21 Hoeksche Waard

advertisement
Overstromingsrisico
Dijkring 21 Hoeksche Waard
Mei 2014
Veiligheid Nederland in Kaart 2
Overstromingsrisico dijkringgebied 21, Hoeksche Waard
Documenttitel
Veiligheid Nederland in Kaart 2
Overstromingsrisico dijkringgebied 21, Hoeksche Waard
Document
HB2311004
Status
Definitief
Datum
Mei 2014
Auteur
Bram de Groot (RPS)
Opdrachtnemer
Rijkswaterstaat WVL
Uitgevoerd door
Consortium Albicom (combinatie van Alkyon, Lievense, RPS,
IV-Infra)
Opdrachtgevers
Ministerie van Infrastructuur en Milieu,
Unie van Waterschappen en Interprovinciaal Overleg
Voorwoord
Het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2) analyseert voor 58 dijkringgebieden
het overstromingsrisico, uitgedrukt in economische schade en aantallen slachtoffers. In
dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van de uitgevoerde risicoanalyse voor
de categorie a-keringen van dijkringgebied 21, Hoeksche Waard. Het detailniveau van
de analyses is afgestemd op de primaire doelstelling van VNK2: het verschaffen van
een beeld van het overstromingsrisico.
Hoewel dit rapport een beeld geeft van de veiligheid van dijkringgebied 21, dient het
niet te worden verward met een toetsrapport in het kader van de Waterwet. De in
VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zonder meer vergelijken met de
wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire
keringen veilig moeten kunnen keren.
Bij het tot stand komen van de resultaten spelen de provincies en de beheerders een
belangrijke rol. De provincie Zuid-Holland heeft de overstromingsberekeningen
uitgevoerd, die ten grondslag liggen aan de berekende gevolgen van de
overstromingsscenario’s. De beheerder heeft een essentiële bijdrage geleverd door
gegevens ter beschikking te stellen en de plausibiliteit van de opgestelde (alternatieve)
schematisaties te bespreken. De uitgevoerde analyses zijn zowel intern als extern
getoetst. Ten slotte heeft het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) de kwaliteit
van de analyses en rapportages steekproefsgewijs gecontroleerd.
Met de inzichten van VNK2 kunnen gericht maatregelen worden getroffen om
Nederland kostenefficiënt te beschermen tegen overstromingen. Op basis van de
resultaten kunnen voorstellen voor maatregelen in de meerlaagsveiligheid onderling
worden afgewogen, kunnen versterkingsmaatregelen uit het
hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP) worden geprioriteerd, aanvullende
gegevens gerichter worden ingewonnen en middelen en menskracht tijdens
hoogwatersituaties optimaler worden ingezet. Ten slotte vormen de resultaten van
VNK2 input voor de verschillende Deltadeelprogramma’s en de onderbouwing voor
nieuwe normering.
VNK2 is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van
Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg, uitgevoerd door de Waterdienst van
Rijkswaterstaat in nauwe samenwerking met waterkeringbeheerders, provincies,
kennisinstituten en ingenieursbureaus.
Graag wil ik alle betrokkenen bedanken voor de constructieve bijdrage en de plezierige
samenwerking.
Niels Roode
Projectmanager VNK2, Rijkswaterstaat WVL
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting
7
Technische samenvatting
13
1
19
2
Inleiding
1.1
Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart
19
1.2
Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart
19
1.3
Overschrijdingskansen en overstromingskansen
20
1.4
Rekenmethode VNK2
20
1.5
Leeswijzer
23
Gebiedsbeschrijving en schematisatie
2.1
25
2.1.1
Gebiedsbeschrijving
25
2.1.2
Beheerder
25
2.1.3
De primaire waterkering van dijkringgebied 21
26
2.1.4
Bodemopbouw dijkringgebied 21
26
Ontstaansgeschiedenis
2.3
Recente geschiedenis: bedreigingen en versterkingen
27
2.3.1
Overstromingsrampen
27
2.3.2
2.5
4
Beschrijving dijkringgebied 21, Hoeksche Waard
2.2
2.4
3
25
27
Versterkingen
28
Vakindeling categorie a-kering
31
2.4.1
Vakindeling dijken
31
2.4.2
Overzicht vakindeling
31
Kunstwerken
Overstromingskans
32
35
3.1
Aanpak en uitgangspunten
35
3.2
Beschouwde faalmechanismen
35
3.2.1
Faalmechanismen dijken
35
3.2.2
Faalmechanismen kunstwerken
36
3.3
Niet beschouwde faalmechanismen
37
3.4
Berekende overstromingskansen
38
3.4.1
Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme
38
3.4.2
Faalkansen dijken
39
3.4.3
Faalkansen kunstwerken
44
3.5
Dominante vakken en faalmechanismen
46
3.6
Vergelijking met toetsing
46
De gevolgen van overstromingen per doorbraaklocatie
4.1
49
Aanpak en uitgangspunten
49
4.1.1
Algemeen
49
4.1.2
Ringdelen
50
4.1.3
Belastingcondities en sluitregimes
50
4.2
5
6
7
4.1.4
Verhoogde lijnelementen
51
4.1.5
Evacuatie
51
Resultaten overstromingsberekeningen per ringdeel
52
4.2.1
Ringdelen 1, 18 en 19: Doorbraaklocaties langs het Spui
52
4.2.2
Ringdelen 2 - 5: Doorbraaklocaties langs de Oude Maas
55
4.2.3
Ringdelen 6 - 8: Doorbraaklocaties langs de Dordtsche Kil
58
4.2.4
Ringdelen 9 - 14: Doorbraaklocaties langs het Hollands Diep
61
4.2.5
Ringdelen 15 - 17: Doorbraaklocaties langs het Haringvliet
64
4.2.6
Maximaal Scenario
66
4.3
Overstromingsberekening met klei
67
4.4
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen
68
Overstromingsscenario’s en scenariokansen
71
5.1
Definitie overstromingsscenario’s
71
5.1.1
Aanpak
71
5.1.2
Geen ontlasten na een doorbraak
Scenariokansen
5.3
De gevolgen van overstromingen voor een selectie van scenario’s
72
5.3.1
De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak
72
5.3.2
De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak
73
Overstromingsrisico
72
75
6.1
Koppeling scenariokansen en gevolgen
75
6.2
Overstromingsrisico
76
6.2.1
Economisch risico
76
6.2.2
Slachtofferrisico
77
Gevoeligheidsanalyses
81
7.1
81
7.2
Gevoeligheidsanalyse I: Reductie overstromingskans dijkring 21
7.1.1
Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie
81
7.1.2
Ib: HWBP2-maatregelen
85
7.1.3
Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping
86
7.1.4
Id: Faalkansreductie tot economisch optimale overstromingskans
88
Gevoeligheidsanalyse II: Reductie overstromingsrisico dijkring 21
7.2.1
90
IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot 1/2.000 per
jaar
90
7.2.2
IIb: Risicoreductie door HWBP2-maatregelen
92
7.2.3
IId: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische
optimale overstromingskans
8
71
5.2
95
7.3
Gevoeligheidsanalyse III: Gerichte reductie overstromingsrisico dijkring 21 97
7.4
Samenvatting gevoeligheidsanalyse
101
Conclusies en aanbevelingen
103
8.1
Conclusies
103
8.1.1
De kans op een overstroming in dijkringgebied 21
103
8.1.2
De gevolgen van overstromingen in dijkringgebied 21
103
8.1.3
Het overstromingsrisico in dijkringgebied 21
104
8.2
Aanbevelingen
105
Managementsamenvatting
Wat is VNK2?
Veiligheid Nederland in Kaart 2 (VNK2) is het project dat overstromingsrisico’s in
Nederland in kaart brengt. De rekenmethode van VNK2 maakt het mogelijk
overstromingskansen te berekenen. Door het combineren van doorbraakkansen,
overstromingswijzen en gegevens omtrent bewoning en bedrijvigheid (de gevolgen),
kan een beeld worden gegeven van het huidige overstromingsrisico. Met een goed
beeld van het overstromingsrisico en de effectiviteit van maatregelen kunnen beter
onderbouwde keuzes worden gemaakt ten aanzien van investeringen in
waterveiligheid.
Voor u ligt de rapportage van de analyse van dijkringgebied 21, Hoeksche Waard.
Dijkring 21
Dijkring 21 Hoeksche Waard ligt in het zuidwesten van de Provincie Zuid-Holland en
omsluit een gebied van circa 30.000 hectare, met ruim 85.000 inwoners. In het
dijkringgebied liggen de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, OudBeijerland en Strijen. Het dijkringgebied grenst in het noorden aan de Oude Maas, in
het oosten aan de Dordtsche Kil, in het zuiden aan het Hollands Diep en het
Haringvliet en in het noordwesten aan het Spui.
De waterkering heeft een totale lengte van 69 kilometer aan dijken. Vanuit het
dijkringgebied vormen twee tunnels een verbinding met naastgelegen dijkringen. In
het noorden ligt de Heinenoordtunnel voor de verbinding met IJsselmonde
(dijkring 17). In het oosten ligt de Kiltunnel voor de verbinding met het Eiland van
Dordrecht (dijkring 22). Voor dijkringgebied 21 Hoeksche Waard geldt conform de
Waterwet een veiligheidsnorm van 1/2.000 per jaar.
Figuur 1: De ligging van dijkring 21.
Resultaten
VNK2 geeft een beeld van de overstromingskansen, gevolgen en risico’s voor een
dijkringgebied. De veiligheidsbenadering in VNK2 is daarmee anders dan die in de
toetsing in het kader van de Waterwet. De in VNK2 berekende overstromingskansen
laten zich niet zonder meer vergelijken met de wettelijk vastgelegde
overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten
kunnen keren (zie paragraaf 1.3). VNK2 geeft een schatting van de overstromingskans
van het dijkringgebied. Een ander verschil met de toetsing is dat in VNK2 ook de
economische schade en slachtoffers door overstroming en de bijbehorende risico’s in
beeld worden gebracht. De weergegeven resultaten zijn berekend zonder meenemen
van de invloed van de duur van de belasting bij het faalmechanisme opbarsten en
piping, tenzij anders vermeld. Ook zijn bepaalde faalmechanisme, zoals
macrostabiliteit buitenwaarts, microstabiliteit en zettingsvloeiing, niet in de VNKanalyse beschouwd.
Overstromingskans
De berekende overstromingskans van dijkringgebied 21 is circa 1/100 per jaar. Dit is
de kans dat zich ergens in het dijkringgebied een overstroming voordoet als gevolg
van een dijkdoorbraak. Bij de berekening van deze kans is geen rekening gehouden
met de inzet van noodmaatregelen. De grootste faalkansen zijn berekend ter plaatse
van het Zalmpad in Oud-Beijerland, het Simonsdijkje bij de jachthaven van
Puttershoek, de kering langs de Dordtsche Kil ter plaatse van de Boomdijk, de
Schuringse Haven en de haven van Goudswaard.
In grote delen van de dijkring is de faalkans echter relatief klein. In Figuur 2 zijn de
faalkansen per dijkvak weergegeven en zijn bovengenoemde zwakke plekken
aangegeven. De grootste bijdrage aan de overstromingskans wordt geleverd door het
faalmechanisme opbarsten en piping (dijken) en onder- en achterloopsheid
(kunstwerken).
Zalmpad
Simonsdijkje
Goudswaard
Boomdijk
Schuringse haven
Figuur 2: Faalkans per dijkvak.
8
Overstromingsrisico
De grootste economische schade bij de beschouwde overstromingsscenario’s bedraagt
circa 500 miljoen euro, het grootste aantal slachtoffers circa 140 slachtoffers. De
gemiddelde economische schade per overstroming is ongeveer 100 miljoen euro en
het gemiddeld aantal slachtoffers is circa 10.
De verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal slachtoffers
bedragen respectievelijk 1,0 miljoen euro en 0,1 slachtoffer per jaar. In Figuur 3 is het
lokaal individueel risico (LIR) weergegeven. Hierbij wordt opgemerkt dat in de
overstromingsmodellen is uitgegaan van standzekere regionale keringen, wat met
name invloed heeft op het centrale gedeelte van het dijkringgebied. Dit is in de figuur
aangegeven met de de blauwe lijn, waarbinnen geen overstroming plaatsvindt volgens
de gebruikte modellen. Uit de figuur blijkt dat het plaatsgebonden risico in het grootste
deel van het gebied kleiner is dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Ter plaatse van de
Buitengorzendijk (noordoosten), Oud-Beijerland (noorden) en Piershil (noordwesten)
wordt voor enkele gedeelten een LIR berekend tussen 10-4 en 10-5 per jaar. Plaatselijk
is hier de waterdiepte in het geval van een overstroming wat groter.
Figuur 3: Lokaal individueel risico dijkring 21.
Dijkverbetering
Verbetering in het kader van HWBP2
Een aantal dijkvakken is onderdeel van het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(HWBP2). Als deze worden uitgevoerd als een integrale versterking, waardoor de
bijdrage aan de totale faalkans verwaarloosbaar wordt, dan wordt de totale
overstromingskans van de dijkring verkleind naar 1/170 per jaar. Het risico wordt
verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR wordt in enkele
specifieke delen significant kleiner. In het noordoosten wordt het LIR teruggebracht tot
kleiner dan 10-7 per jaar waar het in de onversterkte situatie deels groter dan 10-5 per
jaar was.
De overstromingskans blijft relatief groot omdat voor enkele dijkvakken en
kunstwerken die niet worden versterkt een relatief grote faalkans wordt berekend. Het
betreft locaties langs het Spui (Zalmpad Oud-Beijerland) en langs de Dordtsche Kil
(Boomdijk). Hier zijn grote faalkansen voor opbarsten en piping berekend. Ook voor de
inlaatsluis Brakelseveer is een grote faalkans berekend voor het faalmechanisme
onder- en achterloopsheid, wat met name veroorzaakt wordt door onzekerheid rondom
de grondgesteldheid en aanwezigheid van kwelschermen. Overigens worden binnen
HWBP2, 13 vakken (7,6 km) verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief kleine
faalkansen worden berekend (kleiner dan 1/100.000 per jaar). VNK2 geeft hier een
gunstiger beeld van de sterkte van de waterkering dan de wettelijke toetsing. Dit
wordt veroorzaakt door andere schematisatiekeuzes en optimalisaties. Dit is nader
toegelicht in paragraaf 3.6.
Verbetering tot economisch optimale overstromingskans (Deelprogramma Veiligheid)
In een gevoeligheidsanalyse is bekeken welke verbeterstappen nodig zijn om de
economisch optimale overstromingskans te bereiken. Hierbij is gebruik gemaakt van
de geldende inzichten betrekking tot de trajectindelingen en te bereiken kansniveaus.
Na het uitvoeren van de HWBP2-maatregelen en het meenemen van de invloed van de
duur van de belasting bij het faalmechanisme opbarsten en piping kan met de
verbetering van één extra dijkvak (950 m) en een kunstwerk de economisch optimale
overstromingskans per traject worden behaald, conform de inzichten met betrekking
tot de gewenste kansniveaus per dijktraject.
Verbetering tot LIR kleiner dan 10-5
Het overstromingsrisico kan zeer gericht worden verkleind tot het niveau waarop het
LIR voor bijna het gehele dijkringgebied kleiner wordt dan 1/100.000 (10-5) per jaar.
Hiervoor is een faalkansreductie in circa 2,9 km waterkering en 1 kunstwerk benodigd
(waarvan 400 m in het kader van het HWBP2 wordt versterkt). Dit betreffen dijken
langs het Spui (DV1, Zalmpad Oud-Beijerland), langs de Oude Maas (DV13b en DV14,
Simonsdijkje jachthaven Oud-Beijerland) en langs de Dordtsche Kil (DV21,
vluchthaven Kilweg). Daarnaast betreft het inlaatsluis Brakelseveer. De berekende
overstromingskans blijft na deze faalkansreductie echter relatief groot: 1/160 per jaar.
Aanbevelingen
De uitgevoerde analyses van VNK2 leveren inzicht in het huidige risico en effectieve
manieren om het risico te reduceren. Op basis van de resultaten van huidige analyse
wordt het volgende aanbevolen:
•
Wanneer een significante reductie van de overstromingskans (kleiner dan 1/2.000
per jaar) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de
dijkversterkingen die worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de
faalkansen van dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland) en DV23
(langs de Dordtsche Kil) en inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen
wordt om deze vakken op basis van aanvullende gegevens nader te beschouwen
en indien nodig maatregelen te treffen.
•
Wanneer een significante reductie van het overstromingsrisico (LIR kleiner dan
10-5) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de dijkversterkingen die
worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de faalkansen van
dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland), DV13b / DV14 (Simonsdijkje
jachthaven Oud-Beijerland) en DV23 (langs de Dordtsche Kil, Boomdijk) en
inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen wordt om deze vakken op basis
van aanvullende gegevens nader te beschouwen en indien nodig maatregelen te
treffen.
•
Bij de berekende faalkansen voor de faalmechanismen opbarsten en piping en
macrostabiliteit binnenwaarts heeft de demping in de stijghoogte een grote
10
invloed. Het wordt aanbevolen om deze invloed nader te onderzoeken door middel
van peilbuismetingen in relatie tot de buitenwaterstand.
•
Bij dijkvak DV38 een grote faalkans berekend voor opbarsten en piping: 1/1.800
per jaar. Deze faalkans wordt beïnvloed door onzekerheid over de aanwezigheid
van een kleilaag in het voorland. Wanneer over het gehele dijkvak het voorland
wordt meegerekend in de kwelweglengte dan wordt de faalkans voor dit
faalmechanisme verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000 per jaar). Aanbevolen
wordt om de aanwezigheid van deze kleilaag middels grondonderzoek vast te
stellen omdat nu onzeker is of de grote faalkans terecht berekend is.
•
De zeer kleine berekende faalkans voor opbarsten en piping in DV29 komt niet
overeen met het beeld uit de toetsing. Er is onzekerheid over de pipinggevoelige
zandlaag en het intredepunt dat nu buiten de jachthaven gekozen is. Wanneer het
intredepunt wel in de haven ligt dan wordt met de kortste kwelweglengte (45m)
een zeer grote faalkans berekend van circa 1/100 per jaar. Aanbevolen wordt om
het intredepunt vast te stellen en de pipinggevoelige zandlaag nader te
onderzoeken omdat nu onzeker is of de kleine faalkans terecht berekend is.
•
Ten aanzien van de kunstwerken in deze dijkring moeten verbeteringen gezocht
worden in sluitprotocollen. Hiermee kan de faalkans voor het faalmechanisme
betrouwbaarheid sluiting worden verkleind. Aanbevolen wordt om de
sluitprotocollen te herzien.
•
Bij de meeste kunstwerken is niet bekend of er bodembescherming aan de
binnenzijde van het kunstwerk ligt en welke sterkte deze heeft. De sterkteeigenschappen zijn in de uitgevoerde berekeningen conservatief gekozen. Dit
geldt ook voor de aanwezigheid van kwelschermen en de grondopbouw ter plaatse
van het kunstwerk. Aanbevolen wordt om ter plaatse van de kunstwerken
grondonderzoek uit te voeren en de aanwezigheid en eigenschappen van de
bodembescherming en kwelschermen nader te onderzoeken omdat nu onzeker is
of de grote berekende faalkansen terecht zijn.
12
Technische samenvatting
Dit rapport beschrijft de resultaten van de risicoanalyse die is verricht voor
dijkringgebied 21 Hoeksche Waard in het kader van het project Veiligheid Nederland in
Kaart (VNK2). In deze technische samenvatting worden de berekeningsresultaten
besproken en wordt op hoofdlijnen beschreven op welke uitgangspunten en aannamen
deze resultaten berusten. De analyse door VNK2 omvat de volgende stappen:
De schematisatie van de dijkring
De primaire waterkering van de dijkring bestaat uit een aaneengesloten stelsel van
dijken, duinen en kunstwerken. Een overzicht van de vakindeling voor de primaire
kering is gegeven in Tabel 1.
Dijken
Totale lengte
Aantal dijkvakken
Gemiddelde lengte dijkvak
Kunstwerken
Tabel 1:
69,4 km
80
870 m
Totaal aantal kunstwerken
31
Aantal beschouwde kunstwerken
11
De vakindeling van dijkring 21.
Dijkring 21 grenst aan de westzijde aan het Spui, aan de noordzijde aan de Oude
Maas, aan de oostzijde aan de Dordste Kil en aan de zuidzijde aan het Hollands Diep
en het Haringvliet.
Het gehele dijkringgebied wordt door een categorie a-kering van het buitenwater
gescheiden. Volgens de Waterwet is de veiligheidsnorm voor de categorie a-kering
1/2.000 per jaar voor de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd
moet kunnen worden.
De berekening van faalkansen
Elk dijkvak en kunstwerk in het dijkringgebied is beschouwd. Voor niet alle vakken en
kunstwerken zijn faalkansen berekend. Indien op voorhand kon worden aangegeven
dat de kans van optreden van een faalmechanisme op een bepaalde locatie
verwaarloosbaar zou zijn, dan is voor het bewuste vak en faalmechanisme geen
faalkans berekend. Bij vier kunstwerken is gedurende het project voortschrijdend
inzicht ontstaan over de beperkte gevolgen bij het bezwijken van dit kunstwerk
waardoor deze niet zijn beschouwd bij de berekening van het risico. Een overzicht van
het aantal beschouwde faalmechanismen per dijkvak en kunstwerk is opgenomen in
Tabel 2.
Type
waterkering
Faalmechanisme
Dijken
Overloop en golfoverslag
80
Opbarsten en piping
24
Macrostabiliteit binnenwaarts
15
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
18
Kunstwerken
Overslag/overloop
Betrouwbaarheid sluiting
Tabel 2:
Aantal
vakken/kunstwerken
n.v.t.1
5
Onder- en achterloopsheid
6
Sterkte en stabiliteit
6
Beschouwde faalmechanismen en het aantal beschouwde vakken / kunstwerken.
De berekende overstromingskans voor dijkringgebied 21 is circa 1/100 per jaar. In
grote delen van de dijkring is de faalkans relatief klein. Bovendien is geen rekening
gehouden met noodmaatregelen. In Tabel 3 zijn de faalkansen per faalmechanisme op
het niveau van de gehele dijkring gegeven. De overstromingskans van dijkring 21
wordt vooral bepaald door het faalmechanisme opbarsten en piping bij dijken en
onder- en achterloopsheid bij kunstwerken. Ook macrostabiliteit binnenwaarts levert
een substantiële kansbijdrage.
Type
waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag
Opbarsten en piping
Macrostabiliteit binnenwaarts
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Kunstwerk
Overslag/overloop
Betrouwbaarheid sluiting
Onder- en achterloopsheid
Sterkte en stabiliteit
Overstromingskans
Tabel 3:
Faalkans (per jaar)
1/5.000
1/170
1/1.300
1/5.700
verwaarloosbaar
klein
1/42.000
1/300
1/300.000
1/100
Berekende faalkansen per faalmechanisme.
De berekening van scenariokansen
Bij het berekenen van de scenariokansen is uitgegaan van 19 ringdelen (19 mogelijke
doorbraaklocaties). Een ringdeel is een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van
de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende
schade. Tevens is aangenomen dat de hydraulische belasting (waterstanden, golven)
niet afneemt tijdens een doorbraak. In Figuur 4 is een overzicht opgenomen van de
ligging van de verschillende ringdelen.
1
De kerende hoogte wordt bepaald door het dijklichaam of de faalkans is in de screeningsfase verwaarloosbaar klein
ingeschat.
14
Figuur 4: Ringdelen dijkring 21.
Naast de scenario’s met enkelvoudige doorbraken zijn ook alle scenario’s met
tweevoudige doorbraken meegenomen (falen van twee ringdelen). De cumulatieve
bijdrage van deze 50 scenario’s bedraagt circa 98,4% van de totale ringkans. Vijf
scenario’s met een enkelvoudige doorbraak (ringdelen RD18, RD19, RD12, RD01 en
RD09) dragen voor circa 70% bij aan de totale ringkans.
De berekening van de gevolgen
Per breslocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende
belastingcondities: toetspeil (tp), toetspeil minus één decimeringhoogte (tp-1d) en
toetspeil plus één en twee keer de decimeringshoogte (tp+1d en tp+2d). In de
overstromingsberekeningen is uitgegaan van de standzekerheid van de regionale
keringen en lijnvormige elementen (zoals hoger gelegen wegen en spoorlijnen). De
gevolgen zijn berekend met HIS-SSM. Ten aanzien van de bevolkingsgegevens en
schadegegevens is uitgegaan van de situatie in het jaar 2000, respectievelijk het jaar
2006.
Voor de meervoudige doorbraken zijn de overstromingskenmerken (waterdiepte,
stroomsnelheid, stijgsnelheid) berekend op basis van de overstromingsberekeningen
voor de enkelvoudige doorbraken.
De grootste economische schade bij de beschouwde overstromingsscenario’s bedraagt
circa 500 miljoen euro, het grootste aantal slachtoffers circa 140 slachtoffers. De
gemiddelde economische schade per overstroming is ongeveer 100 miljoen euro en
het gemiddeld aantal slachtoffers is circa 10.
Het combineren van de scenariokansen en de gevolgen
Voor de 50 scenario’s waarvoor scenariokansen zijn berekend, zijn bijbehorende
gevolgberekeningen geselecteerd. De waarden van de belastingvariabelen in het
ontwerppunt zijn gebruikt om de koppeling te maken met de gevolgen van
overstromingsscenario’s. Het ontwerppunt beschrijft de meest waarschijnlijke waarden
van de stochasten waarbij het overstromingsscenario optreedt.
De ringdelen RD01 en RD02 zijn gekoppeld met gevolgberekeningen bij open
stormvloedkeringen (waaronder de Maeslantkering) de overige ringdelen zijn
gekoppeld met berekeningen met gesloten stormvloedkeringen.
De berekening van het overstromingsrisico
De verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal slachtoffers
bedragen respectievelijk 1,0 miljoen euro en 0,1 slachtoffer per jaar. De FN- en FScurven zijn getoond in Figuur 5. Deze curven beschrijven de kansen op
overschrijdingen van bepaalde slachtofferaantallen (groepsrisico) of schades.
Figuur 5: FN-curve (links) en FS-curve (rechts).
Het lokaal individueel risico (LIR) en het plaatsgebonden risico (PR = LIR exclusief
effect evacuatie) zijn vrijwel aan elkaar gelijk (Figuur 6). Dit is het gevolg van het feit
dat de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie voor het dijkringgebied slechts
0,11 bedraagt.
Figuur 6: Plaatsgebonden risico (links) en lokaal individueel risico (rechts). De blauwe lijn geeft globaal de
grens aan tot waar volgens de beschouwde overstromingsscenario’s overstroming plaatsvindt.
Uit de figuur blijkt dat het PR en LIR in het grootste deel van het gebied kleiner is dan
10-5 per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten), Oud-Beijerland
(noorden) en Piershil (noordwesten) is voor enkele gedeelten een LIR berekend tussen
10-4 en 10-5 per jaar. Hier is lokaal de waterdiepte in het geval van een overstroming
wat groter waardoor deze hogere waarden worden veroorzaakt.
Gevoeligheidsanalyses
Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en
overstromingsrisico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses
op dijkringniveau uitgevoerd.
16
De selectie van onderwerpen voor de gevoeligheidsanalyses is het resultaat van
overleg tussen de verschillende betrokkenen (projectbureau VNK2, beheerder en
provincies). De volgende gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd:
•
Gevoeligheidsanalyse I: Reduceren van faalkansen
Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie
Ib: Faalkansreductie door HWBP2, effect dijkversterkingen
Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping
Id: Afnemende meeropbrengst tot economisch optimale overstromingskans
•
Gevoeligheidsanalyse II: Reduceren van risico
IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot normfrequentie
IIb: Risicoreductie door HWBP2
IIc: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische
optimale overstromingskansen
IId: LIR kleiner dan 10-5 per jaar
De belangrijkste conclusies uit de gevoeligheidsanalyses zijn:
•
•
•
•
•
Om de overstromingskans te verkleinen tot de getalswaarde van de huidige
norm moet de faalkans van circa 15 km waterkering (20 dijkvakken) worden
gereduceerd tot een verwaarloosbaar niveau. Hiervan wordt 8,2 km in het
kader van het HWBP2 versterkt. De overstromingskans wordt door
maatregelen uit het HWBP2 gereduceerd tot 1/170 per jaar. Hierbij wordt er
van uitgegaan dat de betreffende dijkvakken integraal worden versterkt. Het
risico wordt verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR
wordt in enkele specifieke delen significant kleiner. In het noordoosten wordt
het LIR teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het in de onversterkte
situatie deels groter dan 10-5 per jaar was.
De overstromingskans van de gehele dijkring blijft na uitvoering van het
HWBP2 relatief groot omdat enkele dijkvakken en kunstwerken, die niet
worden versterkt een relatief grote berekende faalkans hebben. In dijkvakken
DV1 en DV23 zijn grote faalkansen (respectievelijk 1/1.500 en 1/1.300 per
jaar) voor opbarsten en piping berekend. Voor de inlaatsluis Brakelseveer is
een grote faalkans berekend voor het faalmechanisme onder- en
achterloopsheid (circa 1/460 per jaar).
