7 e JAARGANG SEPTEMBER 2008 - NR 9 THEMANUMMER: EXAMENS Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs september 2008-9 september 2008-9 NBDK Bureau NBDK: Zwanenveld 16-19, 6538 LP Nijmegen. Tel. 024-3430774, fax 024-3430773 e-mail: [email protected], website: www.nbdk.nl Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars NVTO Secretariaat: Nachtegaallaan 3, 4105 WX Culemborg. Tel. 0345-530524 e-mail: [email protected], website: www.nvto.nl V K AV Zwanenkamp 275, 3607 SE Maarssen e-mail: [email protected], website: www.vkav.nl VLBV Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. 0546-491745 e-mail: [email protected], website: www.vlbv.nl Het halve werk is gedaan door de werkgevers verenigd in MBO-Raad en HBO-Raad. Zij hebben zich teruggetrokken uit de afgesloten convenant met het ministerie, werkgevers en vakbonden. Ik citeer uit het persbericht van de bonden: ‘De beide werkgeversorganisaties in het beroepsonderwijs, MBO-Raad en HBO-Raad, hebben besloten terug te komen op hun eerdere deal met de minister en de bonden. Op 15 april kwamen de minister, de werkgeversorganisaties en de vakbonden in het convenant LeerKracht overeen hoe ze het beroep van de leraar aantrekkelijker zouden maken. De achterbannen van alle organisaties, ook die van MBO-Raad en HBO-Raad, gingen akkoord met deze afspraken. Nu komen de twee voorzitters, Van Zijl en Terpstra, terug op die beslissing. Vanavond wordt dit convenant getekend door de overige partners. Dit roept de vraag op of met deze organisaties nog wel afspraken gemaakt kunnen worden. Ze breken hun Nederlandse Ve r e n i g i n g voor Beeldend Onderwijs Ve r e n i g i n g Audiovisuele Educatie Ve r e n i g i n g L e r a r e n B e e l d e n d e Va k k e n woord en lossen de lerarentekorten in het beroepsonderwijs zo zeker niet op.’ Ik vraag me of zij iets weten wat wij niet weten? Over het akkoord was toch goed onderhandeld en ze zijn er zelf bij geweest toen er een akkoord bereikt werd. Ik ben benieuwd naar hun uitleg, maar voorlopig heb ik zoiets van ‘geen betrouwbare partners’ of snap ik het niet helemaal? Dit jaar was ik op vakantie even niet een bekende Nederlander. Voor het eerst in jaren is het me gelukt weg te gaan zonder dat ik een aardige, goedbedoelende leerling of oud-leerling tegenkwam. Mijn recept? Ik aarzel het u te vertellen, maar vooruit omdat we inmiddels toch oude bekenden zijn: Op vakantie gaan in Friesland, terwijl het weer eigenlijk niet veel goeds voorspelt. We hebben prima weer gehad. Goed, een dagje regen, maar dat gebeurde ons in Frankrijk ook wel eens en dan had ik, pak weg, elfhonderd kilometer gereden. Nu maar honderdtachtig. Kassa! Geld over om een bootje te huren, uit eten te gaan en leuke dingen te bekijken. Reken maar uit wat het kost om met een sleurhut erachter over de Route du soleil naar het zuiden te crossen. Benzine, tol, tijd, stageld voor dat plekje naast die oud-leerling en dan moet je nog eten en andere leuke dingen doen. Nee, neem dan Friesland. Gewoon naast de deur, excentriek genoeg om geen hordes laveloze jongeren achter een muur van kratten te zien en leuk genoeg om nog een keer te gaan. Ik kan het u aanraden. Het verenigingsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten twee maanden voor het einde van het verenigingsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de VLBV. V LT T Binnenhof 62, 1412 LC Bussum. Tel. 035-6783254 e-mail: [email protected], website: www.levendetalen.nl, klik onder Talensecties op Nederlands VLS Bureau VLS: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. 