige onversterkte situatie. De dijkversterkingen zijn binnen VNK in een gevoeligheidsanalyse beschouwd. De versterkte situatie is benaderd door de betreffende dijkvakken uit te schakelen. 2.4 Vakindeling categorie a-kering Ten behoeve van de faalkansberekeningen is de waterkering van dijkringgebied 21 onderverdeeld in dijk- en duinvakken. Een dijk- of duinvak is een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen nagenoeg homogeen zijn. 2.4.1 Vakindeling dijken Een grens van een dijkvak kan op verschillende manieren worden gekozen. Daarbij wordt rekening gehouden met: • Een overgang van de categorie waartoe de waterkering behoort; • Een verandering van het type waterkering; • Een verandering van de gevolgen bij een doorbraak; • Een dusdanige verandering in belasting en/of sterkte-eigenschappen dat niet langer sprake is van een homogene belasting en/of van homogene sterkteeigenschappen. • De vakindeling in de toetsing. • De resultaten in de verschillende toetssporen 2.4.2 Overzicht vakindeling Een overzicht van de onderverdeling van dijkring 21 in dijkvakken is gegeven in Figuur 13. Een compleet overzicht van de vakgrenzen, locatieaanduidingen en bijbehorende ringdelen is opgenomen in Bijlage C. Figuur 13: Vakindeling dijkring 21. 2.5 Kunstwerken In totaal bevinden zich 31 kunstwerken in de categorie a-kering van dijkring 21. Het betreft kunstwerken als: gemalen, coupures, inlaten, sluizen en tunnels. In Tabel 7 is een overzicht gegeven van deze kunstwerken. Daarbij is aangegeven of het kunstwerk binnen VNK is geanalyseerd en wat de reden is geweest om een kunstwerk niet te analyseren. VNK nummer Kunstwerk naam en type VNK.21.01.001 Type VNK-analyse Reden niet geanalyseerd Coupure/vloedschotten Goudswaard Coupure Verwaarloosbaar kleine faalkans Deze vloedschotten bevinden zich in de gevels van een woning die aan de haven van Goudswaard ligt. Het feit dat de schotten zich in een woning bevinden betekent dat ter plaatse van de coupures de kans bijzonder klein is dat een bres zal ontstaan. Door de bijzondere omstandigheden met een woning en de beperkte hoeveelheid informatie die beschikbaar is, is deze coupure niet nader beschouwd VNK.21.01.002 Coupure Goudswaard Coupure Verwaarloosbaar kleine faalkans De drempel van dit kunstwerk ligt NAP+3,10 m; het toetspeil is NAP+2,60 m. VNK.21.01.003 Coupures woningen NieuwBeijerland Coupure Verwaarloosbaar kleine faalkans De drempel van deze coupure ligt op circa 3 decimeringshoogten boven het toetspeil. VNK.21.01.004 Coupure Nieuw-Beijerland Coupure Verwaarloosbaar kleine faalkans De drempel van de coupure ligt circa 2 decimeringshoogten boven het toetspeil. VNK.21.02.001 Gemaal De Volharding Gemaal Geanalyseerd VNK.21.02.002 Gemaal De Boezemloozende Gemaal Verwaarloosbaar kleine faalkans VNK.21.02.003 Gemaal Raepshille Gemaal Geanalyseerd VNK.21.02.004 Gemaal Hoogezand Gemaal Geanalyseerd Deze leiding ligt met een kattenrug over de dijk met b.o.b. circa 2 decimeringshoogten boven het toetspeil. VNK.21.02.005 Gemaal Cromstrijen Gemaal Geanalyseerd VNK.21.02.006 Gemaal Westerse Polder Gemaal Geanalyseerd VNK.21.02.007 Gemaal De Bosschen Gemaal Geanalyseerd VNK.21.02.008 Gemaal Kijffhoeck Gemaal Verwaarloosbaar kleine faalkans VNK.21.02.009 Gemaal De Eendragt Gemaal Geanalyseerd VNK.21.02.010 Gemaal Kuipersveer Gemaal Verwaarloosbaar kleine faalkans Op tekening is aangegeven dat het kunstwerk is gerenoveerd en voorzien van een hevelleiding welke op NAP+3,60 m door de dijk ligt. Het toetspeil ter plekke bedraagt NAP+2,80 m. VNK.21.03.001 Inlaatsluis/leiding Goudswaard Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans Kleine leidingdiameter ø500 mm. Kleine leidingdiameter ø250 mm. VNK.21.03.002 Inlaatsluis Piershil Inlaatsluis Geanalyseerd VNK.21.03.003 Inlaatsluis Brakelsveer Inlaatsluis Geanalyseerd VNK.21.03.004 Inlaatsluis Oude Tol Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans VNK.21.03.005 Inlaat Trekdam Inlaatsluis Geanalyseerd VNK.21.03.006 Inlaat haven 's-Gravendeel Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans In de winter staat het kunstwerk standaard gesloten. Tevens ligt de binnendijkse uitstroomconstructie op grote afstand van de dijk waardoor bresvorming bij bezwijken van de bodembescherming uitgesloten is. VNK.21.03.007 Inlaat Lorregat Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans Kleine leidingdiameter ø290 mm VNK.21.03.008 Inlaat haven Heinenoord Inlaatsluis Geanalyseerd VNK.21.03.009 Hevel Puttershoek Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans Deze leiding ligt met een kattenrug over de dijk met b.o.b. circa 3 decimeringshoogten boven het toetspeil. VNK.21.03.010 Hevel Goidschalxoord Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans Kleine leidingdiameter ø260 mm 32 Bij locatiebezoek is vastgesteld dat de diameter zeer beperkt is waardoor instroming zodanig beperkt zal zijn dat geen substantiële gevolgen zullen optreden. Tekeningen of andere gegevens zijn niet beschikbaar. VNK nummer Kunstwerk naam en type Type VNK-analyse VNK.21.03.011 Inlaatsluis Den Hitsert Inlaatsluis Geanalyseerd VNK.21.03.012 Inlaatleiding Nieuw-Beijerland Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans Kleine leidingdiameter ø500 mm VNK.21.03.013 Inlaatleiding Torensteepolder Inlaatsluis Verwaarloosbaar kleine faalkans Deze leiding ligt in een secundaire waterkering aan de binnenzijde van keersluis Numansdorp. Aangezien het kunstwerk dus niet in een primaire waterkering ligt is het kunstwerk afgevallen. VNK.21.04.001 Keersluis Bosschendijk OudBeijerland Keersluis Geanalyseerd VNK.21.04.002 Keersluis Numansdorp Keersluis Geanalyseerd VNK.21.06.001 Schutsluis Strijensas Schutsluis Geanalyseerd VNK.21.08.001 Duikersluis Het Lorregat Uitwateringssluis Geanalyseerd Tabel 7: Overzicht kunstwerken dijkring 21. Reden niet geanalyseerd 3 Overstromingskans Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de overstromingskans is berekend en toont de resultaten van de uitgevoerde berekeningen. 3.1 Aanpak en uitgangspunten De kansberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het programma PC-Ring [ref 4 ref 6]. De faalkansen voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts zijn met behulp van aparte procedures buiten PC-Ring berekend. De voor dit faalmechanisme berekende faalkansen zijn vervolgens ingevoerd in PC-Ring voor de faalkansberekening per vak, per ringdeel en de overstromingskans. De belastingmodellen in PC-Ring zijn gebaseerd op de ‘thermometerwaarden’ van 2006 (TMR2006). In deze waarden zijn de gegevens en inzichten tot en met 2006 verwerkt. Ten behoeve van de berekening van de faalkans is eerst per dijkvak vastgesteld welke faalmechanismen op welke locaties relevant zijn. Daarbij is gebruik gemaakt van de resultaten en onderliggende gegevens uit de tweede en derde toetsronde en het oordeel van de beheerder. Per faalmechanisme is per vak een schematisatie van de waterkering opgesteld (bepaling hoogte, intree- en uittreepunt, gemiddelden, spreidingen, enz.). In VNK2 wordt als richtlijn gehanteerd dat alle geplande verbeteringswerken, waarvan het bestek gereed is, worden meegenomen zoals in het bestek is beschreven. Indien de verbeteringswerken zich nog in een eerder stadium bevinden worden deze in principe niet meegenomen. Op vakniveau zijn, indien relevant, verschillende gevoeligheidsanalyses uitgevoerd om een beeld te krijgen van de invloeden van alternatieve schematisaties. Voor een uitgebreide toelichting op de vakindeling, de selectie van faalmechanismen en de opgestelde schematisaties per faalmechanisme en per vak, wordt verwezen naar het achtergrondrapport [ref 3]. 3.2 Beschouwde faalmechanismen 3.2.1 Faalmechanismen dijken Bij de bepaling van de faalkans van de dijken zijn de volgende faalmechanismen beschouwd (zie Figuur 14): • Overloop en golfoverslag; • Macrostabiliteit binnenwaarts; • Opbarsten en piping; • Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam. Overloop enen golfoverslag overloop golfoverslag Opbarsten en piping Opbarsten en piping Figuur 14: Macrostabiliteit binnenwaarts afschuiving binnentalud Beschadiging bekleding en erosie beschadiging bekleding dijklichaam Beschouwde faalmechanismen dijken. Overloop en golfoverslag Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat grote hoeveelheden water over de dijk stromen. Bij aflandige wind of bij kleine golfhoogten wordt het bezwijken beschreven door het faalmechanisme overloop. In andere gevallen door het faalmechanisme golfoverslag. Macrostabiliteit binnenwaarts Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat een deel van de dijk ten gevolge van langdurig hoge waterstanden instabiel wordt en daarna aan de binnenzijde afschuift of opdrijft. Opbarsten en piping Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat het zand onder de dijk wordt weggespoeld. Door de druk van het water zal eerst, indien aanwezig, de afsluitende laag opbarsten. Vervolgens kunnen zogenaamde ‘pijpen’ ontstaan waardoor het zand wegspoelt en de dijk bezwijkt. Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat eerst de bekleding wordt beschadigd door de golfaanval, waarna de grootte van de doorsnede van de dijkkern door erosie wordt verminderd en de dijk bezwijkt. 3.2.2 Faalmechanismen kunstwerken Voor de bepaling van de faalkans van een kunstwerk wordt rekening gehouden met de volgende faalmechanismen (zie Figuur 15): • Overslag/overloop; • Betrouwbaarheid sluiting; • Onder- en achterloopsheid; • Sterkte en stabiliteit. 36 Overslag/overloop overloop en golfoverslag Betrouwbaarheid sluiting niet sluiten Onder- en achterloopsheid Sterkte en stabiliteit achterloopsheid en onderloopsheid Figuur 15: constructief falen Beschouwde faalmechanismen kunstwerken. Overslag/overloop Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk doordat grote hoeveelheden water over het gesloten kunstwerk stroomt. De hoeveelheid instromend water tast uiteindelijk de stabiliteit van het object dan wel het achterliggende watersysteem dusdanig aan dat sprake is van bresvorming en daarmee grote gevolgen. Betrouwbaarheid sluiting Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk doordat grote hoeveelheden water over of door het geopende kunstwerk stroomt. De hoeveelheid instromend water tast uiteindelijk de stabiliteit van het object dan wel het achterliggende watersysteem dusdanig aan dat sprake is van bresvorming en daarmee grote gevolgen. Onder- en achterloopsheid Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk doordat de grond achter en onder het kunstwerk wegspoelt. Deze vorm van erosie kan uiteindelijk leiden tot instabiliteit en vervolgens het bezwijken van het gehele object. Dit kan uiteindelijk leiden tot bresvorming in de dijk. Sterkte en stabiliteit Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk als gevolg van te grote horizontale belastingen. Dit kunnen vervalbelastingen zijn op (onderdelen van) het kunstwerk, maar ook aanvaarbelastingen kunnen uiteindelijk leiden tot het bezwijken van het gehele kunstwerk, met bresvorming als gevolg. 3.3 Niet beschouwde faalmechanismen Niet alle faalmechanismen kunnen met het VNK2-instrumentarium worden doorgerekend. De faalmechanismen afschuiven voorland, afschuiven buitentalud, micro-instabiliteit en verweking, worden binnen VNK2 niet meegenomen. Verondersteld wordt dat deze faalmechanismen van ondergeschikt belang zijn ten opzichte van de faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen. Ook het faalmechanisme zettingsvloeiing wordt binnen VNK2 niet meegenomen. In de toetsing hebben enkele dijktrajecten langs het Spui het oordeel ‘onvoldoende’ gekregen met betrekking tot dit faalmechanisme. In 2012 is nader onderzoek uitgevoerd naar zettingsvloeiing in het Spui [ref 14]. Hierin is geconcludeerd dat langs het Spui op een aantal trajecten de kering niet voldoet aan criteria ten aanzien van de kans op overstroming door zettingsvloeiing, met inbegrip van 21 dagen noodreparatie en een waakhoogte van 1 meter. Het gaat om onderstaande trajecten: • • • • • 3.4 km59,06-59,52 km59,64-59,72 km59,76-59,93 km66,15-67,30 km69,38-0,52 Berekende overstromingskansen VNK2 geeft een beeld van de overstromingskansen voor een dijkringgebied. De veiligheidsbenadering in VNK2 is daarmee anders dan die in de toetsing in het kader van de Waterwet. In de toetsing wordt beoordeeld of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen. Deze normen zijn niet gedefinieerd als overstromingskansen, maar als overschrijdingskansen van waterstanden die de waterkeringen veilig moeten kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden (zie ook paragraaf 1.3). 3.4.1 Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme De berekende overstromingskans van dijkringgebied 21 is circa 1/100 per jaar. Deze overstromingskans heeft betrekking op de kans dat er ergens in het dijkringgebied een overstroming plaatsvindt. In Tabel 8 zijn de faalkansen (kans per jaar) voor de verschillende faalmechanismen weergegeven. Type waterkering Faalmechanisme Dijk Overloop en golfoverslag Opbarsten en piping Kunstwerk Faalkans (per jaar) 1/5.000 1/170 Macrostabiliteit binnenwaarts 1/1.300 Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam 1/5.700 Betrouwbaarheid sluiting Onder- en achterloopsheid Sterkte en stabiliteit Overstromingskans 1/42.000 1/300 1/300.000 1/100 Tabel 8 Berekende faalkansen per faalmechanisme. In Figuur 16 is een overzicht opgenomen van de procentuele bijdragen van verschillende faalmechanismen aan de som van de faalkansen per faalmechanisme. 38 2% 8% 32% Overloop golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Kunstwerken gecombineerd 2% 57% Figuur 16: Procentuele bijdragen faalmechanismen. 3.4.2 Faalkansen dijken De resultaten van de faalkansberekeningen voor de dijken zijn weergegeven in Tabel 9. Wanneer geen faalkans is vermeld wordt, op basis van de beschikbare gegevens, aangenomen dat de faalkans verwaarloosbaar klein is. Tabel 9 Berekende faalkansen voor de dijken van dijkring 21. Faalkans (per jaar) per faalmechanisme Gebied Spui Dijkvak DV1_km69,015-km0,88 DV2_km0,88-km1,88 DV3_km1,88-km2,625 Overloop en golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts 1/480.000 Opbarsten en piping 1/1.500 Beschadiging bekleding en Gecombineerd erosie dijklichaam 1/6.300 <1/1.000.000 1/120.000 DV4_km2,625-km2,8 1/490.000 DV5_km2,8-km4 1/150.000 1/1.200 <1/1.000.000 1/4.000 1/3.800 1/490.000 <1/1.000.000 1/150.000 DV6_km4-km5 1/70.000 1/70.000 DV7_km5-km6 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV8_km6-km6,8 DV9_km6,8-km8,175 Oude Maas DV10_km8,175-km10,23 1/52.000 1/52.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/46.000 1/46.000 DV11_km10,23-km11,8 1/120.000 1/120.000 DV12_km11,8-km13,35 <1/1.000.000 DV13a_km13,35-km13,55 <1/1.000.000 DV13b_km13,55-km13,67 <1/1.000.000 DV14_km13,67-km14,1 <1/1.000.000 DV15_km14,1-km15,52 1/36.000 DV16_km15,52-km17 1/47.000 Dordtsche DV17_km17-km18,49 Kil DV18+19_km18,49-km19,62 DV20_km19,62-km20,6 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/3.900 1/3.900 1/2.800 1/3.900 1/1.600 1/89.000 1/170.000 1/36.000 1/26.000 1/230.000 1/230.000 <1/1.000.000 1/4.600 <1/1.000.000 1/200.000 <1/1.000.000 1/4.600 1/190.000 Faalkans (per jaar) per faalmechanisme Gebied Dijkvak Opbarsten en piping DV22_km22-km22,68 <1/1.000.000 DV23_km22,68-km24,28 <1/1.000.000 1/1.300 1/230.000 1/1.300 DV24_km24,28-km25 <1/1.000.000 1/28.000 <1/1.000.000 1/28.000 DV25_km25-km25,66 <1/1.000.000 DV26_km25,66-km26,49 <1/1.000.000 DV27_km26,49-km27 <1/1.000.000 DV30_km28,3-km29,375 1/2.900 Beschadiging bekleding en Gecombineerd erosie dijklichaam <1/1.000.000 DV29_km27,5-km28,3 1/410.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/6.900 1/800.000 1/6.800 1/140.000 1/130.000 1/34.000 <1/1.000.000 1/2.800 1/34.000 <1/1.000.000 1/24.000 <1/1.000.000 1/980.000 1/9.700 1/6.900 DV31_km29,375-km30,375 <1/1.000.000 1/6.200 1/6.200 DV32_km30,375-km30,9 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV33_km30,9-km31,6 <1/1.000.000 DV34_km31,6-km31,9 <1/1.000.000 Hollands DV35_km31,9-km32,55 DV36_km32,55-km33,6 <1/1.000.000 1/8.200 1/8.200 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/69.000 1/70.000 DV37_km33,6-km34,2 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV38_km34,2-km36,2 1/340.000 DV39_km36,2-km36,64 1/260.000 1/260.000 DV40_km36,64-km37,18 1/170.000 1/170.000 DV41_km37,18-km39 1/1.800 1/430.000 1/1.800 1/460.000 1/220.000 DV42_km39-km39,925 <1/1.000.000 DV43_km39,925-km41 1/350.000 1/330.000 1/170.000 DV44_km41-km41,28 1/100.000 <1/1.000.000 1/100.000 DV45_km41,28-km41,465 1/440.000 1/720.000 1/270.000 DV46_km41,465-km42,54 <1/1.000.000 DV47_km42,54-km43 DV48_km43-km43,3 <1/1.000.000 1/620.000 1/470.000 1/160.000 1/160.000 1/100.000 1/100.000 DV49_km43,3-km43,65 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV50_km43,65-km44,7 1/21.000 DV51_km44,7-km44,82 1/26.000 DV52_km44,82-km45,88 1/53.000 DV53_km45,88-km47 Haringvliet DV54_km47-km48 DV56_km49-km50 1/300.000 DV59+60_km52,5-km53,3 1/26.000 1/53.000 <1/1.000.000 1/160.000 1/300.000 1/580.000 1/340.000 <1/1.000.000 1/73.000 1/230.000 1/32.000 1/64.000 DV63_km55,4-km56,1 1/61.000 DV64_km56,1-km57,2 1/38.000 1/200.000 DV65_km57,2-km58,1 1/36.000 1/35.000 DV66_km58,1-km58,7 1/35.000 40 <1/1.000.000 1/210.000 1/72.000 1/230.000 DV61_km53,3-km54,875 1/210.000 1/250.