In het HWBP2 worden 13 dijkvakken (7,6 km) verbeterd waarvoor binnen
VNK2 relatief kleine faalkansen worden berekend (< 1/100.000 per jaar). Door
VNK2 wordt dus een gunstiger beeld van de sterkte van deze dijkvakken
gegeven dan uit de resultaten van de derde toetsronde naar voren is
gekomen. De verschillen zijn grotendeels verklaarbaar door verschillende
schematisatiekeuzes, nader toegelicht in paragraaf 3.6.
Na het uitvoeren van de HWBP2-maatregelen en het meenemen van de
invloed van tijdsafhankelijkheid bij opbarsten en piping is faalkansreductie in
0,9 km waterkering en één kunstwerk benodigd om de overstromingskansen
te verkleinen tot de economisch optimale overstromingskans per DPV-traject
[ref 11].
Het risico kan zeer gericht worden verkleind tot het niveau waarop het lokaal
individueel risico voor bijna het hele dijkringgebied kleiner wordt dan
1/100.000 (10-5) per jaar. Hiervoor is een faalkansreductie in circa 2,9 km
waterkering en één kunstwerk benodigd. De faalkans blijft echter relatief
groot.
Tabel 4: Resultaten gevoeligheidsanalyse.
Dijkverbetering
Econ. Risico [% van basis]
Slachtofferrisico [% van basis]
Faalkans
18
Afnemende
meeropbrengst
HWBP2
15,2 km &
3 kunstwerken
24,0 km
3%
2%
<1/2.000
55%
51%
1/170
Economisch
optimale
overstromingskans
HWBP2
+0,9 km &
1 kunstwerk
11%
12%
1/800
Risicogericht
2,9 km &
1 kunstwerk
18%
13%
1/160
1
1.1
Inleiding
Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart
Na de watersnoodramp van 1953 werden door de Deltacommissie de fundamenten van
het huidige hoogwaterbeschermingsbeleid gelegd. Daarbij werd een nieuwe
veiligheidsfilosofie geïntroduceerd: de kosten van dijkverzwaring werden voor de
eerste maal expliciet afgewogen tegen de verlaging van het overstromingsrisico. Ook
de tweede Deltacommissie (Commissie Veerman) heeft geadviseerd om het
beschermingsniveau te bepalen op basis van een afweging van de omvang van
overstromingsrisico’s. Hoewel de beschouwing van de eerste Deltacommissie uitging
van overstromingskansen en overstromingsrisico’s, konden deze destijds nog niet goed
worden berekend. Tegenwoordig kan dat wel.
Door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW), tegenwoordig
Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) genaamd, is in 1992 een
ontwikkelingstraject ingezet om het kwantificeren van overstromingskansen en
overstromingsrisico’s mogelijk te maken, de zogenaamde Marsroute. Op basis van
diverse studies, zoals de Casestudies 1998, ONIN en SPRINT zijn de rekentechnieken
verder ontwikkeld. Na de PICASO-studie is Veiligheid Nederland in Kaart (VNK1)
uitgevoerd en zijn wederom verbeteringen in het instrumentarium doorgevoerd. In
2006 is vervolgens het project VNK2 van start gegaan. VNK2 brengt het
overstromingsrisico in Nederland in beeld. De inzichten die zij daarbij opdoet zijn van
grote waarde voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen.
1.2
Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart
Het project VNK2 wordt uitgevoerd door RWS Waterdienst in opdracht van het
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen (UvW) en het
Interprovinciaal overleg (IPO). Voor de uitvoering van de feitelijke berekeningen is het
Projectbureau VNK2 opgericht. Het Projectbureau werkt samen met waterschappen en
provincies, en wordt daarbij ondersteund door ingenieursbureaus. De kennisinstituten
van Nederland dragen bij aan de verdere methodiekontwikkeling en de
operationalisering van het analyse-instrumentarium. Het ENW controleert
steekproefsgewijs de kwaliteit van de analyses en rapportages.
Het project VNK2 berekent de kansen op en de gevolgen van overstromingen en
berekent door beide te combineren het overstromingsrisico.
Een dijkring bestaat uit een aaneengesloten keten van waterkeringen (en mogelijk
hooggelegen gronden) waarmee het omsloten gebied (het dijkringgebied) tegen
overstromingen wordt beschermd. In totaal zijn in Nederland 57 van dit type
dijkringen. Dijkring 23 (Biesbosch; wordt grotendeels ontpolderd) en dijkring 33
(Kreekrakpolder; uitsluitend categorie c-keringen) worden in VNK2 niet beschouwd.
Daarnaast zijn er sinds de uitvoering van de Maaswerken 46 Maaskaden.
Het project VNK2 voert een analyse uit voor 55 dijkringgebieden en 3 Maaskaden.
Binnen het project VNK2 worden alleen de categorie a-keringen kwantitatief
geanalyseerd. De bijdrage aan de overstromingskans en overstromingsrisico’s van
overige keringen (categorie b-, c- en d-keringen) worden alleen kwalitatief
aangegeven.
VNK2 geeft inzicht in de betrouwbaarheid van de waterkeringen, identificeert de
zwakke plekken, berekent het overstromingsrisico en geeft mogelijkheden aan om dit
risico te verkleinen. VNK2 levert basisinformatie voor politiek-maatschappelijke
afwegingen ten aanzien van investeringen in de waterveiligheid van Nederland.
1.3
Overschrijdingskansen en overstromingskansen
De huidige Nederlandse veiligheidsnormen zijn gedefinieerd als overschrijdingskansen.
De waterstanden die horen bij deze overschrijdingskansen worden ‘toetspeilen’
genoemd. Deze waterstanden moeten de waterkeringen veilig kunnen keren, rekening
houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden.
De wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen zijn niet gelijk aan
overstromingskansen. Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkringgebied
daadwerkelijk een overstroming voordoet. Er zijn verschillende redenen waarom de
overschrijdingskansen uit de Waterwet niet gelijk zijn aan de overstromingskansen van
dijkringgebieden:
•
•
•
1.4
Een overschrijdingskans uit de Waterwet is een normwaarde. Door de
aanwezigheid van reststerkte hoeft een dijk bij een overschrijding van een
waterstand die gelijk is aan het toetspeil nog niet direct te bezwijken. Het is echter
ook mogelijk dat een dijk bij een waterstand beneden het toetspeil bezwijkt door
bijvoorbeeld het faalmechanisme opbarsten en piping. De conditie van een
waterkering kan afwijken van de norm, zowel in positieve als negatieve zin.
Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkringgebied daadwerkelijk een
overstroming voordoet. Een overstromingskans geeft dus een beeld van de
conditie van de hele dijkring.
Een overschrijdingskans heeft alleen betrekking op de hydraulische belastingen
(waterstanden).
Om een overstromingskans te kunnen berekenen moeten ook de onzekerheden
ten aanzien van de sterkte-eigenschappen van waterkeringen expliciet worden
meegenomen.
Bij de toetsing in het kader van de Waterwet wordt per dijkvak berekend of een
waterkering het toetspeil, behorend bij de overschrijdingskans, veilig kan keren.
De overstromingskans heeft betrekking op de hele dijkring. Bij het bepalen van
een overstromingskans moeten de faalkansen van alle dijkvakken worden
gecombineerd. Daarbij speelt ook de totale lengte van de kering een rol: hoe
langer een kering, hoe groter de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt. Dit
fenomeen wordt ook wel het lengte-effect genoemd.
Rekenmethode VNK2
In het project VNK2 worden overstromingsrisico’s berekend. Deze risico’s worden
bepaald door de kansen op de mogelijke overstromingsscenario’s te combineren met
de bijbehorende gevolgen van overstromingen. Voor een nadere toelichting op de
verschillende onderdelen van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de
handleiding [ref 1] en de achtergrondrapporten [ref 2] en [ref 3]. In Figuur 7 zijn de
stappen die achtereenvolgens worden gezet om het overstromingsrisico te berekenen,
schematisch weergegeven. In de daarop volgende tekst worden deze verder
verduidelijkt.
20
Kansenspoor
Gevolgenspoor
Stap 1
Verdeel de dijkring (cf. Waterwet) in vakken
waarin de sterkte-eigenschappen en belastingen
homogeen zijn.
Vak 2
Stap 1
Verdeel de dijkring in ringdelen waarvoor de
gevolgen ongeacht de breslocatie (vrijwel)
gelijk zijn. De grens van een ringdeel valt
samen met een vakgrens.
Vak 1
Ringdeel 2
Vak 3
Vak 5
Ringdeel 1
Vak 4
Stap 2
Bereken per vak een faalkans voor de
verschillende faalmechanismen
Vak
1
2
3
4
5
Combin
Faalkans per
faalmechanisme
Overloop
Piping
KansOver,1
KansPip,1
KansOver,2
KansPip,2
KansOver,3
KansPip,3
KansOver,4
KansPip,4
KansOver,5
KansPip,5
KansOver
KansPip
Faalkans per
vak
Kans1
Kans2
Kans3
Kans4
Kans5
Overstr, kans
Uit de combinatie van de kansen per
faalmechanisme per vak volgt de kans op
een overstroming ergens in de dijkring. Bij
het combineren van de faalkansen wordt
rekening gehouden met afhankelijkheden
tussen faalmechanismen en vakken.
Stap 3
Bereken de scenariokansen op basis van de
kansen per vak. De scenariokansen zijn nodig
om de koppeling tussen kansen en gevolgen te
kunnen maken.
Scenario
1
2
3
Som
Scenariokans
Kans1
Kans2
Kans3
Kans
Omdat de scenarioset alle mogelijke
overstromingsverlopen omvat, is de som van
de scenariokansen gelijk aan de eerder
berekende kans op een overstroming ergens
in de dijkring.
Stap 2
Bepaal per ringdeel het overstromingspatroon,
de waterdiepten en de stroom- en
stijgsnelheden in geval van een doorbraak.
Scenario 1 (zie stap 3)
Scenario 2 (zie stap 3)
Stap 3
Definieer scenario’s: een scenario wordt
gevormd door een unieke combinatie van
falende en niet falende ringdelen. De
scenarioset bevat alle mogelijke
overstromingsscenario’s.
Scenario
1
2
3
Ringdeel 1
Faalt
Faalt niet
Faalt
Ringdeel 2
Faalt niet
Faalt
Faalt
Stap 4
Bepaal het overstromingspatroon, met de
waterdiepten en de stroom- en stijgsnelheden,
voor meervoudige doorbraken (hier: scenario
3), op basis van de overstromingsberekeningen
per ringdeel (zie stap 2).
Scenario 3
Stap 5
Bereken de schade en het slachtofferaantal
per scenario. Per scenario zullen de gevolgen
anders zijn.
Scenario
1
2
3
Schade
E1
E2
E3
Slachtoffers
N1
N2
N3
Risicoberekening
Bereken op basis van de scenariokansen en de gevolgen per scenario de verwachtingswaarden van de
schade en het aantal
Scenario
Scenariokans x Schade
Scenariokans x Slachtoffers
slachtoffers. Een
verwachtingswaarde is een
1
Kans1 x E1
Kans1 x N1
gewogen gemiddelde van alle
2
Kans2 x E2
Kans2 x N2
mogelijke uitkomsten, met
3
Kans3 x E3
Kans3 x N3
als gewichten de kansen op
Som
Verwachtingswaarde schade
Verwachtingswaarde slachtofferaantal
die waarden.
Figuur 7: De rekenmethode van VNK2.
Een dijkring kan worden opgevat als een keten: de schakels worden gevormd door alle
dijkvakken, duinvakken en kunstwerken die onderdeel uitmaken van de waterkering
(Figuur 8) Per vak en kunstwerk wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop
deze kan falen, d.w.z. zijn waterkerende functie kan verliezen. Deze verschillende
wijzen van falen worden faalmechanismen genoemd. De overstromingskans wordt
berekend door het combineren van alle faalkansen per faalmechanisme voor alle dijk-,
duinvakken en kunstwerken.
Figuur 8: De dijkring als een keten met verschillende schakels.
Voor een beschrijving van de verschillende faalmechanismen die in de risicoanalyse
zijn meegenomen wordt verwezen naar paragraaf 3.2. In paragraaf 3.3 wordt een
toelichting gegeven op de faalmechanismen die niet zijn meegenomen in de analyse.
Bij de berekening van faalkansen en overstromingskansen spelen onzekerheden een
centrale rol. Als de belasting op een waterkering groter is dan de sterkte, zal de kering
bezwijken. Omdat er onzekerheden bestaan ten aanzien van zowel de belastingen als
de sterkte-eigenschappen van waterkeringen, is het onzeker of een waterkering in een
gegeven situatie zal bezwijken. Anders gezegd: er is sprake van een kans dat de
waterkering in dat geval bezwijkt. Onzekerheden ten aanzien van belastingen en
sterkte-eigenschappen vormen dus de basis van de overstromingskans. Zouden
onzekerheden niet worden beschouwd dan is de kans dat een kering bezwijkt altijd nul
of één. Op basis van de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en per
faalmechanisme kan de kans worden berekend dat ergens een vak of kunstwerk faalt
en een bres ontstaat.
Een overstroming kan ontstaan door één of meerdere bressen. Om het aantal
mogelijke combinaties te beperken wordt een ‘ringdeel’ geïntroduceerd. Een ringdeel is
een deel van de dijkring waarvoor geldt dat de gevolgen vrijwel onafhankelijk zijn van
de locatie van de bres binnen dat ringdeel. Alle mogelijke combinaties van falende en
niet falende ringdelen (overstromingsscenario’s) vormen samen de scenarioset. Voor
elk overstromingsscenario wordt de scenariokans berekend. Door sommatie van alle
scenariokansen wordt de overstromingskans berekend. Dit is de kans dat zich ergens
in de dijkring één of meerdere doorbraken voordoen.
Niet elke doorbraak heeft echter dezelfde gevolgen. Om het overstromingsrisico te
bepalen is het nodig om voor alle mogelijke (combinaties van) doorbraken ook de
gevolgen te bepalen.
Door provincie Zuid-Holland zijn onder begeleiding van VNK2 voor een aantal
breslocaties en voor verschillende belastingsituaties overstromingsberekeningen
gemaakt. Per overstromingsberekening zijn de gevolgen berekend in termen van
economische schade en aantal te verwachten dodelijke slachtoffers. Daarbij zijn ook
de (on-)mogelijkheden voor evacuatie meegenomen. Vervolgens zijn uit het
overstromingsverloop van de enkelvoudige doorbraken het overstromingsverloop van
eventueel meervoudige doorbraken afgeleid.
Ook voor de meervoudige doorbraken zijn de gevolgen berekend.
22
Door de scenariokansen aan de bijbehorende gevolgen te koppelen kan het
overstromingsrisico worden berekend. Het overstromingsrisico wordt weergegeven
door de jaarlijkse verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal
slachtoffers, het groepsrisico (FN-curve), de overschrijdingskans van de schade (FScurve), het plaatsgebonden risico (PR) en het lokaal individueel risico (LIR). In
hoofdstuk 6 wordt nader op deze weergaven van het risico ingegaan.
1.5
Leeswijzer
Het rapport dat u nu aan het lezen bent, is het hoofdrapport. Het hoofdrapport is
geschreven op basis van twee achtergrondrapporten. De achtergrondrapporten zijn
weer geschreven op basis van de achterliggende faalmechanisme - en
kunstwerkenrapporten. In onderstaand overzicht is schematisch weergegeven welk
rapport u nu in handen heeft en hoe het past in het geheel van rapporten. In dit
achtergrondrapport zijn per faalmechanisme in het betreffende hoofdstuk de
uitgangspunten en een samenvatting van de resultaten weergegeven. De
schematisaties per dijkvak zijn beschreven in de faalmechanismerapporten.
Hoofdrapport
Achtergrondrapport
Dijken
Faalmechanismerapport
Overloop en golfoverslag
Faalmechanismerapport
Macrostabiliteit binnenwaarts
Faalmechanismerapport
Opbarsten en piping
Faalmechanismerapport
Beschadiging bekleding en
erosie dijklichaam
Overall
kunstwerkrapport
Achtergrondrapport kw 1
Achtergrondrapport kw ..
Figuur 9: Schematisch overzicht rapporten.
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het dijkringgebied. Dit hoofdstuk gaat onder
andere in op de inrichting en de hoogteligging, het watersysteem en de ligging van de
primaire waterkering. Ten slotte wordt de onderverdeling van de dijkvakken besproken
en wordt een toelichting gegeven op de selectie van de kunstwerken waarvoor in VNK2
betrouwbaarheidsanalyses zijn uitgevoerd.
Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en
per faalmechanisme, na een korte toelichting op de beschouwde en niet-beschouwde
faalmechanismen. De vakken met de grootste faalkansen worden uitgelicht.
Hoofdstuk 4 presenteert de resultaten van de uitgevoerde overstromingsberekeningen
en de daaruit afgeleide gevolgen. Het betreft hier steeds enkelvoudige doorbraken. Per
doorbraaklocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende
belastingcondities. Voorafgaand aan de presentatie van de resultaten van de
overstromingsberekeningen, wordt kort ingegaan op de gehanteerde aannamen en
uitgangspunten.
Hoofdstuk 5 beschrijft de resultaten van deze scenariokansberekeningen. Ook wordt
een toelichting gegeven op de selectie van de scenario’s (enkelvoudige en
meervoudige doorbraken) die ten grondslag liggen aan de risicoberekeningen.
Hoofdstuk 6 beschrijft de resultaten van de uitgevoerde risicoberekeningen. Het
overstromingsrisico wordt op verschillende wijzen weergegeven. Het economisch risico
en het slachtofferrisico worden afzonderlijk behandeld.
Hoofdstuk 7 beschrijft de resultaten van gevoeligheidsanalyses die zijn uitgevoerd.
Deze geven inzicht in de invloed van belangrijke uitgangspunten op de grootte van het
berekende overstromingsrisico. Ook geven zij aan wat de invloed is van verschillende
(typen) interventies.
Hoofdstuk 8 geeft de conclusies weer van de risicoanalyse voor dijkringgebied 21. Ten
slotte worden aanbevelingen gedaan voor het waarborgen en verder verkleinen van
het overstromingsrisico.
24
2
Gebiedsbeschrijving en schematisatie
In dit hoofdstuk zijn de ligging en de kenmerken van dijkringgebied 21 beschreven.
Daarnaast is de onderverdeling van de waterkering in vakken ten behoeve van de
faalkansberekeningen toegelicht. In het achtergrondrapport [ref 3] wordt nader
ingegaan op de vakindeling.
2.1
Beschrijving dijkringgebied 21, Hoeksche Waard
2.1.1
Gebiedsbeschrijving
Dijkring 21 Hoeksche Waard ligt in het zuidwesten van de Provincie Zuid-Holland en
omsluit een gebied van circa 30.000 hectare, met ruim 85.000 inwoners. In het
dijkringgebied liggen de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, OudBeijerland en Strijen. Het dijkringgebied grenst in het noorden aan de Oude Maas, in
het oosten aan de Dordtsche Kil, in het zuiden aan het Hollands Diep en het
Haringvliet en in het noordwesten aan het Spui.
De waterkering heeft een totale lengte van 69 kilometer. Het dijkringgebied is door
twee tunnels verbonden met naastgelegen dijkringen. In het noorden ligt de
Heinenoordtunnel voor de verbinding met IJsselmonde (dijkring 17). In het oosten ligt
de Kiltunnel voor de verbinding met het Eiland van Dordrecht (dijkring 22). Voor
dijkringgebied 21 Hoeksche Waard geldt conform de Waterwet een veiligheidsnorm
van 1/2.000 per jaar.
Figuur 10: Ligging van dijkring 21 Hoeksche Waard.
2.1.2
Beheerder
Het beheer van deze dijkring is in handen van waterschap Hollandse Delta (WSHD).
WSHD toetst en beoordeelt elke 6 jaar (voorheen 5 jaar) de veiligheid van de primaire
keringen. Deze toetsing worden door de provincie Zuid-Holland geaccordeerd.
2.1.3
De primaire waterkering van dijkringgebied 21
De primaire waterkering van dijkring 21 bestaat uit dijken en kunstwerken. Er komen
geen duinen voor.
In het noorden vormt de kering de bescherming tegen een overstroming vanuit de
Oude Maas. De kering heeft hier een grasbekleding en bij grote trajecten is een
voorland aanwezig. Ten oosten van het dorp Heinenoord wordt de primaire kering door
de A29 gekruist die vervolgens via de Heinenoordtunnel onder de Oude Maas door
gaat.
De kering buigt ten noorden van ’s Gravendeel naar het zuiden af en vormt hier de
bescherming tegen een overstroming vanuit de Dordtsche Kil. Ook hier is de kering
bekleed met een grasbekleding. Op enkele plekken in dit traject is een haven met een
voorliggende kering en/of havendam aanwezig. Ten zuiden van ’s Gravendeel ligt de
Kiltunnel onder de Dordtsche Kil en de primaire kering.
Ten oosten van Strijen gaat de Dordtsche Kil over in het Hollands Diep. Bij Strijensas
is een jachthaven met een voorliggende havendam aanwezig. Langs het Hollands Diep
liggen veel trajecten met een voorland en bij Numansdorp zijn twee havens met
strekdammen aanwezig.
Ten westen van de Haringvlietbrug gaat het Hollands Diep over in het Haringvliet. Het
beeld van de kering blijft hier min of meer hetzelfde, een groene kering met op grote
trajecten een voorland. Bij de overgang van het Haringvliet naar het Spui is het
voorland tot meer dan 1.500m van breed. En in het Spui ligt hier een voorliggende
kering langs de oever tot aan de haveningang van Goudswaard. Ten noorden daarvan
ligt de kering dichter langs de oever van het Spui.
2.1.4
Bodemopbouw dijkringgebied 21
De dieper gelegen bodempakketten zijn onder invloed van de zee ontstaan. De basis
van deze mariene pakketten ligt op circa NAP -200 m. In de loop van het Pleistoceen is
de door bodemdaling gecreëerde ruimte voor sedimentatie niet langer met mariene,
maar met (peri-mariene) rivierdelta-afzettingen opgevuld. De top van deze formatie
(vanaf NAP -30 tot -15 m) wordt door uitgestrekte, regionaal te vervolgen kleiige
niveaus gekenmerkt (voormalige kustvlakte/rijn delta’s). De rivieren Rijn en Maas
hebben hun loop na het Vroeg Pleistoceen naar het oosten verlegd.
Pas in de twee jongste ijstijden kwam het gebied weer onder invloed van sedimentatie
door de Rijn en Maas te staan. In de laatste ijstijd vormden de rivieren een breed
gezamenlijk dal dat op het hoogtepunt van deze ijstijd zuidwaarts migreerde, waarbij
een deel van de bestaande sedimenten is geërodeerd en er nieuwe rivierafzettingen
zijn afgezet. De overgang van Pleistoceen naar Holoceen wordt gemarkeerd door de
Laag van Wijchen: een klei- en leemlaag (maximaal enkele decimeters dik) die in het
dijkringgebied dik en complex is ontwikkeld, met ingeschakelde veenlagen,
bodemhorizonten en lagen rivierduinzand.
Na de laatste ijstijd aan het begin van het Holoceen vormde zich, in het langzaam
verdrinkende landschap, een veenlaag die door latere erosie niet overal wordt
aangetroffen. De verdere Holocene opeenvolging, ten gevolge van zeespiegelstijging
en verzilting vanaf 8.500 jaar geleden, wordt in het gebied gekenmerkt door
overwegend kleiige getijdenafzettingen, estuariene afzettingen met zandige geulen,
een uitgestrekt veenpakket en hernieuwde estuariene afzettingen. Ter hoogte van de
huidige kust werd een brede strook duin- en strandzanden afgezet. [ref 13]
26
2.2
Ontstaansgeschiedenis
In de Romeinse tijd waren er reeds nederzettingen in het gebied dat nu de Hoeksche
Waard wordt genoemd. Destijds stroomde de Maas waar nu de Binnenbedijkte Maas
ligt. Haaks hierop stroomde de Striene in noord-zuid richting door het gebied.
De huidige Hoeksche Waard ontstond na 1421 toen de Sint Elisabethsvloed het gebied
overstroomde en de waterlopen in het deltagebied drastisch veranderde. Daarvoor
hoorde het oostelijk deel bij de Groote of Hollandsche Waard, en het westelijk deel bij
het voormalige eiland Putten. Na deze overstroming waren alleen de polders
Munnikenland en Sint Anthoniepolder en enkele dijken nog over. De naam Hoeksche
Waard is afgeleid van de ambachtsheerlijkheid Hoecke, het tegenwoordige
Puttershoek. De bedijking van de Hoeksche Waard vond in hoofdzaak plaats tussen
1538 en 1653. Omdat dit geleidelijk gebeurde liggen er op het gehele ‘eiland’ dijken in
het landschap. In de anderhalve eeuw daarna werden nog enkele gorzen langs het
Haringvliet en het Hollands Diep bedijkt. In de laatste 200 jaar is aan de omvang van
het eiland niet veel veranderd. Alleen langs het Hollands Diep zijn er nog wat stroken
land ingepolderd.
2.3
Recente geschiedenis: bedreigingen en versterkingen
2.3.1
Overstromingsrampen
De watersnoodramp in 1953 heeft ook in de Hoeksche Waard grote schade aangericht
en vele slachtoffers geëist, in totaal 141 mensenlevens. In de dijken rondom de
Hoeksche Waard zijn meer dan 80 gaten geslagen. De zwaarst getroffen gebieden
waren de gebieden langs het Haringvliet, Hollands Diep en de Dordtsche Kil. Circa 44%
van het totale landoppervlak heeft onder water gestaan en slechts 24% is droog
gebleven. Overige gebieden (32%) waren drassig door kwel en het overlopen van
binnendijken (zie Figuur 11). In Numansdorp vielen met 56 mensenlevens de meeste
slachtoffers als gevolg van een doorbraak ter plaatse van het huidige VNK2-dijkvak
DV37 (zie paragraaf 2.4 voor nadere informatie over de vakindeling). [ref 12]
Figuur 11: Dijkdoorbraken en overstroomd gebied [ref 12].
2.3.2
Versterkingen
Dijkversterkingsprogramma
Enkele trajecten van de dijkring zijn door het waterschap opgenomen in een
dijkversterkingsprogramma. Deze trajecten zijn in de tweede toetsronde reeds
grotendeels afgekeurd op stabiliteit en worden na de peildatum van de derde
toetsronde versterkt. In de derde toetsronde zijn daarom de scores van de tweede
toetsronde overgenomen, omdat de maatgevende omstandigheden en de
toetsingsregels ten opzichte van de tweede toetsronde niet zijn gewijzigd.
Oorspronkelijk was circa 31,3 km kering aangewezen voor dijkversterking. In Tabel 5
zijn de oorspronkelijk beoogde trajecten weergegeven.
van [km]
1,88
tot [km]
lengte [km]
cluster
3,96
2,08 Hoeksche Waard Noord
5,4
6
0,6 Hoeksche Waard Noord
13,6
14,1
0,5 Hoeksche Waard Noord
15,52
17
1,48 Hoeksche Waard Noord
27,5
30,9
3,4 Hoeksche Waard Zuid
31,9
36,64
4,74 Hoeksche Waard Zuid
41,28
44,8
3,52 Hoeksche Waard Zuid
44,8
45,88
1,08 Hoeksche Waard Zuid
54,9
58,8
3,9 Spui Oost
58,8
63,1
4,3 Spui Oost
63,1
64,1
1 Spui Oost
64,1
67,12
3,02 Spui Oost
67,12
67,3
0,18 Spui Oost
67,4
68,9
1,5 Spui Oost
Tabel 5: oorspronkelijk beoogde trajecten voor dijkversterking.
In een later stadium is besloten om prioritering aan te brengen in de
dijkversterkingen. Op basis hiervan is een nieuwe lijst met dijkversterkingen opgesteld
en is er circa 23,8 km kering aangewezen voor dijkversterking. In Tabel 6 is
weergegeven welke dijkversterkingen er gepland staan voor dijkring 21. Daarbij is
aangegeven voor welke faalmechanismen versterkt wordt en welke status het plan
heeft: projectplan (PP) of voorkeursalternatief (VKA). In de laatste kolommen is
aangegeven welke vakken/faalmechanismen VNK in deze trajecten beschouwt.
Duidelijk is dat voor alle trajecten geldt dat de betreffende faalmechanismen ook
worden beschouwd binnen VNK. Dit ligt voor de hand, aangezien zowel de VNKselectie als de dijkversterkingen op de toetsing gebaseerd zijn. Daarbij komt het
overigens voor dat een dijkversterking voor een grotere lengte wordt uitgevoerd dan
het betreffende vak met een onvoldoende score op een van de faalmechanismen.