0546-491745 e-mail: [email protected], website: www.vls-cmhf.nl Sectie Nederlands Ve r e n i g i n g L e r a r e n L e v e n d e Ta l e n Ve r e n i g i n g L e r a r e n Schoolmuziek KUNST ZONE Het verenigingsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten drie maanden voor het einde van het verenigingsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de VLS. Abonnementen: buitenland € 72,50 studenten € 30,- Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten twee maanden voor het einde van het abonnementsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de stichting. Colofon KUNSTZONE TIJDSCHRIFT VOOR KUNST EN CULTUUR IN HET ONDERWIJS NUMMER 9, september 2008 KUNSTZONE wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone. 2 binnenland € 49,75 HOOFD- EN EINDREDACTIE Ruud van der Meer, e-mail: [email protected] Jan Verschaeren, e-mail: [email protected] REDACTIE Jan van Gemert, Olga de Kort-Koulikova, Saskia van der Linden, Twan Robben, Paul Rooyackers, Thea Vuik, Wil & Hans Weikamp, Janneke van Wijk VERKOOP ADVERTENTIES Jan Verschaeren, Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo tel. 0546-491745 e-mail: [email protected] VORMGEVING EN DRUK Jaroff Drukwerkmakers&Reproservice, Heerenveen “ STICHTING KUNSTZONE Secretariaat Maria Langemeijer, Lisztstraat 2, 2651 VL Berkel en Rodenrijs tel. 010-5114397 e-mail: [email protected] website: www.kunstzone.nl © STICHTING KUNSTZONE Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN: 1570-7989 De redactie van Kunstzone wenst u een heel goed begin van het nieuwe schooljaar. We gaan er weer kleur, vorm, beweging, geluid en anders moois aan geven. Ruud van der Meer Rectificatie In Kunstzone 6-2008 stond een artikel over de prijsuitreiking van de door Onderbouw-VO georganiseerde wedstrijd Cultuureducatie opschudden die gewonnen werd door Richelle van Halteren en Simone Nibbeling. Hoewel het onderschrift bij de geplaatste foto vermeldt dat Richelle en Simone uit handen van minister Plasterk van OCW de eerste prijs in ontvangst nemen, kon dat niet juist zijn, want Richelle en Simone vertoefden op dat moment wegens een studiereis in het buitenland. Derhalve hierbij alsnog een foto van Richelle en Simone en daarnaast een foto van het winnende lespakket Familiegeschiedenis. INHOUD Examen ckv2 havo 2008 Examen ckv2 vwo 2008 CSE beeldend havo 2008 CSE beeldend vwo 2008 Examen vmbo beeldend 2008 CPE en CSE vmbo beeldend CSE muziek, dans en drama vmbo 2008 ■ Toekomstmuziek ■ Belevingswereld ■ Klankimprovisaties ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ 4 6 9 12 15 18 20 20 25 30 31 ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ Radio Afrika door Samba Salad Van de NVTO-bestuurstafel @Web Het echte belang van praktisch leren werken Computer als creatief gereedschap Onderzoek in Cultuureducatie Engelen in Amsterdam Geloof in talent 33 35 36 ■ Boekman 75: Kunst en digitalisering ■ Tijdschriften ■ Actief met ckv 37 39 42 43 46 : Rechtsbijstand 32 na gi pa Zie 49 50 51 Kunt u meekijken hoe deze kruisbestuiving werkt. ” D E Secretariaat & Administratie, Postbus 178, 8260 AD Kampen e-mail: [email protected], website: www.docentendrama.nl V A N BDD Het goede begin zit in de redactie Kunstzone. We verwelkomen ons nieuwe muziek redactielid Olga de Kort-Koulikova. Zoals haar achternaam laat zien, liggen haar culturele wortels in Rusland. Prachtige kunst, traditie, componisten, ballettraditie en al de dingen die ik vergeet. Het belooft wat. In het colofon treft u naast de bestaande deelnemers ook een vermelding van de sectie Nederlands van de VLLT (Vereniging Leraren Levende Talen). Met de komst van Twan Robben in onze redactie maken we het plaatje van kunstdisciplines helemaal compleet. We zijn er trots op dat, en ik noem ze maar eens, beeldende kunst, muziek, dans, drama, audiovisueel en nu dan ook literatuur en poëzie samen aan een tafel zitten om voor u te werken aan een blad dat al die disciplines ook uitademt. Bij mijn weten is deze redactie het enige platform in Nederland waar landelijk over de volledige culturele breedte, specifiek vakinhoudelijk met elkaar gesproken wordt. Alle redactieleden zijn specialist op hun eigen gebied, met een brede belangstelling voor cultuur. Vaak hebben ze meer dan een specialiteit en allen hebben een breed netwerk binnen de culturele en onderwijswereld. Ik zou u graag uitnodigen voor een redactievergadering. Kunt u meekijken hoe deze kruisbestuiving werkt. En dat hij werkt, merkt u aan de gestaag stijgende lijn in Kunstzone. Allemaal