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV62_km54,875-km55,4 DV67_km58,7-km59 1/14.000 1/160.000 <1/1.000.000 DV58_km51-km52,5 1/38.000 1/250.000 DV55_km48-km49 DV57_km50-km51 Spui Macrostabiliteit binnenwaarts DV21_km20,6-km22 DV28_km27-km27,5 Diep Overloop en golfoverslag 1/32.000 <1/1.000.000 1/63.000 1/61.000 <1/1.000.000 1/32.000 1/130.000 1/15.000 1/2.400 1/2.000 1/7.400 1/7.100 Faalkans (per jaar) per faalmechanisme Gebied Dijkvak Overloop en golfoverslag DV68_km59-km60,3 1/450.000 DV69_km60,3-km60,6 1/710.000 DV70_km60,6-km61,28 1/650.000 DV71_km61,28-km62,3 1/970.000 DV72_km62,3-km63,13 1/500.000 DV73_km63,13-km63,4 1/200.000 Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Beschadiging bekleding en Gecombineerd erosie dijklichaam 1/550 1/550 1/710.000 1/6.700 1/140.000 1/6.400 1/390.000 1/280.000 1/8.500 1/8.400 1/19.000 1/17.000 DV74_km63,4-km63,7 <1/1.000.000 DV75_km63,7-km64,5 <1/1.000.000 DV76_km64,5-km65,3 <1/1.000.000 DV77_km65,3-km66,3 <1/1.000.000 DV78_km66,3-km67,3 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV79_km67,3-km68,9 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV80_km68,9-km0 Overstromingskans <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/29.000 1/28.000 1/220.000 1/5.000 1/220.000 1/1.300 1/170 1/5.700 Figuur 17: Faalkansen van dijkring 21. Overloop en golfoverslag Langs het Spui varieert de berekende faalkans van circa 1/35.000 (DV66) tot kleiner dan 1/1.000.000 per jaar. Vooral falen door golfoverslag is van belang, bij een situatie met gesloten stormvloedkeringen (alleen voor DV2 is een situatie waarbij de sluiting faalt maatgevend) en een aanlandige windrichting. Dit is conform verwachting omdat bij deze windrichtingen sprake is van een significante golfbelasting, hoewel de strijklengtes niet erg groot zijn. 1/100 De berekende faalkans voor vakken langs de Oude Maas varieert van circa 1/36.000 (DV15) tot kleiner dan 1/1.000.000 per jaar (DV7, DV9 en DV11 t/m DV14). Vooral golfoverslag is van belang, bij een situatie met gesloten stormvloedkeringen. Voor alle vakken is NW de maatgevende windrichting. Alleen voor de vakken DV7, DV9 en DV11 t/m DV14 is overloop het dominante mechanisme. Bij vak DV7, DV9 en DV11 ligt het voorland vrijwel net zo hoog als het hoogste punt van de kering. De vakken DV13 t/m DV14 liggen in een afgeschermd gebied (haven) waardoor de invloed van golfbelasting te verwaarlozen is. Langs de Dordtsche Kil zijn de berekende faalkansen relatief klein. Vrijwel alle vakken hebben een berekende faalkans kleiner dan 1/1.000.000 per jaar. DV17 heeft de grootste faalkans in dit deel: circa 1/226.000 per jaar, wat ook nog een zeer kleine faalkans te noemen is. Hier is overloop het relevante faalmechanisme, bij een situatie met gesloten stormvloedkeringen en aflandige windrichtingen (NW). Langs het Hollands Diep en Haringvliet varieert de faalkans sterk. Zo is de faalkans van dijkvak DV27 kleiner dan 1/1.000.000 per jaar en van het naastliggende dijkvak DV28 1/34.000 per jaar. Dit wordt veroorzaakt doordat de kruin van het maatgevende profiel van DV28 significant lager ligt dan van DV27. In de meeste dijkvakken in dit traject zijn de berekende faalkansen kleiner dan 1/100.000 per jaar. De grootste faalkans is berekend voor vak DV50: 1/24.000 per jaar, het maatgevende vak voor dit faalmechanisme in deze dijkring. De bij de maatgevende windrichting behorende strijklengte is bij dit dijkvak zeer groot. Opgemerkt wordt dat voor dit vak is aangenomen dat de kade van de voorliggende polder niet aanwezig is. Dit is een conservatief uitgangspunt aangezien golfhoogte door de kade en de polder wordt gereduceerd. Opbarsten en piping Langs het Spui zijn wisselende faalkansen berekend. De grootste faalkansen zijn berekend bij de dijkvakken DV1, DV 66 en DV68. Bij deze vakken is de berekende faalkans groter of gelijk aan 1/1.500 per jaar. Dijkvak DV1 heeft een dunne deklaag, een kleine kwelweglengte en is in de toetsing afgekeurd. Bij dijkvak DV66 wordt de bodem gekenmerkt door twee zandlagen met grote dikte en een groot hydraulisch verval. Dit vak heeft in de toetsing ‘geen oordeel’ toegekend gekregen. Dijkvak DV68 is, met een berekende faalkans van 1/550 per jaar, het dijkvak met de grootste bijdrage aan de kans op dit faalmechanisme binnen de gehele dijkring. Bij dit dijkvak is de kwelweglengte relatief klein (en zijn ook twee zandlagen met grote dikte aanwezig in de ondergrond). De faalkans van DV65 is relatief klein en wijkt daarmee aanzienlijk af van het naastgelegen dijkvak DV66. In de toetsing is DV65 bovendien afgekeurd. Dit heeft te maken met het gekozen kwelslootpeil. In de toetsing is voor deze strekking NAP -1,60 m aangehouden, terwijl op het maatgevende gedeelte van dit dijkvak een kwelslootpeil van NAP +0,85m te verwachten is. De kansbijdrage van het gedeelte met lagere binnenpeilen is zeer gering. Binnen VNK2 is deze detaillering in de schematisatie verwerkt. Dijkvak DV72 heeft een grote kansbijdrage in relatie tot aangrenzende vakken. De (enkele) zandlaag is relatief dun, maar er is ook een dunne deklaag en een groot verval en een korte kwelweglengte. De faalkansen van overige vakken langs het Spui zijn klein te noemen. Langs de Oude Maas zijn de berekende faalkansen relatief groot. De dijkvakken DV13b en DV14 hebben de grootste faalkansen in dit gedeelte van de dijkring, gezamenlijk 1/1.900 per jaar. Dit wordt veroorzaakt door de korte kwelweglengtes. Ook in de toetsing zijn tekorten in de kwelweglengtes geconstateerd en is ‘geen oordeel’ toegekend. 42 Ook langs de Dordtsche Kil zijn de berekende faalkansen groot. Dijkvak DV23 heeft de faalkans in dit gedeelte van de dijkring, circa 1/1.1300 per jaar. Het gaat om een relatief lang vak waardoor het lengte-effect relatief veel invloed heeft. Bovendien is er een korte kwelweglengte aanwezig. De berekende faalkans komt overeen met het beeld uit de toetsing waarin het dijkvak is afgekeurd op piping. Overige dijkvakken leveren ook een substantiële bijdrage aan de faalkans. Langs het Hollands Diep is voor dijkvak DV38 een relatief grote faalkans berekend: 1/1.800 per jaar. Deze faalkans wordt beïnvloed door onzekerheid over de aanwezigheid van een kleilaag in het voorland. Wanneer over het gehele dijkvak het voorland wordt meegerekend in de kwelweglengte dan wordt de faalkans verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000 per jaar). De zeer kleine berekende faalkans in DV29 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. In de toetsing is een zeer oppervlakkige zandlaag beschouwd met een korte kwelweg. Deze oppervlakkige zandlaag betreft waarschijnlijk de wegfundering en niet de pipinggevoelige laag. Aangenomen is dat de zandlaag onder de deklaag van klei en veen pipinggevoelig is. Verder is op basis van diepte-informatie van de havenmeester aangenomen dat de haven niet diep genoeg is om door de deklaag heen te gaan en dat het intredepunt hierdoor buiten de haven komt te liggen. Dit resulteert in een lange kwelweglengte en een kleine faalkans. Wanneer het intredepunt wel in de haven ligt dan wordt met de kortste kwelweglengte (circa 45m) voor één bodemvak een zeer grote faalkans berekend van circa 1/100 per jaar. Dit zou echter geen realistische uitkomst zijn. Langs het Haringvliet is één dijkvak beschouwd. De berekende faalkans is relatief klein. Hier zijn de bodemvakken bij de jachthaven beschouwd waar de kwelweglengte het kortst is. Het resultaat komt overeen met het beeld uit de toetsing. Macrostabiliteit binnenwaarts Langs het Spui zijn wisselende resultaten berekend. Voor DV70 is de grootste faalkans berekend, circa 1/6.700 per jaar. Dit is bovendien het vak met de grootste bijdrage aan de kans op dit faalmechanisme in de dijkring. Het resultaat komt overeen met het beeld uit de toetsing. Voor de overige dijkvakken langs het Spui zijn de faalkansen kleiner en dit is meer in tegenspraak met de toetsing. De berekeningen zijn hier geoptimaliseerd wat betreft waterspanningen in de zandtussenlagen. Dit geldt met name voor DV65 waar de ondiepe zandtussenlaag is uitgesloten met nieuw grondonderzoek. De zeer kleine berekende faalkans van dijkvak DV67 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. In de toetsing is echter aangenomen dat een hoger gelegen laag ook watervoerend is waardoor de waterspanningen in de toetsing ongunstiger zijn geschematiseerd dan voor VNK2. Ook de zeer kleine berekende faalkans van dijkvak DV77 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. Dit verschil kan zijn ontstaan doordat er in VNK2 een andere grondopbouw is aangehouden dan in de toetsing op basis van nieuwe ondergrondgegevens uit de dijkversterkingsrapporten. Langs de Oude Maas is voor dijkvak DV14 de grootste faalkans berekend, circa 1/2.900 per jaar. Dit resultaat komt overeen met het beeld uit de toetsing waarin dit vak is afgekeurd. De zeer kleine berekende faalkans in DV5 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing waarin dit vak is afgekeurd. Dit heeft te maken met het verschil tussen opdrijven of opbarsten van de bovenste zandlaag. In de toetsing is uitgegaan van opbarsten en in de berekening van VNK niet. Dit is van grote invloed op de berekende stabiliteit. Langs de Dordtsche Kil zijn geen vakken beschouwd. Op basis van rapporten en stabiliteitsberekeningen uit de toetsingen en resultaten van dijkvakken uit de andere secties wordt dit gedeelte het meest veilig geacht met betrekking tot dit faalmechanisme. Langs het Hollands Diep zijn overwegend kleine faalkansen berekend. Alleen dijkvak DV31 levert met een faalkans van 1/6.100 per jaar een substantiële kansbijdrage. Dit komt overeen met het beeld uit de toetsing. Gebleken is dat de invloed van de stijghoogte in de tussenzandlaag groot is. Mogelijk is de berekende faalkans conservatief. Door nader onderzoek met peilbuizen zou de berekening verder kunnen worden geoptimaliseerd. De zeer kleine berekende faalkansen van DV29 en DV32 komen niet overeen met het beeld uit de toetsing. Dit komt mede doordat in de VNK2-analyse de stijghoogte in de zandlaag kleiner is geschematiseerd, wat een gunstig effect heeft op de stabiliteit. Langs het Haringvliet zijn twee dijkvakken beschouwd. De faalkans in dijkvak 50 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing waarin dit dijkvak is afgekeurd. De berekende faalkans is met circa 1/38.000 per jaar kleiner dan verwacht. De zeer kleine berekende faalkans van dijkvak DV62 (kleiner dan 1/1.000.000 per jaar) komt enigszins overeen met het beeld uit de toetsing, hoewel de faalkans kleiner is dan verwacht. In de toetsing is dit dijkvak namelijk net goedgekeurd. Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Langs het Spui zijn voor vrijwel alle vakken verwaarloosbaar kleine faalkansen (<1/1.000.000 per jaar) berekend. Alleen voor de grasbekleding in vak DV1 is de faalkans relatief groot, 1/6.600 per jaar. In dit vak ligt een grasbekleding met een slechte kwaliteit. Ook langs de Oude Maas zijn de berekende faalkansen verwaarloosbaar klein. Opgemerkt wordt dat voor dijkvak DV12 aanvankelijk een onrealistisch grote faalkans was berekend voor het petit graniet. Mogelijk geeft PC-Ring hier geen betrouwbaar resultaat. Aangenomen is dat het petit graniet minstens zo sterk is als de naastgelegen grasbekleding. Voor de meeste vakken langs de Dordtsche Kil is de berekende faalkans verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000). Voor vakken DV21 en DV23 zijn de faalkansen het grootst, voor de steenbekledingen respectievelijk 1/400.000 en 1/200.000 per jaar. De grootste faalkansen zijn hier gevonden voor klinkers en betonblokken. Mogelijk geeft PC-Ring hier geen betrouwbaar resultaat en zijn de faalkansen kleiner, gezien de faalkansen voor de naastgelegen grasbekleding. Aangezien de faalkansen voor de steenbekleding al zeer klein te noemen zijn, is hier niet de aanname van DV12 toegepast (waarbij de tussengelegen steenbekleding minstens de sterkte van een grasbekleding heeft gekregen). Voor veel vakken langs het Hollands Diep en het Haringvliet is de berekende faalkans voor de bekleding verwaarloosbaar klein. Voor vak DV57 is aanvankelijk een onrealistisch grote faalkans berekend voor de klinkerbekleding. Mogelijk geeft PC-Ring hier geen betrouwbaar resultaat en is de faalkans kleiner, gezien de faalkansen voor de naastgelegen grasbekleding. Hier is (net zoals bij DV12) aangenomen dat de klinkerbekleding minstens zo sterk is als de naastgelegen grasbekleding. 3.4.3 Faalkansen kunstwerken De resultaten van de faalkansberekeningen voor de kunstwerken zijn weergegeven in Tabel 10. Indien tijdens de screening bepaald is dat de faalkans van een 44 faalmechanisme voor een bepaald kunstwerk verwaarloosbaar is, is voor het bewuste faalmechanisme geen nadere analyse gedaan en geen faalkans berekend. Kunstwerk Faalkans (per jaar) per faalmechanisme Overslag/ overloop Betrouwbaarheid sluiting Onder- en achterloopsheid Sterkte en stabiliteit Gecombineerd Gemaal de Volharding VNK.21.02.001 1/85 Gemaal De Eendragt VNK.21.02.009 1/120 Gemaal Westerse Polder VNK.21.02.006 1/270 1/270 Inlaatsluis Brakelsveer VNK.21.03.003 1/460 1/460 Gemaal Raepshille VNK.21.02.003 1/1.800 1/1.200 1/710 Inlaatsluis Den Hitsert VNK.21.03.011 1/1.700 <1/1.000.000 1/1.700 Gemaal Cromstrijen VNK.21.02.005 1/210.000 1/56.000 <1/1.000.000 1/45.000 Inlaat haven Heinenoord VNK.21.03.008 1/48.000 <1/1.000.000 1/48.000 Keersluis Numansdorp VNK.21.04.002 <1/1.000.000 Inlaatsluis Piershil VNK.21.03.002 Inlaat Trekdam VNK.21.03.005 Tabel 10: 1/300.000 1/85 1/120 <1/1.000.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 Berekende faalkansen voor de kunstwerken van dijkring 21. Toelichting tabel: Overslag/overloop is niet van toepassing bij het kunstwerk (kerende hoogte wordt verzorgd door het dijklichaam). In de gecombineerde faalkans voor het kunstwerk is de faalkans van overslag/overloop niet meegenomen indien deze bepaald wordt door de kerende hoogte van het dijklichaam dat in dit geval over het kunstwerk loopt. Uit de kunstwerkenanalyse volgen enkele grote faalkansen voor de kunstwerken. Voor gemaal De Volharding en gemaal De Eendracht zijn grote faalkansen berekend ten aanzien van het faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting (beide faalkansen zijn geel gemarkeerd in bovenstaande tabel). Volgens experts is de kans op falen door niet sluiten gering. In de faalkans is het herstel bij falen van de sluiting niet meegerekend. De waterstanden in het ontwerppunt zijn dermate laag dat herstel van de sluiting mogelijk wordt geacht en bovendien zijn de gevolgen van een falende sluiting niet substantieel. De faalkansen voor deze mechanismen zijn hierdoor niet meegenomen in de risicoanalyse. Voor gemaal De Eendragt betekent dit dat dit kunstwerk in de risicoanalyse geen rol speelt. Voor het gemaal Westerse Polder is een grote faalkans ten aanzien van het faalmechansime onder- en achterloopsheid berekend (ook deze faalkans is in bovenstaande tabel geel gemarkeerd). Hier speelt het gebrek aan gegevens een rol. Het betreft een oud kunstwerk uit 1751 waarbij nooit significante problemen zijn opgetreden. Bovendien heeft dit kunstwerk al waterstanden gekeerd die enkele decimeringshoogten boven de waterstand in het ontwerppunt van de faalkansberekening liggen. De faalkans voor dit mechanisme wordt niet beschouwd in de risicoanalyse. Dit betekent dat dit kunstwerk in de risicoanalyse geen rol speelt. <1/1.000.000 <1/1.000.000 Ook voor gemaal Raepshille is de grote faalkans ten aanzien van het faalmechanisme sterkte en stabiliteit niet beschouwd in de risicoanalyse (deze faalkans is in bovenstaande tabel eveneens geel gemarkeerd). Indien dit optreedt is de doorstroomopening relatief klein. Daarnaast is de berekening van zowel onder- en achterloopsheid als sterkte en stabiliteit conservatief ingestoken vanwege het ontbreken van gegevens. De kans dat bij sterkte en stabiliteit meer sterkte aanwezig is dan nu is aangehouden wordt groter geacht dan bij onder- en achterloopsheid. 3.5 Dominante vakken en faalmechanismen In Tabel 11 is de top tien van vakken en kunstwerken weergegeven die de grootste bijdrage leveren aan de overstromingskans. Volgnummer Vak of kunstwerk Faalkans dominant mechanisme Dominant mechanisme [per jaar] 1 Inlaatsluis Brakelseveer VNK.21.03.003 1/460 onder- en achterloopsheid 2 DV68_km59-km60,3 1/550 opbarsten en piping 3 DV1_km69,015-km0,88 1/1.500 opbarsten en piping 4 DV23_km22,68-km24,28 1/1.300 opbarsten en piping 5 DV14_km13,67-km14,1 1/2.800 macrostabiliteit binnenwaarts 6 Inlaatsluis Den Hitsert 1/1.700 onder- en achterloopsheid VNK.21.03.011 7 onder- en achterloopsheid Inlaatsluis Raepshille VNK.21.02.003 1/1.800 (sterkte en stabiliteit wordt gunstiger geacht dan de faalkans suggereert) 8 DV38_km34,2-km36,2 1/1.800 opbarsten en piping 9 DV66_km58,1-km58,7 1/2.400 opbarsten en piping 10 DV21_km20,6-km22 1/2.900 opbarsten en piping Tabel 11: Overzicht van de vakken met de grootste berekende faalkansen in dijkring 21. Bij de meeste vakken in de top 10 zijn opbarsten en piping en macrostabiliteit binnenwaarts het dominante mechanisme. In de top 10 staan drie kunstwerken met grote faalkansen voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid. 3.6 Vergelijking met toetsing In Bijlage D zijn de in VNK2 berekende faalkansen samen met de resultaten uit de derde toetsronde gepresenteerd. Ook is weergegeven of er een dijkversterking is beoogd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de oorspronkelijke ‘niet-geprioriteerde’ dijkversterkingtrajecten en de ‘geprioriteerde’ dijkversterkingstrajecten, zie paragraaf 2.3.2. In de vergelijking tussen de resultaten van VNK2 en de toetsresultaten en geplande dijkversterkingen vallen de volgende zaken op: • In 13 dijkvakken (7,6 km) die worden versterkt binnen het HWBP2 zijn in VNK2 kleine faalkansen berekend, kleiner dan 1/100.000 per jaar. VNK2 geeft hier een gunstiger beeld van de sterkte dan de toetsing. • In 7 dijkvakken die niet worden versterkt binnen het HWBP2 zijn in VNK2 relatief grote faalkansen berekend, groter dan 1/10.000 per jaar. VNK2 geeft hier een ongunstiger beeld van de sterkte dan de toetsing. 46 • In de toetsing zijn enkele kunstwerken faalmechanismen niet beschouwd, waarvoor binnen VNK2 grote faalkansen zijn berekend. In paragraaf 3.4.2 zijn de verschillen tussen de resultaten van VNK2 en de toetsing op vakniveau nader toegelicht. Verschillen zitten met name in schematisatiekeuzes met betrekking tot parameters als kwelweglengtes, binnenwaterstanden en stijghoogtes. Niet in alle gevallen is goed te achterhalen waarop waarden die in de toetsing zijn gehanteerd zijn gebaseerd. 48 4 De gevolgen van overstromingen per doorbraaklocatie Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de gevolgen van een overstroming per ringdeel. Paragraaf 4.1 beschrijft de aanpak en uitgangspunten die bij de overstromingssimulaties en de berekeningen van de schade en de aantallen slachtoffers zijn gehanteerd. Paragraaf 4.2 geeft per ringdeel een overzicht van de overstromingspatronen met de maximale waterdiepten die optreden en de daarbij behorende gevolgen bij verschillende scenario’s en het maximaal scenario. In paragraaf 4.3 zijn resultaten beschreven van berekeningen met een kleikern (in plaats van een zandkern). Paragraaf 4.4 geeft een totaaloverzicht van de gevolgen zoals beschreven in paragraaf 4.2 in een samenvattende tabel en grafieken. 