28
naam werk
naam cluster
van
tot
lengte
faalmechanismen
status
[m]
[m]
[m]
dijkversterking
plan
O/O, Pip, Stab,
deels Bk
Bosschendijk
Hoeksche Waard
Noord
1880
4000
2120
talud verflauwen,
kruinverhoging,
binnenberm verbr.,
nieuwe kleilaag
PP
dijkvak
faalmechanismen
VNK
DV3
O/O, Bk
DV4
O/O, Bk
DV5
O/O, Bk, Stab
(nog niet
compleet
door
procedures)
buiten
O/O, Pip, Stab,
deels Bk
Simonsdijkje
Hoeksche Waard
Noord
DV13b
O/O, Bk
PP
(nog niet
13530
14100
570
talud verflauwen,
compleet
binnenberm verbr,
door
nieuwe kleilaag
procedures)
DV14
O/O, Bk, Pip
DV16
O/O, Bk, Pip, Stab
DV28
O/O, Bk
DV29
O/O, Bk, Pip, Stab
DV30
O/O, Bk, Pip
DV31
O/O, Bk, Stab
DV35
O/O, Bk
PP +
DV36
O/O, Bk
Binnenberm
projectnota
DV37
O/O, Bk
aanleggen en
MER
DV38
O/O, Bk, Pip
DV39
O/O, Bk
DV45
O/O, Bk
DV46
O/O, Bk, Stab
DV48
O/O, Bk
DV49
O/O, Bk
DV51
O/O, Bk
buiten
O/O, Pip, Stab, Bk
PP
Gorsdijk
Hoeksche Waard
Noord
15500
17000
1500
talud verflauwen,
(nog niet
kruinverhoging,
compleet
binnenberm verbr.,
door
nieuwe kleilaag
procedures)
buiten
Stab, pip
Sassedijk/Buitendijk
van Strijen
Hoeksche Waard Zuid
27500
30900
3400
Meestal
PP +
binnenberm en
projectnota
taludaanvulling en
MER
kleikist in
buitentalud
Stab, pip
Buitendijk van
Strijen/Hogezandse
Hoeksche Waard Zuid
31900
36640
4740
kleikist buitentalud
Stab, O/O
Binnenberm
Westersedijk
Hoeksche Waard Zuid
41300
42600
1300
aanleggen /
teensloot
verleggen of
PP +
projectnota
MER
dijkverlegging
Stab,
Westersedijk
Hoeksche Waard Zuid
43000
43650
650
Berm aanbrengen,
teensloot dempen
Nieuwendijk
Hoeksche Waard Zuid
44700
45900
1200
Stab
PP +
projectnota
MER
PP +
DV52
O/O, Bk
DV62
O/O, Bk, Stab
DV63
O/O, Bk
DV64
O/O, Bk, Stab
DV65
O/O, Bk, Pip, Stab
DV66
O/O, Bk, Pip
DV67
O/O, Bk, Pip, Stab
DV68
O/O, Bk, Pip
DV70
O/O, Bk, Pip
DV73
O/O, Bk, Stab
DV74
O/O, Bk, Pip
DV77
O/O, Bk, Pip, Stab
DV78
O/O, Bk
Pip, Stab, Bk
binnen-buitenberm
Westdijk /
Goudswaard /
Molenpolderdijk
Spui Oost
54900
60300
5400
kruinverhoging
damwand
Nota VKA
asverschuiving
Piershil westelijk
Stab, Pip, Bk
Piershil oostelijk
Spui Oost
60650
61280
630
Asverschuiving met
Nota VKA
binnenberm
Spuidijk – NieuwBeijerland
Stab
Spui Oost
63200
63500
300
Nota VKA
Damwand
Stab
Spuidijk – landelijk
/
Binnenberm
Spui Oost
Korendijk /
65300
67300
inlaat Brakelseveer
2000
Asverschuiving
maatwerk deels
Nota VKA
constructie
* PP = projectplan, VKA = voorkeursalternatief
Tabel 6: definitieve trajecten voor dijkversterking, inclusief bijbehorende VNK2-vakken en beschouwde
faalmechanismen.
Figuur 12: Dijkversterkingstrajecten HWBP2 (rood).
30
Het uitgangspunt voor de faalkans- en risicoanalyse is de huidige onversterkte situatie.
De dijkversterkingen zijn binnen VNK in een gevoeligheidsanalyse beschouwd. De
versterkte situatie is benaderd door de betreffende dijkvakken uit te schakelen.
2.4
Vakindeling categorie a-kering
Ten behoeve van de faalkansberekeningen is de waterkering van dijkringgebied 21
onderverdeeld in dijk- en duinvakken. Een dijk- of duinvak is een deel van een
waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen nagenoeg homogeen
zijn.
2.4.1
Vakindeling dijken
Een grens van een dijkvak kan op verschillende manieren worden gekozen. Daarbij
wordt rekening gehouden met:
• Een overgang van de categorie waartoe de waterkering behoort;
• Een verandering van het type waterkering;
• Een verandering van de gevolgen bij een doorbraak;
• Een dusdanige verandering in belasting en/of sterkte-eigenschappen dat niet
langer sprake is van een homogene belasting en/of van homogene sterkteeigenschappen.
• De vakindeling in de toetsing.
• De resultaten in de verschillende toetssporen
2.4.2
Overzicht vakindeling
Een overzicht van de onderverdeling van dijkring 21 in dijkvakken is gegeven in Figuur
13. Een compleet overzicht van de vakgrenzen, locatieaanduidingen en bijbehorende
ringdelen is opgenomen in Bijlage C.
Figuur 13: Vakindeling dijkring 21.
2.5
Kunstwerken
In totaal bevinden zich 31 kunstwerken in de categorie a-kering van dijkring 21. Het
betreft kunstwerken als: gemalen, coupures, inlaten, sluizen en tunnels. In Tabel 7 is
een overzicht gegeven van deze kunstwerken. Daarbij is aangegeven of het kunstwerk
binnen VNK is geanalyseerd en wat de reden is geweest om een kunstwerk niet te
analyseren.
VNK nummer
Kunstwerk naam en type
VNK.21.01.001
Type
VNK-analyse
Reden niet geanalyseerd
Coupure/vloedschotten Goudswaard Coupure
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Deze vloedschotten bevinden zich in de
gevels van een woning die aan de haven van
Goudswaard ligt. Het feit dat de schotten
zich in een woning bevinden betekent dat ter
plaatse van de coupures de kans bijzonder
klein is dat een bres zal ontstaan.
Door de bijzondere omstandigheden met een
woning en de beperkte hoeveelheid
informatie die beschikbaar is, is deze
coupure niet nader beschouwd
VNK.21.01.002
Coupure Goudswaard
Coupure
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
De drempel van dit kunstwerk ligt
NAP+3,10 m; het toetspeil is NAP+2,60 m.
VNK.21.01.003
Coupures woningen NieuwBeijerland
Coupure
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
De drempel van deze coupure ligt op circa 3
decimeringshoogten boven het toetspeil.
VNK.21.01.004
Coupure Nieuw-Beijerland
Coupure
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
De drempel van de coupure ligt circa 2
decimeringshoogten boven het toetspeil.
VNK.21.02.001
Gemaal De Volharding
Gemaal
Geanalyseerd
VNK.21.02.002
Gemaal De Boezemloozende
Gemaal
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
VNK.21.02.003
Gemaal Raepshille
Gemaal
Geanalyseerd
VNK.21.02.004
Gemaal Hoogezand
Gemaal
Geanalyseerd
Deze leiding ligt met een kattenrug over de
dijk met b.o.b. circa 2 decimeringshoogten
boven het toetspeil.
VNK.21.02.005
Gemaal Cromstrijen
Gemaal
Geanalyseerd
VNK.21.02.006
Gemaal Westerse Polder
Gemaal
Geanalyseerd
VNK.21.02.007
Gemaal De Bosschen
Gemaal
Geanalyseerd
VNK.21.02.008
Gemaal Kijffhoeck
Gemaal
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
VNK.21.02.009
Gemaal De Eendragt
Gemaal
Geanalyseerd
VNK.21.02.010
Gemaal Kuipersveer
Gemaal
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Op tekening is aangegeven dat het
kunstwerk is gerenoveerd en voorzien van
een hevelleiding welke op NAP+3,60 m door
de dijk ligt. Het toetspeil ter plekke bedraagt
NAP+2,80 m.
VNK.21.03.001
Inlaatsluis/leiding Goudswaard
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Kleine leidingdiameter ø500 mm.
Kleine leidingdiameter ø250 mm.
VNK.21.03.002
Inlaatsluis Piershil
Inlaatsluis
Geanalyseerd
VNK.21.03.003
Inlaatsluis Brakelsveer
Inlaatsluis
Geanalyseerd
VNK.21.03.004
Inlaatsluis Oude Tol
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
VNK.21.03.005
Inlaat Trekdam
Inlaatsluis
Geanalyseerd
VNK.21.03.006
Inlaat haven 's-Gravendeel
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
In de winter staat het kunstwerk standaard
gesloten. Tevens ligt de binnendijkse
uitstroomconstructie op grote afstand van de
dijk waardoor bresvorming bij bezwijken van
de bodembescherming uitgesloten is.
VNK.21.03.007
Inlaat Lorregat
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Kleine leidingdiameter ø290 mm
VNK.21.03.008
Inlaat haven Heinenoord
Inlaatsluis
Geanalyseerd
VNK.21.03.009
Hevel Puttershoek
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Deze leiding ligt met een kattenrug over de
dijk met b.o.b. circa 3 decimeringshoogten
boven het toetspeil.
VNK.21.03.010
Hevel Goidschalxoord
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Kleine leidingdiameter ø260 mm
32
Bij locatiebezoek is vastgesteld dat de
diameter zeer beperkt is waardoor
instroming zodanig beperkt zal zijn dat geen
substantiële gevolgen zullen optreden.
Tekeningen of andere gegevens zijn niet
beschikbaar.
VNK nummer
Kunstwerk naam en type
Type
VNK-analyse
VNK.21.03.011
Inlaatsluis Den Hitsert
Inlaatsluis
Geanalyseerd
VNK.21.03.012
Inlaatleiding Nieuw-Beijerland
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Kleine leidingdiameter ø500 mm
VNK.21.03.013
Inlaatleiding Torensteepolder
Inlaatsluis
Verwaarloosbaar
kleine faalkans
Deze leiding ligt in een secundaire
waterkering aan de binnenzijde van keersluis
Numansdorp. Aangezien het kunstwerk dus
niet in een primaire waterkering ligt is het
kunstwerk afgevallen.
VNK.21.04.001
Keersluis Bosschendijk OudBeijerland
Keersluis
Geanalyseerd
VNK.21.04.002
Keersluis Numansdorp
Keersluis
Geanalyseerd
VNK.21.06.001
Schutsluis Strijensas
Schutsluis
Geanalyseerd
VNK.21.08.001
Duikersluis Het Lorregat
Uitwateringssluis
Geanalyseerd
Tabel 7: Overzicht kunstwerken dijkring 21.
Reden niet geanalyseerd
3
Overstromingskans
Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de overstromingskans is berekend en toont de
resultaten van de uitgevoerde berekeningen.
3.1
Aanpak en uitgangspunten
De kansberekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het programma PC-Ring [ref 4 ref 6]. De faalkansen voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts zijn met
behulp van aparte procedures buiten PC-Ring berekend. De voor dit faalmechanisme
berekende faalkansen zijn vervolgens ingevoerd in PC-Ring voor de
faalkansberekening per vak, per ringdeel en de overstromingskans.
De belastingmodellen in PC-Ring zijn gebaseerd op de ‘thermometerwaarden’ van
2006 (TMR2006). In deze waarden zijn de gegevens en inzichten tot en met 2006
verwerkt.
Ten behoeve van de berekening van de faalkans is eerst per dijkvak vastgesteld welke
faalmechanismen op welke locaties relevant zijn. Daarbij is gebruik gemaakt van de
resultaten en onderliggende gegevens uit de tweede en derde toetsronde en het
oordeel van de beheerder. Per faalmechanisme is per vak een schematisatie van de
waterkering opgesteld (bepaling hoogte, intree- en uittreepunt, gemiddelden,
spreidingen, enz.).
In VNK2 wordt als richtlijn gehanteerd dat alle geplande verbeteringswerken, waarvan
het bestek gereed is, worden meegenomen zoals in het bestek is beschreven. Indien
de verbeteringswerken zich nog in een eerder stadium bevinden worden deze in
principe niet meegenomen.
Op vakniveau zijn, indien relevant, verschillende gevoeligheidsanalyses uitgevoerd om
een beeld te krijgen van de invloeden van alternatieve schematisaties. Voor een
uitgebreide toelichting op de vakindeling, de selectie van faalmechanismen en de
opgestelde schematisaties per faalmechanisme en per vak, wordt verwezen naar het
achtergrondrapport [ref 3].
3.2
Beschouwde faalmechanismen
3.2.1
Faalmechanismen dijken
Bij de bepaling van de faalkans van de dijken zijn de volgende faalmechanismen
beschouwd (zie Figuur 14):
• Overloop en golfoverslag;
• Macrostabiliteit binnenwaarts;
• Opbarsten en piping;
• Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam.
Overloop
enen
golfoverslag
overloop
golfoverslag
Opbarsten
en piping
Opbarsten
en
piping
Figuur 14:
Macrostabiliteit
binnenwaarts
afschuiving binnentalud
Beschadiging bekleding en erosie
beschadiging bekleding
dijklichaam
Beschouwde faalmechanismen dijken.
Overloop en golfoverslag
Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat grote hoeveelheden water over de dijk
stromen. Bij aflandige wind of bij kleine golfhoogten wordt het bezwijken beschreven
door het faalmechanisme overloop. In andere gevallen door het faalmechanisme
golfoverslag.
Macrostabiliteit binnenwaarts
Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat een deel van de dijk ten gevolge van
langdurig hoge waterstanden instabiel wordt en daarna aan de binnenzijde afschuift of
opdrijft.
Opbarsten en piping
Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat het zand onder de dijk wordt
weggespoeld. Door de druk van het water zal eerst, indien aanwezig, de afsluitende
laag opbarsten. Vervolgens kunnen zogenaamde ‘pijpen’ ontstaan waardoor het zand
wegspoelt en de dijk bezwijkt.
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat eerst de bekleding wordt beschadigd
door de golfaanval, waarna de grootte van de doorsnede van de dijkkern door erosie
wordt verminderd en de dijk bezwijkt.
3.2.2
Faalmechanismen kunstwerken
Voor de bepaling van de faalkans van een kunstwerk wordt rekening gehouden met de
volgende faalmechanismen (zie Figuur 15):
• Overslag/overloop;
• Betrouwbaarheid sluiting;
• Onder- en achterloopsheid;
• Sterkte en stabiliteit.
36
Overslag/overloop
overloop en golfoverslag
Betrouwbaarheid
sluiting
niet sluiten
Onder- en achterloopsheid
Sterkte en stabiliteit
achterloopsheid en
onderloopsheid
Figuur 15:
constructief falen
Beschouwde faalmechanismen kunstwerken.
Overslag/overloop
Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk doordat grote hoeveelheden water over
het gesloten kunstwerk stroomt. De hoeveelheid instromend water tast uiteindelijk de
stabiliteit van het object dan wel het achterliggende watersysteem dusdanig aan dat
sprake is van bresvorming en daarmee grote gevolgen.
Betrouwbaarheid sluiting
Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk doordat grote hoeveelheden water over
of door het geopende kunstwerk stroomt. De hoeveelheid instromend water tast
uiteindelijk de stabiliteit van het object dan wel het achterliggende watersysteem
dusdanig aan dat sprake is van bresvorming en daarmee grote gevolgen.
Onder- en achterloopsheid
Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk doordat de grond achter en onder het
kunstwerk wegspoelt. Deze vorm van erosie kan uiteindelijk leiden tot instabiliteit en
vervolgens het bezwijken van het gehele object. Dit kan uiteindelijk leiden tot
bresvorming in de dijk.
Sterkte en stabiliteit
Bij dit faalmechanisme bezwijkt het kunstwerk als gevolg van te grote horizontale
belastingen. Dit kunnen vervalbelastingen zijn op (onderdelen van) het kunstwerk,
maar ook aanvaarbelastingen kunnen uiteindelijk leiden tot het bezwijken van het
gehele kunstwerk, met bresvorming als gevolg.
3.3
Niet beschouwde faalmechanismen
Niet alle faalmechanismen kunnen met het VNK2-instrumentarium worden
doorgerekend. De faalmechanismen afschuiven voorland, afschuiven buitentalud,
micro-instabiliteit en verweking, worden binnen VNK2 niet meegenomen.
Verondersteld wordt dat deze faalmechanismen van ondergeschikt belang zijn ten
opzichte van de faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen.
Ook het faalmechanisme zettingsvloeiing wordt binnen VNK2 niet meegenomen. In de
toetsing hebben enkele dijktrajecten langs het Spui het oordeel ‘onvoldoende’
gekregen met betrekking tot dit faalmechanisme. In 2012 is nader onderzoek
uitgevoerd naar zettingsvloeiing in het Spui [ref 14]. Hierin is geconcludeerd dat langs
het Spui op een aantal trajecten de kering niet voldoet aan criteria ten aanzien van de
kans op overstroming door zettingsvloeiing, met inbegrip van 21 dagen noodreparatie
en een waakhoogte van 1 meter. Het gaat om onderstaande trajecten:
•
•
•
•
•
3.4
km59,06-59,52
km59,64-59,72
km59,76-59,93
km66,15-67,30
km69,38-0,52
Berekende overstromingskansen
VNK2 geeft een beeld van de overstromingskansen voor een dijkringgebied. De
veiligheidsbenadering in VNK2 is daarmee anders dan die in de toetsing in het kader
van de Waterwet. In de toetsing wordt beoordeeld of de primaire waterkeringen
voldoen aan de wettelijke normen. Deze normen zijn niet gedefinieerd als
overstromingskansen, maar als overschrijdingskansen van waterstanden die de
waterkeringen veilig moeten kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die
het waterkerend vermogen beïnvloeden (zie ook paragraaf 1.3).
3.4.1
Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme
De berekende overstromingskans van dijkringgebied 21 is circa 1/100 per jaar.
Deze overstromingskans heeft betrekking op de kans dat er ergens in het
dijkringgebied een overstroming plaatsvindt. In Tabel 8 zijn de faalkansen (kans per
jaar) voor de verschillende faalmechanismen weergegeven.
Type
waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag
Opbarsten en piping
Kunstwerk
Faalkans
(per jaar)
1/5.000
1/170
Macrostabiliteit binnenwaarts
1/1.300
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1/5.700
Betrouwbaarheid sluiting
Onder- en achterloopsheid
Sterkte en stabiliteit
Overstromingskans
1/42.000
1/300
1/300.000
1/100
Tabel 8 Berekende faalkansen per faalmechanisme.
In Figuur 16 is een overzicht opgenomen van de procentuele bijdragen van
verschillende faalmechanismen aan de som van de faalkansen per faalmechanisme.
38
2%
8%
32%
Overloop golfoverslag
Macrostabiliteit
binnenwaarts
Opbarsten en piping
Beschadiging bekleding en
erosie dijklichaam
Kunstwerken
gecombineerd
2%
57%
Figuur 16: Procentuele bijdragen faalmechanismen.
3.4.2
Faalkansen dijken
De resultaten van de faalkansberekeningen voor de dijken zijn weergegeven in Tabel
9. Wanneer geen faalkans is vermeld wordt, op basis van de beschikbare gegevens,
aangenomen dat de faalkans verwaarloosbaar klein is.
Tabel 9 Berekende faalkansen voor de dijken van dijkring 21.
Faalkans (per jaar) per faalmechanisme
Gebied
Spui
Dijkvak
DV1_km69,015-km0,88
DV2_km0,88-km1,88
DV3_km1,88-km2,625
Overloop en
golfoverslag
Macrostabiliteit
binnenwaarts
1/480.000
Opbarsten en
piping
1/1.500
Beschadiging
bekleding en
Gecombineerd
erosie
dijklichaam
1/6.300
<1/1.000.000
1/120.000
DV4_km2,625-km2,8
1/490.000
DV5_km2,8-km4
1/150.000
1/1.200
<1/1.000.000
1/4.000
1/3.800
1/490.000
<1/1.000.000
1/150.000
DV6_km4-km5
1/70.000
1/70.000
DV7_km5-km6
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV8_km6-km6,8
DV9_km6,8-km8,175
Oude Maas DV10_km8,175-km10,23
1/52.000
1/52.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
1/46.000
1/46.000
DV11_km10,23-km11,8
1/120.000
1/120.000
DV12_km11,8-km13,35
<1/1.000.000
DV13a_km13,35-km13,55
<1/1.000.000
DV13b_km13,55-km13,67
<1/1.000.000
DV14_km13,67-km14,1
<1/1.000.000
DV15_km14,1-km15,52
1/36.000
DV16_km15,52-km17
1/47.000
Dordtsche DV17_km17-km18,49
Kil
DV18+19_km18,49-km19,62
DV20_km19,62-km20,6
<1/1.000.000 <1/1.000.000
<1/1.000.000
1/3.900
1/3.900
1/2.800
1/3.900
1/1.600
1/89.000
1/170.000
1/36.000
1/26.000
1/230.000
1/230.000
<1/1.000.000
1/4.600
<1/1.000.000
1/200.000
<1/1.000.000
1/4.600
1/190.000
Faalkans (per jaar) per faalmechanisme
Gebied
Dijkvak
Opbarsten en
piping
DV22_km22-km22,68
<1/1.000.000
DV23_km22,68-km24,28
<1/1.000.000
1/1.300
1/230.000
1/1.300
DV24_km24,28-km25
<1/1.000.000
1/28.000
<1/1.000.000
1/28.000
DV25_km25-km25,66
<1/1.000.000
DV26_km25,66-km26,49
<1/1.000.000
DV27_km26,49-km27
<1/1.000.000
DV30_km28,3-km29,375
1/2.900
Beschadiging
bekleding en
Gecombineerd
erosie
dijklichaam
<1/1.000.000
DV29_km27,5-km28,3
1/410.000
<1/1.000.000 <1/1.000.000
<1/1.000.000 <1/1.000.000
1/6.900
1/800.000
1/6.800
1/140.000
1/130.000
1/34.000
<1/1.000.000
1/2.800
1/34.000
<1/1.000.000
1/24.000
<1/1.000.000
1/980.000
1/9.700
1/6.900
DV31_km29,375-km30,375
<1/1.000.000
1/6.200
1/6.200
DV32_km30,375-km30,9
<1/1.000.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV33_km30,9-km31,6
<1/1.000.000
DV34_km31,6-km31,9
<1/1.000.000
Hollands DV35_km31,9-km32,55
DV36_km32,55-km33,6
<1/1.000.000
1/8.200
1/8.200
<1/1.000.000
<1/1.000.000
1/69.000
1/70.000
DV37_km33,6-km34,2
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV38_km34,2-km36,2
1/340.000
DV39_km36,2-km36,64
1/260.000
1/260.000
DV40_km36,64-km37,18
1/170.000
1/170.000
DV41_km37,18-km39
1/1.800
1/430.000
1/1.800
1/460.000
1/220.000
DV42_km39-km39,925
<1/1.000.000
DV43_km39,925-km41
1/350.000
1/330.000
1/170.000
DV44_km41-km41,28
1/100.000
<1/1.000.000
1/100.000
DV45_km41,28-km41,465
1/440.000
1/720.000
1/270.000
DV46_km41,465-km42,54
<1/1.000.000
DV47_km42,54-km43
DV48_km43-km43,3
<1/1.000.000
1/620.000
1/470.000
1/160.000
1/160.000
1/100.000
1/100.000
DV49_km43,3-km43,65
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV50_km43,65-km44,7
1/21.000
DV51_km44,7-km44,82
1/26.000
DV52_km44,82-km45,88
1/53.000
DV53_km45,88-km47
Haringvliet DV54_km47-km48
DV56_km49-km50
1/300.000
DV59+60_km52,5-km53,3
1/26.000
1/53.000
<1/1.000.000
1/160.000
1/300.000
1/580.000
1/340.000
<1/1.000.000
1/73.000
1/230.000
1/32.000
1/64.000
DV63_km55,4-km56,1
1/61.000
DV64_km56,1-km57,2
1/38.000
1/200.000
DV65_km57,2-km58,1
1/36.000
1/35.000
DV66_km58,1-km58,7
1/35.000
40
<1/1.000.000
1/210.000
1/72.000
1/230.000
DV61_km53,3-km54,875
1/210.000
1/250.000
<1/1.000.000 <1/1.000.000
DV62_km54,875-km55,4
DV67_km58,7-km59
1/14.000
1/160.000
<1/1.000.000
DV58_km51-km52,5
1/38.000
1/250.000
DV55_km48-km49
DV57_km50-km51
Spui
Macrostabiliteit
binnenwaarts
DV21_km20,6-km22
DV28_km27-km27,5
Diep
Overloop en
golfoverslag
1/32.000
<1/1.000.000
1/63.000
1/61.000
<1/1.000.000
1/32.000
1/130.000
1/15.000
1/2.400
1/2.000
1/7.400
1/7.100
Faalkans (per jaar) per faalmechanisme
Gebied
Dijkvak
Overloop en
golfoverslag
DV68_km59-km60,3
1/450.000
DV69_km60,3-km60,6
1/710.000
DV70_km60,6-km61,28
1/650.000
DV71_km61,28-km62,3
1/970.000
DV72_km62,3-km63,13
1/500.000
DV73_km63,13-km63,4
1/200.000
Macrostabiliteit
binnenwaarts
Opbarsten en
piping
Beschadiging
bekleding en
Gecombineerd
erosie
dijklichaam
1/550
1/550
1/710.000
1/6.700
1/140.000
1/6.400
1/390.000
1/280.000
1/8.500
1/8.400
1/19.000
1/17.000
DV74_km63,4-km63,7
<1/1.000.000
DV75_km63,7-km64,5
<1/1.000.000
DV76_km64,5-km65,3
<1/1.000.000
DV77_km65,3-km66,3
<1/1.000.000
DV78_km66,3-km67,3
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV79_km67,3-km68,9
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV80_km68,9-km0
Overstromingskans
<1/1.000.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
1/29.000
1/28.000
1/220.000
1/5.000
1/220.000
1/1.300
1/170
1/5.700
Figuur 17: Faalkansen van dijkring 21.
Overloop en golfoverslag
Langs het Spui varieert de berekende faalkans van circa 1/35.000 (DV66) tot kleiner
dan 1/1.000.000 per jaar. Vooral falen door golfoverslag is van belang, bij een situatie
met gesloten stormvloedkeringen (alleen voor DV2 is een situatie waarbij de sluiting
faalt maatgevend) en een aanlandige windrichting. Dit is conform verwachting omdat
bij deze windrichtingen sprake is van een significante golfbelasting, hoewel de
strijklengtes niet erg groot zijn.
1/100
De berekende faalkans voor vakken langs de Oude Maas varieert van circa 1/36.000
(DV15) tot kleiner dan 1/1.000.000 per jaar (DV7, DV9 en DV11 t/m DV14). Vooral
golfoverslag is van belang, bij een situatie met gesloten stormvloedkeringen. Voor alle
vakken is NW de maatgevende windrichting. Alleen voor de vakken DV7, DV9 en DV11
t/m DV14 is overloop het dominante mechanisme. Bij vak DV7, DV9 en DV11 ligt het
voorland vrijwel net zo hoog als het hoogste punt van de kering. De vakken DV13 t/m
DV14 liggen in een afgeschermd gebied (haven) waardoor de invloed van golfbelasting
te verwaarlozen is.
Langs de Dordtsche Kil zijn de berekende faalkansen relatief klein. Vrijwel alle vakken
hebben een berekende faalkans kleiner dan 1/1.000.000 per jaar. DV17 heeft de
grootste faalkans in dit deel: circa 1/226.000 per jaar, wat ook nog een zeer kleine
faalkans te noemen is. Hier is overloop het relevante faalmechanisme, bij een situatie
met gesloten stormvloedkeringen en aflandige windrichtingen (NW).
Langs het Hollands Diep en Haringvliet varieert de faalkans sterk. Zo is de faalkans
van dijkvak DV27 kleiner dan 1/1.000.000 per jaar en van het naastliggende dijkvak
DV28 1/34.000 per jaar. Dit wordt veroorzaakt doordat de kruin van het maatgevende
profiel van DV28 significant lager ligt dan van DV27. In de meeste dijkvakken in dit
traject zijn de berekende faalkansen kleiner dan 1/100.000 per jaar. De grootste
faalkans is berekend voor vak DV50: 1/24.000 per jaar, het maatgevende vak voor dit
faalmechanisme in deze dijkring. De bij de maatgevende windrichting behorende
strijklengte is bij dit dijkvak zeer groot. Opgemerkt wordt dat voor dit vak is
aangenomen dat de kade van de voorliggende polder niet aanwezig is. Dit is een
conservatief uitgangspunt aangezien golfhoogte door de kade en de polder wordt
gereduceerd.
Opbarsten en piping
Langs het Spui zijn wisselende faalkansen berekend. De grootste faalkansen zijn
berekend bij de dijkvakken DV1, DV 66 en DV68. Bij deze vakken is de berekende
faalkans groter of gelijk aan 1/1.500 per jaar. Dijkvak DV1 heeft een dunne deklaag,
een kleine kwelweglengte en is in de toetsing afgekeurd. Bij dijkvak DV66 wordt de
bodem gekenmerkt door twee zandlagen met grote dikte en een groot hydraulisch
verval. Dit vak heeft in de toetsing ‘geen oordeel’ toegekend gekregen. Dijkvak DV68
is, met een berekende faalkans van 1/550 per jaar, het dijkvak met de grootste
bijdrage aan de kans op dit faalmechanisme binnen de gehele dijkring. Bij dit dijkvak
is de kwelweglengte relatief klein (en zijn ook twee zandlagen met grote dikte
aanwezig in de ondergrond).