voor u. Een goed begin toch? R E D A C T I E EEN GOED BEGIN EN HET HALVE WERK Aan Kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee OMSLAG: Christo Het Ijzeren Gordijn (1962) Zie ‘CSE beeldend havo 2008’ 3 september 2008-9 september 2008-9 Examen ckv2 havo 2008 Tjeerd Doevendans Dit jaar gaven 211 scholen met 6344 kandidaten zich op voor het centraal schoolexamen ckv2 havo. Zoals te zien in de tabel is het aantal kandidaten iets groter dan in de vorige drie jaar. Op basis van naar Cito verstuurde resultaten van 1326 kandidaten stelde de CEVO de advies N-term vast op 0.8. Het examen was wat gemakkelijker dan de voorgaande twee jaar. De meisjes vormden 82% van de populatie en scoorden iets hoger (2%) dan de jongens. vo Op de nabespreking werd gezegd dat de leerlingen het Ckv3-achtergrond een plezierig examen vonden en dat het examen goed aansloot bij wat er in de klas behandeld was. Verder werd gesteld dat het laatste blok vrij veel videofragmenten bevatte, wat de leerling die zijn tijd minder goed plande, in de problemen kon brengen. De antwoorden van de leerlingen waren bij sommige vragen anders gericht en minder voorbeeldig geformuleerd dan de antwoorden uit het correctievoorschrift. Uit de naar Cito verstuurde resultaten blijkt dat 78% van de kandidaten beeldende vormgeving als ckv3-vak had, 15% muziek, 6% drama en 1% dans. De resultaten van de kandidaten beeldende vormgeving waren iets hoger (ca. 2%) dan die van de overige kandidaten. De vragen met een beeldende inhoud bleken gemiddeld even moeilijk als die met dans als onderwerp. De vragen over drama waren wat moeilijker, die over muziek duidelijk makkelijker. Het gemakkelijkst waren de vragen van algemeen karakter. Bij de vragen met een beeldende inhoud (13 vragen) scoorden kandidaten met een beeldende achtergrond (pwaarde .59) duidelijk hoger dan kandidaten met een muzikale achtergrond (.55). Bij de vragen met een muzikale inhoud (6 vragen) scoorden kandidaten met beeldende achtergrond (.70) iets hoger dan kandidaten met een muzikale achtergrond (.69). In voorgaande jaren was er nauwelijks verschil. Mogelijk hebben kandidaten met beeldende achtergrond enig voordeel gehad van de verdeling van de vragen over de diverse disciplines. Moeilijke en makkelijke vragen De groep vragen over de Cultuur van de Kerk bleek het gemakkelijkst. De groep vragen over de Cultuur van het Moderne verschilde in moeilijkheidsgraad niet veel van de groep vragen over Massacultuur. Op drie vragen (10, 25 en 32) werd heel laag gescoord. Vraag 10 was vooral een kennisvraag, maar een gedeelte van het antwoord kon ook uit een tekst worden gehaald. In vraag 25 moesten redenen worden gegeven voor de groeiende belangstelling voor hedendaagse kunst in de jaren 70 van de vorige eeuw. Bij vraag 32 werd gevraagd naar het tijdloze karakter van een scène en de uitdrukking daarvan in de vormgeving. De vragen 1 (kerkgebouw in centrum van de stad), 5 (betekenis Memento Mori) en 31 (verschil in de manier van zingen) waren heel makkelijk. Aantal aangemelde scholen Aantal aangemelde kandidaten N-term Percentage onvoldoendes Gemiddelde cijfer P-waarde examen 4 2008-I 211 6344 0.8 20 6.3 61 Vragenblok 1 Dit blok ging over de cultuur van de Kerk in de middeleeuwen met als kern het Memento Mori: als spreuk, als symbool op een afbeelding en vooral aan de hand van het 2007-I 204 5769 1.0 18 6.3 59 2006-I 220 6234 1.2 18 6.4 57 2005-I 211 5897 0.9 19 6.4 61 Karel Appel - Vrijheidsschreeuw (1948) Affice voor Les Ballets Russes (1936) toneelstuk Elckerlijc in een hedendaagse uitvoering. Het blok begon met vragen over de centrale plaats van het kerkgebouw in de middeleeuwse stad, over een specifieke betekenis van het begrip ‘dramatisch’, over de ontwikkeling van het theater in de middeleeuwen en over het decor van een middeleeuws passiespel. kwamen aan de orde de veranderende waardering van het publiek voor Cobra-kunst en andere hedendaagse kunst. Aan de hand van een das met een ontwerp van Corneille kwamen begrippen als ‘modegevoeligheid’ aan de orde. Het