4.1 Aanpak en uitgangspunten 4.1.1 Algemeen De gevolgen van een overstroming worden bepaald door de mate waarin een dijkringgebied overstroomt en de kwetsbaarheid van de getroffen objecten of personen. In VNK2 wordt de wijze waarop het dijkringgebied overstroomt, berekend door middel van overstromingssimulaties. Deze simulaties zijn voor dijkring 21 uitgevoerd met SOBEK1D2D (2.11.003). Met behulp van de overstromingskenmerken (waterdiepte, stroomsnelheid en stijgsnelheid) uit de overstromingssimulaties zijn de schade en het aantal slachtoffers berekend met behulp van HIS-SSM v2.5 [ref 10]. Omdat het overstromingspatroon en de gevolgen van een overstroming niet alleen afhankelijk zijn van de doorbraaklocatie maar ook van de belastingcondities waarbij de doorbraak plaatsvindt, beschouwt VNK2 meerdere mogelijke belastingcombinaties per ringdeel. In theorie zouden oneindig veel combinaties moeten worden beschouwd, maar in de praktijk is dat onmogelijk. Daarom worden per ringdeel alleen overstromingsberekeningen gemaakt voor belastingcombinaties bij toetspeil (tp), toetspeil minus een decimeringhoogte (tp-1d), toetspeil plus één decimeringhoogte (tp+1d) en toetspeil plus twéé decimeringhoogten (tp+2d). Bij dijkring 21 zijn buitenwaterstanden met de volgende overschrijdingskansen beschouwd: 1/200 per jaar 1/2.000 per jaar 1/20.000 per jaar 1/200.000 per jaar – – – – toetspeil minus 1 decimeringshoogte toetspeil toetspeil plus 1 decimeringshoogte toetspeil plus 2 decimeringshoogtes (tp -1d) (tp) (tp +1d) (tp +2d) Voor dijkring 21 zijn voor een aantal breslocaties de buitenwaterstanden met een overschrijdingskans van 1/200.000 per jaar niet beschouwd omdat de statistiek in dit bereik tot onrealistische belastingsituaties leidt. Het uitgangspunt van de bresgroeiberekeningen is dat de keringen een zandkern hebben, waarbij de kritieke stroomsnelheid bij de bres 0,2 m/s is. Voor de groene dijken, met een overstroming van betekenis, is nog een bresvariant doorgerekend met een kritieke stroomsnelheid van 0,5 m/s (klei) in plaats van 0,2 m/s (zandkern). In deze paragraaf worden de resultaten beschreven van de berekeningen waarin een zandkern is aangenomen. In paragraaf 1.3 worden de resultaten beschreven van de berekeningen waarin een kleikern is aangenomen. Voor enkele breslocaties zijn geen tp+2d sommen beschikbaar met een zandkern. Ten aanzien van de schadegegevens gaat VNK2 uit van de situatie in 2006. De slachtofferberekeningen zijn gebaseerd op bevolkingsgegevens uit het jaar 2000 zoals opgenomen in de HISSSM versie 2.5. Uit vergelijking met bevolkingsgegevens van het CBS uit het jaar 2010 blijkt dat de bevolkingstoename in deze dijkring beperkt is tot 2% (2.000 inwoners). Deze bevolkingsgroei heeft naar verwachting geen noemenswaardig effect op de berekeningsresultaten. 4.1.2 Ringdelen Een ringdeel omvat een gedeelte van de dijkring waarvoor geldt dat het overstromingsverloop vrijwel onafhankelijk is van de exacte doorbraaklocatie binnen dat ringdeel. De overstromingsberekeningen per ringdeel vormen de basis voor de beschrijving van de overstromingsscenario’s. Er zijn voor dijkring 21, 19 ringdelen en 17 breslocaties gedefinieerd, zoals weergegeven in Figuur 18. Er liggen 4 ringdelen langs de Oude Maas, met breslocatie 21-02 (ringdeel 2) tot en met breslocatie 21-05 (ringdeel 5). Er liggen 3 ringdelen langs de Dordtsche Kil, met breslocatie 21-06 (ringdeel 6) tot en met breslocatie 21-08 (ringdeel 8). Er liggen 6 ringdelen langs het Hollands Diep, met breslocatie 21-09 (ringdeel 09) tot en met breslocatie 21-14 (ringdeel 14). Er liggen 3 ringdelen langs het Haringvliet, met breslocatie 21-15 (ringdeel 15) tot en met breslocatie 20-17 (ringdeel 17). Er liggen 3 ringdelen langs het Spui met breslocatie 21-18 (ringdeel 18), met breslocatie 21-19 (ringdeel 19) en met breslocatie 21-01 (ringdeel 1). Figuur 18: Ringdelen met bijbehorende breslocaties voor dijkring 21, Hoeksche Waard. 4.1.3 Belastingcondities en sluitregimes Dijkringgebied 21 wordt omringd door de Oude Maas, de Dordtsche Kil, het Hollands Diep, het Haringvliet en het Spui. De hoogwaterstanden bij de breslocaties in dit gebied worden bepaald door een combinatie van rivierafvoer, stormvloed enz. Om de maatgevende belastingen per locatie te bepalen is gebruik gemaakt van het probabilistisch belastingmodel HYDRA-B versie HR2006. Voor de Maeslant- en Hartelkering gelden de volgende uitgangspunten: De Maeslant- en Hartelkering sluiten als een hogere waterstand wordt verwacht dan NAP +3,00 m bij Rotterdam en/of NAP +2,90 m bij Dordrecht. Voor de voorspelnauwkeurigheid geldt een verwachtingswaarde μ = -0,09 m en een standaardafwijking σ= 0,18 m De faalkans (kans op niet-sluiten) is 0,01 per sluitvraag Met HYDRA-B kunnen de hoogwaterstanden met hun z.g. illustratiepunten worden bepaald. Een illustratiepunt is de meest waarschijnlijke combinatie van rivierafvoer, stormvloedstand enz. bij een gegeven hoogwaterstand. Met HYDRA-B zijn voor de 50 kilometerraaien ter hoogte van de breslocaties de hoogwaterstanden berekend bij de vier gevraagde overschrijdingsfrequenties. Voor de locaties langs het Hollands Diep, het Haringvliet en de locaties langs het Spui zijn belastingcombinaties bepaald waarbij de stormvloedkeringen in het ontwerppunt gesloten zijn. Voor de locaties langs de Oude Maas, de Dordtsche Kil en ringdeel 1 langs het Spui zijn belastingcombinaties bepaald met zowel een open als gesloten stormvloedkering. Voor deze locaties zijn bij enkele terugkeertijden berekeningen gemaakt waarbij de stormvloedkering in het ontwerppunt open is. 4.1.4 Verhoogde lijnelementen Bij de overstromingsberekeningen is er van uitgegaan dat regionale keringen standzeker zijn. Er is een aantal hoger in het landschap gelegen wegen en gebieden (de A29 en de N217) aanwezig die het overstromingspatroon kunnen beïnvloeden. In de overstromingsberekeningen is er van uitgegaan dat ook deze lijnelementen standzeker zijn. Dit is van grote invloed op de uitkomsten van de uitgevoerde overstromingsberekeningen. 4.1.5 Evacuatie Voor het bepalen van het aantal slachtoffers als gevolg van een overstroming zijn de mogelijkheden voor (preventieve) evacuatie van belang2. In de praktijk wordt de effectiviteit van preventieve evacuaties beperkt door de geringe voorspelbaarheid van overstromingen, de capaciteit van de aanwezige infrastructuur en de condities waaronder een evacuatie moet worden uitgevoerd, zoals hoge windsnelheden en sociale onrust [ref 7]. In VNK2 wordt rekening gehouden met preventieve evacuatie door het aantal slachtoffers te berekenen voor vier evacuatiedeelscenario’s [ref 8]. In Tabel 12 is een overzicht gegeven van de evacuatiedeelscenario’s met de bijbehorende ingeschatte kansen van voorkomen voor dijkring 21. De evacuatiefracties drukken het deel van de bevolking uit dat preventief geëvacueerd kan worden. De conditionele kans is de kans dat bij een overstroming dat deel van de bevolking daadwerkelijk geëvacueerd wordt. Op basis van de evacuatiefracties en de conditionele kansen kan de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie worden berekend. Uit tabel 12 kan voor dijkring 21 worden afgeleid dat de verwachtingswaarde voor evacuatie 0,11 per overstroming is. Dat betekent dat bij een overstroming gemiddeld 11% van de bevolking preventief is geëvacueerd. 2 Nadat een bres is opgetreden kunnen mensen ook nog vluchten of worden geëvacueerd. Dit gedrag is echter onderdeel van de functies waarmee slachtofferkansen worden bepaald. Er wordt daarom in deze paragraaf alleen gesproken over preventieve evacuatie. Evacuatiedeelscenario Overstroming 1. Geen kort van evacuatie tevoren 2. verwacht of Ongeorganiseerd onverwacht e evacuatie Evacuatiefractie Conditionele kans (-) (-) Verwachtingswaard e evacuatiefractie per deelscenario 0,00 0,40 0,00 0,03 0,44 0,01 0,59 0,12 0,07 0,76 0,04 0,03 3. Overstroming Ongeorganiseerd ruim van e evacuatie tevoren 4. verwacht Georganiseerde evacuatie Verwachtingswaarde voor de evacuatie: 0,11 Tabel 12: Evacuatiefracties en conditionele kans voor vier verschillende evacuatiedeelscenario’s. De evacuatiedeelscenario’s hebben effect op het aantal te verwachten slachtoffers bij een overstroming, maar (in beperkte mate) ook op de berekende schade. Voertuigen en goederen worden immers naar veilig gebied verplaatst. 4.2 Resultaten overstromingsberekeningen per ringdeel De volgende subparagrafen beschrijven per ringdeel de overstromingsverlopen en de gevolgen van de overstromingen. Per ringdeel zijn de overstromingsberekeningen steeds voor één doorbraaklocatie uitgevoerd. Per ringdeel worden figuren gepresenteerd van de maximale waterdiepten die optreden. Deze figuren geven naast een indicatie van de waterdiepten ook inzicht in het overstroomd oppervlak. De verwachte schade is steeds afgerond op vijf miljoen euro en het verwachte aantal slachtoffers op vijf personen. Voor elke overstromingsberekening wordt een range in slachtofferaantallen genoemd. Dit is het effect van de doorgerekende evacuatiedeelscenario’s. Het minimum van de range is het verwachte slachtofferaantal bij een optimaal georganiseerde evacuatie (evacuatiedeelscenario 4). Het maximum van de range is het verwachte slachtofferaantal wanneer geen evacuatie plaatsvindt (evacuatiedeelscenario 1). Er wordt opgemerkt dat de gevolgen bij een overstromingsscenario groter kunnen zijn dan de in dit hoofdstuk beschreven gevolgen. Er kunnen zich immers ook meervoudige doorbraken voordoen, waarbij bressen ontstaan op meerdere locaties (bijvoorbeeld ringdeel 1 en ringdeel 13). De kenmerken van een overstromingsscenario met meervoudige doorbraken worden bepaald op basis van die van de scenario’s met een enkelvoudige doorbraak. 4.2.1 Ringdelen 1, 18 en 19: Doorbraaklocaties langs het Spui Ringdeel 1, 18 en 19 liggen langs het Spui. Ringdeel 1 ligt het meest oostelijk. De overstromingsberekeningen langs het Spui zijn voornamelijk uitgevoerd met belastingcondities waarbij de stormvloedkering gesloten is. Voor ringdeel 1 zijn ook belastingcondities mogelijk met een open kering. Bij een doorbraak in ringdeel 1 (Figuur 19 en Figuur 20) blijft de overstroming beperkt tot de noordoostelijke omgeving van Oud Beijerland. Het water stroomt zowel bij een open als bij een gesloten stormvloedkering tot de Oostdijk. Bij een doorbraak bij 52 tp+2d stroomt het water over de Oostdijk het zuidelijk gedeelte van Oud-Beijerland in. Het verschil in gevolgen bij een open of gesloten stormvloedkering is beperkt. Bij een doorbraak van ringdeel 18 (Figuur 21) stroomt het water bij alle beschouwde belastingcondities tot de Noordweg in het westen, de Molendijk en Steegjesdijk in het zuiden en de Sluisjesdijk in het oosten. Er overstroomt relatief weinig stedelijk gebied. De gevolgen blijven hierdoor beperkt. Bij een doorbraak van ringdeel 19 (Figuur 22) overstroomt bij alle beschouwde belastingcondities Nieuw-Beijerland en het westelijke puntje van Oud-Beijerland. De Zinkweg voorkomt dat het water verder Oud-Beijerland instroomt. Ringdeel 1: Doorbraaklocatie bres 21-01 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 70 80 100 130 Slachtoffers 5-10 5-20 15-60 45-180 Figuur 19: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-01 met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 70 85 Slachtoffers 5-10 5-25 Figuur 20: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-01 met een gesloten stormvloedkering voor twee buitenwaterstanden. Ringdeel 18: Doorbraaklocatie bres 21-18 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 10 10 15 30 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 21: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-18 met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 54 Ringdeel 19: Doorbraaklocatie bres 21-19 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 105 125 210 225 Slachtoffers 0-5 0-5 5-15 5-20 Figuur 22: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-19 met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 4.2.2 Ringdelen 2 - 5: Doorbraaklocaties langs de Oude Maas Ringdelen 2 tot en met 5 liggen langs de Oude Maas. Ringdeel 5 ligt het meest westelijk. De overstromingsberekeningen langs de Oude Maas zijn zowel uitgevoerd met belastingcondities waarbij de stormvloedkering open is, als waarbij deze gesloten is. De breslocatie van ringdeel 2 ligt ten oosten van Oud-Beijerland (Figuur 23 en Figuur 24). Bij de doorbraken tp-1d, tp en tp+1d overstroomt een relatief klein gebied en wordt het water gekeerd door de provinciale weg N217. Het oostelijke gedeelte van Oud-Beijerland wordt hierbij getroffen. In de situatie tp+1d met een open stormvloedkering stroomt het water tot de Oud-Cromstreijensedijk Oostzijde ter hoogte van Klaaswaal. Bij een doorbraak bij ringdeel 3 (Figuur 25 en Figuur 26) overstroomt bij zowel een open als een gesloten stormvloedkering het stedelijk gebied van Heijnenoord. Het water wordt aan de zuidkant door de Dorpstraat tegengehouden en aan de oostkant door de A29. Bij de situatie tp+1d met een open stormvloedkering stroomt het water aan de zuidkant over de provinciale weg tot de Reedijk. De breslocatie van ringdeel 4 (Figuur 27 en Figuur 28) ligt ten noordwesten van Puttershoek. Bij een gesloten stormvloedkering stroomt in de situatie tp en tp+1d het water tot de Blaasedijk en de Rustenburgstraat en wordt het stedelijk gebied van Puttershoek niet getroffen. In de situatie tp-1d met een open stormvloedkering en tp+2d met een gesloten stormvloedkering is dit wel het geval. Bij een doorbraak bij ringdeel 5 (Figuur 29 en Figuur 30) stroomt Putterhoek vrijwel meteen onder water. Vervolgens stroomt het water in alle situaties eerst naar het westen ten zuiden van de Blaasedijk tot Heinenoord en vervolgens stroomt het naar het zuiden, langs de oostzijde van de Oudendijk tot Strijen. Het water wordt in het oosten tegengehouden door de Oud Bonaventurasedijk en de Hoekse dijk. Ringdeel 2: Doorbraaklocatie bres 21-02 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 105 125 140 180 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 23: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-02 met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 85 105 Slachtoffers 0-5 0-5 Figuur 24: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-02 met een gesloten stormvloedkering voor een buitenwaterstand. Ringdeel 3: Doorbraaklocatie bres 21-03 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 50 65 85 Slachtoffers 0-5 0-5 5-10 Figuur 25: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-03 met een open stormvloedkering voor drie buitenwaterstanden. 56 tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 50 60 Slachtoffers 0-5 0-5 Figuur 26: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-03 met een gesloten stormvloedkering voor twee buitenwaterstanden. Ringdeel 4: Doorbraaklocatie bres 21-04 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 185 Slachtoffers 5-10 Figuur 27: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-04 met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand. tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 85 95 145 Slachtoffers 0-5 0-5 5-15 Figuur 28: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-04 met een gesloten stormvloedkering voor drie buitenwaterstanden. Ringdeel 5: Doorbraaklocatie bres 21-05 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 515 Slachtoffers 15-55 Figuur 29: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05 met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand. tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 615 645 Slachtoffers 15-70 20-75 Figuur 30: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05 met een gesloten stormvloedkering voor twee buitenwaterstanden. 4.2.3 Ringdelen 6 - 8: Doorbraaklocaties langs de Dordtsche Kil Ringdelen 6 tot en met 8 liggen langs de Dortsche Kil. Ringdeel 6 ligt het meest noordelijk. De overstromingsberekeningen langs de Dortsche Kil zijn bij de situatie tp1d zowel uitgevoerd met belastingcondities waarbij de stormvloedkering open is, als waarbij deze gesloten is. In de overige situaties is de zijn de berekeningen gemaakt met een gesloten stormvloedkering. Bij een doorbraak bij ringdeel 6 (Figuur 31 en Figuur 32) stroomt het water in de situatie tp-1d bij een gesloten stormvloedkering tot de Molendijk. ’s-Gravendeel stroomt vrijwel meteen onder. De gevolgen blijven hier beperkt. Voor alle overige situaties stroomt het water tot aan Strijen waar het water in het westen tegengehouden wordt door de Oud Bonaventurasedijk, de Strijensedijk in het zuiden en Mookhoek en Strijenseweg aan het oosten. Streijen en ’s-Gravendeel worden getroffen. De breslocatie van ringdeel 7 (Figuur 33 en Figuur 34) ligt ten zuidoosten van ‘sGravendeel. Bij een doorbraak stroomt het water tussen de Strijenseweg en de Kilweg tot de Schenkeldijk en de Langedijk. In de situatie tp+1d en tp+2d bereikt het water Putterhoek en Strijensas. 58 Bij een doorbraak bij ringdeel 8 (Figuur 35 en Figuur 36) stroomt in alle situaties het water tot Strijensas in het zuiden, Strijen in het westen, Maasdam in het noordwesten en ’s-Gravensdeel in het noordoosten. Hierbij overstromen alle plaatsen gedeeltelijk. In de situatie tp+1d en tp+2d overstroomt ook het gebied ten zuiden van Strijen. Ringdeel 6: Doorbraaklocatie bres 21-06 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 365 Slachtoffers 15-65 Figuur 31: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-06 met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand. tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 75 340 390 455 Slachtoffers 0-10 10-45 20-80 35-140 Figuur 32: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-06 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 7: Doorbraaklocatie bres 21-07 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 60 Slachtoffers 5-10 Figuur 33: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-07 met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand. tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 55 90 125 170 Slachtoffers 0-10 5-20 5-25 10-50 Figuur 34: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-07 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 8: Doorbraaklocatie bres 21-08 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 330 Slachtoffers 5-25 Figuur 35: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-08 met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand. 60 tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 295 355 445 465 Slachtoffers 5-20 5-30 10-40 10-45 Figuur 36: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-08 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 4.2.4 Ringdelen 9 - 14: Doorbraaklocaties langs het Hollands Diep Ringdelen 9 tot en met 14 liggen langs het Hollands Diep. Ringdeel 9 ligt het meest oostelijk. De overstromingsberekeningen langs het Hollands Diep zijn uitgevoerd met belastingcondities waarbij de stormvloedkering gesloten is. Bij een doorbraak bij ringdeel 9 (Figuur 37) stroomt in de situatie tp-1d en tp het water tot de Sassedijk en de Boomdijk. De gevolgen zijn beperkt. In de situatie tp+1d en tp+2d stroomt het water tot de Schenkelsedijk en de Kooijlandsedijk. Hierbij bereikt het water het zuiden van s’-Gravendeel. De breslocatie van ringdeel 10 (Figuur 38) ligt ter hoogte van Strijensas. Bij een doorbraak overstroomt Strijensas vrijwel meteen. In de situatie tp+1d en tp+2d stroomt het water vervolgens tussen de Sassendijk in het zuidoosten en de Strijensedijk, Mookhoek en Strijenseweg in het noordwesten tot aan ’s-Gravendeel. Bij een doorbraak van ringdeel 11 (Figuur 39) stroomt het gebied ten zuiden van Strijen onder. Hierbij wordt het stedelijk gebied in het zuiden van Strijen getroffen. In de situatie tp+1d overtroomt ook de Strijense haven. Bij een doorbraak bij ringdeel 12 (Figuur 40) stroomt het water in alle situaties tot de Schuringsedijk en de Buitendijk. Bij de situaties tp+1d en tp+2d bereikt het water het oostelijke gebied van de