De faalkans van DV65 is relatief klein en wijkt daarmee aanzienlijk af van het
naastgelegen dijkvak DV66. In de toetsing is DV65 bovendien afgekeurd. Dit heeft te
maken met het gekozen kwelslootpeil. In de toetsing is voor deze strekking NAP -1,60
m aangehouden, terwijl op het maatgevende gedeelte van dit dijkvak een kwelslootpeil
van NAP +0,85m te verwachten is. De kansbijdrage van het gedeelte met lagere
binnenpeilen is zeer gering. Binnen VNK2 is deze detaillering in de schematisatie
verwerkt.
Dijkvak DV72 heeft een grote kansbijdrage in relatie tot aangrenzende vakken. De
(enkele) zandlaag is relatief dun, maar er is ook een dunne deklaag en een groot
verval en een korte kwelweglengte. De faalkansen van overige vakken langs het Spui
zijn klein te noemen.
Langs de Oude Maas zijn de berekende faalkansen relatief groot. De dijkvakken DV13b
en DV14 hebben de grootste faalkansen in dit gedeelte van de dijkring, gezamenlijk
1/1.900 per jaar. Dit wordt veroorzaakt door de korte kwelweglengtes. Ook in de
toetsing zijn tekorten in de kwelweglengtes geconstateerd en is ‘geen oordeel’
toegekend.
42
Ook langs de Dordtsche Kil zijn de berekende faalkansen groot. Dijkvak DV23 heeft de
faalkans in dit gedeelte van de dijkring, circa 1/1.1300 per jaar. Het gaat om een
relatief lang vak waardoor het lengte-effect relatief veel invloed heeft. Bovendien is er
een korte kwelweglengte aanwezig. De berekende faalkans komt overeen met het
beeld uit de toetsing waarin het dijkvak is afgekeurd op piping.
Overige dijkvakken leveren ook een substantiële bijdrage aan de faalkans.
Langs het Hollands Diep is voor dijkvak DV38 een relatief grote faalkans berekend:
1/1.800 per jaar. Deze faalkans wordt beïnvloed door onzekerheid over de
aanwezigheid van een kleilaag in het voorland. Wanneer over het gehele dijkvak het
voorland wordt meegerekend in de kwelweglengte dan wordt de faalkans
verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000 per jaar).
De zeer kleine berekende faalkans in DV29 komt niet overeen met het beeld uit de
toetsing. In de toetsing is een zeer oppervlakkige zandlaag beschouwd met een korte
kwelweg. Deze oppervlakkige zandlaag betreft waarschijnlijk de wegfundering en niet
de pipinggevoelige laag. Aangenomen is dat de zandlaag onder de deklaag van klei en
veen pipinggevoelig is. Verder is op basis van diepte-informatie van de havenmeester
aangenomen dat de haven niet diep genoeg is om door de deklaag heen te gaan en
dat het intredepunt hierdoor buiten de haven komt te liggen. Dit resulteert in een
lange kwelweglengte en een kleine faalkans. Wanneer het intredepunt wel in de haven
ligt dan wordt met de kortste kwelweglengte (circa 45m) voor één bodemvak een zeer
grote faalkans berekend van circa 1/100 per jaar. Dit zou echter geen realistische
uitkomst zijn.
Langs het Haringvliet is één dijkvak beschouwd. De berekende faalkans is relatief
klein. Hier zijn de bodemvakken bij de jachthaven beschouwd waar de kwelweglengte
het kortst is. Het resultaat komt overeen met het beeld uit de toetsing.
Macrostabiliteit binnenwaarts
Langs het Spui zijn wisselende resultaten berekend. Voor DV70 is de grootste faalkans
berekend, circa 1/6.700 per jaar. Dit is bovendien het vak met de grootste bijdrage
aan de kans op dit faalmechanisme in de dijkring. Het resultaat komt overeen met het
beeld uit de toetsing. Voor de overige dijkvakken langs het Spui zijn de faalkansen
kleiner en dit is meer in tegenspraak met de toetsing. De berekeningen zijn hier
geoptimaliseerd wat betreft waterspanningen in de zandtussenlagen. Dit geldt met
name voor DV65 waar de ondiepe zandtussenlaag is uitgesloten met nieuw
grondonderzoek.
De zeer kleine berekende faalkans van dijkvak DV67 komt niet overeen met het beeld
uit de toetsing. In de toetsing is echter aangenomen dat een hoger gelegen laag ook
watervoerend is waardoor de waterspanningen in de toetsing ongunstiger zijn
geschematiseerd dan voor VNK2. Ook de zeer kleine berekende faalkans van dijkvak
DV77 komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. Dit verschil kan zijn ontstaan
doordat er in VNK2 een andere grondopbouw is aangehouden dan in de toetsing op
basis van nieuwe ondergrondgegevens uit de dijkversterkingsrapporten.
Langs de Oude Maas is voor dijkvak DV14 de grootste faalkans berekend, circa
1/2.900 per jaar. Dit resultaat komt overeen met het beeld uit de toetsing waarin dit
vak is afgekeurd. De zeer kleine berekende faalkans in DV5 komt niet overeen met het
beeld uit de toetsing waarin dit vak is afgekeurd. Dit heeft te maken met het verschil
tussen opdrijven of opbarsten van de bovenste zandlaag. In de toetsing is uitgegaan
van opbarsten en in de berekening van VNK niet. Dit is van grote invloed op de
berekende stabiliteit.
Langs de Dordtsche Kil zijn geen vakken beschouwd. Op basis van rapporten en
stabiliteitsberekeningen uit de toetsingen en resultaten van dijkvakken uit de andere
secties wordt dit gedeelte het meest veilig geacht met betrekking tot dit
faalmechanisme.
Langs het Hollands Diep zijn overwegend kleine faalkansen berekend. Alleen dijkvak
DV31 levert met een faalkans van 1/6.100 per jaar een substantiële kansbijdrage. Dit
komt overeen met het beeld uit de toetsing. Gebleken is dat de invloed van de
stijghoogte in de tussenzandlaag groot is. Mogelijk is de berekende faalkans
conservatief. Door nader onderzoek met peilbuizen zou de berekening verder kunnen
worden geoptimaliseerd.
De zeer kleine berekende faalkansen van DV29 en DV32 komen niet overeen met het
beeld uit de toetsing. Dit komt mede doordat in de VNK2-analyse de stijghoogte in de
zandlaag kleiner is geschematiseerd, wat een gunstig effect heeft op de stabiliteit.
Langs het Haringvliet zijn twee dijkvakken beschouwd. De faalkans in dijkvak 50 komt
niet overeen met het beeld uit de toetsing waarin dit dijkvak is afgekeurd. De
berekende faalkans is met circa 1/38.000 per jaar kleiner dan verwacht.
De zeer kleine berekende faalkans van dijkvak DV62 (kleiner dan 1/1.000.000 per
jaar) komt enigszins overeen met het beeld uit de toetsing, hoewel de faalkans kleiner
is dan verwacht. In de toetsing is dit dijkvak namelijk net goedgekeurd.
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Langs het Spui zijn voor vrijwel alle vakken verwaarloosbaar kleine faalkansen
(<1/1.000.000 per jaar) berekend. Alleen voor de grasbekleding in vak DV1 is de
faalkans relatief groot, 1/6.600 per jaar. In dit vak ligt een grasbekleding met een
slechte kwaliteit.
Ook langs de Oude Maas zijn de berekende faalkansen verwaarloosbaar klein.
Opgemerkt wordt dat voor dijkvak DV12 aanvankelijk een onrealistisch grote faalkans
was berekend voor het petit graniet. Mogelijk geeft PC-Ring hier geen betrouwbaar
resultaat. Aangenomen is dat het petit graniet minstens zo sterk is als de
naastgelegen grasbekleding.
Voor de meeste vakken langs de Dordtsche Kil is de berekende faalkans
verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000). Voor vakken DV21 en DV23 zijn de faalkansen
het grootst, voor de steenbekledingen respectievelijk 1/400.000 en 1/200.000 per
jaar. De grootste faalkansen zijn hier gevonden voor klinkers en betonblokken.
Mogelijk geeft PC-Ring hier geen betrouwbaar resultaat en zijn de faalkansen kleiner,
gezien de faalkansen voor de naastgelegen grasbekleding. Aangezien de faalkansen
voor de steenbekleding al zeer klein te noemen zijn, is hier niet de aanname van DV12
toegepast (waarbij de tussengelegen steenbekleding minstens de sterkte van een
grasbekleding heeft gekregen).
Voor veel vakken langs het Hollands Diep en het Haringvliet is de berekende faalkans
voor de bekleding verwaarloosbaar klein. Voor vak DV57 is aanvankelijk een
onrealistisch grote faalkans berekend voor de klinkerbekleding. Mogelijk geeft PC-Ring
hier geen betrouwbaar resultaat en is de faalkans kleiner, gezien de faalkansen voor
de naastgelegen grasbekleding. Hier is (net zoals bij DV12) aangenomen dat de
klinkerbekleding minstens zo sterk is als de naastgelegen grasbekleding.
3.4.3
Faalkansen kunstwerken
De resultaten van de faalkansberekeningen voor de kunstwerken zijn weergegeven in
Tabel 10. Indien tijdens de screening bepaald is dat de faalkans van een
44
faalmechanisme voor een bepaald kunstwerk verwaarloosbaar is, is voor het bewuste
faalmechanisme geen nadere analyse gedaan en geen faalkans berekend.
Kunstwerk
Faalkans (per jaar) per faalmechanisme
Overslag/
overloop
Betrouwbaarheid
sluiting
Onder- en
achterloopsheid
Sterkte en
stabiliteit
Gecombineerd
Gemaal de
Volharding
VNK.21.02.001
1/85
Gemaal De
Eendragt
VNK.21.02.009
1/120
Gemaal
Westerse
Polder
VNK.21.02.006
1/270
1/270
Inlaatsluis
Brakelsveer
VNK.21.03.003
1/460
1/460
Gemaal
Raepshille
VNK.21.02.003
1/1.800
1/1.200
1/710
Inlaatsluis
Den Hitsert
VNK.21.03.011
1/1.700
<1/1.000.000
1/1.700
Gemaal
Cromstrijen
VNK.21.02.005
1/210.000
1/56.000
<1/1.000.000
1/45.000
Inlaat haven
Heinenoord
VNK.21.03.008
1/48.000
<1/1.000.000
1/48.000
Keersluis
Numansdorp
VNK.21.04.002
<1/1.000.000
Inlaatsluis
Piershil
VNK.21.03.002
Inlaat
Trekdam
VNK.21.03.005
Tabel 10:
1/300.000
1/85
1/120
<1/1.000.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
Berekende faalkansen voor de kunstwerken van dijkring 21. Toelichting tabel:
Overslag/overloop is niet van toepassing bij het kunstwerk (kerende hoogte wordt
verzorgd door het dijklichaam). In de gecombineerde faalkans voor het kunstwerk is
de faalkans van overslag/overloop niet meegenomen indien deze bepaald wordt door
de kerende hoogte van het dijklichaam dat in dit geval over het kunstwerk loopt.
Uit de kunstwerkenanalyse volgen enkele grote faalkansen voor de kunstwerken. Voor
gemaal De Volharding en gemaal De Eendracht zijn grote faalkansen berekend ten
aanzien van het faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting (beide faalkansen zijn geel
gemarkeerd in bovenstaande tabel). Volgens experts is de kans op falen door niet
sluiten gering. In de faalkans is het herstel bij falen van de sluiting niet meegerekend.
De waterstanden in het ontwerppunt zijn dermate laag dat herstel van de sluiting
mogelijk wordt geacht en bovendien zijn de gevolgen van een falende sluiting niet
substantieel. De faalkansen voor deze mechanismen zijn hierdoor niet meegenomen in
de risicoanalyse. Voor gemaal De Eendragt betekent dit dat dit kunstwerk in de
risicoanalyse geen rol speelt.
Voor het gemaal Westerse Polder is een grote faalkans ten aanzien van het
faalmechansime onder- en achterloopsheid berekend (ook deze faalkans is in
bovenstaande tabel geel gemarkeerd). Hier speelt het gebrek aan gegevens een rol.
Het betreft een oud kunstwerk uit 1751 waarbij nooit significante problemen zijn
opgetreden. Bovendien heeft dit kunstwerk al waterstanden gekeerd die enkele
decimeringshoogten boven de waterstand in het ontwerppunt van de
faalkansberekening liggen. De faalkans voor dit mechanisme wordt niet beschouwd in
de risicoanalyse. Dit betekent dat dit kunstwerk in de risicoanalyse geen rol speelt.
<1/1.000.000
<1/1.000.000
Ook voor gemaal Raepshille is de grote faalkans ten aanzien van het faalmechanisme
sterkte en stabiliteit niet beschouwd in de risicoanalyse (deze faalkans is in
bovenstaande tabel eveneens geel gemarkeerd). Indien dit optreedt is de
doorstroomopening relatief klein. Daarnaast is de berekening van zowel onder- en
achterloopsheid als sterkte en stabiliteit conservatief ingestoken vanwege het
ontbreken van gegevens. De kans dat bij sterkte en stabiliteit meer sterkte aanwezig
is dan nu is aangehouden wordt groter geacht dan bij onder- en achterloopsheid.
3.5
Dominante vakken en faalmechanismen
In Tabel 11 is de top tien van vakken en kunstwerken weergegeven die de grootste
bijdrage leveren aan de overstromingskans.
Volgnummer
Vak of kunstwerk
Faalkans dominant
mechanisme
Dominant mechanisme
[per jaar]
1
Inlaatsluis Brakelseveer
VNK.21.03.003
1/460
onder- en achterloopsheid
2
DV68_km59-km60,3
1/550
opbarsten en piping
3
DV1_km69,015-km0,88
1/1.500
opbarsten en piping
4
DV23_km22,68-km24,28
1/1.300
opbarsten en piping
5
DV14_km13,67-km14,1
1/2.800
macrostabiliteit binnenwaarts
6
Inlaatsluis Den Hitsert
1/1.700
onder- en achterloopsheid
VNK.21.03.011
7
onder- en achterloopsheid
Inlaatsluis Raepshille
VNK.21.02.003
1/1.800
(sterkte en stabiliteit wordt
gunstiger geacht dan de
faalkans suggereert)
8
DV38_km34,2-km36,2
1/1.800
opbarsten en piping
9
DV66_km58,1-km58,7
1/2.400
opbarsten en piping
10
DV21_km20,6-km22
1/2.900
opbarsten en piping
Tabel 11:
Overzicht van de vakken met de grootste berekende faalkansen in dijkring 21.
Bij de meeste vakken in de top 10 zijn opbarsten en piping en macrostabiliteit
binnenwaarts het dominante mechanisme. In de top 10 staan drie kunstwerken met
grote faalkansen voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid.
3.6
Vergelijking met toetsing
In Bijlage D zijn de in VNK2 berekende faalkansen samen met de resultaten uit de
derde toetsronde gepresenteerd. Ook is weergegeven of er een dijkversterking is
beoogd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de oorspronkelijke ‘niet-geprioriteerde’
dijkversterkingtrajecten en de ‘geprioriteerde’ dijkversterkingstrajecten, zie paragraaf
2.3.2.
In de vergelijking tussen de resultaten van VNK2 en de toetsresultaten en geplande
dijkversterkingen vallen de volgende zaken op:
• In 13 dijkvakken (7,6 km) die worden versterkt binnen het HWBP2 zijn in
VNK2 kleine faalkansen berekend, kleiner dan 1/100.000 per jaar. VNK2 geeft
hier een gunstiger beeld van de sterkte dan de toetsing.
• In 7 dijkvakken die niet worden versterkt binnen het HWBP2 zijn in VNK2
relatief grote faalkansen berekend, groter dan 1/10.000 per jaar. VNK2 geeft
hier een ongunstiger beeld van de sterkte dan de toetsing.
46
•
In de toetsing zijn enkele kunstwerken faalmechanismen niet beschouwd,
waarvoor binnen VNK2 grote faalkansen zijn berekend.
In paragraaf 3.4.2 zijn de verschillen tussen de resultaten van VNK2 en de toetsing op
vakniveau nader toegelicht. Verschillen zitten met name in schematisatiekeuzes met
betrekking tot parameters als kwelweglengtes, binnenwaterstanden en stijghoogtes.
Niet in alle gevallen is goed te achterhalen waarop waarden die in de toetsing zijn
gehanteerd zijn gebaseerd.
48
4
De gevolgen van overstromingen per doorbraaklocatie
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de gevolgen van een overstroming per ringdeel.
Paragraaf 4.1 beschrijft de aanpak en uitgangspunten die bij de
overstromingssimulaties en de berekeningen van de schade en de aantallen
slachtoffers zijn gehanteerd. Paragraaf 4.2 geeft per ringdeel een overzicht van de
overstromingspatronen met de maximale waterdiepten die optreden en de daarbij
behorende gevolgen bij verschillende scenario’s en het maximaal scenario. In
paragraaf 4.3 zijn resultaten beschreven van berekeningen met een kleikern (in plaats
van een zandkern). Paragraaf 4.4 geeft een totaaloverzicht van de gevolgen zoals
beschreven in paragraaf 4.2 in een samenvattende tabel en grafieken.
4.1
Aanpak en uitgangspunten
4.1.1
Algemeen
De gevolgen van een overstroming worden bepaald door de mate waarin een
dijkringgebied overstroomt en de kwetsbaarheid van de getroffen objecten of
personen. In VNK2 wordt de wijze waarop het dijkringgebied overstroomt, berekend
door middel van overstromingssimulaties. Deze simulaties zijn voor dijkring 21
uitgevoerd met SOBEK1D2D (2.11.003). Met behulp van de overstromingskenmerken
(waterdiepte, stroomsnelheid en stijgsnelheid) uit de overstromingssimulaties zijn de
schade en het aantal slachtoffers berekend met behulp van HIS-SSM v2.5 [ref 10].
Omdat het overstromingspatroon en de gevolgen van een overstroming niet alleen
afhankelijk zijn van de doorbraaklocatie maar ook van de belastingcondities waarbij de
doorbraak plaatsvindt, beschouwt VNK2 meerdere mogelijke belastingcombinaties per
ringdeel. In theorie zouden oneindig veel combinaties moeten worden beschouwd,
maar in de praktijk is dat onmogelijk. Daarom worden per ringdeel alleen
overstromingsberekeningen gemaakt voor belastingcombinaties bij toetspeil (tp),
toetspeil minus een decimeringhoogte (tp-1d), toetspeil plus één decimeringhoogte
(tp+1d) en toetspeil plus twéé decimeringhoogten (tp+2d). Bij dijkring 21 zijn
buitenwaterstanden met de volgende overschrijdingskansen beschouwd:
1/200 per jaar
1/2.000 per jaar
1/20.000 per jaar
1/200.000 per jaar
–
–
–
–
toetspeil minus 1 decimeringshoogte
toetspeil
toetspeil plus 1 decimeringshoogte
toetspeil plus 2 decimeringshoogtes
(tp -1d)
(tp)
(tp +1d)
(tp +2d)
Voor dijkring 21 zijn voor een aantal breslocaties de buitenwaterstanden met een
overschrijdingskans van 1/200.000 per jaar niet beschouwd omdat de statistiek in dit
bereik tot onrealistische belastingsituaties leidt.
Het uitgangspunt van de bresgroeiberekeningen is dat de keringen een zandkern
hebben, waarbij de kritieke stroomsnelheid bij de bres 0,2 m/s is. Voor de groene
dijken, met een overstroming van betekenis, is nog een bresvariant doorgerekend met
een kritieke stroomsnelheid van 0,5 m/s (klei) in plaats van 0,2 m/s (zandkern). In
deze paragraaf worden de resultaten beschreven van de berekeningen waarin een
zandkern is aangenomen. In paragraaf 1.3 worden de resultaten beschreven van de
berekeningen waarin een kleikern is aangenomen. Voor enkele breslocaties zijn geen
tp+2d sommen beschikbaar met een zandkern.
Ten aanzien van de schadegegevens gaat VNK2 uit van de situatie in 2006. De
slachtofferberekeningen zijn gebaseerd op bevolkingsgegevens uit het jaar 2000 zoals
opgenomen in de HISSSM versie 2.5. Uit vergelijking met bevolkingsgegevens van het
CBS uit het jaar 2010 blijkt dat de bevolkingstoename in deze dijkring beperkt is tot
2% (2.000 inwoners). Deze bevolkingsgroei heeft naar verwachting geen
noemenswaardig effect op de berekeningsresultaten.
4.1.2
Ringdelen
Een ringdeel omvat een gedeelte van de dijkring waarvoor geldt dat het
overstromingsverloop vrijwel onafhankelijk is van de exacte doorbraaklocatie binnen
dat ringdeel. De overstromingsberekeningen per ringdeel vormen de basis voor de
beschrijving van de overstromingsscenario’s. Er zijn voor dijkring 21, 19 ringdelen en
17 breslocaties gedefinieerd, zoals weergegeven in Figuur 18.
Er liggen 4 ringdelen langs de Oude Maas, met breslocatie 21-02 (ringdeel 2) tot en
met breslocatie 21-05 (ringdeel 5). Er liggen 3 ringdelen langs de Dordtsche Kil, met
breslocatie 21-06 (ringdeel 6) tot en met breslocatie 21-08 (ringdeel 8). Er liggen 6
ringdelen langs het Hollands Diep, met breslocatie 21-09 (ringdeel 09) tot en met
breslocatie 21-14 (ringdeel 14). Er liggen 3 ringdelen langs het Haringvliet, met
breslocatie 21-15 (ringdeel 15) tot en met breslocatie 20-17 (ringdeel 17). Er liggen 3
ringdelen langs het Spui met breslocatie 21-18 (ringdeel 18), met breslocatie 21-19
(ringdeel 19) en met breslocatie 21-01 (ringdeel 1).
Figuur 18: Ringdelen met bijbehorende breslocaties voor dijkring 21, Hoeksche Waard.
4.1.3
Belastingcondities en sluitregimes
Dijkringgebied 21 wordt omringd door de Oude Maas, de Dordtsche Kil, het Hollands
Diep, het Haringvliet en het Spui. De hoogwaterstanden bij de breslocaties in dit
gebied worden bepaald door een combinatie van rivierafvoer, stormvloed enz. Om de
maatgevende belastingen per locatie te bepalen is gebruik gemaakt van het
probabilistisch belastingmodel HYDRA-B versie HR2006.
Voor de Maeslant- en Hartelkering gelden de volgende uitgangspunten:
De Maeslant- en Hartelkering sluiten als een hogere waterstand wordt
verwacht dan NAP +3,00 m bij Rotterdam en/of NAP +2,90 m bij Dordrecht.
Voor de voorspelnauwkeurigheid geldt een verwachtingswaarde μ = -0,09 m
en een standaardafwijking σ= 0,18 m
De faalkans (kans op niet-sluiten) is 0,01 per sluitvraag
Met HYDRA-B kunnen de hoogwaterstanden met hun z.g. illustratiepunten worden
bepaald. Een illustratiepunt is de meest waarschijnlijke combinatie van rivierafvoer,
stormvloedstand enz. bij een gegeven hoogwaterstand. Met HYDRA-B zijn voor de
50
kilometerraaien ter hoogte van de breslocaties de hoogwaterstanden berekend bij de
vier gevraagde overschrijdingsfrequenties.
Voor de locaties langs het Hollands Diep, het Haringvliet en de locaties langs het Spui
zijn belastingcombinaties bepaald waarbij de stormvloedkeringen in het ontwerppunt
gesloten zijn. Voor de locaties langs de Oude Maas, de Dordtsche Kil en ringdeel 1
langs het Spui zijn belastingcombinaties bepaald met zowel een open als gesloten
stormvloedkering. Voor deze locaties zijn bij enkele terugkeertijden berekeningen
gemaakt waarbij de stormvloedkering in het ontwerppunt open is.
4.1.4
Verhoogde lijnelementen
Bij de overstromingsberekeningen is er van uitgegaan dat regionale keringen
standzeker zijn. Er is een aantal hoger in het landschap gelegen wegen en gebieden
(de A29 en de N217) aanwezig die het overstromingspatroon kunnen beïnvloeden. In
de overstromingsberekeningen is er van uitgegaan dat ook deze lijnelementen
standzeker zijn. Dit is van grote invloed op de uitkomsten van de uitgevoerde
overstromingsberekeningen.
4.1.5
Evacuatie
Voor het bepalen van het aantal slachtoffers als gevolg van een overstroming zijn de
mogelijkheden voor (preventieve) evacuatie van belang2. In de praktijk wordt de
effectiviteit van preventieve evacuaties beperkt door de geringe voorspelbaarheid van
overstromingen, de capaciteit van de aanwezige infrastructuur en de condities
waaronder een evacuatie moet worden uitgevoerd, zoals hoge windsnelheden en
sociale onrust [ref 7].
In VNK2 wordt rekening gehouden met preventieve evacuatie door het aantal
slachtoffers te berekenen voor vier evacuatiedeelscenario’s [ref 8]. In Tabel 12 is een
overzicht gegeven van de evacuatiedeelscenario’s met de bijbehorende ingeschatte
kansen van voorkomen voor dijkring 21. De evacuatiefracties drukken het deel van de
bevolking uit dat preventief geëvacueerd kan worden. De conditionele kans is de kans
dat bij een overstroming dat deel van de bevolking daadwerkelijk geëvacueerd wordt.
Op basis van de evacuatiefracties en de conditionele kansen kan de
verwachtingswaarde van de evacuatiefractie worden berekend. Uit tabel 12 kan voor
dijkring 21 worden afgeleid dat de verwachtingswaarde voor evacuatie 0,11 per
overstroming is. Dat betekent dat bij een overstroming gemiddeld 11% van de
bevolking preventief is geëvacueerd.
2
Nadat een bres is opgetreden kunnen mensen ook nog vluchten of worden geëvacueerd. Dit gedrag is echter
onderdeel van de functies waarmee slachtofferkansen worden bepaald. Er wordt daarom in deze paragraaf alleen
gesproken over preventieve evacuatie.
Evacuatiedeelscenario
Overstroming
1. Geen
kort van
evacuatie
tevoren
2.
verwacht of
Ongeorganiseerd
onverwacht
e evacuatie
Evacuatiefractie
Conditionele kans
(-)
(-)
Verwachtingswaard
e evacuatiefractie
per deelscenario
0,00
0,40
0,00
0,03
0,44
0,01
0,59
0,12
0,07
0,76
0,04
0,03
3.
Overstroming
Ongeorganiseerd
ruim van
e evacuatie
tevoren
4.
verwacht
Georganiseerde
evacuatie
Verwachtingswaarde voor de evacuatie:
0,11
Tabel 12: Evacuatiefracties en conditionele kans voor vier verschillende evacuatiedeelscenario’s.
De evacuatiedeelscenario’s hebben effect op het aantal te verwachten slachtoffers bij
een overstroming, maar (in beperkte mate) ook op de berekende schade. Voertuigen
en goederen worden immers naar veilig gebied verplaatst.
4.2
Resultaten overstromingsberekeningen per ringdeel
De volgende subparagrafen beschrijven per ringdeel de overstromingsverlopen en de
gevolgen van de overstromingen. Per ringdeel zijn de overstromingsberekeningen
steeds voor één doorbraaklocatie uitgevoerd. Per ringdeel worden figuren
gepresenteerd van de maximale waterdiepten die optreden. Deze figuren geven naast
een indicatie van de waterdiepten ook inzicht in het overstroomd oppervlak. De
verwachte schade is steeds afgerond op vijf miljoen euro en het verwachte aantal
slachtoffers op vijf personen. Voor elke overstromingsberekening wordt een range in
slachtofferaantallen genoemd. Dit is het effect van de doorgerekende evacuatiedeelscenario’s. Het minimum van de range is het verwachte slachtofferaantal bij een
optimaal georganiseerde evacuatie (evacuatiedeelscenario 4). Het maximum van de
range is het verwachte slachtofferaantal wanneer geen evacuatie plaatsvindt
(evacuatiedeelscenario 1).
Er wordt opgemerkt dat de gevolgen bij een overstromingsscenario groter kunnen zijn
dan de in dit hoofdstuk beschreven gevolgen. Er kunnen zich immers ook meervoudige
doorbraken voordoen, waarbij bressen ontstaan op meerdere locaties (bijvoorbeeld
ringdeel 1 en ringdeel 13). De kenmerken van een overstromingsscenario met
meervoudige doorbraken worden bepaald op basis van die van de scenario’s met een
enkelvoudige doorbraak.
4.2.1
Ringdelen 1, 18 en 19: Doorbraaklocaties langs het Spui
Ringdeel 1, 18 en 19 liggen langs het Spui. Ringdeel 1 ligt het meest oostelijk. De
overstromingsberekeningen langs het Spui zijn voornamelijk uitgevoerd met
belastingcondities waarbij de stormvloedkering gesloten is. Voor ringdeel 1 zijn ook
belastingcondities mogelijk met een open kering.
Bij een doorbraak in ringdeel 1 (Figuur 19 en Figuur 20) blijft de overstroming beperkt
tot de noordoostelijke omgeving van Oud Beijerland. Het water stroomt zowel bij een
open als bij een gesloten stormvloedkering tot de Oostdijk. Bij een doorbraak bij
52
tp+2d stroomt het water over de Oostdijk het zuidelijk gedeelte van Oud-Beijerland in.
Het verschil in gevolgen bij een open of gesloten stormvloedkering is beperkt.
Bij een doorbraak van ringdeel 18 (Figuur 21) stroomt het water bij alle beschouwde
belastingcondities tot de Noordweg in het westen, de Molendijk en Steegjesdijk in het
zuiden en de Sluisjesdijk in het oosten. Er overstroomt relatief weinig stedelijk gebied.