blok werd besloten met een standpuntbepalingsvraag over kunst in de supermarkt. Vragenblok 2 Dit blok ging over de bijdrage van Les Ballets Russes aan de vernieuwing van de danskunst. Er waren fragmenten te zien uit Les Sylphides in een choreografie van Fokine en L’Après-midi d’un Faune en Le Sacre du Printemps in een choreografie van Nijinsky. De vragen gingen onder meer over de uitdaging en de problemen die de toen zeer moderne muziek van de Le Sacre du Printemps stelde aan choreografen, dansers en publiek. Verder werden vragen gesteld over de kunststromingen kubisme en primitivisme. Vragenblok 4 Onderwerp van dit blok was de verfilming van de rockopera Jesus Christ Superstar. De opera werd sterk multidisciplinair benaderd. Zo waren er naast vragen over de muziek (karakteristieke veranderingen, wijzen van zingen, muzieksoort) ook vragen over verandering in de handeling, rol van acteurs, vormgeving en camerastandpunten. Ook werd gevraagd naar mogelijke bezwaren van gelovigen over de uitwerking van het thema in deze rockopera. Het blok eindigde met een vraag over de sobere theatraliteit in een vergelijkbare scène uit de Mattheus Passion van Bach. ■ Vragenblok 3 Dit blok spitste zich toe op de Cobra-beweging. Aan de hand van Vrijheidsschreeuw en Vragende Kinderen van Karel Appel werden vragen gesteld over Cobra-ideeën, vormgeving, werkwijze en vrijheid in bredere zin. Verder Tjeerd Doevendans was toetsdeskundige bij Cito. 5 september 2008-9 september 2008-9 Examen ckv2 vwo 2008 Marieke Wensing Dit jaar gaven 6839 vwo-kandidaten zich op voor het eindexamen in een van de drie kunstvakken: 2817 kozen een beeldend vak (2655 in 2007), 798 kozen muziek (776 in 2007) en voor 3224 kandidaten werd de cdrom-toets voor ckv2 besteld (2901 in 2007). De kandidaten van scholen die zelf een afsluitende toets ckv2 maken, zouden hier nog bij opgeteld moeten worden om zicht te krijgen op het geheel. vo Vanaf 2010 moeten ook deze vwo-scholen deelnemen aan eerste vraag van het examen, over het ontstaan van nieu- het centraal examen voor dit vak dat dan geen ckv2 meer heet maar kunst (algemeen). Vanaf 2009 wordt kunst (algemeen) al centraal geëxamineerd op havo-niveau. we mengstijlen in het middeleeuwse Spanje, was zelfs te gemakkelijk met een p’-waarde van .85. Dat betekent dat 85% van de kandidaten uit het videofragment kon afleiden dat religieuze tolerantie hier een gunstige invloed had. De p’-waarde is een getal tussen 0 en 1 en hoe lager deze waarde is, hoe moeilijker de vraag of het blok. Evaluatie De landelijke evaluatiebespreking van de cd-rom-examens werd goed bezocht en was prettig van sfeer. De examenmakers kregen complimenten en de kritiek was, zoals altijd, uitermate constructief. De opmerkingen zijn meegenomen naar de normering en worden later besproken in de commissies die de vragen bedenken. Op die manier kunnen examens zich in samenspraak met het veld ontwikkelen tot steeds betere producten. De evaluatiebijeenkomst is bovendien nuttig, omdat docenten uit de verschillende disciplines veel van elkaar kunnen leren. De meeste docenten ckv2 hebben een beeldend vak als achtergrond. Maar op de evaluatie komen ook muziekdocenten en dit jaar was er zowel een docente dans als een docent drama aanwezig. In de toekomst, als het vak centraal getoetst wordt met de daarbij behorende tweede correctie, zou nog veel meer kruisbestuiving binnen de kunstvakken moeten plaatsvinden. De examenbesprekingen zijn hoe dan ook belangrijke bijeenkomsten in het traject naar een volwaardig centraal examen waar het hele veld achter kan staan. De resultaten De scores van 1209 vwo-kandidaten die via WOLF binnenkwamen zijn door Cito gebruikt voor een toets- en itemanalyse. Aan de hand van deze statistische resultaten voert de CEVO jaarlijks de normering uit, waarbij niet teveel mag worden afgeweken van een aangewezen referentie-examen. Dit jaar was de uitkomst een N-term van 0,8 met een gemiddeld cijfer van 6,3 en 22% onvoldoendes. Het examen bevatte geen extreem moeilijke vragen. De 6 Het hele eerste blok