Schuringse haven. Het overstroomd gebied bij een doorbraak van ringdeel 13 (Figuur 41) is overeenkomstig met die van een doorbraak van ringdeel 12. De breslocatie van ringdeel 14 (Figuur 42) ligt ten zuidwesten van Numansdorp. In alle situaties overstroomt een beperkt gebied tot de Veerweg, Molendijk en Havenkade. Ringdeel 9: Doorbraaklocatie bres 21-09 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 5 5 50 70 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 37: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-09 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 10: Doorbraaklocatie bres 21-10 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 15 35 60 80 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 38: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-10 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 11: Doorbraaklocatie bres 21-11 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 30 45 60 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 Figuur 39: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-11 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 62 Ringdeel 12: Doorbraaklocatie bres 21-12 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 10 10 15 40 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 40: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-12 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 13: Doorbraaklocatie bres 21-13 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 5 10 35 40 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 41: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-13 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 14: Doorbraaklocatie bres 21-14 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 5 5 20 20 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 42: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-14 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 4.2.5 Ringdelen 15 - 17: Doorbraaklocaties langs het Haringvliet Ringdelen 15 tot en met 19 liggen langs het Haringvliet. Ringdeel 15 ligt het meest oostelijk. De overstromingsberekeningen langs het Haringvliet zijn uitgevoerd met belastingcondities waarbij de stormvloedkering gesloten is. De breslocatie van ringdeel 15 (figuur 43) ligt ten zuidwesten van de A29. In alle situaties overstroomt een beperkt gebied tot de Buitendijk, Molendijk en Hoge Westerse Zomerpoldersekade. De breslocatie van ringdeel 16 (figuur 44) ligt ter hoogte van Nieuwedijk. Bij een doorbraak overstroomt Nieuwedijk vrijwel meteen. In alle situaties stroomt het water tot de Schenkeldijk en de Molendijk in het oosten, tot de Steegjesdijk en de Sluisjesdijk in het noorden en tot de Gebrokendijk en de Oudendijk in het westen. Bij een doorbraak van ringdeel 17 (figuur 45) overstroomt het gebied tussen de Westdijk, Molendijk, Gebrokendijk en Oudendijk. Goudswaard loopt in de situaties tp+1d en tp+2d onder water. Ringdeel 15: Doorbraaklocatie bres 21-15 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 5 5 20 20 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 43: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-15 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 64 Ringdeel 16: Doorbraaklocatie bres 21-16 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 30 40 55 75 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 44: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-16 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 17: Doorbraaklocatie bres 21-17 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 10 15 25 60 Slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Figuur 45: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-17 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. 4.2.6 Maximaal Scenario Figuur 46 geeft de maximale waterdiepte voor het maximaal scenario, waarbij een doorbraak ontstaat bij alle doorbraaklocaties samen. Voor dijkring 21 is het maximaal scenario samengesteld op basis van de maximale waterdiepten van alle doorbraaklocaties bij tp+2d. Voor het maximaal scenario in dijkring 21 bedraagt de economische schade meer 2 miljard Euro en vallen er meer dan 120 slachtoffers. Delen van Oud-Beijerland, Numansdorp en Zuid-Beijerland zullen niet overstromen in het maximaal scenario omdat is uitgegaan van regionale keringen die standzeker zijn. tp Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 2.020 Slachtoffers 120-490 Figuur 46: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij het maximale scenario. 66 4.3 Overstromingsberekening met klei Voor ringdelen 5 tot en met 19 zijn nog bresvarianten doorgerekend met een kritieke stroomsnelheid van 0,5 m/s (klei) in plaats van 0,2 m/s (zandkern). Ringdeel 5 heeft van deze ringdelen de grootste gevolgen (Figuur 47). Ringdeel 5: Doorbraaklocatie bres 21-05 (zand) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 615 645 Slachtoffers 15-70 20-75 Figuur 47: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. Ringdeel 5: Doorbraaklocatie bres 21-05 (klei) tp-1d tp tp+1d tp+2d Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 475 550 595 Slachtoffers 10-45 15-55 15-65 Figuur 48: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05 met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden. De schade en het aantal slachtoffers zijn bij een berekening met een zandkern respectievelijk 10% en 15 tot 30% groter, wanneer de oppervlakte van het overstroomd gebied gelijk is. Dit kan worden verklaard door de grotere stijg- en stroomsnelheden bij een snellere bresgroei. Bij enkele locaties en belastingsituaties worden de gevolgen bij een berekening met een zandkern ook groter omdat er een groter gebied overstroomt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de schade in ringdeel 9 voor de situatie tp+1d (figuur 49). Ringdeel 9: Doorbraaklocatie bres 21-09 (tp+1d) tp+1d zand tp+1d klei Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m Schade [M€] 50 5 Slachtoffers 0-5 0-5 Figuur 49: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-09 voor de situatie tp+1d voor een berekening met een zandkern en een kleikern. 4.4 Overzicht resultaten overstromingsberekeningen De resultaten van de overstromingsberekeningen voor dijkring 21 zijn per doorbraaklocatie samengevat in Tabel 13. Ringdeel Breslocatie buitenwaterstand tp-1d tp tp+1d tp+2d 21-01 (open SVK) 1 schade (miljoen €) 70 80 100 130 aantal slachtoffers 5-10 5-20 15-60 45-180 schade (miljoen €) 105 125 140 180 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-02 (open SVK) 2 21-03 (open SVK) 3 schade (miljoen €) 50 65 85 aantal slachtoffers 0-5 0-5 5-10 21-04 (gesl. SVK) 4 schade (miljoen €) 85 95 145 aantal slachtoffers 0-5 0-5 5-15 21-05 (gesl. SVK) 5 schade (miljoen €) 615 645 aantal slachtoffers 15-70 20-75 21-06 (gesl. SVK) 6 schade (miljoen €) 75 340 390 455 aantal slachtoffers 0-10 10-45 20-80 35-140 21-07 (gesl. SVK) 7 schade (miljoen €) 55 90 125 170 aantal slachtoffers 0-10 5-20 5-25 10-50 21-08 (gesl. SVK) 8 schade (miljoen €) 295 355 445 465 aantal slachtoffers 5-20 5-30 10-40 10-45 21-09 (gesl. SVK) 9 schade (miljoen €) 5 5 50 70 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-10 (gesl. SVK) 10 68 schade (miljoen €) 15 35 60 80 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 Ringdeel Breslocatie buitenwaterstand tp-1d tp tp+1d tp+2d 21-11 11 schade (miljoen €) 30 45 60 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 21-12 12 schade (miljoen €) 10 10 15 40 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-13 13 schade (miljoen €) 5 10 35 40 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-14 14 schade (miljoen €) 5 5 20 20 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-15 15 schade (miljoen €) 5 5 20 20 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-16 16 schade (miljoen €) 30 40 55 75 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-17 17 schade (miljoen €) 10 15 25 60 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 21-18 (open svk) 18 schade (miljoen €) 10 10 15 30 aantal slachtoffers 0-5 0-5 0-5 0-5 105 125 210 225 0-5 0-5 5-15 5-20 21-19 (open svk) 19 schade (miljoen €) aantal slachtoffers Max Scen. Maximaal scenario schade (miljoen €) aantal slachtoffers Tabel 13: Overzicht schade en slachtoffers voor alle ringdelen. 2.020 120-490 A: Schade B: Slachtoffers Figuur 50: Schade en slachtoffers voor evacuatiestrategie 1 bij verschillende doorbraaklocaties. 70 5 Overstromingsscenario’s en scenariokansen Dit hoofdstuk beschrijft de definitie van overstromingsscenario’s en de berekende scenariokansen. Een scenariokans is de kans dat een bepaald overstromingsverloop optreedt. De overstromingsscenario’s worden gebruikt bij de koppeling van de berekende faalkansen (hoofdstuk 3) met de gevolgen van een overstroming (hoofdstuk 4), voor het berekenen van de overstromingsrisico’s (hoofdstuk 6). 5.1 Definitie overstromingsscenario’s 5.1.1 Aanpak Elk overstromingsscenario wordt gevormd door een unieke combinatie van falende en niet-falende ringdelen. In werkelijkheid is het aantal mogelijke scenario’s nagenoeg oneindig. In VNK2 wordt een scenarioset samengesteld die representatief is voor alle mogelijke scenario’s. De definitie van overstromingsscenario’s berust op de volgende aspecten: • De onderverdeling van de dijkring in ringdelen (zie hoofdstuk 4). • De vraag of, en in welke mate, sprake is van een daling van de buitenwaterstand na het ontstaan van een bres ergens in de dijkring (ontlasten). • De afhankelijkheid tussen de betrouwbaarheden van de verschillende ringdelen: bij grotere afhankelijkheden (en afwezigheid van ontlasten) neemt de kans op een meervoudige doorbraak toe. 5.1.2 Geen ontlasten na een doorbraak Soms kan een bres in het ene ringdeel leiden tot een verlaging van de hydraulische belastingen op een ander ringdeel. In dat geval is er sprake van ontlasten. Dergelijke relaties tussen het faalgedrag van ringdelen zijn van invloed op het overstromingsrisico. Meervoudige doorbraken zullen immers leiden tot andere overstromingspatronen en andere gevolgen dan enkelvoudige doorbraken. In VNK2 worden drie basisgevallen onderscheiden: 1. Geen ontlasten bij doorbraak. 2. Ontlasten bij doorbraak waarbij het zwakste vak als eerste faalt. 3. Ontlasten bij doorbraak waarbij het eerst belaste vak als eerste faalt. Bij de definitie van scenario’s is voor alle ringdelen uitgegaan van ‘geen ontlasting’. Dit betekent dat de hydraulische belasting niet verandert als een ringdeel faalt. Dit uitgangspunt is gebaseerd op een analyse die door de Provincie Zuid-Holland is uitgevoerd ten aanzien van de verandering van het waterstandsverloop op de Nieuwe Maas bij een overstroming van dijkringgebied 17 (IJsselmonde) [ref 15]. Daarbij is gekeken naar een bres waarbij de Maeslantkering open is en een bres waarbij de Maeslantkering gesloten is (gestremde afvoer). Deze bressen veroorzaken grote overstromingen in dijkringgebied 17. De invloed van deze overstromingen op de waterstand is beperkt (10-30 cm): bij kleinere overstromingen zal de invloed nog beperkter zijn. Het is zeer aannemelijk dat deze conclusie ook geldt voor overstromingen in het dijkringgebied van de Hoeksche Waard omdat de belastingsituatie voor dijkring 21 hetzelfde is. Door het hanteren van het uitgangspunt ‘geen ontlasten’ en het feit dat er 19 ringdelen zijn gedefinieerd, zijn er voor deze dijkring 524.287 (219-1) mogelijke scenario’s met één of meerdere doorbraken. 5.2 Scenariokansen De scenariokansen zijn met PC-Ring berekend volgens de standaardwerkwijze binnen VNK2. In verband met de benodigde rekentijd zijn in eerste instantie alleen de enkelvoudige doorbraken voor de verschillende ringdelen geselecteerd (19 scenario’s). De cumulatieve bijdrage van deze scenario’s aan de ringkans bleek al circa 95,5% te bedragen. Vervolgens zijn scenariokansen berekend voor alle tweevoudige doorbraken (totaal 171 scenario’s). Door ook de tweevoudige doorbraken te beschouwen, steeg dit percentage tot 99,1%). Gelet op de kleine restterm3 van 0,9% zijn verder geen scenario’s meer doorgerekend. De cumulatieve bijdrage van de 50 meest waarschijnlijke enkel- en tweevoudige doorbraken ten opzichte van de ringkans bedraagt 98,4%. Omdat hiermee het risico al voldoende nauwkeurig kan worden berekend, zijn alleen deze enkel- en tweevoudige overstromingsscenario’s in de risicoberekeningen in detail beschouwd. De kansen per scenario zijn in Bijlage F weergegeven. 5.3 De gevolgen van overstromingen voor een selectie van scenario’s In de volgende paragrafen zijn de overstromingspatronen weergegeven voor de meest waarschijnlijke enkelvoudige en tweevoudige doorbraak. 5.3.1 De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak treedt op in ringdeel RD18. De gekozen breslocatie ligt aan het Spui, ten noordoosten van Goudswaard. Figuur 51: Maximale waterdiepte bij de meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak. Bij een overstroming in dit ringdeel overstromen de polders tussen Goudswaard en Nieuw-Beijerland. Er loopt relatief weinig stedelijk gebied onder (zie Figuur 51). 3 De restterm is het verschil tussen de ringkans en de som van de scenariokansen van de berekende scenario’s De restterm wordt in de risicoberekening gekoppeld aan het maximale scenario (=worst case scenario). 72 5.3.2 De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak vindt plaats in ringdelen RD09 en RD18. De gekozen breslocaties liggen aan de Dordtsche Kil (RD09) en het Spui (RD18). Bij een doorbraak op deze locaties overstromen de polders tussen Goudswaard en Nieuw-Beijerland en het landelijke gebied tussen Strijensas en ’s Gravendeel. Er loopt relatief weinig stedelijk gebied onder (zie Figuur 52). Figuur 52: Maximale waterdiepte bij de meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak. 74 6 Overstromingsrisico Het overstromingsrisico is bepaald door de berekende kansen op de verschillende overstromingsscenario’s te koppelen aan de gevolgen van deze scenario’s. Het risico wordt uitgedrukt in het economisch risico en het slachtofferrisico. 6.1 Koppeling scenariokansen en gevolgen Het overstromingsrisico is de combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen. Het slachtofferrisico wordt ondermeer weergegeven als groepsrisico en als lokaal individueel risico. Om het economisch risico en het slachtofferrisico te berekenen zijn de volgende stappen doorlopen: • Stap 1: Samenstellen meervoudige doorbraken; • Stap 2: Koppelen van faalkansen aan gevolgen; • Stap 3: Berekenen van overstromingsrisico. Stap 1: Samenstellen meervoudige doorbraken Voor dijkring 21 zijn zowel enkelvoudige als tweevoudige doorbraken geselecteerd. Er zijn, met uitzondering van het maximaal scenario, geen aparte overstromingsberekeningen uitgevoerd voor meervoudige doorbraken. Voor de tweevoudige doorbraken zijn de overstromingspatronen bepaald op basis van de overstromingsberekeningen voor de enkelvoudige doorbraken. De gevolgen zijn bepaald met behulp van HISSSM, zie hoofdstuk 4. Stap 2: Koppelen van scenariokansen aan gevolgen De waarden van de belastingvariabelen in het ontwerppunt zijn gebruikt om per scenario een overstromingsberekening te selecteren. Het ontwerppunt beschrijft de meest waarschijnlijke waarden van de belastingvariabelen (cq. stochasten) waarbij het overstromingsscenario optreedt. Voor elk ontwerppunt is de gevolgberekening geselecteerd die hoort bij het eerstvolgende, ongunstiger gelegen peil (overstromingsberekeningen zijn gemaakt bij het toetspeil (tp), tp-1d, tp+1d en tp+2d)4. Deze aanpak is niet per definitie conservatief. Benadrukt wordt dat het onterecht is te veronderstellen dat een grotere nauwkeurigheid zou kunnen worden verkregen door voor elk scenario uit te gaan van een overstromingsberekening die exact hoort bij de waterstand waarbij het optreden van het scenario het meest waarschijnlijk is. Hetzelfde overstromingsscenario kan immers ook optreden bij gunstigere of ongunstigere (maar beide wel minder waarschijnlijke) omstandigheden. In Bijlage F is de koppeling van scenariokansen en gevolgberekeningen per scenario weergegeven. Het maximale scenario wordt in de risicoberekening gekoppeld aan de restterm (het verschil tussen de som van 50 scenario’s en de ringkans). Stap 3: Berekenen van overstromingsrisico De berekening van het overstromingsrisico omvat de sommatie van de scenariokansen maal de bijbehorende gevolgen. 4 Met het oog op de gevoeligheidsanalyse zijn nooit de gevolgenberekeningen geselecteerd die horen bij tp-1d. Wanneer op basis van de waarden in het ontwerppunt de gevolgenberekening bij tp-1d geselecteerd zou moeten worden is de gevolgenberekening behorende bij tp geselecteerd. Hiermee wordt voorkomen dat tijdens gevoeligheidsberekeningen in voorkomende gevallen wordt gekoppeld met andere overstromingsberekeningen. 6.2 Overstromingsrisico 6.2.1 Economisch risico De verwachtingswaarde van de economische schade bedraagt 1 miljoen euro per jaar. Als er een overstroming optreedt, is de minimale schade ruim 7 miljoen euro per jaar; gemiddeld is de schade circa 100 miljoen per jaar en maximaal 0,5 miljard euro per jaar. In de berekende economische schade per scenario is het effect van verplaatsing van economische activiteit steeds verdisconteerd. Bedrijfsuitval in het getroffen gebied zal leiden tot verhoogde bedrijvigheid buiten dit gebied. De schade in het getroffen gebied is dus groter dan genoemde schadebedragen. Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde economische schade In Figuur 53 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over het dijkringgebied weergegeven. Uit de figuur blijkt dat de verwachtingswaarde per hectare in het merendeel van het landelijk gebied kleiner is dan 100 euro per jaar. In het midden en westen zelfs kleiner dan 10 euro per jaar. De grootste schade wordt voornamelijk berekend in de woonkernen aan de randen van het dijkringgebied (Nieuw en Oud-Beijerland, Puttershoek, ’s Gravendeel). Voor deze gebieden is de verwachtingswaarde van de economische schade 1.000 tot 5.000 euro per hectare per jaar, lokaal tot 10.000 euro per hectare per jaar. Het dijkringgebied is sterk gecompartimenteerd door regionale keringen en hoger gelegen wegen. Deze lijnelementen worden standzeker geacht binnen VNK2. Het effect op het overstromingsverloop is goed zichtbaar in de waterdieptekaartjes in hoofdstuk 4 en dan met name in Figuur 46 waar de waterdiepte van het maximaal scenario is weergegeven. Een groot gedeelte van het gebied raakt bij beschouwde overstromingen niet overstroomd. In de navolgende kaartjes is met de blauwe stippellijn aangegeven tot waar, als gevolg van standzekere lijnelementen, globaal overstromingen kan plaatsvinden volgens de uitgevoerde berekeningen. Figuur 53: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar. 76 FS-curve In Figuur 54 zijn de kansen op overschrijding van bepaalde schadebedragen getoond. De kans op ten minste 10 miljoen euro schade is circa 1/100 per jaar, de kans op ten minste 100 miljoen euro schade is circa 1/250 per jaar en de kans op ten minste 0,5 miljard euro schade is circa 1/300.000 jaar. De maximale schade die in de FS-curve is getoond bedraagt ruim 0,5 miljard euro. De kans dat er grotere schade optreedt, is verwaarloosbaar klein. Figuur 54: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) 6.2.2 Slachtofferrisico De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is 0,1 per jaar. Als er een overstroming optreedt vallen er tot maximaal 140 slachtoffers, met een gemiddelde van 8 slachtoffers bij een overstroming. Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde aantal slachtoffers In Figuur 55 is de ruimtelijke verdeling van de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers over het dijkringgebied gegeven. In de woonkernen ligt de verwachtingswaarde grotendeels tussen 0,0001 en 0,001 slachtsoffers per hectare per jaar. Op enkele plekken wordt een waarde berekend groter dan 0,001 slachtoffers per hectare per jaar. In het buitengebied worden grotendeels waarden tussen 0,00001 en 0,0001 slachtoffers per hectare per jaar gevonden. Figuur 55: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per hectare per jaar. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar continu op dezelfde plek bevindt, ook op die locatie slachtoffer wordt van een overstroming. Het effect van evacuatie wordt bij de berekening van het plaatsgebonden risico niet meegenomen. Het plaatsgebonden risico voor dijkringgebied 21 is in Figuur 56 getoond. Figuur 56: Plaatsgebonden risico (PR). 78 Uit de figuur blijkt dat het plaatsgebonden risico in het grootste deel van het gebied kleiner is dan 10-5 per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten), OudBeijerland (noorden) en Piershil (noordwesten) wordt voor enkele gedeelten een LIR berekend tussen 10-4 en 10-5 per jaar. Deze grotere waarden lijken te worden veroorzaakt doordat hier lokaal de maximale waterdiepte wat groter is. Lokaal individueel risico In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico wordt bij het lokaal individueel risico het effect van evacuatie wel meegenomen. De verwachtingswaarde van de evacuatiefractie bedraagt 0,11 per overstroming (zie hoofdstuk 4). Dit betekent dat verwacht wordt dat bij een overstroming gemiddeld genomen slechts een kleine fractie van de bevolking van dijkring 21 zal zijn geëvacueerd. Figuur 57 toont het lokaal individueel risico voor dijkringgebied 21. Het verschil tussen het lokaal individueel risico en het plaatsgebonden risico is gelijk aan de factor 1/(1-verwachtingswaarde evacuatiefractie). Voor dijkring 21 bedraagt deze factor 1,12 (=1/(1-0,11)). Dit betekent dat het lokaal individueel risico vergelijkbaar is met het plaatsgebonden risico en grotendeels kleiner is dan 10-5 per jaar en op enkele plekken ligt tussen 10-5 en 10-4 per jaar. Figuur 57: Lokaal individueel risico (LIR). Groepsrisico (FN-curve) Het groepsrisico geeft de kans op een overstroming met N of meer slachtoffers en wordt vaak weergegeven in een zogenaamde FN-curve. In Figuur 58 is de FN-curve van dijkring 21 weergegeven. In de berekening van het groepsrisico is het effect van evacuatie meegenomen (vier evacuatiestrategieën met bijbehorende conditionele kansen). De figuur toont dat de kans op een overstroming met meer dan 10 slachtoffers circa 1/500 per jaar is en de kans op meer dan 50 slachtoffers circa 1/65.000 per jaar. Het maximaal aantal slachtoffers dat in de FN-curve getoond is bedraagt circa 140. De kans op meer slachtoffers is verwaarloosbaar klein. Figuur 58: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve). 80 7 Gevoeligheidsanalyses Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en overstromingsrisico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. De gevoeligheidsanalyses geven inzicht in het effect van versterkingen of aanpassingen in het beheer. In het achtergrondrapport [ref 3] zijn ook op dijkvakniveau enkele gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Deze zijn verricht om goede vakschematisaties op te kunnen stellen en te tonen hoe alternatieve schematisatiekeuzes doorwerken in de resultaten op vakniveau. De selectie van onderwerpen voor de gevoeligheidsanalyses is het resultaat van overleg tussen de verschillende betrokkenen (Projectbureau VNK2, beheerder en provincies). De volgende gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd: • Gevoeligheidsanalyse I – Reductie overstromingskans dijkring 21 Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie Ib: Faalkansreductie door HWBP2-maatregelen Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping Id: Faalkansreductie tot economisch optimale overstromingskans per traject • Gevoeligheidsanalyse II – Reductie overstromingsrisico dijkring 21 IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot normfrequentie IIb: Risicoreductie door HWBP2-maatregelen IId: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische optimale overstromingskans per traject • Gevoeligheidsanalyse III – Gerichte reductie overstromingsrisico dijkring 21 Deze analyses zijn in de volgende paragrafen beschreven. 7.1 Gevoeligheidsanalyse I: Reductie overstromingskans dijkring 21 7.1.1 Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie Door het treffen van specifieke verbetermaatregelen kan de overstromingskans van het dijkringgebied worden gereduceerd. Bij deze analyse zijn de dijkvakken en kunstwerken gerangschikt van een grote naar een kleine kansbijdrage. De 20 dijkvakken en kunstwerken met de grootste kansbijdragen zijn weergegeven in Tabel 14. Dijkvak/kunstwerk Overstromingskans [per jaar] VNK.21.03.003 1/460 DV68_km59-km60,3 1/540 DV1_km69,015-km0,88 1/1.200 DV23_km22,68-km24,28 1/1.300 DV14_km13,67-km14,1 1/1.600 VNK.21.03.011 1/1.700 VNK.21.02.003 1/1.800 DV38_km34,2-km36,2 1/1.800 DV66_km58,1-km58,7 1/2.300 DV21_km20,6-km22 1/2.800 DV3_km1,88-km2,625 1/3.900 DV13b_km13,55-km13,67 1/3.900 DV18+19_km18,49-km19,62 1/4.600 DV31_km29,375-km30,375 1/6.200 DV70_km60,6-km61,28 1/6.400 DV26_km25,66-km26,49 1/6.800 DV30_km28,3-km29,375 1/6.900 DV67_km58,7-km59 1/7.100 DV34_km31,6-km31,9 1/8.200 DV72_km62,3-km63,13 1/8.400 Tabel 14: Overzicht vakken met een grote bijdrage aan de overstromingskans. Steeds is een integrale verbetering van het vak/kunstwerk met de grootste kansbijdrage gesimuleerd en is de overstromingskans van het hele dijkringgebied opnieuw bepaald. De resultaten van het stapsgewijs verbeteren van de vakken met een grote kansbijdragen is weergegeven in Tabel 15 en Figuur 59. Stap Dijkvak Faalmechanismen Overstromingskans na weglaten vak [per jaar] Basis - - 1/100 Stap 1 VNK.21.03.003 Kunstwerken Piping 1/120 Stap 2 DV68_km59-km60,3 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping 1/150 Dijken Overloop/golfoverslag Stap 3 DV1_km69,015-km0,88 Dijken Opbarsten en piping Dijken Beschadiging bekleding en erosie 1/170 dijklichaam Dijken Overloop/golfoverslag Stap 4 DV23_km22,68-km24,28 Dijken Opbarsten en piping Dijken Beschadiging bekleding en erosie 1/200 dijklichaam Dijken Overloop/golfoverslag Stap 5 DV14_km13,67-km14,1 Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts 1/220 Dijken Opbarsten en piping Stap 6 VNK.21.03.011 Stap 7 VNK.21.02.003 Stap 8 DV38_km34,2-km36,2 Stap 9 DV66_km58,1-km58,7 82 Kunstwerken Piping Kunstwerken Sterkte en stabiliteit Kunstwerken Piping Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping Dijken Overloop/golfoverslag 1/250 1/300 1/350 1/400 Stap Dijkvak Faalmechanismen Overstromingskans na weglaten vak [per jaar] Dijken Opbarsten en piping Dijken Overloop/golfoverslag Stap 10 DV21_km20,6-km22 Dijken Opbarsten en piping Dijken Beschadiging bekleding en erosie 1/470 dijklichaam Stap 11 DV3_km1,88-km2,625 Stap 12 DV13b_km13,55-km13,67 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping 1/530 1/600 Dijken Overloop/golfoverslag Stap 13 DV18+19_km18,49-km19,62 Dijken Opbarsten en piping Dijken Beschadiging bekleding en erosie 1/690 dijklichaam Stap 14 DV31_km29,375-km30,375 Stap 15 DV70_km60,6-km61,28 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts 1/780 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts 1/890 Dijken Opbarsten en piping Dijken Overloop/golfoverslag Stap 16 DV26_km25,66-km26,49 Dijken Opbarsten en piping Dijken Beschadiging bekleding en erosie 1/1.000 dijklichaam Stap 17 DV30_km28,3-km29,375 Stap 18 DV67_km58,7-km59 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping 1/1.200 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts 1/1.400 Dijken Opbarsten en piping Stap 19 DV34_km31,6-km31,9 Stap 20 DV72_km62,3-km63,13 Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping Dijken Overloop/golfoverslag Dijken Opbarsten en piping Tabel 15: Invloed weglaten vakken met een grote bijdrage aan de overstromingskans. 1/1.700 1/2.100 1.2E-02 1.0E-02 8.0E-03 6.0E-03 4.0E-03 2.0E-03 0.0E+00 Figuur 59: Invloed weglaten vakken met relatief grote bijdragen aan de overstromingskans. De grootste reductie van de overstromingskans vindt plaats bij de eerste paar verbeterstappen. In totaal zijn er 20 verbeterstappen nodig om tot een overstromingskans te komen die getalsmatig kleiner is dan de normfrequentie van 1/2.000 per jaar. In Figuur 60 is per faalmechanisme weergegeven wat het aandeel is van de verschillende faalmechanismen aan de overstromingskans voor de gehele dijkring. In de figuur is duidelijk te zien dat de overstromingskans in de uitgangssituatie voor een groot deel wordt bepaald door de bijdrage van het faalmechanisme opbarsten en piping. Na 20 stappen is de bijdrage van dit faalmechanisme in relatieve zin sterk afgenomen. De relatieve bijdrage van het faalmechanisme overloop en golfoverslag is dan het grootst. Tot en met stap 7 is de bijdrage van de kunstwerken relatief groot. 84 100% 90% 80% Overloop golfoverslag 70% 60% Macrostabiliteit binnenwaarts 50% Opbarsten en piping 40% Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam 30% Kunstwerken gecombineerd 20% 10% 0% Figuur 60 Aandeel per faalmechanisme in de overstromingskans op ringniveau. 7.1.2 Ib: HWBP2-maatregelen Binnen het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP2) worden voor verschillende dijkvakken dijkversterkingen beoogd. In Tabel 16 is aangegeven welke dijkvakken voor welke faalmechanismen versterkt worden. Tabel 16: Beoogde vakken met HWBP2-maatregelen ringdeel dijkvak faalkans per dijkvak (per jaar) RD02 DV3_km1,88-km2,625 1/3.800 DV4_km2,625-km2,8 1/490.000 DV5_km2,8-km4 1/150.000 DV13b_km13,55-km13,67 1/3.900 DV14_km13,67-km14,1 1/1.600 DV16_km15,52-km17 1/26.000 DV28_km27-km27,5 1/34.000 DV29_km27,5-km28,3 1/980.000 DV30_km28,3-km29,375 1/6.900 DV31_km29,375-km30,375 1/6.200 DV35_km31,9-km32,55 <1/1.000.000 DV36_km32,55-km33,6 1/70.000 DV37_km33,6-km34,2 <1/1.000.000 DV38_km34,2-km36,2 1/1.800 DV39_km36,2-km36,64 1/260.000 DV45_km41,28-km41,465 1/270.000 RD03 RD05 RD06 RD09 RD10 RD11 RD12 RD14 Faalmechanisme in HWBP2 O/O, Pip, Stab, deels Bk O/O, Pip, Stab, deels Bk O/O, Pip, Stab, deels Bk Pip, Stab Pip, Stab DV46_km41,465-km42,54 RD15 RD16 RD17 RD18 RD19 1/470.000 DV48_km43-km43,3 1/100.000 DV49_km43,3-km43,65 <1/1.000.000 DV51_km44,7-km44,82 1/26.000 DV52_km44,82-km45,88 1/53.000 DV62_km54,875-km55,4 1/63.000 DV63_km55,4-km56,1 1/61.000 DV64_km56,1-km57,2 1/32.000 DV65_km57,2-km58,1 1/15.000 DV66_km58,1-km58,7 1/2.000 DV67_km58,7-km59 1/7.100 DV68_km59-km60,3 1/550 DV70_km60,6-km61,28 1/6.400 DV73_km63,13-km63,4 1/17.000 DV74_km63,4-km63,7 <1/1.000.000 DV77_km65,3-km66,3 1/28.000 DV78_km66,3-km67,3 <1/1.000.000 Stab, O/O Stab Stab Pip, Stab, Bk Stab, Pip, Bk Stab Stab In deze gevoeligheidsanalyse is gekeken naar het effect van integrale versterking van deze dijkvakken op de overstromingskans van de dijkring. Dit levert een overstromingskans voor dijkringgebied 21 van 1/170 per jaar op. Ondanks de versterkingen blijft de overstromingskans relatief groot omdat enkele dijkvakken en kunstwerken die niet worden versterkt, relatief grote faalkansen hebben: - 7.1.3 Faalmechanisme Opbarsten en piping: DV1 (circa 1/500 per jaar) en DV23 (circa 1/300 per jaar) Faalmechanisme Onder- en achterloopsheid: VNK.21.03.003 Inlaatsluis Brakelseveer (circa 1/460 per jaar) Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping Bij het faalmechanisme opbarsten en piping wordt in de huidige modellen (zowel toetsing als VNK2) geen rekening gehouden met de duur van de belasting. De duur van de belasting is van invloed op de ontwikkeling van de waterspanningen in de watervoerende en pipinggevoelige lagen onder en achter de dijk. Bij waterstanden van beperkte duur is sprake van niet-stationaire ofwel tijdsafhankelijke grondwaterstroming. Omdat tijdsafhankelijke grondwaterstroming een positief effect heeft op de kans op zowel piping als opbarsten, worden de berekende faalkansen in gebieden met waterstanden van beperkte duur veelal conservatief geacht. Omdat in dit deel van het benedenrivierengebied tijdsafhankelijkheid een rol kan spelen is voor dijkring 21 de invloed van tijdsafhankelijkheid onderzocht. Omdat er op dit moment geen geschikte modellen zijn waarmee het effect van tijdsafhankelijkheid in rekening kan worden gebracht, is de tijdsafhankelijkheid in de faalkansberekening verwerkt door een reductie van 10% op het verval (= lokale waterstand in het ontwerppunt minus slootpeil) toe te passen. Voor elk van de voor dit faalmechanisme geselecteerde dijkvakken zijn de faalkansen berekend met en zonder reductie van het verval. De resultaten zijn weergegeven in 86 Tabel 17. Hieruit blijkt dat de faalkans globaal een factor 1,5 tot 5 kleiner wordt bij een reductie van 10% van het verval. Bij de vakken waar de faalkansen in de uitgangssituatie al relatief klein zijn, is dit effect nog groter. Tabel 17: Indicatieve invloed tijdsafhankelijkheid op faalkans opbarsten en piping. dijkvak/kunstwerk faalkans conventionele methode [per jaar] faalkans bij 10% reductie verval [per jaar] DV01 1/1.500 1/2.100 DV03 1/4.000 1/20.000 DV14 1/3.900 1/13.000 DV16 1/169.000 1/588.000 DV18+19 1/4.600 1/7.000 DV20 1/198.00 1/480.000 DV21 1/2.900 1/6.500 DV23 1/1.300 1/4.800 DV24 1/28.000 1/99.000 DV26 1/6.900 1/32.000 DV29 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV30 1/9.700 1/30.000 DV34 1/8.200 1/17.000 DV38 1/1.800 1/4.000 DV58 1/74.000 1/531.000 DV65 1/132.000 1/311.000 DV66 1/2.400 1/5.100 DV67 1/7.400 1/22.000 DV68 1/540 1/1.000 DV70 1/138.000 <1/1.000.000 DV71 1/389.000 1/940.000 DV72 1/8.500 1/20.000 DV74 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV77 1/29.000 1/64.000 VNK.21.02.003 1/1.800 1/6.900 VNK.21.02.005 1/56.000 1/689.000 VNK.21.03.003 1/460 1/1.300 VNK.21.03.005 <1/1.000.000 <1/1.000.000 VNK.21.03.011 1/1.700 1/5.100 De analyse indiceert dat het meenemen van tijdsafhankelijkheid een positieve invloed kan hebben op de faalkansen. Desalniettemin blijft de overstromingskans bij een reductie van het verval met 10% relatief groot: circa 1/200 per jaar (exclusief de beschouwing van noodmaatregelen). Voor enkele vakken blijft de faalkans voor het faalmechanisme opbarsten en piping aanzienlijk (Voor DV1 en DV68 respectievelijk circa 1/2.100 en 1/1.000 en voor VNK.03.003 Inlaatsluis Brakelseveer circa 1/1.300). Daarnaast wordt er voor zeven vakken voor het faalmechanisme opbarsten en piping een faalkans berekend tussen de 1/4.000 en 1/7.000 per jaar (DV18+19, DV21, DV23, DV38, DV66, VNK.21.02.003 Gemaal Raepshille en VNK.21.03.011 Inlaatsluis Den Hitser). De grote overstromingskans op dijkringniveau is verder voornamelijk te wijten aan de relatief grote faalkansen die worden gevonden voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Tijdsafhankelijkheid heeft ook een positieve invloed op de faalkansen van dit faalmechanisme. Het effect hiervan is in deze analyse echter niet nader beschouwd. 7.1.4 Id: Faalkansreductie tot economisch optimale overstromingskans Ter onderbouwing van de nieuwe waterveiligheidsnormen is binnen WV21 in 2011 een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. In deze studie is gekeken naar de kosten en baten het versterken van waterkeringen om de kans op een grootschalige overstroming te reduceren. Voor de primaire keringen is het economisch optimale beschermingsniveau berekend. In 2013 is door het Delta Deelprogramma Veiligheid (DPV) een technisch-inhoudelijke uitwerking van de normen gegeven [ref 11]. Daarin is wederom gekeken naar economisch optimale beschermingsniveaus, ditmaal voor een meer verfijnde trajectindeling. In deze technisch-inhoudelijke uitwerking is dijkring 21 in twee trajecten (21_1 en 21_2) ingedeeld, weergegeven in Tabel 18 en Figuur 61. Traject Dijkvakken/kunstwerk DPV Economisch optimale overstromingskans [per jaar] DV01 – DV23 DV73 – DV80 21_1 VNK.21.03.003 1/1.200 VNK.21.03.005 VNK.21.03.008 DV24 – DV72 VNK.21.02.001 VNK.21.02.003 21_2 VNK.21.02.005 1/800 VNK.21.03.002 VNK.21.03.011 VNK.21.04.002 Tabel 18: Trajectindeling DPV en economisch optimale overstromingskans. 88 Figuur 61: Trajectindeling DPV trajectindeling. Per DPV-traject [ref 11] is bepaald welke maatregelen nodig zijn om tot de economisch optimale overstromingskans te komen. Daartoe is eerst de overstromingskans per traject bepaald (de vakken die niet tot het traject behoren zijn uitgezet). Er is uitgegaan van de situatie waarbij de HWBP2-maatregelen zijn uitgevoerd. Daarnaast is het effect van tijdsafhankelijkheid piping meegenomen. Afhankelijk van de berekende overstromingskans van het traject is vervolgens steeds het vak met de grootste kansbijdrage uitgezet en is de overstromingskans bepaald. De resultaten van het stapsgewijs weglaten van faalkansen met een grote kansbijdrage is weergegeven in Tabel 19. Tabel 19: Invloed weglaten faalmechanisme met een grote bijdrage aan de overstromingskans per DPV-traject. DPV- Stap Dijkvak Faalmechanismen traject Overstromingskans na weglaten vak [per jaar] Basis - - 1/500 Stap 1 VNK.21.03.003 Kunstwerken Piping 1/820 Dijken Overloop/golfoverslag 21_1 Dijken Opbarsten en Stap 2 DV01 piping 1/1.700 Dijken Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam 21_2 Basis - - 1/1.600 Alleen voor trajecten 21_1 zijn verbeterstappen nodig om tot een overstromingskans kleiner dan de economisch optimale overstromingskans van het betreffende traject te komen. Voor dit traject zijn twee verbeterstappen nodig. De totale overstromingskans voor dijkringgebied 21 bedraagt circa 1/800 per jaar wanneer behalve de HWBP2-maatregelen en het effect van tijdsafhankelijkheid piping, ook de twee verbeterstappen voor traject 21_2 worden meegenomen. 