De gevolgen blijven hierdoor beperkt.
Bij een doorbraak van ringdeel 19 (Figuur 22) overstroomt bij alle beschouwde
belastingcondities Nieuw-Beijerland en het westelijke puntje van Oud-Beijerland. De
Zinkweg voorkomt dat het water verder Oud-Beijerland instroomt.
Ringdeel 1: Doorbraaklocatie bres 21-01 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
70
80
100
130
Slachtoffers
5-10
5-20
15-60
45-180
Figuur 19: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-01
met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
70
85
Slachtoffers
5-10
5-25
Figuur 20: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-01
met een gesloten stormvloedkering voor twee buitenwaterstanden.
Ringdeel 18: Doorbraaklocatie bres 21-18 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
10
10
15
30
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 21: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-18
met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
54
Ringdeel 19: Doorbraaklocatie bres 21-19 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
105
125
210
225
Slachtoffers
0-5
0-5
5-15
5-20
Figuur 22: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-19
met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
4.2.2
Ringdelen 2 - 5: Doorbraaklocaties langs de Oude Maas
Ringdelen 2 tot en met 5 liggen langs de Oude Maas. Ringdeel 5 ligt het meest
westelijk. De overstromingsberekeningen langs de Oude Maas zijn zowel uitgevoerd
met belastingcondities waarbij de stormvloedkering open is, als waarbij deze gesloten
is.
De breslocatie van ringdeel 2 ligt ten oosten van Oud-Beijerland (Figuur 23 en Figuur
24). Bij de doorbraken tp-1d, tp en tp+1d overstroomt een relatief klein gebied en
wordt het water gekeerd door de provinciale weg N217. Het oostelijke gedeelte van
Oud-Beijerland wordt hierbij getroffen. In de situatie tp+1d met een open
stormvloedkering stroomt het water tot de Oud-Cromstreijensedijk Oostzijde ter
hoogte van Klaaswaal.
Bij een doorbraak bij ringdeel 3 (Figuur 25 en Figuur 26) overstroomt bij zowel een
open als een gesloten stormvloedkering het stedelijk gebied van Heijnenoord. Het
water wordt aan de zuidkant door de Dorpstraat tegengehouden en aan de oostkant
door de A29. Bij de situatie tp+1d met een open stormvloedkering stroomt het water
aan de zuidkant over de provinciale weg tot de Reedijk.
De breslocatie van ringdeel 4 (Figuur 27 en Figuur 28) ligt ten noordwesten van
Puttershoek. Bij een gesloten stormvloedkering stroomt in de situatie tp en tp+1d het
water tot de Blaasedijk en de Rustenburgstraat en wordt het stedelijk gebied van
Puttershoek niet getroffen. In de situatie tp-1d met een open stormvloedkering en
tp+2d met een gesloten stormvloedkering is dit wel het geval.
Bij een doorbraak bij ringdeel 5 (Figuur 29 en Figuur 30) stroomt Putterhoek vrijwel
meteen onder water. Vervolgens stroomt het water in alle situaties eerst naar het
westen ten zuiden van de Blaasedijk tot Heinenoord en vervolgens stroomt het naar
het zuiden, langs de oostzijde van de Oudendijk tot Strijen. Het water wordt in het
oosten tegengehouden door de Oud Bonaventurasedijk en de Hoekse dijk.
Ringdeel 2: Doorbraaklocatie bres 21-02 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
105
125
140
180
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 23: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-02
met een open stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
85
105
Slachtoffers
0-5
0-5
Figuur 24: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-02
met een gesloten stormvloedkering voor een buitenwaterstand.
Ringdeel 3: Doorbraaklocatie bres 21-03 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
50
65
85
Slachtoffers
0-5
0-5
5-10
Figuur 25: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-03
met een open stormvloedkering voor drie buitenwaterstanden.
56
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
50
60
Slachtoffers
0-5
0-5
Figuur 26: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-03
met een gesloten stormvloedkering voor twee buitenwaterstanden.
Ringdeel 4: Doorbraaklocatie bres 21-04 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
185
Slachtoffers
5-10
Figuur 27: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-04
met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand.
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
85
95
145
Slachtoffers
0-5
0-5
5-15
Figuur 28: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-04
met een gesloten stormvloedkering voor drie buitenwaterstanden.
Ringdeel 5: Doorbraaklocatie bres 21-05 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
515
Slachtoffers
15-55
Figuur 29: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05
met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand.
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
615
645
Slachtoffers
15-70
20-75
Figuur 30: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05
met een gesloten stormvloedkering voor twee buitenwaterstanden.
4.2.3
Ringdelen 6 - 8: Doorbraaklocaties langs de Dordtsche Kil
Ringdelen 6 tot en met 8 liggen langs de Dortsche Kil. Ringdeel 6 ligt het meest
noordelijk. De overstromingsberekeningen langs de Dortsche Kil zijn bij de situatie tp1d zowel uitgevoerd met belastingcondities waarbij de stormvloedkering open is, als
waarbij deze gesloten is. In de overige situaties is de zijn de berekeningen gemaakt
met een gesloten stormvloedkering.
Bij een doorbraak bij ringdeel 6 (Figuur 31 en Figuur 32) stroomt het water in de
situatie tp-1d bij een gesloten stormvloedkering tot de Molendijk. ’s-Gravendeel
stroomt vrijwel meteen onder. De gevolgen blijven hier beperkt. Voor alle overige
situaties stroomt het water tot aan Strijen waar het water in het westen
tegengehouden wordt door de Oud Bonaventurasedijk, de Strijensedijk in het zuiden
en Mookhoek en Strijenseweg aan het oosten. Streijen en ’s-Gravendeel worden
getroffen.
De breslocatie van ringdeel 7 (Figuur 33 en Figuur 34) ligt ten zuidoosten van ‘sGravendeel. Bij een doorbraak stroomt het water tussen de Strijenseweg en de Kilweg
tot de Schenkeldijk en de Langedijk. In de situatie tp+1d en tp+2d bereikt het water
Putterhoek en Strijensas.
58
Bij een doorbraak bij ringdeel 8 (Figuur 35 en Figuur 36) stroomt in alle situaties het
water tot Strijensas in het zuiden, Strijen in het westen, Maasdam in het noordwesten
en ’s-Gravensdeel in het noordoosten. Hierbij overstromen alle plaatsen gedeeltelijk.
In de situatie tp+1d en tp+2d overstroomt ook het gebied ten zuiden van Strijen.
Ringdeel 6: Doorbraaklocatie bres 21-06 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
365
Slachtoffers
15-65
Figuur 31: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-06
met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand.
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
75
340
390
455
Slachtoffers
0-10
10-45
20-80
35-140
Figuur 32: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-06
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 7: Doorbraaklocatie bres 21-07 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
60
Slachtoffers
5-10
Figuur 33: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-07
met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand.
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
55
90
125
170
Slachtoffers
0-10
5-20
5-25
10-50
Figuur 34: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-07
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 8: Doorbraaklocatie bres 21-08 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
330
Slachtoffers
5-25
Figuur 35: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-08
met een open stormvloedkering voor een buitenwaterstand.
60
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
295
355
445
465
Slachtoffers
5-20
5-30
10-40
10-45
Figuur 36: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-08
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
4.2.4
Ringdelen 9 - 14: Doorbraaklocaties langs het Hollands Diep
Ringdelen 9 tot en met 14 liggen langs het Hollands Diep. Ringdeel 9 ligt het meest
oostelijk. De overstromingsberekeningen langs het Hollands Diep zijn uitgevoerd met
belastingcondities waarbij de stormvloedkering gesloten is.
Bij een doorbraak bij ringdeel 9 (Figuur 37) stroomt in de situatie tp-1d en tp het
water tot de Sassedijk en de Boomdijk. De gevolgen zijn beperkt. In de situatie tp+1d
en tp+2d stroomt het water tot de Schenkelsedijk en de Kooijlandsedijk. Hierbij
bereikt het water het zuiden van s’-Gravendeel.
De breslocatie van ringdeel 10 (Figuur 38) ligt ter hoogte van Strijensas. Bij een
doorbraak overstroomt Strijensas vrijwel meteen. In de situatie tp+1d en tp+2d
stroomt het water vervolgens tussen de Sassendijk in het zuidoosten en de
Strijensedijk, Mookhoek en Strijenseweg in het noordwesten tot aan ’s-Gravendeel.
Bij een doorbraak van ringdeel 11 (Figuur 39) stroomt het gebied ten zuiden van
Strijen onder. Hierbij wordt het stedelijk gebied in het zuiden van Strijen getroffen. In
de situatie tp+1d overtroomt ook de Strijense haven.
Bij een doorbraak bij ringdeel 12 (Figuur 40) stroomt het water in alle situaties tot de
Schuringsedijk en de Buitendijk. Bij de situaties tp+1d en tp+2d bereikt het water het
oostelijke gebied van de Schuringse haven. Het overstroomd gebied bij een doorbraak
van ringdeel 13 (Figuur 41) is overeenkomstig met die van een doorbraak van ringdeel
12.
De breslocatie van ringdeel 14 (Figuur 42) ligt ten zuidwesten van Numansdorp. In alle
situaties overstroomt een beperkt gebied tot de Veerweg, Molendijk en Havenkade.
Ringdeel 9: Doorbraaklocatie bres 21-09 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
5
5
50
70
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 37: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-09
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 10: Doorbraaklocatie bres 21-10 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
15
35
60
80
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 38: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-10
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 11: Doorbraaklocatie bres 21-11 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
30
45
60
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
Figuur 39: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-11
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
62
Ringdeel 12: Doorbraaklocatie bres 21-12 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
10
10
15
40
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 40: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-12
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 13: Doorbraaklocatie bres 21-13 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
5
10
35
40
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 41: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-13
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 14: Doorbraaklocatie bres 21-14 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
5
5
20
20
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 42: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-14
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
4.2.5
Ringdelen 15 - 17: Doorbraaklocaties langs het Haringvliet
Ringdelen 15 tot en met 19 liggen langs het Haringvliet. Ringdeel 15 ligt het meest
oostelijk. De overstromingsberekeningen langs het Haringvliet zijn uitgevoerd met
belastingcondities waarbij de stormvloedkering gesloten is.
De breslocatie van ringdeel 15 (figuur 43) ligt ten zuidwesten van de A29. In alle
situaties overstroomt een beperkt gebied tot de Buitendijk, Molendijk en Hoge
Westerse Zomerpoldersekade.
De breslocatie van ringdeel 16 (figuur 44) ligt ter hoogte van Nieuwedijk. Bij een
doorbraak overstroomt Nieuwedijk vrijwel meteen. In alle situaties stroomt het water
tot de Schenkeldijk en de Molendijk in het oosten, tot de Steegjesdijk en de
Sluisjesdijk in het noorden en tot de Gebrokendijk en de Oudendijk in het westen.
Bij een doorbraak van ringdeel 17 (figuur 45) overstroomt het gebied tussen de
Westdijk, Molendijk, Gebrokendijk en Oudendijk. Goudswaard loopt in de situaties
tp+1d en tp+2d onder water.
Ringdeel 15: Doorbraaklocatie bres 21-15 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
5
5
20
20
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 43: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-15
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
64
Ringdeel 16: Doorbraaklocatie bres 21-16 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
30
40
55
75
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 44: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-16
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 17: Doorbraaklocatie bres 21-17 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
10
15
25
60
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Figuur 45: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-17
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
4.2.6
Maximaal Scenario
Figuur 46 geeft de maximale waterdiepte voor het maximaal scenario, waarbij een
doorbraak ontstaat bij alle doorbraaklocaties samen. Voor dijkring 21 is het maximaal
scenario samengesteld op basis van de maximale waterdiepten van alle
doorbraaklocaties bij tp+2d. Voor het maximaal scenario in dijkring 21 bedraagt de
economische schade meer 2 miljard Euro en vallen er meer dan 120 slachtoffers.
Delen van Oud-Beijerland, Numansdorp en Zuid-Beijerland zullen niet overstromen in
het maximaal scenario omdat is uitgegaan van regionale keringen die standzeker zijn.
tp
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
2.020
Slachtoffers
120-490
Figuur 46: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij het maximale scenario.
66
4.3
Overstromingsberekening met klei
Voor ringdelen 5 tot en met 19 zijn nog bresvarianten doorgerekend met een kritieke
stroomsnelheid van 0,5 m/s (klei) in plaats van 0,2 m/s (zandkern). Ringdeel 5 heeft
van deze ringdelen de grootste gevolgen (Figuur 47).
Ringdeel 5: Doorbraaklocatie bres 21-05 (zand)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
615
645
Slachtoffers
15-70
20-75
Figuur 47: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 5: Doorbraaklocatie bres 21-05 (klei)
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
475
550
595
Slachtoffers
10-45
15-55
15-65
Figuur 48: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-05
met een gesloten stormvloedkering voor vier buitenwaterstanden.
De schade en het aantal slachtoffers zijn bij een berekening met een zandkern
respectievelijk 10% en 15 tot 30% groter, wanneer de oppervlakte van het
overstroomd gebied gelijk is. Dit kan worden verklaard door de grotere stijg- en
stroomsnelheden bij een snellere bresgroei.
Bij enkele locaties en belastingsituaties worden de gevolgen bij een berekening met
een zandkern ook groter omdat er een groter gebied overstroomt. Dit is bijvoorbeeld
het geval bij de schade in ringdeel 9 voor de situatie tp+1d (figuur 49).
Ringdeel 9: Doorbraaklocatie bres 21-09 (tp+1d)
tp+1d zand
tp+1d klei
Waterdiepte (m)
Geen water
0 - 0.2 m
0.2 - 0.5 m
0.5 - 1 m
1 - 1.5 m
1.5 - 2 m
2-3m
>3m
Schade [M€]
50
5
Slachtoffers
0-5
0-5
Figuur 49: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij bres 21-09
voor de situatie tp+1d voor een berekening met een zandkern en een kleikern.
4.4
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen
De resultaten van de overstromingsberekeningen voor dijkring 21 zijn per
doorbraaklocatie samengevat in Tabel 13.
Ringdeel
Breslocatie
buitenwaterstand
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
21-01 (open SVK)
1
schade (miljoen €)
70
80
100
130
aantal slachtoffers
5-10
5-20
15-60
45-180
schade (miljoen €)
105
125
140
180
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-02 (open SVK)
2
21-03 (open SVK)
3
schade (miljoen €)
50
65
85
aantal slachtoffers
0-5
0-5
5-10
21-04 (gesl. SVK)
4
schade (miljoen €)
85
95
145
aantal slachtoffers
0-5
0-5
5-15
21-05 (gesl. SVK)
5
schade (miljoen €)
615
645
aantal slachtoffers
15-70
20-75
21-06 (gesl. SVK)
6
schade (miljoen €)
75
340
390
455
aantal slachtoffers
0-10
10-45
20-80
35-140
21-07 (gesl. SVK)
7
schade (miljoen €)
55
90
125
170
aantal slachtoffers
0-10
5-20
5-25
10-50
21-08 (gesl. SVK)
8
schade (miljoen €)
295
355
445
465
aantal slachtoffers
5-20
5-30
10-40
10-45
21-09 (gesl. SVK)
9
schade (miljoen €)
5
5
50
70
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-10 (gesl. SVK)
10
68
schade (miljoen €)
15
35
60
80
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Ringdeel
Breslocatie
buitenwaterstand
tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
21-11
11
schade (miljoen €)
30
45
60
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
21-12
12
schade (miljoen €)
10
10
15
40
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-13
13
schade (miljoen €)
5
10
35
40
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-14
14
schade (miljoen €)
5
5
20
20
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-15
15
schade (miljoen €)
5
5
20
20
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-16
16
schade (miljoen €)
30
40
55
75
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-17
17
schade (miljoen €)
10
15
25
60
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
21-18 (open svk)
18
schade (miljoen €)
10
10
15
30
aantal slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
105
125
210
225
0-5
0-5
5-15
5-20
21-19 (open svk)
19
schade (miljoen €)
aantal slachtoffers
Max
Scen.
Maximaal scenario
schade (miljoen €)
aantal slachtoffers
Tabel 13: Overzicht schade en slachtoffers voor alle ringdelen.
2.020
120-490
A: Schade
B: Slachtoffers
Figuur 50: Schade en slachtoffers voor evacuatiestrategie 1 bij verschillende doorbraaklocaties.
70
5
Overstromingsscenario’s en scenariokansen
Dit hoofdstuk beschrijft de definitie van overstromingsscenario’s en de berekende
scenariokansen. Een scenariokans is de kans dat een bepaald overstromingsverloop
optreedt. De overstromingsscenario’s worden gebruikt bij de koppeling van de
berekende faalkansen (hoofdstuk 3) met de gevolgen van een overstroming
(hoofdstuk 4), voor het berekenen van de overstromingsrisico’s (hoofdstuk 6).
5.1
Definitie overstromingsscenario’s
5.1.1
Aanpak
Elk overstromingsscenario wordt gevormd door een unieke combinatie van falende en
niet-falende ringdelen. In werkelijkheid is het aantal mogelijke scenario’s nagenoeg
oneindig. In VNK2 wordt een scenarioset samengesteld die representatief is voor alle
mogelijke scenario’s.
De definitie van overstromingsscenario’s berust op de volgende aspecten:
• De onderverdeling van de dijkring in ringdelen (zie hoofdstuk 4).
• De vraag of, en in welke mate, sprake is van een daling van de
buitenwaterstand na het ontstaan van een bres ergens in de dijkring
(ontlasten).
• De afhankelijkheid tussen de betrouwbaarheden van de verschillende
ringdelen: bij grotere afhankelijkheden (en afwezigheid van ontlasten) neemt
de kans op een meervoudige doorbraak toe.
5.1.2
Geen ontlasten na een doorbraak
Soms kan een bres in het ene ringdeel leiden tot een verlaging van de hydraulische
belastingen op een ander ringdeel. In dat geval is er sprake van ontlasten. Dergelijke
relaties tussen het faalgedrag van ringdelen zijn van invloed op het
overstromingsrisico. Meervoudige doorbraken zullen immers leiden tot andere
overstromingspatronen en andere gevolgen dan enkelvoudige doorbraken. In VNK2
worden drie basisgevallen onderscheiden:
1. Geen ontlasten bij doorbraak.
2. Ontlasten bij doorbraak waarbij het zwakste vak als eerste faalt.
3. Ontlasten bij doorbraak waarbij het eerst belaste vak als eerste faalt.
Bij de definitie van scenario’s is voor alle ringdelen uitgegaan van ‘geen ontlasting’. Dit
betekent dat de hydraulische belasting niet verandert als een ringdeel faalt. Dit
uitgangspunt is gebaseerd op een analyse die door de Provincie Zuid-Holland is
uitgevoerd ten aanzien van de verandering van het waterstandsverloop op de Nieuwe
Maas bij een overstroming van dijkringgebied 17 (IJsselmonde) [ref 15]. Daarbij is
gekeken naar een bres waarbij de Maeslantkering open is en een bres waarbij de
Maeslantkering gesloten is (gestremde afvoer). Deze bressen veroorzaken grote
overstromingen in dijkringgebied 17. De invloed van deze overstromingen op de
waterstand is beperkt (10-30 cm): bij kleinere overstromingen zal de invloed nog
beperkter zijn. Het is zeer aannemelijk dat deze conclusie ook geldt voor
overstromingen in het dijkringgebied van de Hoeksche Waard omdat de
belastingsituatie voor dijkring 21 hetzelfde is.
Door het hanteren van het uitgangspunt ‘geen ontlasten’ en het feit dat er 19
ringdelen zijn gedefinieerd, zijn er voor deze dijkring 524.287 (219-1) mogelijke
scenario’s met één of meerdere doorbraken.
5.2
Scenariokansen
De scenariokansen zijn met PC-Ring berekend volgens de standaardwerkwijze binnen
VNK2. In verband met de benodigde rekentijd zijn in eerste instantie alleen de
enkelvoudige doorbraken voor de verschillende ringdelen geselecteerd (19 scenario’s).
De cumulatieve bijdrage van deze scenario’s aan de ringkans bleek al circa 95,5% te
bedragen. Vervolgens zijn scenariokansen berekend voor alle tweevoudige doorbraken
(totaal 171 scenario’s). Door ook de tweevoudige doorbraken te beschouwen, steeg dit
percentage tot 99,1%). Gelet op de kleine restterm3 van 0,9% zijn verder geen
scenario’s meer doorgerekend. De cumulatieve bijdrage van de 50 meest
waarschijnlijke enkel- en tweevoudige doorbraken ten opzichte van de ringkans
bedraagt 98,4%. Omdat hiermee het risico al voldoende nauwkeurig kan worden
berekend, zijn alleen deze enkel- en tweevoudige overstromingsscenario’s in de
risicoberekeningen in detail beschouwd. De kansen per scenario zijn in Bijlage F
weergegeven.
5.3
De gevolgen van overstromingen voor een selectie van scenario’s
In de volgende paragrafen zijn de overstromingspatronen weergegeven voor de meest
waarschijnlijke enkelvoudige en tweevoudige doorbraak.
5.3.1
De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak
De meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak treedt op in ringdeel RD18. De
gekozen breslocatie ligt aan het Spui, ten noordoosten van Goudswaard.
Figuur 51: Maximale waterdiepte bij de meest waarschijnlijke enkelvoudige doorbraak.
Bij een overstroming in dit ringdeel overstromen de polders tussen Goudswaard en
Nieuw-Beijerland. Er loopt relatief weinig stedelijk gebied onder (zie Figuur 51).
3
De restterm is het verschil tussen de ringkans en de som van de scenariokansen van de berekende scenario’s De
restterm wordt in de risicoberekening gekoppeld aan het maximale scenario (=worst case scenario).
72
5.3.2
De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak
De meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak vindt plaats in ringdelen RD09 en
RD18. De gekozen breslocaties liggen aan de Dordtsche Kil (RD09) en het Spui
(RD18). Bij een doorbraak op deze locaties overstromen de polders tussen
Goudswaard en Nieuw-Beijerland en het landelijke gebied tussen Strijensas en ’s
Gravendeel. Er loopt relatief weinig stedelijk gebied onder (zie Figuur 52).
Figuur 52: Maximale waterdiepte bij de meest waarschijnlijke tweevoudige doorbraak.
74
6
Overstromingsrisico
Het overstromingsrisico is bepaald door de berekende kansen op de verschillende
overstromingsscenario’s te koppelen aan de gevolgen van deze scenario’s. Het risico
wordt uitgedrukt in het economisch risico en het slachtofferrisico.
6.1
Koppeling scenariokansen en gevolgen
Het overstromingsrisico is de combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen.
Het slachtofferrisico wordt ondermeer weergegeven als groepsrisico en als lokaal
individueel risico. Om het economisch risico en het slachtofferrisico te berekenen zijn
de volgende stappen doorlopen:
•
Stap 1: Samenstellen meervoudige doorbraken;
•
Stap 2: Koppelen van faalkansen aan gevolgen;
•
Stap 3: Berekenen van overstromingsrisico.
Stap 1: Samenstellen meervoudige doorbraken
Voor dijkring 21 zijn zowel enkelvoudige als tweevoudige doorbraken geselecteerd. Er
zijn, met uitzondering van het maximaal scenario, geen aparte
overstromingsberekeningen uitgevoerd voor meervoudige doorbraken. Voor de
tweevoudige doorbraken zijn de overstromingspatronen bepaald op basis van de
overstromingsberekeningen voor de enkelvoudige doorbraken. De gevolgen zijn
bepaald met behulp van HISSSM, zie hoofdstuk 4.
Stap 2: Koppelen van scenariokansen aan gevolgen
De waarden van de belastingvariabelen in het ontwerppunt zijn gebruikt om per
scenario een overstromingsberekening te selecteren. Het ontwerppunt
beschrijft de meest waarschijnlijke waarden van de belastingvariabelen (cq.
stochasten) waarbij het overstromingsscenario optreedt. Voor elk ontwerppunt is de
gevolgberekening geselecteerd die hoort bij het eerstvolgende, ongunstiger gelegen
peil (overstromingsberekeningen zijn gemaakt bij het toetspeil (tp), tp-1d, tp+1d en
tp+2d)4. Deze aanpak is niet per definitie conservatief.
Benadrukt wordt dat het onterecht is te veronderstellen dat een grotere
nauwkeurigheid zou kunnen worden verkregen door voor elk scenario uit te gaan van
een overstromingsberekening die exact hoort bij de waterstand waarbij het optreden
van het scenario het meest waarschijnlijk is. Hetzelfde overstromingsscenario kan
immers ook optreden bij gunstigere of ongunstigere (maar beide wel minder
waarschijnlijke) omstandigheden.
In Bijlage F is de koppeling van scenariokansen en gevolgberekeningen per scenario
weergegeven. Het maximale scenario wordt in de risicoberekening gekoppeld aan de
restterm (het verschil tussen de som van 50 scenario’s en de ringkans).
Stap 3: Berekenen van overstromingsrisico
De berekening van het overstromingsrisico omvat de sommatie van de scenariokansen
maal de bijbehorende gevolgen.
4
Met het oog op de gevoeligheidsanalyse zijn nooit de gevolgenberekeningen geselecteerd die horen bij tp-1d. Wanneer
op basis van de waarden in het ontwerppunt de gevolgenberekening bij tp-1d geselecteerd zou moeten worden is de
gevolgenberekening behorende bij tp geselecteerd. Hiermee wordt voorkomen dat tijdens gevoeligheidsberekeningen in
voorkomende gevallen wordt gekoppeld met andere overstromingsberekeningen.
6.2
Overstromingsrisico
6.2.1
Economisch risico
De verwachtingswaarde van de economische schade bedraagt 1 miljoen euro per jaar.
Als er een overstroming optreedt, is de minimale schade ruim 7 miljoen euro per jaar;
gemiddeld is de schade circa 100 miljoen per jaar en maximaal 0,5 miljard euro per
jaar.
In de berekende economische schade per scenario is het effect van verplaatsing van
economische activiteit steeds verdisconteerd. Bedrijfsuitval in het getroffen gebied zal
leiden tot verhoogde bedrijvigheid buiten dit gebied. De schade in het getroffen gebied
is dus groter dan genoemde schadebedragen.
Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde economische schade
In Figuur 53 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over het
dijkringgebied weergegeven. Uit de figuur blijkt dat de verwachtingswaarde per
hectare in het merendeel van het landelijk gebied kleiner is dan 100 euro per jaar. In
het midden en westen zelfs kleiner dan 10 euro per jaar.
De grootste schade wordt voornamelijk berekend in de woonkernen aan de randen van
het dijkringgebied (Nieuw en Oud-Beijerland, Puttershoek, ’s Gravendeel). Voor deze
gebieden is de verwachtingswaarde van de economische schade 1.000 tot 5.000 euro
per hectare per jaar, lokaal tot 10.000 euro per hectare per jaar.
Het dijkringgebied is sterk gecompartimenteerd door regionale keringen en hoger
gelegen wegen. Deze lijnelementen worden standzeker geacht binnen VNK2. Het effect
op het overstromingsverloop is goed zichtbaar in de waterdieptekaartjes in hoofdstuk
4 en dan met name in Figuur 46 waar de waterdiepte van het maximaal scenario is
weergegeven. Een groot gedeelte van het gebied raakt bij beschouwde overstromingen
niet overstroomd. In de navolgende kaartjes is met de blauwe stippellijn aangegeven
tot waar, als gevolg van standzekere lijnelementen, globaal overstromingen kan
plaatsvinden volgens de uitgevoerde berekeningen.
Figuur 53: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar.
76
FS-curve
In Figuur 54 zijn de kansen op overschrijding van bepaalde schadebedragen getoond.
De kans op ten minste 10 miljoen euro schade is circa 1/100 per jaar, de kans op ten
minste 100 miljoen euro schade is circa 1/250 per jaar en de kans op ten minste 0,5
miljard euro schade is circa 1/300.000 jaar. De maximale schade die in de FS-curve is
getoond bedraagt ruim 0,5 miljard euro. De kans dat er grotere schade optreedt, is
verwaarloosbaar klein.
Figuur 54: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve)
6.2.2
Slachtofferrisico
De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is 0,1 per jaar. Als er een
overstroming optreedt vallen er tot maximaal 140 slachtoffers, met een gemiddelde
van 8 slachtoffers bij een overstroming.
Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde aantal slachtoffers
In Figuur 55 is de ruimtelijke verdeling van de verwachtingswaarde van het aantal
slachtoffers over het dijkringgebied gegeven. In de woonkernen ligt de
verwachtingswaarde grotendeels tussen 0,0001 en 0,001 slachtsoffers per hectare per
jaar. Op enkele plekken wordt een waarde berekend groter dan 0,001 slachtoffers per
hectare per jaar. In het buitengebied worden grotendeels waarden tussen 0,00001 en
0,0001 slachtoffers per hectare per jaar gevonden.
Figuur 55: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per hectare per jaar.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar
continu op dezelfde plek bevindt, ook op die locatie slachtoffer wordt van een
overstroming. Het effect van evacuatie wordt bij de berekening van het
plaatsgebonden risico niet meegenomen. Het plaatsgebonden risico voor
dijkringgebied 21 is in Figuur 56 getoond.
Figuur 56: Plaatsgebonden risico (PR).
