g e s c h i e d e n i s werkwijzer 4 havo Hoofdstuk 3 De vroege

advertisement
geschiedenis
werkwijzer 4 havo
Hoofdstuk 3 De vroege Middeleeuwen
Vaardigheden bij dit hoofdstuk (‘bronnen’ zit bij ieder hoofdstuk):
 Interpretatie: argumenten en vergelijking
 Betekenis geven aan / oordelen over het verleden
Wit = reproductievraag.
Rood = inzichtvraag.
Groen = toepassingsvraag
Hiermee leer je de tekst, krijg je Hiermee testen we of je de
Hiermee testen we of je
overzicht en vat je de § samen.
gebeurtenissen en ontwikkede vaardigheden (zie het
De antwoorden staan letterlijk in lingen niet alleen kunt repro- betreffende werkblad)
de tekst dus worden ze niet in de duceren, maar ook of je ze
kunt toepassen. Wordt
les behandeld, tenzij jij zelf om hebt begrepen. Wordt wel
wel behandeld in de les.
uitleg vraagt.
behandeld in de les.
§3.1 Hofstelsel en horigheid
§1
repro
ductie
vragen
§1
inzicht
vragen
§1
toe
passings
vragen
1. De vroegmiddeleeuwse samenleving wordt gekenmerkt door grote
machtsverschillen en door standen. Uit welke standen bestaat de
samenleving?
2. Beschrijf kort met stand: rol in de samenleving, invloed/macht.
3. Leg uit wat hofstelsel inhoudt.
4. Beschrijf de driedeling van de grond van het domein van de heer.
5. Noem de plichten van horige boeren op.
6. Beschrijf de ‘keten van oorzaken’ die leidden tot de verandering naar een
agrarische samenleving.
7. Maak boekvraag 5 (blz. 48)
8. De samenleving van de vroege Middeleeuwen was een agrarische
samenleving. Hoe verschilt dit van de periode ervoor, toen het WestRomeinse Rijk nog bestond?
9. Leg uit wat autarkie is inhoudt en in hoeverre de middeleeuwse boeren
autarkisch waren.
10.
Maak boekvraag 6, 7 en vraag 11.
11. Maak boekvraag 4 en 8 t/m 10.
§3.2 Europa wordt christelijk
§2
repro
ductie
vragen
§2
inzicht
vragen
§2
toe
passings
vragen
1.
2.
3.
4.
In hoeverre was het christendom verspreid in het West-Romeinse Rijk?
Beschrijf het hoe proces van kerstening dit veranderde.
Beschrijf hoe Nederland gekerstend werd door missionarissen.
Maak het onderscheid duidelijk tussen reguliere en seculiere geestelijken.
a.
5. Leg uit hoe kloosters een grote rol in de kerstening gingen spelen en hoe zij
machtig werden.
6. Maak boekvraag 5.
7. Maak boekvraag 9.
8. Leg in eigen woorden uit waarom het voor de Germanen logisch was dat
zij christelijk werden.
9. Maak boekvraag 10b
10. Maak boekvraag 11
11. Wat maakte bron 1 nou zo kenmerkend voor de ‘Regel van Benedictus’?
§3.3 Het bestuur wordt feodaal
§3
repro
ductie
vragen
1. Hoe is het leenstelsel ontstaan? Beschrijf de ontwikkeling ervan in de tijd
van Karel Martel en van Karel de Grote.
2. Waarvoor leek het feodale stelsel een goede oplossing voor Karel Martel?
3. Wat was een vazal?
4. Bekijk het onderstaande schema. Leg aan de hand ervan uit hoe het
leenstelsel ofwel het feodale stelsel in elkaar zit. Verwerk zoveel mogelijk
informatie uit p. 57 in je antwoord.
5. Maak boekvraag 3.
6. Maak boekvraag 4.
7. Al snel dook er een probleem op: De leenmannen zagen de gebieden die ze
in leen hadden al snel als eigendom. Waarom was dit een probleem voor
de heerser?
§3
inzicht
vragen
§3
toe
passings
vragen
8. Maak boekvraag 5, 6 en 9.
9.
Wat voor invloed zou een sterke leenheer hebben gehad in het slagen
van het feodale stelsel?
10.
11.
Lees de casus en maak boekvraag 1.
Maak boekvraag 7, 8 en 10.
§3.4 De verspreiding van de Islam
§1
repro
ductie
vragen
§1
inzicht
vragen
§1
toe
passings
vragen
1. Noem vier kenmerken van de Islam.
2. Hoe legde Mohammed, de stichter van de Islam, de basis voor een
islamitisch rijk?
3. Maak boekvraag 8 en 9.
4. Welk verband bestaat er tussen Griekse wetenschappers uit de oudheid en
Arabische geleerden uit de Vroege Middeleeuwen?
5. Het islamitische rijk kon zich bijzonder snel en ver uitbreiden. Op welke
vier manieren wordt dit verklaard volgens verschillende historici? Is er
een vergelijking te trekken met hoe IS tegenwoordig een staat probeert te
stichten?
6. Beschrijf in je eigen woorden wat het jodendom, christendom en islam
gemeen hebben en leg vanuit daar de spanning rond Jeruzalem uit.
7. Maak boekvraag 1, 2, 5 en 12.
Termen:
Agrarische samenleving
agrarisch-urbane samenleving
autarkie
domein
feodaal stelsel
hiërarchie
hofstelsel
horige
islam
kalifaat
kerstening
leenheer
leenman
lijfeigene
missionaris
parochie
reguliere geestelijke
seculiere geestelijke
sharia
stand
vazal
Download