7.2 Gevoeligheidsanalyse II: Reductie overstromingsrisico dijkring 21 7.2.1 IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot 1/2.000 per jaar In paragraaf 7.1.1 is de stapsgewijze reductie van de overstromingskans tot een waarde die getalsmatig gelijk of kleiner is dan de normfrequentie beschreven. De overstromingskans kan in 20 verbeterstappen worden gebracht tot een kans kleiner dan 1/2.000 per jaar. De verbeterstappen zorgen ervoor dat het economisch risico wordt teruggebracht tot 0,03 miljoen euro per jaar: 3% van het oorspronkelijke risico (1,0 miljoen euro per jaar). In Figuur 62 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over dijkringgebied 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking het risico in de uitgangssituatie weergegeven (links). In het merendeel van het dijkringgebied is het risico gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar. In de dorpskernen is het risico gereduceerd tot minder dan 1000 euro per hectare per jaar. Figuur 62: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar; basisberekening (links) en na 20 verbeterstappen (rechts). In Figuur 63 zijn de FS-curves van de basisberekening en de situatie na de 20 verbeterstappen in één grafiek weergegeven. 90 Figuur 63: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na 20 verbeterstappen. De verbeterstappen zorgen ervoor dat de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers wordt teruggebracht tot 0,002 slachtoffers per jaar: 2% van het oorspronkelijke risico (0,1 slachtoffers per jaar). In Figuur 64 is het lokaal individueel risico (LIR) voor dijkringgebied 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking het LIR in de uitgangssituatie weergegeven (links). Hieruit blijkt dat het LIR in bijna heel het dijkringgebied kleiner wordt dan 10-6 per jaar. Figuur 64: Lokaal individueel risico (LIR); basisberekening (links) en na 20 verbeterstappen (rechts). In Figuur 65 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na de 20 verbeterstappen in één grafiek weergegeven. Figuur 65: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na 20 verbeterstappen. 7.2.2 IIb: Risicoreductie door HWBP2-maatregelen In paragraaf 7.1.2 is de reductie van de overstromingskans als gevolg van de HWBP2maatregelen beschreven. Door de HWBP2-maatregelen wordt de overstromingskans voor dijkringgebied 21 teruggebracht tot circa 1/170 per jaar. Het economisch risico wordt teruggebracht tot 0,55 miljoen euro per jaar: 55% van het oorspronkelijke risico (1 miljoen euro per jaar). In Figuur 66 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over dijkring 21 na uitvoering van de HWBP2-maatregelen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). In de dorpskernen is het risico vergelijkbaar. In enkele delen van het landelijk gebied is het risico gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar. 92 Figuur 66: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar; basisberekening (links) en na uitvoering HWBP2-maatregelen (rechts). In Figuur 67 zijn de FS-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering HWBP2-maatregelen in één grafiek weergegeven. Figuur 67: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na uitvoering HWBP2maatregelen. De verbeterstappen zorgen ervoor dat de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers wordt teruggebracht tot 0,04 slachtoffers per jaar: 51% van het oorspronkelijke risico (0,08 slachtoffers per jaar). In Figuur 68 is het lokaal individueel risico (LIR) voor dijkring 21 na uitvoering HWBP2-maatregelen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). Hierin is zichtbaar dat het LIR in enkele specifieke delen verkleind wordt. In het noordoosten wordt het LIR teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het deels groter dan 10-5 per jaar was. Figuur 68: Lokaal individueel risico (LIR); basisberekening (links) en na uitvoering HWBP2-maatregelen (rechts). In Figuur 69 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering HWBP2-maatregelen in één grafiek weergegeven. Figuur 69: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na uitvoering HWBP2maatregelen. 94 7.2.3 IId: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische optimale overstromingskans In paragraaf 7.1.4 is de reductie van de overstromingskans tot de economisch optimale overstromingskans beschreven. Na uitvoering van de HWBP2-maatregelen zijn in totaal vier maatregelen nodig om tot de economisch optimale overstromingskans per DPV-traject te komen. De totale overstromingskans voor dijkringgebied 21 bedraagt daarbij circa 1/800 per jaar. De verbeterstappen zorgen ervoor dat het economisch risico wordt teruggebracht tot 0,11 miljoen euro per jaar: 11% van het oorspronkelijke risico (1 miljoen euro per jaar). In Figuur 70 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over dijkring 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). In het merendeel van het dijkringgebied is het risico gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar. In de dorpskernen is het risico gereduceerd tot minder dan 1000 euro per hectare per jaar. Figuur 70: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar; basisberekening (links) en na uitvoering verbeterstappen economische optimale overstromingskans (rechts). In Figuur 71 zijn de FS-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering van de verbeteringen in één grafiek weergegeven. Figuur 71: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na uitvoering verbeterstappen economische optimale overstromingskans. De verbeterstappen zorgen ervoor dat de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers wordt teruggebracht tot 0,01 slachtoffers per jaar: 12% van het oorspronkelijke risico (0,08 slachtoffers per jaar). In Figuur 72 is het lokaal individueel risico (LIR) voor dijkring 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). Hieruit blijkt dat het LIR in bijna heel het dijkringgebied kleiner wordt dan 10-6 per jaar. Slechts op enkele locaties is het LIR tussen 10-6 en 10-5 per jaar. Figuur 72: Lokaal individueel risico (LIR) basisberekening (links) en na uitvoering verbeterstappen economische optimale overstromingskans (rechts). 96 In Figuur 73 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering van de verbeteringen in één grafiek weergegeven. 1,0E-01 FN-Curve FN Gevoeligheid IId Overschrijdingskans (per jaar) 1,0E-02 1,0E-03 1,0E-04 1,0E-05 1,0E-06 1,0E-07 1,0E-08 1 10 100 1000 Slachtoffers (-) Figuur 73: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na uitvoering verbeterstappen economische optimale overstromingskans. 7.3 Gevoeligheidsanalyse III: Gerichte reductie overstromingsrisico dijkring 21 In gevoeligheidsanalyses IIa, IIb en IId in paragraaf 7.2 is gekeken naar de verandering van het overstromingsrisico door maatregelen die zijn geselecteerd op basis van hun invloed op de kans op een overstroming. Een verkleining van de overstromingskans hoeft echter niet te resulteren in evenredige verkleining van het risico, omdat vakken met grote faalkansen niet per definitie zijn gekoppeld aan grote gevolgen. In deze gevoeligheidsanalyse is gekeken hoe zo effectief mogelijk het risico kan worden gereduceerd. In Figuur 74 is per scenario de bijdrage aan het risico weergegeven. Hieruit blijkt dat ringdelen 1, 5, 6, 8 en 19 de grootste bijdragen aan zowel het economisch risico als het slachtofferrisico leveren. Deze ringdelen bevatten in totaal 19 dijkvakken en 2 kunstwerken: vakken DV1 en DV80 (ringdeel 1); vakken DV12 t/m DV13b (ringdeel 5); vakken DV14 t/m DV17 (ringdeel 6); vakken DV20 t/m DV22 en kunstwerk VNK.21.03.005 (ringdeel 8); vakken DV73 t/m DV79 en kunstwerk VNK.21.03.003 (ringdeel 19). Figuur 74: Bijdrage scenario's aan economisch risico (links) en slachtofferrisico (rechts) dijkring 21. De gezamenlijke bijdrage van de vijf ringdelen aan het economisch risico en het slachtofferrisico is respectievelijk 82% en 86%. Door de dijkvakken met de grootste bijdrage aan het risico uit te zetten, wordt de overstromingskans voor dijkring 21 teruggebracht tot 1/160 per jaar. In Tabel 20 zijn de betreffende vakken weergegeven. Tabel 20: Vakken met grootste kansbijdrage per ringdeel. Ringdeel Vak met grootste kansbijdrage Faalkans vak RD01 DV01 RD05 DV13b 1/3.900 RD06 DV14 1/1.600 RD08 DV21 1/2.800 RD19 VNK.21.03.003 1/460 [per jaar] 1/1.200 Hoewel het uitzetten van deze vakken relatief weinig invloed heeft op het reduceren van de overstromingskans, worden het economisch risico en het slachtofferrisico sterk teruggebracht. Na de vijf risicogerichte verbeterstappen bedraagt de verwachtingswaarde van de economische schade 0,18 miljoen euro per jaar: 18% van het oorspronkelijke risico (1,0 miljoen euro per jaar). De verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over dijkring 21 na de vijf risicogerichte verbeterstappen is weergegeven in Figuur 75 (rechts). Ook is ter vergelijking de uitgangssituatie weergegeven (links). In vrijwel het gehele dijkringgebied is het risico gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar. In de dorpskernen is het risico gereduceerd tot minder dan 1000 euro per hectare per jaar. 98 Figuur 75: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar; basisberekening (links) en na uitvoering vijf risicogerichte verbeterstappen (rechts). In Figuur 76 zijn de FS-curve van de basisberekening en de situatie na de vijf risicogerichte verbeterstappen in één grafiek weergegeven. Figuur 76: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na de risicogerichte verbeterstappen. De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers na de risicogerichte verbeterstappen in ringdelen 1, 5, 6, 8 en 19 is 0,01 per jaar: 14% van het oorspronkelijke risico (0,08 slachtoffers per jaar). In Figuur 77 is het lokaal individueel risico (LIR) voor dijkring 21 na uitvoering van de vijf risicogerichte verbeterstappen weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). Uit de figuur blijkt dat het LIR in het noordoosten grotendeels kleiner wordt dan 10-6 per jaar. Figuur 77: Lokaal individueel risico (LIR); basisberekening (links) en na uitvoering vijf risicogerichte verbeterstappen (rechts). In Figuur 78 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na uitzetten van vakken/kunstwerken met een grote bijdrage in het risico in één grafiek weergegeven. 1,0E-01 FN-Curve FN Gevoeligheid III Overschrijdingskans (per jaar) 1,0E-02 1,0E-03 1,0E-04 1,0E-05 1,0E-06 1,0E-07 1 10 100 Slachtoffers (-) Figuur 78: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na risicogerichte verbeterstappen. 100 1000 Door het uitvoeren van vijf risicogerichte verbeterstappen in ringdelen 1, 5, 6, 8 en 19 kan het overstromingsrisico aanzienlijk worden verkleind. Hoewel de verbeteringen weinig invloed hebben op de overstromingskans, verkleinen zij het risico aanzienlijk. Het LIR wordt in praktisch het gehele dijkringgebied kleiner dan 10-5 per jaar. 7.4 Samenvatting gevoeligheidsanalyse Met de gevoeligheidsanalyse is het effect van verschillende verbetermaatregelen op dijkringniveau inzichtelijk gemaakt. In Tabel 21 is samengevat welke effecten de verschillende onderzochte maatregelen hebben op het risico van dijkring 21. In Figuur 79 is weergegeven welke vakken er worden verbeterd in de verschillende gevoeligheidsanalyses. Uit de analyses kan het volgende worden afgeleid: • • • • • De overstromingskans kan worden teruggebracht tot de getalswaarde van de huidige norm door de faalkans voor circa 15 km waterkering (20 dijkvakken) te reduceren tot een verwaarloosbaar niveau. Hiervan wordt 8,2 km in het kader van het HWBP2 versterkt. De overstromingskans wordt door maatregelen uit het HWBP2 gereduceerd tot 1/170 per jaar. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de betreffende dijkvakken integraal worden versterkt. Het risico wordt verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR wordt in enkele specifieke delen significant kleiner. In het noordoosten wordt het LIR teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het in de onversterkte situatie deels groter dan 10-5 per jaar was. De overstromingskans blijft na uitvoering van het HWBP2 relatief groot omdat enkele dijkvakken en kunstwerken, die niet worden versterkt, een relatief grote berekende faalkans hebben. In dijkvakken DV1 en DV23 zijn grote faalkansen (respectievelijk 1/1.500 en 1/1.300 per jaar) voor opbarsten en piping berekend. Voor de inlaatsluis Brakelseveer is een grote faalkans berekend voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid (circa 1/460 per jaar). Dit kunstwerk is in de toetsing niet beoordeeld. In het HWBP2 worden 13 dijkvakken verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief kleine faalkansen zijn berekend (< 1/100.000 per jaar). Door VNK2 wordt dus een gunstiger beeld van de sterkte van deze dijkvakken gegeven dan de derde toetsronde. Verschillen zijn grotendeels verklaarbaar door verschillende schematisatiekeuzes, zoals toegelicht in paragraaf 3.6. Na het uitvoeren van de HWBP2-maatregelen en het (indicatief) meenemen van de invloed van tijdsafhankelijkheid piping verbetermaatregelen is een faalkansreductie nodig van slechts 0,9 km waterkering en één kunstwerk benodigd om de overstromingskansen te verkleinen tot de economisch optimale overstromingskans per DPV-traject [ref 11]. Het risico kan zeer gericht worden verkleind tot het niveau waarop het lokaal individueel risico voor praktisch het hele dijkringgebied kleiner wordt dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Hiervoor is een faalkansreductie van circa 0,5 km waterkering en 1 kunstwerk benodigd. De overstromingskans blijft dan echter relatief groot. Tabel 21: Overzicht effecten maatregelen op het risico. Afnemende meeropbrengst HWBP2 Dijkverbetering 15,2 km & 3 kunstwerken 24,0 km Econ. Risico [% van basis] Slachtofferrisico [% van basis] Faalkans 3% 2% <1/2.000 55% 51% 1/170 Economisch optimale overstromingskans HWBP2 +0,9 km & 1 kunstwerk 11% 12% 1/800 Risicogericht 2,9 km & 1 kunstwerk 18% 13% 1/160 102 102 Figuur 79: Verbeterde dijkvakken in gevoeligheidsanalyse. 8 Conclusies en aanbevelingen Dit hoofdstuk beschrijft de conclusies en aanbevelingen die volgen uit het onderzoek naar het overstromingsrisico van dijkringgebied 21, Hoeksche Waard. De conclusies en aanbevelingen betreffen zowel de beschikbaarheid van gegevens, de faalkansen, de gevolgen, als het overstromingsrisico. 8.1 Conclusies 8.1.1 De kans op een overstroming in dijkringgebied 21 8.1.2 • De berekende overstromingskans van dijkringgebied 21 is groter dan 1/100 per jaar. In de kansberekeningen is geen rekening gehouden met de effectiviteit van noodmaatregelen. In grote delen van de dijkring is de faalkans relatief klein. • De faalmechanismen met de grootste faalkansbijdragen zijn opbarsten en piping bij dijken en onder- en achterloopsheid bij kunstwerken. Daarnaast heeft het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts een significante kansbijdrage. • De grootste faalkansen worden gevonden ter plaatse van het Zalmpad in OudBeijerland (DV01), het Simonsdijkje bij de jachthaven van Puttershoek (DV13b en DV14), de kering langs de Dordtsche Kil ter plaatse van de Boomdijk (DV23), Schuringse Haven (DV38) en de haven van Goudswaard (DV68). Dijkvakken DV01 en DV23 worden niet versterkt binnen het HWBP2. • Wanneer tijdsafhankelijkheid indicatief wordt meegenomen in de faalkansberekeningen voor de faalmechanismen opbarsten en piping bij dijken en onder- en achterloopsheid bij kunstwerken dan worden de faalkansen op vakniveau globaal met een factor 1,5 tot 5 gereduceerd. De grootste berekende faalkans op vakniveau wordt dan 1/1.000 per jaar voor dijken en 1/1.300 per jaar voor kunstwerken. De berekende overstromingskans blijft echter relatief groot: circa 1/200 per jaar. Hier is het lengte-effect bij dit faalmechanisme merkbaar, kort gezegd: hoe langer de waterkering, hoe groter de kans dat er ergens een doorbraak plaatsvindt. Bovendien worden andere zwakke plekken (voor andere faalmechanismen) dan relatief belangrijk. • De overstromingskans wordt door maatregelen uit het HWBP2 gereduceerd tot een faalkans van 1/170 per jaar. De overstromingskans blijft relatief groot omdat voor enkele dijkvakken en kunstwerken die niet worden versterkt relatief grote faalkansen worden berekend. Overigens worden binnen HWBP2, 13 vakken (7,6 km) verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief kleine faalkansen zijn berekend (kleiner dan 1/100.000 per jaar). VNK2 geeft hier een gunstiger beeld van de sterkte van de waterkering dan de wettelijke toetsing. De gevolgen van overstromingen in dijkringgebied 21 • Als er een overstroming optreedt, vallen er tot maximaal 140 slachtoffers, met een gemiddelde van 8 slachtoffers bij een overstroming. De maximale schade bedraagt 500 miljoen euro. • De verhoogde lijnelementen in het landschap hebben een grote invloed op de gebieden die bij dijkdoorbraken worden getroffen. Een groot gedeelte van het midden van dijkringgebied raakt bij beschouwde overstromingen niet overstroomd. Ook in 1953 zijn delen van het dijkringgebied door compartimentering gevrijwaard gebleven van overstroming. • 8.1.3 Doorbraken in de primaire waterkering langs de Oude Maas ten noordoosten van Puttershoek en langs de Dordtsche Kil ten zuiden ‘s Gravendeel hebben de grootste gevolgen. Bij een doorbraak overstroomt een groot deel van het oostelijke dijkringgebied respectievelijk ten zuiden van Puttershoek of ten noorden van Strijensas. Het overstromingsrisico in dijkringgebied 21 • Door de kansen op de verschillende overstromingsscenario’s te combineren met de gevolgen van een daarbij optredende overstroming, is het overstromingsrisico in beeld gebracht. Daarbij is zowel gekeken naar het economisch risico als het slachtofferrisico, zie Tabel 22. Economisch risico Slachtofferrisico Verwachtingswaarde economische schade (M€ per jaar) 1 Minimale economische schade bij een overstroming (M€) 7 Gemiddelde5 economische schade per overstroming (M€) 100 Maximaal6 economische schade bij een overstroming (M€) 500 Verwachtingswaarde aantal slachtoffers (per jaar) 0,1 Minimaal aantal slachtoffers bij een overstroming 0 5 Gemiddeld aantal slachtoffers per overstroming 6 Maximaal aantal slachtoffers bij een overstroming Overlijdenskans van een individu per locatie, exclusief het effect van preventieve evacuatie (per jaar) (plaatsgebonden risico) Overlijdenskans van een individu per locatie, inclusief het effect van preventieve evacuatie (per jaar) (lokaal individueel risico) 8 140 Grotendeels kleiner dan 10-5 In het noorden lokaal tussen 10-4 en 10-5 Grotendeels kleiner dan 10-5 In het noorden lokaal tussen 10-4 en 10-5 Tabel 22: Resultaten risicoberekeningen voor dijkringgebied 21. • Het plaatsgebonden risico is in het grootste deel van het dijkringgebied kleiner dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten), Oud-Beijerland (noorden) en Piershil (noordwesten) wordt voor enkele gedeelten een plaatsgebonden risico berekend tussen 1/10.000 en 1/100.000 per jaar. • Aangezien bij een overstroming naar verwachting gemiddeld genomen slechts een klein deel van de bevolking geëvacueerd zal zijn (evacuatiefractie 0,11) is het lokaal individueel risico nagenoeg gelijk aan het plaatsgebonden risico. • Met maatregelen uit het HWBP2 wordt zowel het economisch risico als het slachtofferrisico verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR wordt voor het hele dijkringgebied kleiner dan 10-5 per jaar. 5 De gemiddelde economische schade of het gemiddeld aantal slachtoffers is de verwachtingswaarde gedeeld door de overstromingskans. 