78
Uit de figuur blijkt dat het plaatsgebonden risico in het grootste deel van het gebied
kleiner is dan 10-5 per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten), OudBeijerland (noorden) en Piershil (noordwesten) wordt voor enkele gedeelten een LIR
berekend tussen 10-4 en 10-5 per jaar. Deze grotere waarden lijken te worden
veroorzaakt doordat hier lokaal de maximale waterdiepte wat groter is.
Lokaal individueel risico
In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico wordt bij het lokaal individueel risico het
effect van evacuatie wel meegenomen. De verwachtingswaarde van de
evacuatiefractie bedraagt 0,11 per overstroming (zie hoofdstuk 4). Dit betekent dat
verwacht wordt dat bij een overstroming gemiddeld genomen slechts een kleine fractie
van de bevolking van dijkring 21 zal zijn geëvacueerd. Figuur 57 toont het lokaal
individueel risico voor dijkringgebied 21. Het verschil tussen het lokaal individueel
risico en het plaatsgebonden risico is gelijk aan de factor 1/(1-verwachtingswaarde
evacuatiefractie). Voor dijkring 21 bedraagt deze factor 1,12 (=1/(1-0,11)). Dit
betekent dat het lokaal individueel risico vergelijkbaar is met het plaatsgebonden risico
en grotendeels kleiner is dan 10-5 per jaar en op enkele plekken ligt tussen 10-5 en
10-4 per jaar.
Figuur 57: Lokaal individueel risico (LIR).
Groepsrisico (FN-curve)
Het groepsrisico geeft de kans op een overstroming met N of meer slachtoffers en
wordt vaak weergegeven in een zogenaamde FN-curve. In Figuur 58 is de FN-curve
van dijkring 21 weergegeven. In de berekening van het groepsrisico is het effect van
evacuatie meegenomen (vier evacuatiestrategieën met bijbehorende conditionele
kansen). De figuur toont dat de kans op een overstroming met meer dan 10
slachtoffers circa 1/500 per jaar is en de kans op meer dan 50 slachtoffers circa
1/65.000 per jaar. Het maximaal aantal slachtoffers dat in de FN-curve getoond is
bedraagt circa 140. De kans op meer slachtoffers is verwaarloosbaar klein.
Figuur 58: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve).
80
7
Gevoeligheidsanalyses
Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en
overstromingsrisico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses
uitgevoerd. De gevoeligheidsanalyses geven inzicht in het effect van versterkingen of
aanpassingen in het beheer.
In het achtergrondrapport [ref 3] zijn ook op dijkvakniveau enkele
gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Deze zijn verricht om goede vakschematisaties op
te kunnen stellen en te tonen hoe alternatieve schematisatiekeuzes doorwerken in de
resultaten op vakniveau.
De selectie van onderwerpen voor de gevoeligheidsanalyses is het resultaat van
overleg tussen de verschillende betrokkenen (Projectbureau VNK2, beheerder en
provincies). De volgende gevoeligheidsanalyses zijn uitgevoerd:
•
Gevoeligheidsanalyse I – Reductie overstromingskans dijkring 21
Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie
Ib: Faalkansreductie door HWBP2-maatregelen
Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping
Id: Faalkansreductie tot economisch optimale overstromingskans per
traject
•
Gevoeligheidsanalyse II – Reductie overstromingsrisico dijkring 21
IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot normfrequentie
IIb: Risicoreductie door HWBP2-maatregelen
IId: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische
optimale overstromingskans per traject
•
Gevoeligheidsanalyse III – Gerichte reductie overstromingsrisico dijkring 21
Deze analyses zijn in de volgende paragrafen beschreven.
7.1
Gevoeligheidsanalyse I: Reductie overstromingskans dijkring 21
7.1.1
Ia: Afnemende meeropbrengst tot normfrequentie
Door het treffen van specifieke verbetermaatregelen kan de overstromingskans van
het dijkringgebied worden gereduceerd. Bij deze analyse zijn de dijkvakken en
kunstwerken gerangschikt van een grote naar een kleine kansbijdrage. De 20
dijkvakken en kunstwerken met de grootste kansbijdragen zijn weergegeven in Tabel
14.
Dijkvak/kunstwerk
Overstromingskans
[per jaar]
VNK.21.03.003
1/460
DV68_km59-km60,3
1/540
DV1_km69,015-km0,88
1/1.200
DV23_km22,68-km24,28
1/1.300
DV14_km13,67-km14,1
1/1.600
VNK.21.03.011
1/1.700
VNK.21.02.003
1/1.800
DV38_km34,2-km36,2
1/1.800
DV66_km58,1-km58,7
1/2.300
DV21_km20,6-km22
1/2.800
DV3_km1,88-km2,625
1/3.900
DV13b_km13,55-km13,67
1/3.900
DV18+19_km18,49-km19,62
1/4.600
DV31_km29,375-km30,375
1/6.200
DV70_km60,6-km61,28
1/6.400
DV26_km25,66-km26,49
1/6.800
DV30_km28,3-km29,375
1/6.900
DV67_km58,7-km59
1/7.100
DV34_km31,6-km31,9
1/8.200
DV72_km62,3-km63,13
1/8.400
Tabel 14: Overzicht vakken met een grote bijdrage aan de overstromingskans.
Steeds is een integrale verbetering van het vak/kunstwerk met de grootste
kansbijdrage gesimuleerd en is de overstromingskans van het hele dijkringgebied
opnieuw bepaald. De resultaten van het stapsgewijs verbeteren van de vakken met
een grote kansbijdragen is weergegeven in Tabel 15 en Figuur 59.
Stap
Dijkvak
Faalmechanismen
Overstromingskans
na weglaten vak
[per jaar]
Basis
-
-
1/100
Stap 1
VNK.21.03.003
Kunstwerken Piping
1/120
Stap 2
DV68_km59-km60,3
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
1/150
Dijken Overloop/golfoverslag
Stap 3
DV1_km69,015-km0,88
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Beschadiging bekleding en erosie
1/170
dijklichaam
Dijken Overloop/golfoverslag
Stap 4
DV23_km22,68-km24,28
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Beschadiging bekleding en erosie
1/200
dijklichaam
Dijken Overloop/golfoverslag
Stap 5
DV14_km13,67-km14,1
Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts
1/220
Dijken Opbarsten en piping
Stap 6
VNK.21.03.011
Stap 7
VNK.21.02.003
Stap 8
DV38_km34,2-km36,2
Stap 9
DV66_km58,1-km58,7
82
Kunstwerken Piping
Kunstwerken Sterkte en stabiliteit
Kunstwerken Piping
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Overloop/golfoverslag
1/250
1/300
1/350
1/400
Stap
Dijkvak
Faalmechanismen
Overstromingskans
na weglaten vak
[per jaar]
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Overloop/golfoverslag
Stap 10
DV21_km20,6-km22
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Beschadiging bekleding en erosie
1/470
dijklichaam
Stap 11
DV3_km1,88-km2,625
Stap 12
DV13b_km13,55-km13,67
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
1/530
1/600
Dijken Overloop/golfoverslag
Stap 13
DV18+19_km18,49-km19,62
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Beschadiging bekleding en erosie
1/690
dijklichaam
Stap 14
DV31_km29,375-km30,375
Stap 15
DV70_km60,6-km61,28
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts
1/780
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts
1/890
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Overloop/golfoverslag
Stap 16
DV26_km25,66-km26,49
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Beschadiging bekleding en erosie
1/1.000
dijklichaam
Stap 17
DV30_km28,3-km29,375
Stap 18
DV67_km58,7-km59
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
1/1.200
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Macrostabiliteit binnenwaarts
1/1.400
Dijken Opbarsten en piping
Stap 19
DV34_km31,6-km31,9
Stap 20
DV72_km62,3-km63,13
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
Dijken Overloop/golfoverslag
Dijken Opbarsten en piping
Tabel 15: Invloed weglaten vakken met een grote bijdrage aan de overstromingskans.
1/1.700
1/2.100
1.2E-02
1.0E-02
8.0E-03
6.0E-03
4.0E-03
2.0E-03
0.0E+00
Figuur 59: Invloed weglaten vakken met relatief grote bijdragen aan de overstromingskans.
De grootste reductie van de overstromingskans vindt plaats bij de eerste paar
verbeterstappen. In totaal zijn er 20 verbeterstappen nodig om tot een
overstromingskans te komen die getalsmatig kleiner is dan de normfrequentie van
1/2.000 per jaar.
In Figuur 60 is per faalmechanisme weergegeven wat het aandeel is van de
verschillende faalmechanismen aan de overstromingskans voor de gehele dijkring. In
de figuur is duidelijk te zien dat de overstromingskans in de uitgangssituatie voor een
groot deel wordt bepaald door de bijdrage van het faalmechanisme opbarsten en
piping. Na 20 stappen is de bijdrage van dit faalmechanisme in relatieve zin sterk
afgenomen. De relatieve bijdrage van het faalmechanisme overloop en golfoverslag is
dan het grootst. Tot en met stap 7 is de bijdrage van de kunstwerken relatief groot.
84
100%
90%
80%
Overloop golfoverslag
70%
60%
Macrostabiliteit
binnenwaarts
50%
Opbarsten en piping
40%
Beschadiging bekleding en
erosie dijklichaam
30%
Kunstwerken gecombineerd
20%
10%
0%
Figuur 60 Aandeel per faalmechanisme in de overstromingskans op ringniveau.
7.1.2
Ib: HWBP2-maatregelen
Binnen het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP2) worden voor
verschillende dijkvakken dijkversterkingen beoogd. In Tabel 16 is aangegeven welke
dijkvakken voor welke faalmechanismen versterkt worden.
Tabel 16: Beoogde vakken met HWBP2-maatregelen
ringdeel
dijkvak
faalkans per dijkvak
(per jaar)
RD02
DV3_km1,88-km2,625
1/3.800
DV4_km2,625-km2,8
1/490.000
DV5_km2,8-km4
1/150.000
DV13b_km13,55-km13,67
1/3.900
DV14_km13,67-km14,1
1/1.600
DV16_km15,52-km17
1/26.000
DV28_km27-km27,5
1/34.000
DV29_km27,5-km28,3
1/980.000
DV30_km28,3-km29,375
1/6.900
DV31_km29,375-km30,375
1/6.200
DV35_km31,9-km32,55
<1/1.000.000
DV36_km32,55-km33,6
1/70.000
DV37_km33,6-km34,2
<1/1.000.000
DV38_km34,2-km36,2
1/1.800
DV39_km36,2-km36,64
1/260.000
DV45_km41,28-km41,465
1/270.000
RD03
RD05
RD06
RD09
RD10
RD11
RD12
RD14
Faalmechanisme in
HWBP2
O/O, Pip, Stab, deels Bk
O/O, Pip, Stab, deels Bk
O/O, Pip, Stab, deels Bk
Pip, Stab
Pip, Stab
DV46_km41,465-km42,54
RD15
RD16
RD17
RD18
RD19
1/470.000
DV48_km43-km43,3
1/100.000
DV49_km43,3-km43,65
<1/1.000.000
DV51_km44,7-km44,82
1/26.000
DV52_km44,82-km45,88
1/53.000
DV62_km54,875-km55,4
1/63.000
DV63_km55,4-km56,1
1/61.000
DV64_km56,1-km57,2
1/32.000
DV65_km57,2-km58,1
1/15.000
DV66_km58,1-km58,7
1/2.000
DV67_km58,7-km59
1/7.100
DV68_km59-km60,3
1/550
DV70_km60,6-km61,28
1/6.400
DV73_km63,13-km63,4
1/17.000
DV74_km63,4-km63,7
<1/1.000.000
DV77_km65,3-km66,3
1/28.000
DV78_km66,3-km67,3
<1/1.000.000
Stab, O/O
Stab
Stab
Pip, Stab, Bk
Stab, Pip, Bk
Stab
Stab
In deze gevoeligheidsanalyse is gekeken naar het effect van integrale versterking van
deze dijkvakken op de overstromingskans van de dijkring. Dit levert een
overstromingskans voor dijkringgebied 21 van 1/170 per jaar op.
Ondanks de versterkingen blijft de overstromingskans relatief groot omdat enkele
dijkvakken en kunstwerken die niet worden versterkt, relatief grote faalkansen
hebben:
-
7.1.3
Faalmechanisme Opbarsten en piping: DV1 (circa 1/500 per jaar) en DV23
(circa 1/300 per jaar)
Faalmechanisme Onder- en achterloopsheid: VNK.21.03.003 Inlaatsluis
Brakelseveer (circa 1/460 per jaar)
Ic: Tijdsafhankelijkheid van de belasting bij opbarsten en piping
Bij het faalmechanisme opbarsten en piping wordt in de huidige modellen (zowel
toetsing als VNK2) geen rekening gehouden met de duur van de belasting. De duur
van de belasting is van invloed op de ontwikkeling van de waterspanningen in de
watervoerende en pipinggevoelige lagen onder en achter de dijk. Bij waterstanden van
beperkte duur is sprake van niet-stationaire ofwel tijdsafhankelijke
grondwaterstroming. Omdat tijdsafhankelijke grondwaterstroming een positief effect
heeft op de kans op zowel piping als opbarsten, worden de berekende faalkansen in
gebieden met waterstanden van beperkte duur veelal conservatief geacht. Omdat in
dit deel van het benedenrivierengebied tijdsafhankelijkheid een rol kan spelen is voor
dijkring 21 de invloed van tijdsafhankelijkheid onderzocht.
Omdat er op dit moment geen geschikte modellen zijn waarmee het effect van
tijdsafhankelijkheid in rekening kan worden gebracht, is de tijdsafhankelijkheid in de
faalkansberekening verwerkt door een reductie van 10% op het verval (= lokale
waterstand in het ontwerppunt minus slootpeil) toe te passen.
Voor elk van de voor dit faalmechanisme geselecteerde dijkvakken zijn de faalkansen
berekend met en zonder reductie van het verval. De resultaten zijn weergegeven in
86
Tabel 17. Hieruit blijkt dat de faalkans globaal een factor 1,5 tot 5 kleiner wordt bij
een reductie van 10% van het verval. Bij de vakken waar de faalkansen in de
uitgangssituatie al relatief klein zijn, is dit effect nog groter.
Tabel 17: Indicatieve invloed tijdsafhankelijkheid op faalkans opbarsten en piping.
dijkvak/kunstwerk
faalkans
conventionele methode
[per jaar]
faalkans bij
10% reductie verval
[per jaar]
DV01
1/1.500
1/2.100
DV03
1/4.000
1/20.000
DV14
1/3.900
1/13.000
DV16
1/169.000
1/588.000
DV18+19
1/4.600
1/7.000
DV20
1/198.00
1/480.000
DV21
1/2.900
1/6.500
DV23
1/1.300
1/4.800
DV24
1/28.000
1/99.000
DV26
1/6.900
1/32.000
DV29
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV30
1/9.700
1/30.000
DV34
1/8.200
1/17.000
DV38
1/1.800
1/4.000
DV58
1/74.000
1/531.000
DV65
1/132.000
1/311.000
DV66
1/2.400
1/5.100
DV67
1/7.400
1/22.000
DV68
1/540
1/1.000
DV70
1/138.000
<1/1.000.000
DV71
1/389.000
1/940.000
DV72
1/8.500
1/20.000
DV74
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV77
1/29.000
1/64.000
VNK.21.02.003
1/1.800
1/6.900
VNK.21.02.005
1/56.000
1/689.000
VNK.21.03.003
1/460
1/1.300
VNK.21.03.005
<1/1.000.000
<1/1.000.000
VNK.21.03.011
1/1.700
1/5.100
De analyse indiceert dat het meenemen van tijdsafhankelijkheid een positieve invloed
kan hebben op de faalkansen. Desalniettemin blijft de overstromingskans bij een
reductie van het verval met 10% relatief groot: circa 1/200 per jaar (exclusief de
beschouwing van noodmaatregelen). Voor enkele vakken blijft de faalkans voor het
faalmechanisme opbarsten en piping aanzienlijk (Voor DV1 en DV68 respectievelijk
circa 1/2.100 en 1/1.000 en voor VNK.03.003 Inlaatsluis Brakelseveer circa 1/1.300).
Daarnaast wordt er voor zeven vakken voor het faalmechanisme opbarsten en piping
een faalkans berekend tussen de 1/4.000 en 1/7.000 per jaar (DV18+19, DV21, DV23,
DV38, DV66, VNK.21.02.003 Gemaal Raepshille en VNK.21.03.011 Inlaatsluis Den
Hitser).
De grote overstromingskans op dijkringniveau is verder voornamelijk te wijten aan de
relatief grote faalkansen die worden gevonden voor het faalmechanisme
macrostabiliteit binnenwaarts. Tijdsafhankelijkheid heeft ook een positieve invloed op
de faalkansen van dit faalmechanisme. Het effect hiervan is in deze analyse echter niet
nader beschouwd.
7.1.4
Id: Faalkansreductie tot economisch optimale overstromingskans
Ter onderbouwing van de nieuwe waterveiligheidsnormen is binnen WV21 in 2011 een
maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. In deze studie is gekeken
naar de kosten en baten het versterken van waterkeringen om de kans op een
grootschalige overstroming te reduceren. Voor de primaire keringen is het economisch
optimale beschermingsniveau berekend.
In 2013 is door het Delta Deelprogramma Veiligheid (DPV) een technisch-inhoudelijke
uitwerking van de normen gegeven [ref 11]. Daarin is wederom gekeken naar
economisch optimale beschermingsniveaus, ditmaal voor een meer verfijnde
trajectindeling. In deze technisch-inhoudelijke uitwerking is dijkring 21 in twee
trajecten (21_1 en 21_2) ingedeeld, weergegeven in Tabel 18 en Figuur 61.
Traject
Dijkvakken/kunstwerk
DPV
Economisch optimale
overstromingskans
[per jaar]
DV01 – DV23
DV73 – DV80
21_1
VNK.21.03.003
1/1.200
VNK.21.03.005
VNK.21.03.008
DV24 – DV72
VNK.21.02.001
VNK.21.02.003
21_2
VNK.21.02.005
1/800
VNK.21.03.002
VNK.21.03.011
VNK.21.04.002
Tabel 18: Trajectindeling DPV en economisch optimale overstromingskans.
88
Figuur 61: Trajectindeling DPV trajectindeling.
Per DPV-traject [ref 11] is bepaald welke maatregelen nodig zijn om tot de economisch
optimale overstromingskans te komen. Daartoe is eerst de overstromingskans per
traject bepaald (de vakken die niet tot het traject behoren zijn uitgezet). Er is
uitgegaan van de situatie waarbij de HWBP2-maatregelen zijn uitgevoerd. Daarnaast is
het effect van tijdsafhankelijkheid piping meegenomen. Afhankelijk van de berekende
overstromingskans van het traject is vervolgens steeds het vak met de grootste
kansbijdrage uitgezet en is de overstromingskans bepaald. De resultaten van het
stapsgewijs weglaten van faalkansen met een grote kansbijdrage is weergegeven in
Tabel 19.
Tabel 19: Invloed weglaten faalmechanisme met een grote bijdrage aan de overstromingskans per DPV-traject.
DPV-
Stap
Dijkvak
Faalmechanismen
traject
Overstromingskans
na weglaten vak
[per jaar]
Basis
-
-
1/500
Stap 1
VNK.21.03.003
Kunstwerken Piping
1/820
Dijken
Overloop/golfoverslag
21_1
Dijken Opbarsten en
Stap 2
DV01
piping
1/1.700
Dijken Beschadiging
bekleding en erosie
dijklichaam
21_2
Basis
-
-
1/1.600
Alleen voor trajecten 21_1 zijn verbeterstappen nodig om tot een overstromingskans
kleiner dan de economisch optimale overstromingskans van het betreffende traject te
komen. Voor dit traject zijn twee verbeterstappen nodig.
De totale overstromingskans voor dijkringgebied 21 bedraagt circa 1/800 per jaar
wanneer behalve de HWBP2-maatregelen en het effect van tijdsafhankelijkheid piping,
ook de twee verbeterstappen voor traject 21_2 worden meegenomen.
7.2
Gevoeligheidsanalyse II: Reductie overstromingsrisico dijkring 21
7.2.1
IIa: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot 1/2.000 per jaar
In paragraaf 7.1.1 is de stapsgewijze reductie van de overstromingskans tot een
waarde die getalsmatig gelijk of kleiner is dan de normfrequentie beschreven. De
overstromingskans kan in 20 verbeterstappen worden gebracht tot een kans kleiner
dan 1/2.000 per jaar. De verbeterstappen zorgen ervoor dat het economisch risico
wordt teruggebracht tot 0,03 miljoen euro per jaar: 3% van het oorspronkelijke risico
(1,0 miljoen euro per jaar). In Figuur 62 is de verdeling van de verwachtingswaarde
van de schade over dijkringgebied 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven
(rechts). Ook is ter vergelijking het risico in de uitgangssituatie weergegeven (links).
In het merendeel van het dijkringgebied is het risico gereduceerd tot minder dan 10
euro per hectare per jaar. In de dorpskernen is het risico gereduceerd tot minder dan
1000 euro per hectare per jaar.
Figuur 62: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar;
basisberekening (links) en na 20 verbeterstappen (rechts).
In Figuur 63 zijn de FS-curves van de basisberekening en de situatie na de 20
verbeterstappen in één grafiek weergegeven.
90
Figuur 63: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na 20 verbeterstappen.
De verbeterstappen zorgen ervoor dat de verwachtingswaarde van het aantal
slachtoffers wordt teruggebracht tot 0,002 slachtoffers per jaar: 2% van het
oorspronkelijke risico (0,1 slachtoffers per jaar). In Figuur 64 is het lokaal individueel
risico (LIR) voor dijkringgebied 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven
(rechts). Ook is ter vergelijking het LIR in de uitgangssituatie weergegeven (links).
Hieruit blijkt dat het LIR in bijna heel het dijkringgebied kleiner wordt dan 10-6 per
jaar.
Figuur 64: Lokaal individueel risico (LIR); basisberekening (links) en na 20 verbeterstappen (rechts).
In Figuur 65 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na de 20
verbeterstappen in één grafiek weergegeven.
Figuur 65: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na 20 verbeterstappen.
7.2.2
IIb: Risicoreductie door HWBP2-maatregelen
In paragraaf 7.1.2 is de reductie van de overstromingskans als gevolg van de HWBP2maatregelen beschreven. Door de HWBP2-maatregelen wordt de overstromingskans
voor dijkringgebied 21 teruggebracht tot circa 1/170 per jaar. Het economisch risico
wordt teruggebracht tot 0,55 miljoen euro per jaar: 55% van het oorspronkelijke risico
(1 miljoen euro per jaar). In Figuur 66 is de verdeling van de verwachtingswaarde van
de schade over dijkring 21 na uitvoering van de HWBP2-maatregelen weergegeven
(rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). In de
dorpskernen is het risico vergelijkbaar. In enkele delen van het landelijk gebied is het
risico gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar.
92
Figuur 66: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar;
basisberekening (links) en na uitvoering HWBP2-maatregelen (rechts).
In Figuur 67 zijn de FS-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering
HWBP2-maatregelen in één grafiek weergegeven.
Figuur 67: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na uitvoering HWBP2maatregelen.
De verbeterstappen zorgen ervoor dat de verwachtingswaarde van het aantal
slachtoffers wordt teruggebracht tot 0,04 slachtoffers per jaar: 51% van het
oorspronkelijke risico (0,08 slachtoffers per jaar). In Figuur 68 is het lokaal individueel
risico (LIR) voor dijkring 21 na uitvoering HWBP2-maatregelen weergegeven (rechts).
Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). Hierin is zichtbaar dat
het LIR in enkele specifieke delen verkleind wordt. In het noordoosten wordt het LIR
teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het deels groter dan 10-5 per jaar was.
Figuur 68: Lokaal individueel risico (LIR); basisberekening (links) en na uitvoering HWBP2-maatregelen
(rechts).
In Figuur 69 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering
HWBP2-maatregelen in één grafiek weergegeven.
Figuur 69: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na uitvoering HWBP2maatregelen.
94
7.2.3
IId: Risicoreductie door het reduceren van faalkansen tot economische optimale
overstromingskans
In paragraaf 7.1.4 is de reductie van de overstromingskans tot de economisch
optimale overstromingskans beschreven. Na uitvoering van de HWBP2-maatregelen
zijn in totaal vier maatregelen nodig om tot de economisch optimale
overstromingskans per DPV-traject te komen. De totale overstromingskans voor
dijkringgebied 21 bedraagt daarbij circa 1/800 per jaar.
De verbeterstappen zorgen ervoor dat het economisch risico wordt teruggebracht tot
0,11 miljoen euro per jaar: 11% van het oorspronkelijke risico (1 miljoen euro per
jaar). In Figuur 70 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over
dijkring 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven (rechts). Ook is ter
vergelijking de basisberekening weergegeven (links). In het merendeel van het
dijkringgebied is het risico gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar.
In de dorpskernen is het risico gereduceerd tot minder dan 1000 euro per hectare per
jaar.
Figuur 70: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar;
basisberekening (links) en na uitvoering verbeterstappen economische optimale overstromingskans (rechts).
In Figuur 71 zijn de FS-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering van
de verbeteringen in één grafiek weergegeven.
Figuur 71: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na uitvoering
verbeterstappen economische optimale overstromingskans.
De verbeterstappen zorgen ervoor dat de verwachtingswaarde van het aantal
slachtoffers wordt teruggebracht tot 0,01 slachtoffers per jaar: 12% van het
oorspronkelijke risico (0,08 slachtoffers per jaar). In Figuur 72 is het lokaal individueel
risico (LIR) voor dijkring 21 na uitvoering van de verbeteringen weergegeven (rechts).
Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links). Hieruit blijkt dat het
LIR in bijna heel het dijkringgebied kleiner wordt dan 10-6 per jaar. Slechts op enkele
locaties is het LIR tussen 10-6 en 10-5 per jaar.
Figuur 72: Lokaal individueel risico (LIR) basisberekening (links) en na uitvoering verbeterstappen economische
optimale overstromingskans (rechts).
96
In Figuur 73 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na uitvoering van
de verbeteringen in één grafiek weergegeven.
1,0E-01
FN-Curve
FN Gevoeligheid IId
Overschrijdingskans (per jaar)
1,0E-02
1,0E-03
1,0E-04
1,0E-05
1,0E-06
1,0E-07
1,0E-08
1
10
100
1000
Slachtoffers (-)
Figuur 73: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na uitvoering verbeterstappen
economische optimale overstromingskans.
7.3
Gevoeligheidsanalyse III: Gerichte reductie overstromingsrisico dijkring 21
In gevoeligheidsanalyses IIa, IIb en IId in paragraaf 7.2 is gekeken naar de
verandering van het overstromingsrisico door maatregelen die zijn geselecteerd op
basis van hun invloed op de kans op een overstroming. Een verkleining van de
overstromingskans hoeft echter niet te resulteren in evenredige verkleining van het
risico, omdat vakken met grote faalkansen niet per definitie zijn gekoppeld aan grote
gevolgen. In deze gevoeligheidsanalyse is gekeken hoe zo effectief mogelijk het risico
kan worden gereduceerd.
In Figuur 74 is per scenario de bijdrage aan het risico weergegeven. Hieruit blijkt dat
ringdelen 1, 5, 6, 8 en 19 de grootste bijdragen aan zowel het economisch risico als
het slachtofferrisico leveren. Deze ringdelen bevatten in totaal 19 dijkvakken en 2
kunstwerken:
vakken DV1 en DV80 (ringdeel 1);
vakken DV12 t/m DV13b (ringdeel 5);
vakken DV14 t/m DV17 (ringdeel 6);
vakken DV20 t/m DV22 en kunstwerk VNK.21.03.005 (ringdeel 8);
vakken DV73 t/m DV79 en kunstwerk VNK.21.03.003 (ringdeel 19).
Figuur 74: Bijdrage scenario's aan economisch risico (links) en slachtofferrisico (rechts) dijkring 21.
De gezamenlijke bijdrage van de vijf ringdelen aan het economisch risico en het
slachtofferrisico is respectievelijk 82% en 86%. Door de dijkvakken met de grootste
bijdrage aan het risico uit te zetten, wordt de overstromingskans voor dijkring 21
teruggebracht tot 1/160 per jaar. In Tabel 20 zijn de betreffende vakken
weergegeven.
Tabel 20: Vakken met grootste kansbijdrage per ringdeel.
Ringdeel
Vak met grootste kansbijdrage
Faalkans vak
RD01
DV01
RD05
DV13b
1/3.900
RD06
DV14
1/1.600
RD08
DV21
1/2.800
RD19
VNK.21.03.003
1/460
[per jaar]
1/1.200
Hoewel het uitzetten van deze vakken relatief weinig invloed heeft op het reduceren
van de overstromingskans, worden het economisch risico en het slachtofferrisico sterk
teruggebracht. Na de vijf risicogerichte verbeterstappen bedraagt de
verwachtingswaarde van de economische schade 0,18 miljoen euro per jaar: 18% van
het oorspronkelijke risico (1,0 miljoen euro per jaar). De verdeling van de
verwachtingswaarde van de schade over dijkring 21 na de vijf risicogerichte
verbeterstappen is weergegeven in Figuur 75 (rechts). Ook is ter vergelijking de
uitgangssituatie weergegeven (links). In vrijwel het gehele dijkringgebied is het risico
gereduceerd tot minder dan 10 euro per hectare per jaar. In de dorpskernen is het
risico gereduceerd tot minder dan 1000 euro per hectare per jaar.
98
Figuur 75: Ruimtelijke verdeling verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar;
basisberekening (links) en na uitvoering vijf risicogerichte verbeterstappen (rechts).
In Figuur 76 zijn de FS-curve van de basisberekening en de situatie na de vijf
risicogerichte verbeterstappen in één grafiek weergegeven.
Figuur 76: Overschrijdingskansen van de economische schade (FS-curve) vóór en na de risicogerichte
verbeterstappen.
De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers na de risicogerichte
verbeterstappen in ringdelen 1, 5, 6, 8 en 19 is 0,01 per jaar: 14% van het
oorspronkelijke risico (0,08 slachtoffers per jaar). In Figuur 77 is het lokaal individueel
risico (LIR) voor dijkring 21 na uitvoering van de vijf risicogerichte verbeterstappen
weergegeven (rechts). Ook is ter vergelijking de basisberekening weergegeven (links).
Uit de figuur blijkt dat het LIR in het noordoosten grotendeels kleiner wordt dan 10-6
per jaar.
Figuur 77: Lokaal individueel risico (LIR); basisberekening (links) en na uitvoering vijf risicogerichte
verbeterstappen (rechts).
In Figuur 78 zijn de FN-curves van de basisberekening en de situatie na uitzetten van
vakken/kunstwerken met een grote bijdrage in het risico in één grafiek weergegeven.
1,0E-01
FN-Curve
FN Gevoeligheid III
Overschrijdingskans (per jaar)
1,0E-02
1,0E-03
1,0E-04
1,0E-05
1,0E-06
1,0E-07
1
10
100
Slachtoffers (-)
Figuur 78: Overschrijdingskansen van het aantal slachtoffers (FN-curve) vóór en na risicogerichte
verbeterstappen.
100
1000
Door het uitvoeren van vijf risicogerichte verbeterstappen in ringdelen 1, 5, 6, 8 en 19
kan het overstromingsrisico aanzienlijk worden verkleind. Hoewel de verbeteringen
weinig invloed hebben op de overstromingskans, verkleinen zij het risico aanzienlijk.
Het LIR wordt in praktisch het gehele dijkringgebied kleiner dan 10-5 per jaar.
7.4
Samenvatting gevoeligheidsanalyse
Met de gevoeligheidsanalyse is het effect van verschillende verbetermaatregelen op
dijkringniveau inzichtelijk gemaakt. In Tabel 21 is samengevat welke effecten de
verschillende onderzochte maatregelen hebben op het risico van dijkring 21. In Figuur
79 is weergegeven welke vakken er worden verbeterd in de verschillende
gevoeligheidsanalyses. Uit de analyses kan het volgende worden afgeleid:
•
•
•
•
•
De overstromingskans kan worden teruggebracht tot de getalswaarde van de
huidige norm door de faalkans voor circa 15 km waterkering (20 dijkvakken)
te reduceren tot een verwaarloosbaar niveau. Hiervan wordt 8,2 km in het
kader van het HWBP2 versterkt. De overstromingskans wordt door
maatregelen uit het HWBP2 gereduceerd tot 1/170 per jaar. Hierbij wordt
ervan uitgegaan dat de betreffende dijkvakken integraal worden versterkt. Het
risico wordt verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR
wordt in enkele specifieke delen significant kleiner. In het noordoosten wordt
het LIR teruggebracht tot kleiner dan 10-7 per jaar waar het in de onversterkte
situatie deels groter dan 10-5 per jaar was.
De overstromingskans blijft na uitvoering van het HWBP2 relatief groot omdat
enkele dijkvakken en kunstwerken, die niet worden versterkt, een relatief
grote berekende faalkans hebben. In dijkvakken DV1 en DV23 zijn grote
faalkansen (respectievelijk 1/1.500 en 1/1.300 per jaar) voor opbarsten en
piping berekend. Voor de inlaatsluis Brakelseveer is een grote faalkans
berekend voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid (circa 1/460 per
jaar). Dit kunstwerk is in de toetsing niet beoordeeld.
In het HWBP2 worden 13 dijkvakken verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief
kleine faalkansen zijn berekend (< 1/100.000 per jaar). Door VNK2 wordt dus
een gunstiger beeld van de sterkte van deze dijkvakken gegeven dan de derde
toetsronde. Verschillen zijn grotendeels verklaarbaar door verschillende
schematisatiekeuzes, zoals toegelicht in paragraaf 3.6.
Na het uitvoeren van de HWBP2-maatregelen en het (indicatief) meenemen
van de invloed van tijdsafhankelijkheid piping verbetermaatregelen is een
faalkansreductie nodig van slechts 0,9 km waterkering en één kunstwerk
benodigd om de overstromingskansen te verkleinen tot de economisch
optimale overstromingskans per DPV-traject [ref 11].
Het risico kan zeer gericht worden verkleind tot het niveau waarop het lokaal
individueel risico voor praktisch het hele dijkringgebied kleiner wordt dan
1/100.000 (10-5) per jaar. Hiervoor is een faalkansreductie van circa 0,5 km
waterkering en 1 kunstwerk benodigd. De overstromingskans blijft dan echter
relatief groot.
Tabel 21: Overzicht effecten maatregelen op het risico.
Afnemende
meeropbrengst
HWBP2
Dijkverbetering
15,2 km &
3 kunstwerken
24,0 km
Econ. Risico [% van basis]
Slachtofferrisico [% van basis]
Faalkans
3%
2%
<1/2.000
55%
51%
1/170
Economisch
optimale
overstromingskans
HWBP2
+0,9 km &
1 kunstwerk
11%
12%
1/800
Risicogericht
2,9 km &
1 kunstwerk
18%
13%
1/160
102
102
Figuur 79: Verbeterde dijkvakken in gevoeligheidsanalyse.
8
Conclusies en aanbevelingen
Dit hoofdstuk beschrijft de conclusies en aanbevelingen die volgen uit het onderzoek
naar het overstromingsrisico van dijkringgebied 21, Hoeksche Waard. De conclusies en
aanbevelingen betreffen zowel de beschikbaarheid van gegevens, de faalkansen, de
gevolgen, als het overstromingsrisico.
8.1
Conclusies
8.1.1
De kans op een overstroming in dijkringgebied 21
8.1.2
•
De berekende overstromingskans van dijkringgebied 21 is groter dan 1/100 per
jaar. In de kansberekeningen is geen rekening gehouden met de effectiviteit van
noodmaatregelen. In grote delen van de dijkring is de faalkans relatief klein.
•
De faalmechanismen met de grootste faalkansbijdragen zijn opbarsten en piping
bij dijken en onder- en achterloopsheid bij kunstwerken. Daarnaast heeft het
faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts een significante kansbijdrage.
•
De grootste faalkansen worden gevonden ter plaatse van het Zalmpad in OudBeijerland (DV01), het Simonsdijkje bij de jachthaven van Puttershoek (DV13b en
DV14), de kering langs de Dordtsche Kil ter plaatse van de Boomdijk (DV23),
Schuringse Haven (DV38) en de haven van Goudswaard (DV68). Dijkvakken DV01
en DV23 worden niet versterkt binnen het HWBP2.
•
Wanneer tijdsafhankelijkheid indicatief wordt meegenomen in de
faalkansberekeningen voor de faalmechanismen opbarsten en piping bij dijken en
onder- en achterloopsheid bij kunstwerken dan worden de faalkansen op
vakniveau globaal met een factor 1,5 tot 5 gereduceerd. De grootste berekende
faalkans op vakniveau wordt dan 1/1.000 per jaar voor dijken en 1/1.300 per jaar
voor kunstwerken. De berekende overstromingskans blijft echter relatief groot:
circa 1/200 per jaar. Hier is het lengte-effect bij dit faalmechanisme merkbaar,
kort gezegd: hoe langer de waterkering, hoe groter de kans dat er ergens een
doorbraak plaatsvindt. Bovendien worden andere zwakke plekken (voor andere
faalmechanismen) dan relatief belangrijk.
•
De overstromingskans wordt door maatregelen uit het HWBP2 gereduceerd tot een
faalkans van 1/170 per jaar. De overstromingskans blijft relatief groot omdat voor
enkele dijkvakken en kunstwerken die niet worden versterkt relatief grote
faalkansen worden berekend. Overigens worden binnen HWBP2, 13 vakken (7,6
km) verbeterd waarvoor binnen VNK2 relatief kleine faalkansen zijn berekend
(kleiner dan 1/100.000 per jaar). VNK2 geeft hier een gunstiger beeld van de
sterkte van de waterkering dan de wettelijke toetsing.
De gevolgen van overstromingen in dijkringgebied 21
•
Als er een overstroming optreedt, vallen er tot maximaal 140 slachtoffers, met een
gemiddelde van 8 slachtoffers bij een overstroming. De maximale schade bedraagt
500 miljoen euro.
•
De verhoogde lijnelementen in het landschap hebben een grote invloed op de
gebieden die bij dijkdoorbraken worden getroffen. Een groot gedeelte van het
midden van dijkringgebied raakt bij beschouwde overstromingen niet overstroomd.
Ook in 1953 zijn delen van het dijkringgebied door compartimentering gevrijwaard
gebleven van overstroming.
•
8.1.3
Doorbraken in de primaire waterkering langs de Oude Maas ten noordoosten van
Puttershoek en langs de Dordtsche Kil ten zuiden ‘s Gravendeel hebben de
grootste gevolgen. Bij een doorbraak overstroomt een groot deel van het
oostelijke dijkringgebied respectievelijk ten zuiden van Puttershoek of ten noorden
van Strijensas.
Het overstromingsrisico in dijkringgebied 21
•
Door de kansen op de verschillende overstromingsscenario’s te combineren met de
gevolgen van een daarbij optredende overstroming, is het overstromingsrisico in
beeld gebracht. Daarbij is zowel gekeken naar het economisch risico als het
slachtofferrisico, zie Tabel 22.
Economisch
risico
Slachtofferrisico
Verwachtingswaarde economische schade (M€ per jaar)
1
Minimale economische schade bij een overstroming (M€)
7
Gemiddelde5 economische schade per overstroming (M€)
100
Maximaal6 economische schade bij een overstroming (M€)
500
Verwachtingswaarde aantal slachtoffers (per jaar)
0,1
Minimaal aantal slachtoffers bij een overstroming
0
5
Gemiddeld aantal slachtoffers per overstroming
6
Maximaal aantal slachtoffers bij een overstroming
Overlijdenskans van een individu per locatie, exclusief het
effect van preventieve evacuatie (per jaar)
(plaatsgebonden risico)
Overlijdenskans van een individu per locatie, inclusief het
effect van preventieve evacuatie (per jaar)
(lokaal individueel risico)
8
140
Grotendeels kleiner
dan 10-5
In het noorden lokaal
tussen 10-4 en 10-5
Grotendeels kleiner
dan 10-5
In het noorden lokaal
tussen 10-4 en 10-5
Tabel 22: Resultaten risicoberekeningen voor dijkringgebied 21.
•
Het plaatsgebonden risico is in het grootste deel van het dijkringgebied kleiner dan
1/100.000 (10-5) per jaar. Ter plaatse van de Buitengorzendijk (noordoosten),
Oud-Beijerland (noorden) en Piershil (noordwesten) wordt voor enkele gedeelten
een plaatsgebonden risico berekend tussen 1/10.000 en 1/100.000 per jaar.
•
Aangezien bij een overstroming naar verwachting gemiddeld genomen slechts een
klein deel van de bevolking geëvacueerd zal zijn (evacuatiefractie 0,11) is het
lokaal individueel risico nagenoeg gelijk aan het plaatsgebonden risico.
•
Met maatregelen uit het HWBP2 wordt zowel het economisch risico als het
slachtofferrisico verkleind tot circa 50% van het oorspronkelijke risico. Het LIR
wordt voor het hele dijkringgebied kleiner dan 10-5 per jaar.
5
De gemiddelde economische schade of het gemiddeld aantal slachtoffers is de verwachtingswaarde gedeeld door de
overstromingskans.
6
Met maximaal wordt hier bedoeld de gevolgen die behoren bij het beschouwde overstromingsscenario met de grootste
gevolgen. Overstromingsscenario’s die niet zijn beschouwd in de risicoanalyse kunnen mogelijk grotere gevolgen
hebben.
104
•
8.2
De ringdelen RD01, RD05, RD06, RD08 en RD19 leveren een grote bijdrage aan
het overstromingsrisico (ruim 80%). Een vijftal verbeteringen in deze ringdelen
(DV01, DV13b, DV14, DV21 en VNK.21.03.003 Inlaatsluis Brakelseveer) zou het
economisch risico reduceren tot 0,18 miljoen euro per jaar (18% van het
oorspronkelijke risico) en het slachtofferrisico tot 0,01 per jaar (14% van het
oorspronkelijke risico). Het lokaal individueel risico zou hiermee in het gehele
dijkringgebied worden teruggebracht tot een waarde kleiner dan 1/100.000 (10-5)
per jaar.
Aanbevelingen
De uitgevoerde analyses van VNK2 leveren inzicht in het huidige risico en effectieve
manieren om het risico te reduceren. Op basis van de resultaten van huidige analyse
wordt het volgende aanbevolen:
•
Wanneer een significante reductie van de overstromingskans (kleiner dan 1/2.000
per jaar) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de
dijkversterkingen die worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de
faalkansen van dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland) en DV23
(langs de Dordtsche Kil) en inlaatsluis Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen
wordt om deze vakken op basis van aanvullende gegevens nader te beschouwen
en indien nodig maatregelen te treffen.
•
Wanneer een significante reductie van het overstromingsrisico (LIR kleiner dan
10-5) wenselijk wordt geacht, wordt aanbevolen om naast de dijkversterkingen die
worden uitgevoerd binnen het kader van HWBP2 ook de faalkansen van
dijkvakken DV1 (langs het Spui bij Oud-Beijerland), DV14 (Simonsdijkje
jachthaven Oud-Beijerland) en DV23 (langs de Dordtsche Kil) en inlaatsluis
Brakelseveer te reduceren. Aanbevolen wordt om deze vakken op basis van
aanvullende gegevens nader te beschouwen en indien nodig maatregelen te
treffen.
•
Bij de grote berekende faalkansen voor de faalmechanismen opbarsten en piping
en macrostabiliteit binnenwaarts heeft de demping in de stijghoogte mogelijk een
grote invloed. Het wordt aanbevolen om deze invloed nader te onderzoeken door
middel van peilbuismetingen in relatie tot de buitenwaterstand.
•
Bij dijkvak DV38 een grote faalkans berekend voor opbarsten en piping: 1/1.800
per jaar. Deze faalkans wordt beïnvloed door onzekerheid over de aanwezigheid
van een kleilaag in het voorland. Wanneer over het gehele dijkvak het voorland
wordt meegerekend in de kwelweglengte dan wordt de faalkans voor dit
faalmechanisme verwaarloosbaar klein (<1/1.000.000 per jaar). Aanbevolen
wordt om de aanwezigheid van de kleilaag vast te stellen omdat nu onzeker is of
de grote berekende faalkans terecht is.
•
De zeer kleine berekende faalkans voor opbarsten en piping in DV29 komt niet
overeen met het beeld uit de toetsing. Er is onzekerheid over de pipinggevoelige
zandlaag en het intredepunt dat nu buiten de jachthaven gekozen is. Wanneer het
intredepunt wel in de haven ligt dan wordt met de kortste kwelweglengte (circa
45 m) een zeer grote faalkans berekend van circa 1/100 per jaar. Aanbevolen
wordt om het intredepunt vast te stellen en de pipinggevoelige zandlaag nader te
onderzoeken omdat nu onzeker is of de kleine berekende faalkans terecht is.
•
Ten aanzien van de kunstwerken in deze dijkring moeten verbeteringen gezocht
worden in sluitprotocollen. Hiermee kan de faalkans voor het faalmechanisme
betrouwbaarheid sluiting worden verkleind. Aanbevolen wordt om de
sluitprotocollen te heroverwegen.
•
106
Bij de meeste kunstwerken is niet bekend of er bodembescherming aan de
binnenzijde van het kunstwerk ligt en welke sterkte deze heeft. De sterkteeigenschappen zijn in de uitgevoerde berekeningen conservatief gekozen. Dit
geldt ook voor de aanwezigheid van kwelschermen en de grondopbouw ter plaatse
van het kunstwerk. Aanbevolen wordt om ter plaatse van de kunstwerken
grondonderzoek uit te voeren en de aanwezigheid en eigenschappen van
bodembescherming en kwelschermen nader te onderzoeken omdat nu onzeker is
of de grote berekende faalkansen terecht zijn.
Bijlage A
ref 1.
Literatuur
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2010, Van Ruwe Data tot Overstromingsrisico.
HB-nummer: RWS-858538, 25 november 2010.
ref 2.
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2013, Overall Kunstwerkenrapport, dijkring 21
Hoeksche Waard.
ref 3.
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2013, Dijkring 21 Hoeksche Waard
Achtergrondrapport.
ref 4.
Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., Koster, T., 2008,
Theoriehandleiding PC-Ring versie 5.0. Deel A: Mechanismebeschrijvingen, 2902-2008, TNO.
ref 5.
Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding
PC-Ring, Versie 4.0, Deel B: Statistische modellen, april 2003, TNO.
ref 6.
Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding
ref 7.
Maaskant, B. et al. 2009, Evacuatieschattingen Nederland. PR1718.10. HKV
PC-Ring, Versie 4.0, Deel C: Rekentechnieken, april 2003, TNO.
LIJN IN WATER, juli 2009.
ref 8.
VNK2, 2009, Conditionele kansen en evacuatiefracties binnen VNK2
Memorandum, oktober 2009.
ref 9.
ENW, 2010, Piping. Realiteit of rekenfout?, januari 2010.
ref 10. Kok, M., et al., 2004, Standaardmethode2004 Schade en Slachtoffers als
gevolg van overstromingen, DWW-2005-005, HKV LIJN IN WATER, november
2004.
ref 11. Deelprogramma Veiligheid, 2013. Op weg naar nieuwe normen: een technischinhoudelijke uitwerking. Werkdocument Deelprogramma Veiligheid, concept
van 6 september 2013 (vs2).
ref 12. Watersnoodkrant 1953 – 2003 (uitgave in 2003). Een gezamenlijke uitgave
van alle gemeenten in de Hoeksche Waard, Waterschap de Groote Waard en
Het Kompas.
ref 13. Deltares, 2012. Geologische toelichting bij dijkring 21 Hoeksche Waard.
Kenmerk: 1206930-000-BGS-0020.
ref 14. Zwang et al. 2009. Zettingsvloeiing en afschuiving oevers Spui. Fugro.
ref 15. Piek, R. 2008. Veiligheidkaart Nederland in Kaart: Gevolgenberekeningen
Dijkring 17, Provincie Zuid-Holland, document PZH-2008
Bijlage B
Begrippenlijst
Afschuiving
Een verplaatsing van (een deel van) een grondlichaam. De term
afschuiving wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit
binnenwaarts.
Beheerder
De overheid waarbij de (primaire) waterkering in beheer is.
Beheersgebied
Het in de legger gespecificeerd areaal dat als waterkering wordt
aangemerkt en door de waterkeringbeheerder wordt beheerd.
Bekleding
De afdekking van de kern van een dijk ter bescherming tegen golfaanvallen
en langsstromend water. De taludbekleding bestaat uit een
erosiebestendige toplaag, inclusief de onderliggende vlijlaag, filterlaag,
kleilaag en/of geotextiel.
Belasting
De op een constructie (een waterkering) uitgeoefende in- en uitwendige
krachten.
Benedenrivierengebied
Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten westen van de lijn
Schoonhoven – Werkendam – Dongemond, inclusief Hollands Diep en
Haringvliet, zonder de Hollandsche IJssel.
Berm
Een extra verbreding aan de binnendijkse of buitendijkse zijde van de dijk
om het dijklichaam extra steun te bieden, zandmeevoerende wellen te
voorkomen en/of de golfoploop te reduceren.
Binnentalud
Het hellend vlak van het dijklichaam aan de binnenzijde van de dijk.
BKL
Basis kustlijn. Bij het vigerende kustbeleid worden suppleties uitgevoerd
indien de kustlijn zich landwaarts van de BKL bevindt.
Bovenrivierengebied
Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten oosten van de lijn
Schoonhoven - Werkendam - Dongemond. De waterstanden worden daar
niet beïnvloed door het getij van de Noordzee.
Bres
Een doorgaand gat in de waterkering, dat is ontstaan door overbelasting.
Buitentalud
Hellend vlak van het dijklichaam aan de kerende zijde.
Buitenwater
Oppervlaktewater waarvan de waterstand direct onder invloed staat van de
waterstand op zee, de grote rivieren, het IJsselmeer of het Markermeer.
Decimeringhoogte
De peilvariatie die behoort bij een vergroting of verkleining van de
overschrijdingsfrequentie met een factor 10.
Dijkring
Stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden, dat een dijkringgebied
omsluit en beveiligt tegen overstromingen.
Dijkringgebied
Een gebied dat door een stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden
beveiligd wordt tegen overstromingen vanuit zee, het IJsselmeer,
Markermeer en/of de grote rivieren.
Dijkringsegment
Een deel van de dijkring, dat beheerd wordt door één beheerder en dat
bestaat uit één type waterkering.
Dijkvak
Een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en
belastingen homogeen zijn.
Duin
Zandlichaam (al dan niet verdedigd) bestemd tot het keren van water.
Duinafslag
Faalmechanisme voor duinen dat betrekking heeft op de erosie van een
duin onder stormcondities.
Faalmechanisme
De wijze waarop een waterkering faalt. Voor dijken en kunstwerken worden
elk vier faalmechanismen beschouwd. Voor duinen wordt duinafslag
beschouwd.
Falen
Het niet meer vervullen van de primaire functie (water keren) en/of het
niet meer voldoen aan vastgestelde criteria.
Gemiddelde waarde van een stochast
De verwachtingswaarde (m) van een stochast.
Gevolgenmatrix
De gevolgenmatrix is een dataset per dijkringgebied, met voor elk ringdeel
een breslocatie en per breslocatie een aantal overstromingsberekeningen
en daarbij behorende gevolgen (resultaten van HIS-SSM berekeningen).
Golfoploop
De hoogte boven de stilwaterstand tot waar een tegen het talud oplopende
golf reikt (de 2% golfoploop wordt door 2% van de golven overschreden).
Golfoverslag
De hoeveelheid water die door golven per strekkende meter gemiddeld per
tijdseenheid over de waterkering slaat.
110
Grensprofiel
Het duinprofiel dat na afslag bij ontwerpomstandigheden nog minimaal
aanwezig moet zijn.
Grenstoestand
De toestand waarin de sterkte van een constructie of een onderdeel
daarvan nog juist evenwicht maakt met de daarop werkende belastingen.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kansen op overschrijding van bepaalde
slachtofferaantallen.
JARKUS
Het landelijk bestand met diepte- en hoogtemetingen van de Nederlandse
zandige kust per jaar.
Kansdichtheidfunctie
Een functie die aan elke mogelijke waarde van een stochast een
kansdichtheid toekent.
Karakteristieke waarde
Een op basis van een statistische analyse bepaalde waarde met een kleine
onder- of overschrijdingskans. In de praktijk wordt voor materiaaleigenschappen vaak uitgegaan van een waarde met een
onderschrijdingskans van 5%.
Kruin
De strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn.
Kruinhoogte
De hoogte van de buitenkruinlijn.
Kwel
Het uittreden van grondwater onder invloed van een grotere stijghoogte
aan de buitenzijde van het beschouwde gebied.
Kwelsloot
Een sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te
vangen en af te voeren.
Kwelweg
Mogelijk pad dat het kwelwater in de grond aflegt, van het intreepunt naar
het uittreepunt.
Lengte-effect
Het verschijnsel dat de faalkans van een waterkering toeneemt met de
lengte. Dit is het gevolg van het feit dat de kans dat zich ergens een
zwakke plek bevindt groter wordt als er een grotere lengte wordt
beschouwd.
Lokaal individueel risico (LIR)
De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in het
dijkringgebied bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de
berekening van het lokaal individueel risico worden de mogelijkheden voor
preventieve evacuatie meegenomen.
Macrostabiliteit
De naam van een faalmechanisme waarbij de zich een glijvlak in het talud
en de ondergrond vormt.
Marsroute
Voorloper van het onderzoeksprogramma ‘Overstromingsrisico’s: een
studie naar kansen en gevolgen’
MKL
Momentane ligging van de kustlijn. De actuele positie van de kustlijn.
Modelfactor
Een factor die onzekerheden in de modellering tot uitdrukking brengt.
NAP
Normaal Amsterdams Peil.
Ontwerppunt
Het ontwerppunt is de meest waarschijnlijke combinatie van de waarden
van stochasten waarvoor geldt dat de grenstoestandfunctie (sterkte belasting) gelijk aan 0 is.
Opbarsten
Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het
ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opbarsten wordt
gebruikt bij het faalmechanisme opbarsten en piping.
Opdrijven
Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het
ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opdrijven wordt
gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts.
Overloop
Het verschijnsel waarbij water over de kruin van een dijk stroomt omdat de
buitenwaterstand hoger is dan de kruin van de dijk.
Overschrijdingsfrequentie
Het gemiddeld aantal keren dat een waarde wordt bereikt of overschreden
in een bepaalde periode.
Overschrijdingskans
De kans dat het toetspeil wordt bereikt of overschreden.
Overstromingskans
De kans dat een gebied overstroomt doordat de waterkering rondom dat
gebied (de dijkring) op één of meer plaatsen faalt.
Overstromingsrisico
De combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen. De gevolgen
worden uitgedrukt in schade of slachtoffers. Het slachtofferrisico wordt
ondermeer weergegeven als groepsrisico en als lokaal individueel risico.
Overstromingsberekening
Een berekening van het overstromingspatroon voor één of meerdere
doorbraken in een dijkring.
112
Overstromingsscenario
Een unieke combinatie van falende en niet-falende ringdelen die leidt tot de
overstroming van (een deel van) een dijkringgebied.
PC-Ring
Een probabilistisch model dat waarmee faalkansen berekend kunnen
worden voor verschillende faalmechanismen voor dijken, duinen en
kunstwerken. Daarnaast kunnen met PC-Ring faalkansen per vak en
faalmechanisme worden gecombineerd tot faalkansen op ringniveau. Ook
kunnen met PC-Ring scenariokansen worden berekend.
PC-ViNK
Een applicatie die het mogelijk maakt om een segment binnen een dijkring
in vakken op te knippen en waarmee de data voor het VNKinstrumentarium beheerd kan worden. PC-ViNK draait op een centrale
server zodat het gehele werkproces in VNK2 traceerbaar is.
Plaatsgebonden risico (PR)
De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in het
dijkringgebied bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de
berekening van het plaatsgebonden risico worden de mogelijkheden voor
preventieve evacuatie niet meegenomen.
Piping
Het verschijnsel waarbij er als gevolg van erosie door grondwaterstroming
kanalen ontstaan in een grondlichaam.
Primaire waterkering
Een waterkering die ofwel behoort tot het stelsel waterkeringen dat een
dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden - omsluit, ofwel vóór een
dijkringgebied is gelegen. Primaire waterkeringen kunnen worden verdeeld
in de volgende categorieën:
a: Een waterkering die direct buitenwater keert
b: Een voorliggende of verbindende kering
c: Een waterkering die indirect buitenwater keert
d: Een waterkering die in het buitenland is gelegen
Reststerkte
Reststerkte is een verzamelbegrip voor de resterende sterkte van de dijk
nadat een initiërend faalmechanisme is opgetreden. In VNK2 wordt er bij
het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam met
verschillende reststerktemodellen gerekend. Hiermee wordt de kans op het
ontstaan van een bres berekend nadat de bekleding is beschadigd. Bij het
faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts kan ook de sterkte van de
dijk nadat de eerste afschuiving heeft plaatsgevonden worden
meegenomen in de faalkansberekening.
Ringdeel
Een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen
significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende
schade.
RisicoTool
Applicatie waarmee het overstromingsrisico van het dijkringgebied
berekend kan worden, op basis van beschikbare scenariokansen en de
gevolgenmatrix.
Scenariokans
De kans op een overstromingsscenario.
Strijklengte
De lengte van het voor de waterkering gelegen wateroppervlak waarover
de wind waait.
Stabiliteitsfactor
De factor waarin het verschil tussen sterkte en belasting wordt uitgedrukt
voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts.
Standaardafwijking
Een maat voor de spreiding rond het gemiddelde.
Stochastische variabele
Een onzekere grootheid. De kansen op de verschillende waarden van een
stochast worden beschreven door een kansdichtheidfunctie.
Systeemwerking
Dit zijn effecten waar een doorbraak in de ene dijkring leidt tot het
ontlasten of juist overstromen (cascade-effect) van een andere dijkring.
Systeemwerking betreft dus de interactie tussen twee of meer dijkringen.
Systeemwerking wordt niet meegenomen in VNK2.
Teen
De onderrand van het dijklichaam aan de buitendijkse zijde van de dijk (de
overgang van dijk naar voorland).
Variatiecoëfficiënt (V)
De verhouding tussen de standaardafwijking (s) en het gemiddelde (m):
V = s/m.
Veiligheidsnorm
Eis waaraan een primaire waterkering moet voldoen, aangegeven als de
gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste
hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater
bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige
het waterkerend vermogen bepalende factoren.