6 Met maximaal wordt hier bedoeld de gevolgen die behoren bij het beschouwde overstromingsscenario met de grootste gevolgen. Overstromingsscenario’s die niet zijn beschouwd in de risicoanalyse kunnen mogelijk grotere gevolgen hebben. 104 • 8.2 De ringdelen RD01, RD05, RD06, RD08 en RD19 leveren een grote bijdrage aan het overstromingsrisico (ruim 80%). Een vijftal verbeteringen in deze ringdelen (DV01, DV13b, DV14, DV21 en VNK.21.03.003 Inlaatsluis Brakelseveer) zou het economisch risico reduceren tot 0,18 miljoen euro per jaar (18% van het oorspronkelijke risico) en het slachtofferrisico tot 0,01 per jaar (14% van het oorspronkelijke risico). Het lokaal individueel risico zou hiermee in het gehele dijkringgebied worden teruggebracht tot een waarde kleiner dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Aanbevelingen De uitgevoerde analyses van VNK2 leveren inzicht in het huidige risico en effectieve manieren om het risico te reduceren. Op basis van de resultaten van huidige analyse wordt het volgende aanbevolen: • Wanneer een significante reductie van de overstromingskans (kleiner dan 1/2.000 per jaar) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de dijkversterkingen die worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de faalkansen van dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland) en DV23 (langs de Dordtsche Kil) en inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen wordt om deze vakken op basis van aanvullende gegevens nader te beschouwen en indien nodig maatregelen te treffen. • Wanneer een significante reductie van het overstromingsrisico (LIR kleiner dan 10-5) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de dijkversterkingen die worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de faalkansen van dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland), DV14 (Simonsdijkje jachthaven Oud-Beijerland) en DV23 (langs de Dordtsche Kil) en inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen wordt om deze vakken op basis van aanvullende gegevens nader te beschouwen en indien nodig maatregelen te treffen. • Bij de grote berekende faalkansen voor de faalmechanismen opbarsten en piping en macrostabiliteit binnenwaarts heeft de demping in de stijghoogte mogelijk een grote invloed. Het wordt aanbevolen om deze invloed nader te onderzoeken door middel van peilbuismetingen in relatie tot de buitenwaterstand. • Bij dijkvak DV38 een grote faalkans berekend voor opbarsten en piping: 1/1.800 per jaar. Deze faalkans wordt beïnvloed door onzekerheid over de aanwezigheid van een kleilaag in het voorland. Wanneer over het gehele dijkvak het voorland wordt meegerekend in de kwelweglengte dan wordt de faalkans voor dit faalmechanisme verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000 per jaar). Aanbevolen wordt om de aanwezigheid van de kleilaag vast te stellen omdat nu onzeker is of de grote berekende faalkans terecht is. • De zeer kleine berekende faalkans voor opbarsten en piping in DV29 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. Er is onzekerheid over de pipinggevoelige zandlaag en het intredepunt dat nu buiten de jachthaven gekozen is. Wanneer het intredepunt wel in de haven ligt dan wordt met de kortste kwelweglengte (circa 45 m) een zeer grote faalkans berekend van circa 1/100 per jaar. Aanbevolen wordt om het intredepunt vast te stellen en de pipinggevoelige zandlaag nader te onderzoeken omdat nu onzeker is of de kleine berekende faalkans terecht is. • Ten aanzien van de kunstwerken in deze dijkring moeten verbeteringen gezocht worden in sluitprotocollen. Hiermee kan de faalkans voor het faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting worden verkleind. Aanbevolen wordt om de sluitprotocollen te heroverwegen. • 106 Bij de meeste kunstwerken is niet bekend of er bodembescherming aan de binnenzijde van het kunstwerk ligt en welke sterkte deze heeft. De sterkteeigenschappen zijn in de uitgevoerde berekeningen conservatief gekozen. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van kwelschermen en de grondopbouw ter plaatse van het kunstwerk. Aanbevolen wordt om ter plaatse van de kunstwerken grondonderzoek uit te voeren en de aanwezigheid en eigenschappen van bodembescherming en kwelschermen nader te onderzoeken omdat nu onzeker is of de grote berekende faalkansen terecht zijn. Bijlage A ref 1. Literatuur Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2010, Van Ruwe Data tot Overstromingsrisico. HB-nummer: RWS-858538, 25 november 2010. ref 2. Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2013, Overall Kunstwerkenrapport, dijkring 21 Hoeksche Waard. ref 3. Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2013, Dijkring 21 Hoeksche Waard Achtergrondrapport. ref 4. Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., Koster, T., 2008, Theoriehandleiding PC-Ring versie 5.0. Deel A: Mechanismebeschrijvingen, 2902-2008, TNO. ref 5. Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding PC-Ring, Versie 4.0, Deel B: Statistische modellen, april 2003, TNO. ref 6. Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding ref 7. Maaskant, B. et al. 2009, Evacuatieschattingen Nederland. PR1718.10. HKV PC-Ring, Versie 4.0, Deel C: Rekentechnieken, april 2003, TNO. LIJN IN WATER, juli 2009. ref 8. VNK2, 2009, Conditionele kansen en evacuatiefracties binnen VNK2 Memorandum, oktober 2009. ref 9. ENW, 2010, Piping. Realiteit of rekenfout?, januari 2010. ref 10. Kok, M., et al., 2004, Standaardmethode2004 Schade en Slachtoffers als gevolg van overstromingen, DWW-2005-005, HKV LIJN IN WATER, november 2004. ref 11. Deelprogramma Veiligheid, 2013. Op weg naar nieuwe normen: een technischinhoudelijke uitwerking. Werkdocument Deelprogramma Veiligheid, concept van 6 september 2013 (vs2). ref 12. Watersnoodkrant 1953 – 2003 (uitgave in 2003). Een gezamenlijke uitgave van alle gemeenten in de Hoeksche Waard, Waterschap de Groote Waard en Het Kompas. ref 13. Deltares, 2012. Geologische toelichting bij dijkring 21 Hoeksche Waard. Kenmerk: 1206930-000-BGS-0020. ref 14. Zwang et al. 2009. Zettingsvloeiing en afschuiving oevers Spui. Fugro. ref 15. Piek, R. 2008. Veiligheidkaart Nederland in Kaart: Gevolgenberekeningen Dijkring 17, Provincie Zuid-Holland, document PZH-2008 Bijlage B Begrippenlijst Afschuiving Een verplaatsing van (een deel van) een grondlichaam. De term afschuiving wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Beheerder De overheid waarbij de (primaire) waterkering in beheer is. Beheersgebied Het in de legger gespecificeerd areaal dat als waterkering wordt aangemerkt en door de waterkeringbeheerder wordt beheerd. Bekleding De afdekking van de kern van een dijk ter bescherming tegen golfaanvallen en langsstromend water. De taludbekleding bestaat uit een erosiebestendige toplaag, inclusief de onderliggende vlijlaag, filterlaag, kleilaag en/of geotextiel. Belasting De op een constructie (een waterkering) uitgeoefende in- en uitwendige krachten. Benedenrivierengebied Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten westen van de lijn Schoonhoven – Werkendam – Dongemond, inclusief Hollands Diep en Haringvliet, zonder de Hollandsche IJssel. Berm Een extra verbreding aan de binnendijkse of buitendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden, zandmeevoerende wellen te voorkomen en/of de golfoploop te reduceren. Binnentalud Het hellend vlak van het dijklichaam aan de binnenzijde van de dijk. BKL Basis kustlijn. Bij het vigerende kustbeleid worden suppleties uitgevoerd indien de kustlijn zich landwaarts van de BKL bevindt. Bovenrivierengebied Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten oosten van de lijn Schoonhoven - Werkendam - Dongemond. De waterstanden worden daar niet beïnvloed door het getij van de Noordzee. Bres Een doorgaand gat in de waterkering, dat is ontstaan door overbelasting. Buitentalud Hellend vlak van het dijklichaam aan de kerende zijde. Buitenwater Oppervlaktewater waarvan de waterstand direct onder invloed staat van de waterstand op zee, de grote rivieren, het IJsselmeer of het Markermeer. Decimeringhoogte De peilvariatie die behoort bij een vergroting of verkleining van de overschrijdingsfrequentie met een factor 10. Dijkring Stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden, dat een dijkringgebied omsluit en beveiligt tegen overstromingen. Dijkringgebied Een gebied dat door een stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden beveiligd wordt tegen overstromingen vanuit zee, het IJsselmeer, Markermeer en/of de grote rivieren. Dijkringsegment Een deel van de dijkring, dat beheerd wordt door één beheerder en dat bestaat uit één type waterkering. Dijkvak Een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen homogeen zijn. Duin Zandlichaam (al dan niet verdedigd) bestemd tot het keren van water. Duinafslag Faalmechanisme voor duinen dat betrekking heeft op de erosie van een duin onder stormcondities. Faalmechanisme De wijze waarop een waterkering faalt. Voor dijken en kunstwerken worden elk vier faalmechanismen beschouwd. Voor duinen wordt duinafslag beschouwd. Falen Het niet meer vervullen van de primaire functie (water keren) en/of het niet meer voldoen aan vastgestelde criteria. Gemiddelde waarde van een stochast De verwachtingswaarde (m) van een stochast. Gevolgenmatrix De gevolgenmatrix is een dataset per dijkringgebied, met voor elk ringdeel een breslocatie en per breslocatie een aantal overstromingsberekeningen en daarbij behorende gevolgen (resultaten van HIS-SSM berekeningen). Golfoploop De hoogte boven de stilwaterstand tot waar een tegen het talud oplopende golf reikt (de 2% golfoploop wordt door 2% van de golven overschreden). Golfoverslag De hoeveelheid water die door golven per strekkende meter gemiddeld per tijdseenheid over de waterkering slaat. 110 Grensprofiel Het duinprofiel dat na afslag bij ontwerpomstandigheden nog minimaal aanwezig moet zijn. Grenstoestand De toestand waarin de sterkte van een constructie of een onderdeel daarvan nog juist evenwicht maakt met de daarop werkende belastingen. Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kansen op overschrijding van bepaalde slachtofferaantallen. JARKUS Het landelijk bestand met diepte- en hoogtemetingen van de Nederlandse zandige kust per jaar. Kansdichtheidfunctie Een functie die aan elke mogelijke waarde van een stochast een kansdichtheid toekent. Karakteristieke waarde Een op basis van een statistische analyse bepaalde waarde met een kleine onder- of overschrijdingskans. In de praktijk wordt voor materiaaleigenschappen vaak uitgegaan van een waarde met een onderschrijdingskans van 5%. Kruin De strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn. Kruinhoogte De hoogte van de buitenkruinlijn. Kwel Het uittreden van grondwater onder invloed van een grotere stijghoogte aan de buitenzijde van het beschouwde gebied. Kwelsloot Een sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te vangen en af te voeren. Kwelweg Mogelijk pad dat het kwelwater in de grond aflegt, van het intreepunt naar het uittreepunt. Lengte-effect Het verschijnsel dat de faalkans van een waterkering toeneemt met de lengte. Dit is het gevolg van het feit dat de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt groter wordt als er een grotere lengte wordt beschouwd. Lokaal individueel risico (LIR) De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in het dijkringgebied bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de berekening van het lokaal individueel risico worden de mogelijkheden voor preventieve evacuatie meegenomen. Macrostabiliteit De naam van een faalmechanisme waarbij de zich een glijvlak in het talud en de ondergrond vormt. Marsroute Voorloper van het onderzoeksprogramma ‘Overstromingsrisico’s: een studie naar kansen en gevolgen’ MKL Momentane ligging van de kustlijn. De actuele positie van de kustlijn. Modelfactor Een factor die onzekerheden in de modellering tot uitdrukking brengt. NAP Normaal Amsterdams Peil. Ontwerppunt Het ontwerppunt is de meest waarschijnlijke combinatie van de waarden van stochasten waarvoor geldt dat de grenstoestandfunctie (sterkte belasting) gelijk aan 0 is. Opbarsten Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opbarsten wordt gebruikt bij het faalmechanisme opbarsten en piping. Opdrijven Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opdrijven wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Overloop Het verschijnsel waarbij water over de kruin van een dijk stroomt omdat de buitenwaterstand hoger is dan de kruin van de dijk. Overschrijdingsfrequentie Het gemiddeld aantal keren dat een waarde wordt bereikt of overschreden in een bepaalde periode. Overschrijdingskans De kans dat het toetspeil wordt bereikt of overschreden. Overstromingskans De kans dat een gebied overstroomt doordat de waterkering rondom dat gebied (de dijkring) op één of meer plaatsen faalt. Overstromingsrisico De combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen. De gevolgen worden uitgedrukt in schade of slachtoffers. Het slachtofferrisico wordt ondermeer weergegeven als groepsrisico en als lokaal individueel risico. Overstromingsberekening Een berekening van het overstromingspatroon voor één of meerdere doorbraken in een dijkring. 112 Overstromingsscenario Een unieke combinatie van falende en niet-falende ringdelen die leidt tot de overstroming van (een deel van) een dijkringgebied. PC-Ring Een probabilistisch model dat waarmee faalkansen berekend kunnen worden voor verschillende faalmechanismen voor dijken, duinen en kunstwerken. Daarnaast kunnen met PC-Ring faalkansen per vak en faalmechanisme worden gecombineerd tot faalkansen op ringniveau. Ook kunnen met PC-Ring scenariokansen worden berekend. PC-ViNK Een applicatie die het mogelijk maakt om een segment binnen een dijkring in vakken op te knippen en waarmee de data voor het VNKinstrumentarium beheerd kan worden. PC-ViNK draait op een centrale server zodat het gehele werkproces in VNK2 traceerbaar is. Plaatsgebonden risico (PR) De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in het dijkringgebied bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de berekening van het plaatsgebonden risico worden de mogelijkheden voor preventieve evacuatie niet meegenomen. Piping Het verschijnsel waarbij er als gevolg van erosie door grondwaterstroming kanalen ontstaan in een grondlichaam. Primaire waterkering Een waterkering die ofwel behoort tot het stelsel waterkeringen dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden - omsluit, ofwel vóór een dijkringgebied is gelegen. Primaire waterkeringen kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën: a: Een waterkering die direct buitenwater keert b: Een voorliggende of verbindende kering c: Een waterkering die indirect buitenwater keert d: Een waterkering die in het buitenland is gelegen Reststerkte Reststerkte is een verzamelbegrip voor de resterende sterkte van de dijk nadat een initiërend faalmechanisme is opgetreden. In VNK2 wordt er bij het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam met verschillende reststerktemodellen gerekend. Hiermee wordt de kans op het ontstaan van een bres berekend nadat de bekleding is beschadigd. Bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts kan ook de sterkte van de dijk nadat de eerste afschuiving heeft plaatsgevonden worden meegenomen in de faalkansberekening. Ringdeel Een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende schade. RisicoTool Applicatie waarmee het overstromingsrisico van het dijkringgebied berekend kan worden, op basis van beschikbare scenariokansen en de gevolgenmatrix. Scenariokans De kans op een overstromingsscenario. Strijklengte De lengte van het voor de waterkering gelegen wateroppervlak waarover de wind waait. Stabiliteitsfactor De factor waarin het verschil tussen sterkte en belasting wordt uitgedrukt voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Standaardafwijking Een maat voor de spreiding rond het gemiddelde. Stochastische variabele Een onzekere grootheid. De kansen op de verschillende waarden van een stochast worden beschreven door een kansdichtheidfunctie. Systeemwerking Dit zijn effecten waar een doorbraak in de ene dijkring leidt tot het ontlasten of juist overstromen (cascade-effect) van een andere dijkring. Systeemwerking betreft dus de interactie tussen twee of meer dijkringen. Systeemwerking wordt niet meegenomen in VNK2. Teen De onderrand van het dijklichaam aan de buitendijkse zijde van de dijk (de overgang van dijk naar voorland). Variatiecoëfficiënt (V) De verhouding tussen de standaardafwijking (s) en het gemiddelde (m): V = s/m. Veiligheidsnorm Eis waaraan een primaire waterkering moet voldoen, aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren. Verhang De verhouding tussen het verschil in stijghoogte tussen twee punten en de afstand tussen die punten; wordt ook wel gradiënt genoemd. Verval Het verschil in stijghoogte tussen twee punten, bijvoorbeeld de twee zijden van een waterkering. Verwachtingswaarde van een stochast De gemiddelde waarde van een stochast; het eerste moment van de kansdichtheidfunctie. Voorland Het gebied aansluitend aan de buitenzijde van de waterkering. Dit gebied wordt ook wel vooroever genoemd. Ook een diepe steile stroomgeul bij een schaardijk valt onder de definitie van voorland. Het voorland kan zowel onder als boven water liggen. 