Verhang
De verhouding tussen het verschil in stijghoogte tussen twee punten en de
afstand tussen die punten; wordt ook wel gradiënt genoemd.
Verval
Het verschil in stijghoogte tussen twee punten, bijvoorbeeld de twee zijden
van een waterkering.
Verwachtingswaarde van een stochast
De gemiddelde waarde van een stochast; het eerste moment van de
kansdichtheidfunctie.
Voorland
Het gebied aansluitend aan de buitenzijde van de waterkering. Dit gebied
wordt ook wel vooroever genoemd. Ook een diepe steile stroomgeul bij een
schaardijk valt onder de definitie van voorland. Het voorland kan zowel
onder als boven water liggen.
114
Werklijn
De relatie tussen de rivierafvoer en de statistisch bepaalde
overschrijdingsfrequentie van de rivierafvoer, zoals deze door de Minister
van Verkeer en Waterstaat wordt gehanteerd voor het bepalen van de
ontwerpafvoer voor de versterking van dijken.
Zandmeevoerende wel
Een wel die zand meevoert uit de ondergrond.
Bijlage C
Vakindeling en locatieaanduiding dijkring 21
van
dijkvak
[km]
tot [km]
reden vakgrens
DV1
69,02
1,13
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV2
1,13
1,88
vakgrens ivm dijknormaal en HT
DV3
1,88
2,63
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV4
2,63
2,80
vakgrens ivm dijkversterking
DV5
2,80
4,00
vakgrens ivm dijkversterking
DV6
4,00
5,00
vakgrens ivm vaklengte
DV7
5,00
6,00
vakgrens ivm vaklengte
DV8
6,00
6,80
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV9
6,80
8,18
vakgrens ivm vaklengte
DV10
8,18
10,23
vakgrens ivm dijknormaal
DV11
10,23
11,80
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV12
11,80
13,35
vakgrens ivm dijknormaal
DV13a
13,35
13,55
vakgrens ivm dijkversterking
DV13b
13.55
13.6
DV14
13,6
14,10
vakgrens ivm dijkversterking
vakgrens vanwege toets stabiliteit
DV15
14,10
15,52
vakgrens ivm dijkversterking
DV16
15,52
17,00
vakgrens ivm dijkversterking
DV17
17,00
18,49
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV18+19
18,49
19,62
vakgrens ivm vaklengte
DV20
19,62
20,60
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV21
20,60
22,00
vakgrens ivm vaklengte
DV22
22,00
22,68
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV23
22,68
24,28
vakgrens ivm toets piping
DV24
24,28
25,00
vakgrens toetsing
DV25
25,00
25,66
vakgrens ivm toets piping
DV26
25,66
26,49
vakgrens ivm dijknormaal
DV27
26,49
27,00
vakgrens ivm toets bekleding
DV28
27,00
27,50
vakgrens verschuiven ivm dijkversterking + ringdeel
DV29
27,50
28,30
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV30
28,30
29,38
vakgrens ivm ringdeel.
DV31
29,38
30,38
vakgrens verschuiven ivm dijkversterking
DV32
30,38
30,90
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV33
30,90
31,60
vakgrens ivm piping
DV34
31,60
31,90
vakgrens verschuiven ivm dijkversterking
DV35
31,90
32,55
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV36
32,55
33,60
vakgrens ivm voorland en piping
DV37
33,60
34,20
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV38
34,20
36,20
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV39
36,20
36,64
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV40
36,64
36,70
vakgrens ivm dijknormaal
DV41
36,70
39,00
vakgrens ivm vaklengte
DV42
39,00
39,93
vakgrens ivm ringdeel
DV43
39,93
41,00
vakgrens toetsing handhaven, afronding
DV44
41,00
41,28
vakgrens verschuiven ivm dijknormaal en dijkversterking
DV45
41,28
41,47
vakgrens ivm ringdeel
DV46
41,47
42,54
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV47
42,54
43,00
vakgrens ivm ringdeel
DV48
43,00
43,30
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV49
43,30
43,65
vakgrens ivm dijkversterking
DV50
43,65
44,70
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV51
44,70
44,82
vakgrens ivm ringdeel
DV52
44,82
45,88
vakgrens ivm dijkversterking
DV53
45,88
47,00
vakgrens ivm vaklengte
DV54
47,00
48,00
vakgrens ivm vaklengte
DV55
48,00
49,00
vakgrens ivm vaklengte
DV56
49,00
50,00
vakgrens ivm vaklengte
DV57
50,00
51,00
vakgrens ivm vaklengte
DV58
51,00
52,5
vakgrens ivm vaklengte
52,5
53,30
vakgrens ivm vaklengte
DV61
53,30
54,88
(metreringsverschil)
DV62
54,88
55,30
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV63
55,30
56,10
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV64
56,10
57,20
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV65
57,20
58,10
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV66
58,10
58,70
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV67
58,70
59,00
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV68
59,00
60,30
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV69
60,30
60,60
DV70
60,60
61,28
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV71
61,28
62,30
vakgrens ivm vaklengte
DV72
62,30
63,13
DV73
63,13
63,40
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV74
63,40
63,70
vakgrens ivm dijkversterking
DV75
63,70
64,50
vakgrens ivm toets piping
DV76
64,50
65,30
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV77
65,30
66,30
vakgrens ivm toets piping
DV78
66,30
67,30
vakgrens ivm toets stabiliteit
DV79
67,30
68,90
vakgrens ivm dijkversterking
DV80
68,90
69,02
vakgrens ivm ringdeelgrens
DV59+60
vakgrens ivm dijknormaal en dijkversterking
vakgrens ivm toets stabiliteit en dijkversterking
(metreringsverschil)
vakgrens ivm ringdeelgrens en dijkversterking
118
(metreringsverschil)
121
1/485.000
1/146.000
1/146.000
1/69.000
DV4_km2,625-km2,8
DV5_km2,8-km4
DV5_km2,8-km4
DV6_km4-km5
DV6_km4-km5
<1/1.000.000
1/120.000
<1/1.000.000
<1/1.000.000
1/3.900
<1/1.000.000
1/3.900
1/1.600
1/1.600
1/36.000
1/36.000
1/26.000
DV12_km11,8-km13,35
DV11_km10,23-km11,8
DV13a_km13,35-km13,55
DV12_km11,8-km13,35
DV13b_km13,55-km13,67
DV13a_km13,35-km13,55
DV13b_km13,55-km13,67
DV14_km13,67-km14,1
DV14_km13,67-km14,1
DV15_km14,1-km15,52
DV15_km14,1-km15,52
DV16_km15,52-km17
1/26.000
1/120.000
1/46.000
DV11_km10,23-km11,8
DV10_km8,175-km10,23
DV16_km15,52-km17
<1/1.000.000
1/46.000
DV9_km6,8-km8,175
DV10_km8,175-km10,23
1/52.000
1/52.000
<1/1.000.000
DV8_km6-km6,8
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV8_km6-km6,8
DV9_km6,8-km8,175
DV7_km5-km6
DV7_km5-km6
1/1.200
1/1.200
<1/1.000.000
<1/1.000.000
1/3.800
1/3.800
1/485.000
DV1_km69,015-km0,88
DV1_km69,015-km0,88
DV2_km0,88-km1,88
DV2_km0,88-km1,88
DV3_km1,88-km2,625
DV3_km1,88-km2,625
DV4_km2,625-km2,8
1/69.000
Vakkans
Vakkans
Dijkvak
Dijkvak
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Macrostabiliteit
binnenwaarts
Opbarsten en piping
Macrostabiliteit binnenwaarts
Opbarsten
en piping
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Dominant faalmechanisme
Dominant faalmechanisme
Onvoldoende stabiliteit, piping
Onvoldoende
stabiliteit
Onvoldoende
stabiliteit,
piping
Onvoldoende
Onvoldoendestabiliteit
stabiliteiten piping
Onvoldoende stabiliteit
Onvoldoende stabiliteit en piping
Onvoldoende
Onvoldoendestabiliteit
steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende stabiliteit
Onvoldoende stabiliteit
Onvoldoende piping
Onvoldoende piping
Resultaat
Resultaat
3e toetsing
3e toetsing
(NO/O)
(NO/O)
Dijkversterking
Dijkversterking
geprioriteerd
geprioriteerd
(PP/VKA)
(PP/VKA)
Faalmechanisme
Faalmechanisme
dat wordt
dat wordt
versterkt door
versterkt door
HWBP
HWBP
km13,6-14,1
Noord
Hoeksche
Waard
km13,6-14,1
Noord
Hoeksche Waard
km5,4-6,0
Noord
km5,4-6,0
Hoeksche
Waard
Noord
Hoeksche Waard
km15,5-17,0
km15,5-17,0
Hoeksche Waard Noord
Hoeksche Waard Noord
km13,53-14,1
km13,53-14,1
Hoeksche Waard Noord
Hoeksche Waard Noord
stabiliteit,
piping,hoogte,
stabiliteit,
piping,
stabiliteit
hoogte,
piping,hoogte,
stabiliteit
piping,
hoogte,
hoogte,
Hoeksche Waard
Hoeksche
Waard
Noord
piping,hoogte,
Hoeksche
Waard
Noord
Hoeksche
Waard
Noord
piping,
km1,88-4,0
stabiliteit,
Noord
km1,88-3,96
km1,88-4,0
stabiliteit,
bekleding (deels)
km1,88-3,96
bekleding (deels)
Dijkversterking
Dijkversterking
ongeprioriteerd
ongeprioriteerd
e
e
Bijlage
enen
dijkversterkingstrajecten
Bijlage D
D Vergelijking
Vergelijkingfaalkansen
faalkansenVNK2,
VNK2,3 3toetsing
toetsing
dijkversterkingstrajecten
122
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
1/230.000
1/4.600
1/190.000
DV17_km17-km18,49
DV18+19_km18,49-km19,62
DV20_km19,62-km20,6
1/258.000
1/167.000
1/223.000
DV39_km36,2-km36,64
DV40_km36,64-km37,18
DV41_km37,18-km39
122
1/1.800
<1/1.000.000
DV35_km31,9-km32,55
DV38_km34,2-km36,2
1/8.200
DV34_km31,6-km31,9
1/70.000
<1/1.000.000
DV33_km30,9-km31,6
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV32_km30,375-km30,9
DV37_km33,6-km34,2
1/6.200
DV31_km29,375-km30,375
DV36_km32,55-km33,6
1/6.900
DV30_km28,3-km29,375
Overloop/golfoverslag
1/133.000
DV27_km26,49-km27
1/34.000
1/6.800
DV26_km25,66-km26,49
1/980.000
<1/1.000.000
DV25_km25-km25,66
DV28_km27-km27,5
1/28.000
DV24_km24,28-km25
DV29_km27,5-km28,3
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1/1.300
DV23_km22,68-km24,28
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Macrostabiliteit binnenwaarts
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
1/2.800
<1/1.000.000
DV21_km20,6-km22
DV22_km22-km22,68
Opbarsten en piping
Dominant faalmechanisme
Vakkans
Dijkvak
Onvoldoende piping
Onvoldoende piping
Onvoldoende piping
Onvoldoende piping
Onvoldoende steenbekleding en piping
Nader onderzoek piping
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Nader onderzoek piping
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
nader onderzoek stabiliteit en piping
Onvoldoende steenbekleding
(NO/O)
km31,9-36,64
Zuid
Hoeksche Waard
km27,5-30,9
Zuid
Hoeksche Waard
Dijkversterking
ongeprioriteerd
Resultaat
3e toetsing
km31,9-36,64
Hoeksche Waard Zuid
km27,5-30,9
Hoeksche Waard Zuid
bekleding (deels)
HWBP
dat wordt
versterkt door
(PP/VKA)
Faalmechanisme
geprioriteerd
Dijkversterking
123
Macrostabiliteit binnenwaarts
Overloop/golfoverslag
1/170.000
1/103.000
1/274.000
1/469.000
1/164.000
1/102.000
<1/1.000.000
1/14.000
1/26.000
1/53.000
1/249.000
DV43_km39,925-km41
DV44_km41-km41,28
DV45_km41,28-km41,465
DV46_km41,465-km42,54
DV47_km42,54-km43
DV48_km43-km43,3
DV49_km43,3-km43,65
DV50_km43,65-km44,7
DV51_km44,7-km44,82
DV52_km44,82-km45,88
DV53_km45,88-km47
1/2.000
1/7.100
1/550
DV66_km58,1-km58,7
DV67_km58,7-km59
DV68_km59-km60,3
1/714.000
1/15.000
DV65_km57,2-km58,1
DV69_km60,3-km60,6
1/32.000
DV64_km56,1-km57,2
1/32.000
DV61_km53,3-km54,875
1/63.000
1/231.000
DV59+60_km52,5-km53,3
1/61.000
1/72.000
DV63_km55,4-km56,1
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1/213.000
DV57_km50-km51
DV58_km51-km52,5
DV62_km54,875-km55,4
Overloop/golfoverslag
DV56_km49-km50
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
Macrostabiliteit binnenwaarts
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
1/299.000
DV55_km48-km49
Overloop/golfoverslag
1/157.000
<1/1.000.000
DV54_km47-km48
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Macrostabiliteit binnenwaarts
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Overloop/golfoverslag
<1/1.000.000
DV42_km39-km39,925
Dominant faalmechanisme
Vakkans
Dijkvak
Onvoldoende piping
Onvoldoende piping
Onvoldoende piping
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
(NO/O)
km54,9-68,9
Spui Oost
km41,28-45,88
Zuid
Hoeksche Waard
Dijkversterking
ongeprioriteerd
Resultaat
3e toetsing
Km54,9-60,3
Spui Oost
km44,7-45,9
Hoeksche Waard Zuid
km43,0-43,65
Hoeksche Waard Zuid
km41,3-42,6
Hoeksche Waard Zuid
bekleding
stabiliteit,
piping,
HWBP
dat wordt
versterkt door
(PP/VKA)
Faalmechanisme
geprioriteerd
Dijkversterking
124
<1/1.000.000
1/224.000
1/300.000
1/1.800
1/45.000
<1/1.000.000
1/460
<1/1.000.000
1/48.000
1/1.700
<1/1.000.000
DV79_km67,3-km68,9
DV80_km68,9-km0
VNK.21.02.001
VNK.21.02.003
VNK.21.02.005
VNK.21.03.002
VNK.21.03.003
VNK.21.03.005
VNK.21.03.008
VNK.21.03.011
VNK.21.04.002
124
1/28.000
<1/1.000.000
DV76_km64,5-km65,3
<1/1.000.000
<1/1.000.000
DV75_km63,7-km64,5
DV78_km66,3-km67,3
<1/1.000.000
DV74_km63,4-km63,7
DV77_km65,3-km66,3
1/8.400
1/17.000
1/277.000
DV71_km61,28-km62,3
DV73_km63,13-km63,4
1/6.400
DV70_km60,6-km61,28
DV72_km62,3-km63,13
Vakkans
Dijkvak
niet sluiten
piping
niet sluiten
piping
piping
Sterkte en stabiliteit
piping
piping
Sterkte en stabiliteit
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Opbarsten en piping
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Overloop/golfoverslag
Macrostabiliteit binnenwaarts
Opbarsten en piping
Opbarsten en piping
Macrostabiliteit binnenwaarts
Dominant faalmechanisme
geen oordeel stabiliteit
niet getoetst
niet getoetst
constructieonderdelen en piping/heave
geen oordeel stabiliteit
niet getoetst
niet getoetst
betrouwbaarheid sluiten
constructieonderdelen, piping/heave en
geen oordeel stabiliteit
piping/heave
stabiliteit constructieonderdelen en
constructie/grondlichaam,
Onvoldoende stabiliteit
niet getoetst
Onvoldoende piping
Onvoldoende steenbekleding en piping
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding
Onvoldoende steenbekleding en piping
Onvoldoende steenbekleding en piping
Onvoldoende steenbekleding en piping
(NO/O)
Dijkversterking
ongeprioriteerd
Resultaat
3e toetsing
km65,3-67,3
Spui Oost
km63,2-63,5
Spui Oost
km60,65-61,28
Spui Oost
stabiliteit
stabiliteit
bekleding
stabiliteit,
piping,
HWBP
dat wordt
versterkt door
(PP/VKA)
Faalmechanisme
geprioriteerd
Dijkversterking
125
Dijkvak
Vakkans
Dominant faalmechanisme
sluiten
constructieonderdelen en betrouwbaarheid
(NO/O)
Dijkversterking
ongeprioriteerd
Resultaat
3e toetsing
HWBP
dat wordt
versterkt door
(PP/VKA)
Faalmechanisme
geprioriteerd
Dijkversterking
Bijlage E
Overzicht resultaten derde toetsronde
128
Bijlage F Overstromingsscenario’s en koppelingen
gevolgenberekening
Scenario
ID
Scenario
Doorbraaklocatie Scenariokans OM/SSM berekeningen
1 Scenario 1
RD01
7,71E-04 bres21-01_TP_O_bresUc02
2 Scenario 2
RD02
1,90E-04 bres21-02_TP_O_bresUc02
3 Scenario 3
RD03
3,08E-05 bres21-03_TPplus1D_G_bresUc02
4 Scenario 4
RD04
3,42E-06 bres21-04_TPplus1D_G_bresUc02
5 Scenario 5
RD05
2,47E-04 bres21-05_TP_G_bresUc05_lang
6 Scenario 6
RD06
6,45E-04 bres21-06_TP_G_bresUc02_lang
7 Scenario 7
RD07
1,88E-04 bres21-07_TPplus1D_G_bresUc02
8 Scenario 8
RD08
3,07E-04 bres21-08_TPplus1D_G_bresUc02_lang
9 Scenario 9
RD09
7,51E-04 bres21-09_TPplus1D_G_bresUc05
10 Scenario 10 RD10
9,27E-05 bres21-10_TPplus1D_G_bresUc05
11 Scenario 11 RD11
1,59E-04 bres21-11_TP_G_bresUc05
12 Scenario 12 RD12
1,11E-03 bres21-12_TPplus1D_G_bresUc02
13 Scenario 13 RD14
3,80E-06 bres21-14_TPplus2D_G_bresUc02
14 Scenario 14 RD15
5,39E-05 bres21-15_TPplus2D_G_bresUc02
15 Scenario 15 RD16
6,24E-04 bres21-16_TP_G_bresUc02
16 Scenario 16 RD17
6,07E-05 bres21-17_TPplus2D_G_bresUc05
17 Scenario 17 RD18
2,50E-03 bres21-18_TP_G_bresUc05
18 Scenario 18 RD19
2,21E-03 bres21-19_TP_G_bresUc02
19 Scenario 19 RD01, RD02
3,23E-06 0102
20 Scenario 20 RD01, RD09
1,26E-05 0109
21 Scenario 21 RD01, RD12
7,06E-06 0112
22 Scenario 22 RD01, RD18
1,30E-05 0118
23 Scenario 23 RD01, RD19
2,92E-06 0119
24 Scenario 24 RD02, RD09
2,08E-05 0209
25 Scenario 25 RD02, RD12
8,97E-06 0212
26 Scenario 26 RD02, RD18
8,04E-06 0218
27 Scenario 27 RD03, RD15
4,79E-06 0315
28 Scenario 28 RD03, RD17
2,98E-06 0317
29 Scenario 29 RD06, RD09
3,22E-06 0609
30 Scenario 30 RD06, RD12
2,90E-06 0612
31 Scenario 31 RD06, RD18
4,48E-06 0618
32 Scenario 32 RD07, RD09
5,97E-06 0709
33 Scenario 33 RD07, RD12
2,70E-06 0712
130
34 Scenario 34 RD07, RD18
5,61E-06 0718
35 Scenario 35 RD08, RD09
9,04E-06 0809
36 Scenario 36 RD08, RD12
3,94E-06 0812
37 Scenario 37 RD08, RD18
1,13E-05 0818
38 Scenario 38 RD09, RD10
1,22E-05 0910
39 Scenario 39 RD09, RD12
3,18E-05 0912
40 Scenario 40 RD09, RD17
2,86E-06 0917
41 Scenario 41 RD09, RD18
5,07E-05 0918
42 Scenario 42 RD09, RD19
6,15E-06 0919
43 Scenario 43 RD10, RD12
3,77E-06 1012
44 Scenario 44 RD10, RD18
5,82E-06 1018
45 Scenario 45 RD12, RD18
2,20E-05 1218
46 Scenario 46 RD12, RD19
6,74E-06 1219
47 Scenario 47 RD15, RD17
8,43E-06 1517
48 Scenario 48 RD16, RD18
3,25E-06 1618
49 Scenario 49 RD16, RD19
3,07E-06 1619
50 Scenario 50 RD18, RD19
1,07E-05 1819
51 Restant
1,70E-04 Maximaal_scenario
131
Scenario
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Scenario
ID
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
Evacuatiedeelscenario 2
(Onverwachte overstroming
geen evacuatie)
Evacuatiedeelscenario 3
(Onverwachte overstroming
geen evacuatie)
Evacuatiedeelscenario 3
(Onverwachte overstroming
geen evacuatie)
2,54E+04
9,33E+03
7,50E+02
1,27E+02
4,70E+04
8,83E+04
9,53E+03
5,47E+04
2,15E+03
1,77E+03
1,92E+03
7,70E+03
3,02E+01
4,73E+02
1,02E+04
8,73E+02
1,04E+04
1,13E+05
2,63E+02
4,47E+02
2,78E+02
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
5,10E-05
9,22E-05
2,40E-05
6,46E-03
3,52E-04
3,84E-05
5,16E-04
2,39E-05
1,69E-06
1,65E-04
1,17E-04
1,06E-04
1,59E-04
5,12E-03
1,84E-03
1,10E-02
4,37E-03
9,61E-06
7,28E-05
6,62E-05
5,47E-03
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
3,06E+02
4,91E+02
2,89E+02
1,24E+05
1,14E+04
9,60E+02
1,12E+04
5,20E+02
3,32E+01
8,46E+03
2,11E+03
1,94E+03
2,37E+03
6,01E+04
1,05E+04
9,70E+04
5,17E+04
1,40E+02
8,25E+02
1,03E+04
2,79E+04
5,45E-05
9,84E-05
2,56E-05
6,90E-03
3,76E-04
4,09E-05
5,51E-04
2,55E-05
1,80E-06
1,76E-04
1,24E-04
1,13E-04
1,70E-04
5,47E-03
1,97E-03
1,17E-02
4,66E-03
1,03E-05
7,77E-05
7,06E-05
5,84E-03
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
8,23E+01
1,32E+02
7,85E+01
3,37E+04
3,10E+03
2,61E+02
3,03E+03
1,42E+02
9,04E+00
2,30E+03
5,73E+02
5,28E+02
6,42E+02
1,63E+04
2,83E+03
2,63E+04
1,40E+04
3,80E+01
2,23E+02
2,80E+03
7,50E+03
6,28E-06
1,13E-05
2,96E-06
7,95E-04
4,33E-05
4,72E-06
6,35E-05
2,94E-06
2,07E-07
2,03E-05
1,43E-05
1,30E-05
1,96E-05
6,30E-04
2,27E-04
1,35E-03
5,38E-04
1,18E-06
8,95E-06
8,14E-06
6,73E-04
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
2,73E+01
4,38E+01
2,61E+01
1,12E+04
1,03E+03
8,70E+01
1,01E+03
4,72E+01
3,01E+00
7,68E+02
1,91E+02
1,76E+02
2,13E+02
5,41E+03
9,43E+02
8,75E+03
4,65E+03
1,27E+01
7,43E+01
9,33E+02
2,49E+03
1,22E-06
2,21E-06
5,77E-07
1,55E-04
8,44E-06
9,21E-07
1,24E-05
5,74E-07
4,05E-08
3,96E-06
2,80E-06
2,54E-06
3,83E-06
1,23E-04
4,42E-05
2,64E-04
1,05E-04
2,31E-07
1,75E-06
1,59E-06
1,31E-04
Conditionele Economisch Slachtofferrisico Conditionele Economisch Slachtoffer Conditionele Economisch Slachtoffer Conditionele Economisch Slachtoffer
kans
risico
kans
risico
risico
kans
risico
risico
kans
risico
risico
Evacuatiedeelscenario 1
(Onverwachte overstroming
geen evacuatie)
Bijlage G Kansen, gevolgen en risico’s per scenario
132
132
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
restant
4,87E+02
3,37E+02
1,07E+03
4,98E+02
4,38E+02
1,57E+02
1,14E+02
6,52E+02
4,72E+02
7,25E+02
4,97E+02
2,20E+02
3,15E+02
1,74E+03
7,84E+02
2,08E+03
4,59E+02
1,14E+03
1,01E+02
1,71E+03
6,89E+02
1,51E+02
2,20E+02
2,72E+02
6,57E+02
1,76E+02
7,56E+01
3,08E+02
1,03E+03
1,38E+05
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
4,00E-01
3,34E-02
8,00E-05
2,15E-05
3,78E-06
9,16E-06
5,00E-05
7,74E-06
1,38E-05
8,04E-06
5,20E-05
9,50E-05
5,12E-06
5,19E-05
3,42E-05
1,91E-04
7,43E-05
1,71E-04
5,66E-05
5,38E-05
1,23E-04
1,48E-04
9,59E-05
1,84E-04
8,90E-06
1,34E-05
4,40E-06
4,28E-06
1,12E-05
3,84E-05
9,44E-05
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
4,40E-01
1,52E+05
1,13E+03
3,39E+02
8,32E+01
1,94E+02
7,22E+02
2,99E+02
2,42E+02
1,66E+02
7,57E+02
1,88E+03
1,11E+02
1,26E+03
5,04E+02
2,28E+03
8,62E+02
1,91E+03
3,47E+02
2,42E+02
5,47E+02
7,98E+02
5,19E+02
7,17E+02
1,25E+02
1,72E+02
4,82E+02
5,47E+02
1,18E+03
3,71E+02
5,35E+02
3,56E-02
8,54E-05
2,30E-05
4,03E-06
9,77E-06
5,34E-05
8,26E-06
1,48E-05
8,58E-06
5,55E-05
1,01E-04
5,46E-06
5,54E-05
3,65E-05
2,04E-04
7,93E-05
1,82E-04
6,04E-05
5,74E-05
1,32E-04
1,58E-04
1,02E-04
1,97E-04
9,49E-06
1,43E-05
4,69E-06
4,56E-06
1,20E-05
4,10E-05
1,01E-04
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
1,20E-01
4,10E+04
3,07E+02
9,20E+01
2,26E+01
5,27E+01
1,96E+02
8,15E+01
6,56E+01
4,50E+01
2,05E+02
5,10E+02
3,01E+01
3,42E+02
1,37E+02
6,17E+02
2,33E+02
5,18E+02
9,39E+01
6,56E+01
1,48E+02
2,16E+02
1,41E+02
1,94E+02
3,40E+01
4,66E+01
1,31E+02
1,49E+02
3,20E+02
1,00E+02
1,44E+02
4,11E-03
9,85E-06
2,65E-06
4,65E-07
1,13E-06
6,15E-06
9,52E-07
1,70E-06
9,89E-07
6,40E-06
1,17E-05
6,30E-07
6,38E-06
4,21E-06
2,35E-05
9,14E-06
2,10E-05
6,96E-06
6,62E-06
1,52E-05
1,83E-05
1,18E-05
2,27E-05
1,09E-06
1,65E-06
5,41E-07
5,26E-07
1,38E-06
4,72E-06
1,16E-05
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
4,00E-02
1,36E+04
1,02E+02
3,06E+01
7,52E+00
1,76E+01
6,51E+01
2,72E+01
2,18E+01
1,50E+01
6,83E+01
1,70E+02
1,00E+01
1,14E+02
4,55E+01
2,05E+02
7,75E+01
1,72E+02
3,12E+01
2,18E+01
4,93E+01
7,19E+01
4,68E+01
6,46E+01
1,13E+01
1,55E+01
4,37E+01
4,97E+01
1,07E+02
3,34E+01
4,78E+01
8,01E-04
1,92E-06
5,16E-07
9,07E-08
2,20E-07
1,20E-06
1,86E-07
3,32E-07
1,93E-07
1,25E-06
2,28E-06
1,23E-07
1,25E-06
8,21E-07
4,58E-06
1,78E-06
4,10E-06
1,36E-06
1,29E-06
2,96E-06
3,56E-06
2,30E-06
4,43E-06
2,14E-07
3,22E-07
1,06E-07
1,03E-07
2,70E-07
9,21E-07
2,26E-06
Bijlage H Colofon
Uitgegeven door
Rijkswaterstaat WVL
Projectbureau VNK2
Postbus 17
8200 AA Lelystad
T. 0320 298411
Betrokken beheerder
Alex Roest (Waterschap Hollandse Delta)
Betrokken Provincie
René Piek (Provincie Zuid-Holland)
Projectteam dijkring 21
Projectleider:
Bram de Groot (RPS)
Begeleiding vanuit het projectbureau:
Cor Bisschop (Greenrivers)
Projectteam:
Maarten van Dieren (RPS)
Herman-Jaap Lodder (RPS)
Sake Essink (RPS)
Roy Mom (INFRAM)
Trude Maas (Lievense)
Erik Fiktorie (Lievense)
Herm-Jan Wolters (IV-Infra)
Kwaliteitsborging
Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) heeft een bijdrage geleverd aan de
kwaliteitsborging van dit project.
Kijk voor meer informatie op
www.helpdeskwater.nl of bel 0800-6592837
Download