114 Werklijn De relatie tussen de rivierafvoer en de statistisch bepaalde overschrijdingsfrequentie van de rivierafvoer, zoals deze door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt gehanteerd voor het bepalen van de ontwerpafvoer voor de versterking van dijken. Zandmeevoerende wel Een wel die zand meevoert uit de ondergrond. Bijlage C Vakindeling en locatieaanduiding dijkring 21 van dijkvak [km] tot [km] reden vakgrens DV1 69,02 1,13 vakgrens ivm ringdeelgrens DV2 1,13 1,88 vakgrens ivm dijknormaal en HT DV3 1,88 2,63 vakgrens ivm ringdeelgrens DV4 2,63 2,80 vakgrens ivm dijkversterking DV5 2,80 4,00 vakgrens ivm dijkversterking DV6 4,00 5,00 vakgrens ivm vaklengte DV7 5,00 6,00 vakgrens ivm vaklengte DV8 6,00 6,80 vakgrens ivm ringdeelgrens DV9 6,80 8,18 vakgrens ivm vaklengte DV10 8,18 10,23 vakgrens ivm dijknormaal DV11 10,23 11,80 vakgrens ivm ringdeelgrens DV12 11,80 13,35 vakgrens ivm dijknormaal DV13a 13,35 13,55 vakgrens ivm dijkversterking DV13b 13.55 13.6 DV14 13,6 14,10 vakgrens ivm dijkversterking vakgrens vanwege toets stabiliteit DV15 14,10 15,52 vakgrens ivm dijkversterking DV16 15,52 17,00 vakgrens ivm dijkversterking DV17 17,00 18,49 vakgrens ivm ringdeelgrens DV18+19 18,49 19,62 vakgrens ivm vaklengte DV20 19,62 20,60 vakgrens ivm toets stabiliteit DV21 20,60 22,00 vakgrens ivm vaklengte DV22 22,00 22,68 vakgrens ivm ringdeelgrens DV23 22,68 24,28 vakgrens ivm toets piping DV24 24,28 25,00 vakgrens toetsing DV25 25,00 25,66 vakgrens ivm toets piping DV26 25,66 26,49 vakgrens ivm dijknormaal DV27 26,49 27,00 vakgrens ivm toets bekleding DV28 27,00 27,50 vakgrens verschuiven ivm dijkversterking + ringdeel DV29 27,50 28,30 vakgrens ivm toets stabiliteit DV30 28,30 29,38 vakgrens ivm ringdeel. DV31 29,38 30,38 vakgrens verschuiven ivm dijkversterking DV32 30,38 30,90 vakgrens ivm toets stabiliteit DV33 30,90 31,60 vakgrens ivm piping DV34 31,60 31,90 vakgrens verschuiven ivm dijkversterking DV35 31,90 32,55 vakgrens ivm ringdeelgrens DV36 32,55 33,60 vakgrens ivm voorland en piping DV37 33,60 34,20 vakgrens ivm toets stabiliteit DV38 34,20 36,20 vakgrens ivm toets stabiliteit DV39 36,20 36,64 vakgrens ivm toets stabiliteit DV40 36,64 36,70 vakgrens ivm dijknormaal DV41 36,70 39,00 vakgrens ivm vaklengte DV42 39,00 39,93 vakgrens ivm ringdeel DV43 39,93 41,00 vakgrens toetsing handhaven, afronding DV44 41,00 41,28 vakgrens verschuiven ivm dijknormaal en dijkversterking DV45 41,28 41,47 vakgrens ivm ringdeel DV46 41,47 42,54 vakgrens ivm ringdeelgrens DV47 42,54 43,00 vakgrens ivm ringdeel DV48 43,00 43,30 vakgrens ivm toets stabiliteit DV49 43,30 43,65 vakgrens ivm dijkversterking DV50 43,65 44,70 vakgrens ivm ringdeelgrens DV51 44,70 44,82 vakgrens ivm ringdeel DV52 44,82 45,88 vakgrens ivm dijkversterking DV53 45,88 47,00 vakgrens ivm vaklengte DV54 47,00 48,00 vakgrens ivm vaklengte DV55 48,00 49,00 vakgrens ivm vaklengte DV56 49,00 50,00 vakgrens ivm vaklengte DV57 50,00 51,00 vakgrens ivm vaklengte DV58 51,00 52,5 vakgrens ivm vaklengte 52,5 53,30 vakgrens ivm vaklengte DV61 53,30 54,88 (metreringsverschil) DV62 54,88 55,30 vakgrens ivm toets stabiliteit DV63 55,30 56,10 vakgrens ivm toets stabiliteit DV64 56,10 57,20 vakgrens ivm toets stabiliteit DV65 57,20 58,10 vakgrens ivm toets stabiliteit DV66 58,10 58,70 vakgrens ivm toets stabiliteit DV67 58,70 59,00 vakgrens ivm ringdeelgrens DV68 59,00 60,30 vakgrens ivm toets stabiliteit DV69 60,30 60,60 DV70 60,60 61,28 vakgrens ivm toets stabiliteit DV71 61,28 62,30 vakgrens ivm vaklengte DV72 62,30 63,13 DV73 63,13 63,40 vakgrens ivm toets stabiliteit DV74 63,40 63,70 vakgrens ivm dijkversterking DV75 63,70 64,50 vakgrens ivm toets piping DV76 64,50 65,30 vakgrens ivm toets stabiliteit DV77 65,30 66,30 vakgrens ivm toets piping DV78 66,30 67,30 vakgrens ivm toets stabiliteit DV79 67,30 68,90 vakgrens ivm dijkversterking DV80 68,90 69,02 vakgrens ivm ringdeelgrens DV59+60 vakgrens ivm dijknormaal en dijkversterking vakgrens ivm toets stabiliteit en dijkversterking (metreringsverschil) vakgrens ivm ringdeelgrens en dijkversterking 118 (metreringsverschil) 121 1/485.000 1/146.000 1/146.000 1/69.000 DV4_km2,625-km2,8 DV5_km2,8-km4 DV5_km2,8-km4 DV6_km4-km5 DV6_km4-km5 <1/1.000.000 1/120.000 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/3.900 <1/1.000.000 1/3.900 1/1.600 1/1.600 1/36.000 1/36.000 1/26.000 DV12_km11,8-km13,35 DV11_km10,23-km11,8 DV13a_km13,35-km13,55 DV12_km11,8-km13,35 DV13b_km13,55-km13,67 DV13a_km13,35-km13,55 DV13b_km13,55-km13,67 DV14_km13,67-km14,1 DV14_km13,67-km14,1 DV15_km14,1-km15,52 DV15_km14,1-km15,52 DV16_km15,52-km17 1/26.000 1/120.000 1/46.000 DV11_km10,23-km11,8 DV10_km8,175-km10,23 DV16_km15,52-km17 <1/1.000.000 1/46.000 DV9_km6,8-km8,175 DV10_km8,175-km10,23 1/52.000 1/52.000 <1/1.000.000 DV8_km6-km6,8 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV8_km6-km6,8 DV9_km6,8-km8,175 DV7_km5-km6 DV7_km5-km6 1/1.200 1/1.200 <1/1.000.000 <1/1.000.000 1/3.800 1/3.800 1/485.000 DV1_km69,015-km0,88 DV1_km69,015-km0,88 DV2_km0,88-km1,88 DV2_km0,88-km1,88 DV3_km1,88-km2,625 DV3_km1,88-km2,625 DV4_km2,625-km2,8 1/69.000 Vakkans Vakkans Dijkvak Dijkvak Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Dominant faalmechanisme Dominant faalmechanisme Onvoldoende stabiliteit, piping Onvoldoende stabiliteit Onvoldoende stabiliteit, piping Onvoldoende Onvoldoendestabiliteit stabiliteiten piping Onvoldoende stabiliteit Onvoldoende stabiliteit en piping Onvoldoende Onvoldoendestabiliteit steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende stabiliteit Onvoldoende stabiliteit Onvoldoende piping Onvoldoende piping Resultaat Resultaat 3e toetsing 3e toetsing (NO/O) (NO/O) Dijkversterking Dijkversterking geprioriteerd geprioriteerd (PP/VKA) (PP/VKA) Faalmechanisme Faalmechanisme dat wordt dat wordt versterkt door versterkt door HWBP HWBP km13,6-14,1 Noord Hoeksche Waard km13,6-14,1 Noord Hoeksche Waard km5,4-6,0 Noord km5,4-6,0 Hoeksche Waard Noord Hoeksche Waard km15,5-17,0 km15,5-17,0 Hoeksche Waard Noord Hoeksche Waard Noord km13,53-14,1 km13,53-14,1 Hoeksche Waard Noord Hoeksche Waard Noord stabiliteit, piping,hoogte, stabiliteit, piping, stabiliteit hoogte, piping,hoogte, stabiliteit piping, hoogte, hoogte, Hoeksche Waard Hoeksche Waard Noord piping,hoogte, Hoeksche Waard Noord Hoeksche Waard Noord piping, km1,88-4,0 stabiliteit, Noord km1,88-3,96 km1,88-4,0 stabiliteit, bekleding (deels) km1,88-3,96 bekleding (deels) Dijkversterking Dijkversterking ongeprioriteerd ongeprioriteerd e e Bijlage enen dijkversterkingstrajecten Bijlage D D Vergelijking Vergelijkingfaalkansen faalkansenVNK2, VNK2,3 3toetsing toetsing dijkversterkingstrajecten 122 Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Opbarsten en piping 1/230.000 1/4.600 1/190.000 DV17_km17-km18,49 DV18+19_km18,49-km19,62 DV20_km19,62-km20,6 1/258.000 1/167.000 1/223.000 DV39_km36,2-km36,64 DV40_km36,64-km37,18 DV41_km37,18-km39 122 1/1.800 <1/1.000.000 DV35_km31,9-km32,55 DV38_km34,2-km36,2 1/8.200 DV34_km31,6-km31,9 1/70.000 <1/1.000.000 DV33_km30,9-km31,6 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV32_km30,375-km30,9 DV37_km33,6-km34,2 1/6.200 DV31_km29,375-km30,375 DV36_km32,55-km33,6 1/6.900 DV30_km28,3-km29,375 Overloop/golfoverslag 1/133.000 DV27_km26,49-km27 1/34.000 1/6.800 DV26_km25,66-km26,49 1/980.000 <1/1.000.000 DV25_km25-km25,66 DV28_km27-km27,5 1/28.000 DV24_km24,28-km25 DV29_km27,5-km28,3 Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam 1/1.300 DV23_km22,68-km24,28 Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag 1/2.800 <1/1.000.000 DV21_km20,6-km22 DV22_km22-km22,68 Opbarsten en piping Dominant faalmechanisme Vakkans Dijkvak Onvoldoende piping Onvoldoende piping Onvoldoende piping Onvoldoende piping Onvoldoende steenbekleding en piping Nader onderzoek piping Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Nader onderzoek piping Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding nader onderzoek stabiliteit en piping Onvoldoende steenbekleding (NO/O) km31,9-36,64 Zuid Hoeksche Waard km27,5-30,9 Zuid Hoeksche Waard Dijkversterking ongeprioriteerd Resultaat 3e toetsing km31,9-36,64 Hoeksche Waard Zuid km27,5-30,9 Hoeksche Waard Zuid bekleding (deels) HWBP dat wordt versterkt door (PP/VKA) Faalmechanisme geprioriteerd Dijkversterking 123 Macrostabiliteit binnenwaarts Overloop/golfoverslag 1/170.000 1/103.000 1/274.000 1/469.000 1/164.000 1/102.000 <1/1.000.000 1/14.000 1/26.000 1/53.000 1/249.000 DV43_km39,925-km41 DV44_km41-km41,28 DV45_km41,28-km41,465 DV46_km41,465-km42,54 DV47_km42,54-km43 DV48_km43-km43,3 DV49_km43,3-km43,65 DV50_km43,65-km44,7 DV51_km44,7-km44,82 DV52_km44,82-km45,88 DV53_km45,88-km47 1/2.000 1/7.100 1/550 DV66_km58,1-km58,7 DV67_km58,7-km59 DV68_km59-km60,3 1/714.000 1/15.000 DV65_km57,2-km58,1 DV69_km60,3-km60,6 1/32.000 DV64_km56,1-km57,2 1/32.000 DV61_km53,3-km54,875 1/63.000 1/231.000 DV59+60_km52,5-km53,3 1/61.000 1/72.000 DV63_km55,4-km56,1 Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam 1/213.000 DV57_km50-km51 DV58_km51-km52,5 DV62_km54,875-km55,4 Overloop/golfoverslag DV56_km49-km50 Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Opbarsten en piping Opbarsten en piping Macrostabiliteit binnenwaarts Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag 1/299.000 DV55_km48-km49 Overloop/golfoverslag 1/157.000 <1/1.000.000 DV54_km47-km48 Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Overloop/golfoverslag <1/1.000.000 DV42_km39-km39,925 Dominant faalmechanisme Vakkans Dijkvak Onvoldoende piping Onvoldoende piping Onvoldoende piping Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding (NO/O) km54,9-68,9 Spui Oost km41,28-45,88 Zuid Hoeksche Waard Dijkversterking ongeprioriteerd Resultaat 3e toetsing Km54,9-60,3 Spui Oost km44,7-45,9 Hoeksche Waard Zuid km43,0-43,65 Hoeksche Waard Zuid km41,3-42,6 Hoeksche Waard Zuid bekleding stabiliteit, piping, HWBP dat wordt versterkt door (PP/VKA) Faalmechanisme geprioriteerd Dijkversterking 124 <1/1.000.000 1/224.000 1/300.000 1/1.800 1/45.000 <1/1.000.000 1/460 <1/1.000.000 1/48.000 1/1.700 <1/1.000.000 DV79_km67,3-km68,9 DV80_km68,9-km0 VNK.21.02.001 VNK.21.02.003 VNK.21.02.005 VNK.21.03.002 VNK.21.03.003 VNK.21.03.005 VNK.21.03.008 VNK.21.03.011 VNK.21.04.002 124 1/28.000 <1/1.000.000 DV76_km64,5-km65,3 <1/1.000.000 <1/1.000.000 DV75_km63,7-km64,5 DV78_km66,3-km67,3 <1/1.000.000 DV74_km63,4-km63,7 DV77_km65,3-km66,3 1/8.400 1/17.000 1/277.000 DV71_km61,28-km62,3 DV73_km63,13-km63,4 1/6.400 DV70_km60,6-km61,28 DV72_km62,3-km63,13 Vakkans Dijkvak niet sluiten piping niet sluiten piping piping Sterkte en stabiliteit piping piping Sterkte en stabiliteit Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Opbarsten en piping Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Overloop/golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Opbarsten en piping Macrostabiliteit binnenwaarts Dominant faalmechanisme geen oordeel stabiliteit niet getoetst niet getoetst constructieonderdelen en piping/heave geen oordeel stabiliteit niet getoetst niet getoetst betrouwbaarheid sluiten constructieonderdelen, piping/heave en geen oordeel stabiliteit piping/heave stabiliteit constructieonderdelen en constructie/grondlichaam, Onvoldoende stabiliteit niet getoetst Onvoldoende piping Onvoldoende steenbekleding en piping Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding Onvoldoende steenbekleding en piping Onvoldoende steenbekleding en piping Onvoldoende steenbekleding en piping (NO/O) Dijkversterking ongeprioriteerd Resultaat 3e toetsing km65,3-67,3 Spui Oost km63,2-63,5 Spui Oost km60,65-61,28 Spui Oost stabiliteit stabiliteit bekleding stabiliteit, piping, HWBP dat wordt versterkt door (PP/VKA) Faalmechanisme geprioriteerd Dijkversterking 125 Dijkvak Vakkans Dominant faalmechanisme sluiten constructieonderdelen en betrouwbaarheid (NO/O) Dijkversterking ongeprioriteerd Resultaat 3e toetsing HWBP dat wordt versterkt door (PP/VKA) Faalmechanisme geprioriteerd Dijkversterking Bijlage E Overzicht resultaten derde toetsronde 128 Bijlage F Overstromingsscenario’s en koppelingen gevolgenberekening Scenario ID Scenario Doorbraaklocatie Scenariokans OM/SSM berekeningen 1 Scenario 1 RD01 7,71E-04 bres21-01_TP_O_bresUc02 2 Scenario 2 RD02 1,90E-04 bres21-02_TP_O_bresUc02 3 Scenario 3 RD03 3,08E-05 bres21-03_TPplus1D_G_bresUc02 4 Scenario 4 RD04 3,42E-06 bres21-04_TPplus1D_G_bresUc02 5 Scenario 5 RD05 2,47E-04 bres21-05_TP_G_bresUc05_lang 6 Scenario 6 RD06 6,45E-04 bres21-06_TP_G_bresUc02_lang 7 Scenario 7 RD07 1,88E-04 bres21-07_TPplus1D_G_bresUc02 8 Scenario 8 RD08 3,07E-04 bres21-08_TPplus1D_G_bresUc02_lang 9 Scenario 9 RD09 7,51E-04 bres21-09_TPplus1D_G_bresUc05 10 Scenario 10 RD10 9,27E-05 bres21-10_TPplus1D_G_bresUc05 11 Scenario 11 RD11 1,59E-04 bres21-11_TP_G_bresUc05 12 Scenario 12 RD12 1,11E-03 bres21-12_TPplus1D_G_bresUc02 13 Scenario 13 RD14 3,80E-06 bres21-14_TPplus2D_G_bresUc02 14 Scenario 14 RD15 5,39E-05 bres21-15_TPplus2D_G_bresUc02 15 Scenario 15 RD16 6,24E-04 bres21-16_TP_G_bresUc02 16 Scenario 16 RD17 6,07E-05 bres21-17_TPplus2D_G_bresUc05 17 Scenario 17 RD18 2,50E-03 bres21-18_TP_G_bresUc05 18 Scenario 18 RD19 2,21E-03 bres21-19_TP_G_bresUc02 19 Scenario 19 RD01, RD02 3,23E-06 0102 20 Scenario 20 RD01, RD09 1,26E-05 0109 21 Scenario 21 RD01, RD12 7,06E-06 0112 22 Scenario 22 RD01, RD18 1,30E-05 0118 23 Scenario 23 RD01, RD19 2,92E-06 0119 24 Scenario 24 RD02, RD09 2,08E-05 0209 25 Scenario 25 RD02, RD12 8,97E-06 0212 26 Scenario 26 RD02, RD18 8,04E-06 0218 27 Scenario 27 RD03, RD15 4,79E-06 0315 28 Scenario 28 RD03, RD17 2,98E-06 0317 29 Scenario 29 RD06, RD09 3,22E-06 0609 30 Scenario 30 RD06, RD12 2,90E-06 0612 31 Scenario 31 RD06, RD18 4,48E-06 0618 32 Scenario 32 RD07, RD09 5,97E-06 0709 33 Scenario 33 RD07, RD12 2,70E-06 0712 130 34 Scenario 34 RD07, RD18 5,61E-06 0718 35 Scenario 35 RD08, RD09 9,04E-06 0809 36 Scenario 36 RD08, RD12 3,94E-06 0812 37 Scenario 37 RD08, RD18 1,13E-05 0818 38 Scenario 38 RD09, RD10 1,22E-05 0910 39 Scenario 39 RD09, RD12 3,18E-05 0912 40 Scenario 40 RD09, RD17 2,86E-06 0917 41 Scenario 41 RD09, RD18 5,07E-05 0918 42 Scenario 42 RD09, RD19 6,15E-06 0919 43 Scenario 43 RD10, RD12 3,77E-06 1012 44 Scenario 44 RD10, RD18 5,82E-06 1018 45 Scenario 45 RD12, RD18 2,20E-05 1218 46 Scenario 46 RD12, RD19 6,74E-06 1219 47 Scenario 47 RD15, RD17 8,43E-06 1517 48 Scenario 48 RD16, RD18 3,25E-06 1618 49 Scenario 49 RD16, RD19 3,07E-06 1619 50 Scenario 50 RD18, RD19 1,07E-05 1819 51 Restant 1,70E-04 Maximaal_scenario 131 Scenario 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Scenario ID 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 Evacuatiedeelscenario 2 (Onverwachte overstroming geen evacuatie) Evacuatiedeelscenario 3 (Onverwachte overstroming geen evacuatie) Evacuatiedeelscenario 3 (Onverwachte overstroming geen evacuatie) 2,54E+04 9,33E+03 7,50E+02 1,27E+02 4,70E+04 8,83E+04 9,53E+03 5,47E+04 2,15E+03 1,77E+03 1,92E+03 7,70E+03 3,02E+01 4,73E+02 1,02E+04 8,73E+02 1,04E+04 1,13E+05 2,63E+02 4,47E+02 2,78E+02 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 5,10E-05 9,22E-05 2,40E-05 6,46E-03 3,52E-04 3,84E-05 5,16E-04 2,39E-05 1,69E-06 1,65E-04 1,17E-04 1,06E-04 1,59E-04 5,12E-03 1,84E-03 1,10E-02 4,37E-03 9,61E-06 7,28E-05 6,62E-05 5,47E-03 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 3,06E+02 4,91E+02 2,89E+02 1,24E+05 1,14E+04 9,60E+02 1,12E+04 5,20E+02 3,32E+01 8,46E+03 2,11E+03 1,94E+03 2,37E+03 6,01E+04 1,05E+04 9,70E+04 5,17E+04 1,40E+02 8,25E+02 1,03E+04 2,79E+04 5,45E-05 9,84E-05 2,56E-05 6,90E-03 3,76E-04 4,09E-05 5,51E-04 2,55E-05 1,80E-06 1,76E-04 1,24E-04 1,13E-04 1,70E-04 5,47E-03 1,97E-03 1,17E-02 4,66E-03 1,03E-05 7,77E-05 7,06E-05 5,84E-03 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 8,23E+01 1,32E+02 7,85E+01 3,37E+04 3,10E+03 2,61E+02 3,03E+03 1,42E+02 9,04E+00 2,30E+03 5,73E+02 5,28E+02 6,42E+02 1,63E+04 2,83E+03 2,63E+04 1,40E+04 3,80E+01 2,23E+02 2,80E+03 7,50E+03 6,28E-06 1,13E-05 2,96E-06 7,95E-04 4,33E-05 4,72E-06 6,35E-05 2,94E-06 2,07E-07 2,03E-05 1,43E-05 1,30E-05 1,96E-05 6,30E-04 2,27E-04 1,35E-03 5,38E-04 1,18E-06 8,95E-06 8,14E-06 6,73E-04 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 2,73E+01 4,38E+01 2,61E+01 1,12E+04 1,03E+03 8,70E+01 1,01E+03 4,72E+01 3,01E+00 7,68E+02 1,91E+02 1,76E+02 2,13E+02 5,41E+03 9,43E+02 8,75E+03 4,65E+03 1,27E+01 7,43E+01 9,33E+02 2,49E+03 1,22E-06 2,21E-06 5,77E-07 1,55E-04 8,44E-06 9,21E-07 1,24E-05 5,74E-07 4,05E-08 3,96E-06 2,80E-06 2,54E-06 3,83E-06 1,23E-04 4,42E-05 2,64E-04 1,05E-04 2,31E-07 1,75E-06 1,59E-06 1,31E-04 Conditionele Economisch Slachtofferrisico Conditionele Economisch Slachtoffer Conditionele Economisch Slachtoffer Conditionele Economisch Slachtoffer kans risico kans risico risico kans risico risico kans risico risico Evacuatiedeelscenario 1 (Onverwachte overstroming geen evacuatie) Bijlage G Kansen, gevolgen en risico’s per scenario 132 132 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 restant 4,87E+02 3,37E+02 1,07E+03 4,98E+02 4,38E+02 1,57E+02 1,14E+02 6,52E+02 4,72E+02 7,25E+02 4,97E+02 2,20E+02 3,15E+02 1,74E+03 7,84E+02 2,08E+03 4,59E+02 1,14E+03 1,01E+02 1,71E+03 6,89E+02 1,51E+02 2,20E+02 2,72E+02 6,57E+02 1,76E+02 7,56E+01 3,08E+02 1,03E+03 1,38E+05 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 4,00E-01 3,34E-02 8,00E-05 2,15E-05 3,78E-06 9,16E-06 5,00E-05 7,74E-06 1,38E-05 8,04E-06 5,20E-05 9,50E-05 5,12E-06 5,19E-05 3,42E-05 1,91E-04 7,43E-05 1,71E-04 5,66E-05 5,38E-05 1,23E-04 1,48E-04 9,59E-05 1,84E-04 8,90E-06 1,34E-05 4,40E-06 4,28E-06 1,12E-05 3,84E-05 9,44E-05 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 4,40E-01 1,52E+05 1,13E+03 3,39E+02 8,32E+01 1,94E+02 7,22E+02 2,99E+02 2,42E+02 1,66E+02 7,57E+02 1,88E+03 1,11E+02 1,26E+03 5,04E+02 2,28E+03 8,62E+02 1,91E+03 3,47E+02 2,42E+02 5,47E+02 7,98E+02 5,19E+02 7,17E+02 1,25E+02 1,72E+02 4,82E+02 5,47E+02 1,18E+03 3,71E+02 5,35E+02 3,56E-02 8,54E-05 2,30E-05 4,03E-06 9,77E-06 5,34E-05 8,26E-06 1,48E-05 8,58E-06 5,55E-05 1,01E-04 5,46E-06 5,54E-05 3,65E-05 2,04E-04 7,93E-05 1,82E-04 6,04E-05 5,74E-05 1,32E-04 1,58E-04 1,02E-04 1,97E-04 9,49E-06 1,43E-05 4,69E-06 4,56E-06 1,20E-05 4,10E-05 1,01E-04 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 1,20E-01 4,10E+04 3,07E+02 9,20E+01 2,26E+01 5,27E+01 1,96E+02 8,15E+01 6,56E+01 4,50E+01 2,05E+02 5,10E+02 3,01E+01 3,42E+02 1,37E+02 6,17E+02 2,33E+02 5,18E+02 9,39E+01 6,56E+01 1,48E+02 2,16E+02 1,41E+02 1,94E+02 3,40E+01 4,66E+01 1,31E+02 1,49E+02 3,20E+02 1,00E+02 1,44E+02 4,11E-03 9,85E-06 2,65E-06 4,65E-07 1,13E-06 6,15E-06 9,52E-07 1,70E-06 9,89E-07 6,40E-06 1,17E-05 6,30E-07 6,38E-06 4,21E-06 2,35E-05 9,14E-06 2,10E-05 6,96E-06 6,62E-06 1,52E-05 1,83E-05 1,18E-05 2,27E-05 1,09E-06 1,65E-06 5,41E-07 5,26E-07 1,38E-06 4,72E-06 1,16E-05 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 4,00E-02 1,36E+04 1,02E+02 3,06E+01 7,52E+00 1,76E+01 6,51E+01 2,72E+01 2,18E+01 1,50E+01 6,83E+01 1,70E+02 1,00E+01 1,14E+02 4,55E+01 2,05E+02 7,75E+01 1,72E+02 3,12E+01 2,18E+01 4,93E+01 7,19E+01 4,68E+01 6,46E+01 1,13E+01 1,55E+01 4,37E+01 4,97E+01 1,07E+02 3,34E+01 4,78E+01 8,01E-04 1,92E-06 5,16E-07 9,07E-08 2,20E-07 1,20E-06 1,86E-07 3,32E-07 1,93E-07 1,25E-06 2,28E-06 1,23E-07 1,25E-06 8,21E-07 4,58E-06 1,78E-06 4,10E-06 1,36E-06 1,29E-06 2,96E-06 3,56E-06 2,30E-06 4,43E-06 2,14E-07 3,22E-07 1,06E-07 1,03E-07 2,70E-07 9,21E-07 2,26E-06 Bijlage H Colofon Uitgegeven door Rijkswaterstaat WVL Projectbureau VNK2 Postbus 17 8200 AA Lelystad T. 0320 298411 Betrokken beheerder Alex Roest (Waterschap Hollandse Delta) Betrokken Provincie René Piek (Provincie Zuid-Holland) Projectteam dijkring 21 Projectleider: Bram de Groot (RPS) Begeleiding vanuit het projectbureau: Cor Bisschop (Greenrivers) Projectteam: Maarten van Dieren (RPS) Herman-Jaap Lodder (RPS) Sake Essink (RPS) Roy Mom (INFRAM) Trude Maas (Lievense) Erik Fiktorie (Lievense) Herm-Jan Wolters (IV-Infra) Kwaliteitsborging Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) heeft een bijdrage geleverd aan de kwaliteitsborging van dit project. Kijk voor meer informatie op www.helpdeskwater.nl of bel 0800-6592837