was relatief gemakkelijk met een gemiddelde p’-waarde van .67. Het tweede blok was met een p’ van .55 moeilijker en het slotblok bleek goed te doen met een p’-waarde van .61. De vragen die specifiek over drama gingen hadden een gemiddelde p’-waarde van .58 en bleken daarmee moeilijker dan de vragen over beeldende kunst (p’ .60), muziek (p’ .65) of dans (p’ .72). De algemene cultuurvragen hadden een gemiddelde p’-waarde van .62. Het zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre de muziekkandidaten de typische muziekvragen beter maken dan bijvoorbeeld dramakandidaten en of danskandidaten vragen over dans beter beantwoorden dan vragen over beeldende kunst. Vooralsnog zijn de aantallen voor dans en drama te klein om betrouwbare conclusies uit de statistische gegevens te kunnen trekken. Van de 1209 kandidaten in de steekproef hadden 831 als ckv3-vak een van de beeldende vakken, 205 hadden muziek, 60 drama en er waren 6 kandidaten voor dans waarvan de scores naar het Cito werden gestuurd. Van ruim 100 kandidaten was het ckv3-vak niet ingevuld. Inhoud Een docente schreef: ‘Fatima was helemaal blij met dit examen en heeft het ook beter gemaakt dan de meeste tentamens.’ Dat is wat de examenmakers hopen: dat kandidaten die dit vak hebben gekozen nog even ervaren hoe verrijkend kunst is als je je er intensief in verdiept. Dit jaar ging het over de invloed van niet-westerse culturen op de westerse kunst en cultuur. Sommige docenten vonden dit een inperking en zagen het gekozen thema als ‘slechts één invalshoek’ uit het programma, hoewel belangrijke andere invalshoeken uiteraard ook werden afgevraagd. Andere docenten vonden het juist tijd worden voor een interculturele aanpak, niet alleen voor Fatima, maar ook voor haar autochtone klasgenoten. Hoe dan ook werd de interculturele invalshoek, die in de loop van de tijd (en van het examenprogramma) steeds belangrijker wordt, deze keer eens wat dieper uitgewerkt. Het tweede tijdvak vult de uitwerking aan met vragen over de kruistochten, Verdi’s opera I Lombardi en vragen over studiereizen die schilders in de negentiende en twintigste eeuw maakten naar Noord-Afrika. Tot slot bevat het tweede tijdvak een blok over Afro-Amerikaanse cultuur: van black-face tot Tante Es. Blok 1 De Oriënt Het eerste vragenblok van het eerste tijdvak 2008 ging over de invloed van de Arabische cultuur in Spanje en over Oriëntaalse invloeden in de Europese dans en beeldende kunst in de negentiende en twintigste eeuw. Kandidaten hoeven geen kenmerken van islamitische architectuur te kennen, dus werd een vraag gesteld over de verschillen met de middeleeuwse westerse bouwkunst. Die werd bekend verondersteld en plaatjes van het Alhambra moesten daarmee vergeleken worden. Ook bij enkele muziekfragmenten werd schijnbaar gevraagd naar joodse en Arabische kenmerken, maar werd in wezen getoetst of gregoriaans herkend werd en of het verschil tussen religie en liturgie begrepen werd. Kortom, leerstof uit het domein Cultuur van de Kerk. Romantiek en expressionisme in dans en schilderkunst kwamen in de tweede helft aan bod. Delacroix schilderde De dood van Sardanapalus, een exotische combinatie van luxe, erotiek en geweld. Fokine choreografeerde voor de Ballets Russes Shéhérazade en Bakst, de grote vernieuwer, ontwierp daarvoor het decor en de kostuums. De vraag naar het toneelontwerp leidde soms tot verwarring: kandidaten begonnen ook over de kostuums, wat niet de bedoeling was. Het blijft lastig voor de overwegend ‘beeldend’ geschoolde docenten om zich het jargon van de andere vakken eigen te maken: horen kostuums bij een toneelontwerp? Is kleding een theatraal middel dat een speelstijl versterkt? Kan kleding als voorbeeld van The Method genoemd worden? Het wordt langzamerhand hoog tijd dat daar eens afspraken over gemaakt worden. Fokine wordt de vader van het balletexpressionisme genoemd. Kandidaten moesten na het zien van enkele scènes beredeneren of de achterstand, die de dans ten opzichte van de schilderkunst had als het gaat om het uitdrukken van emotie, in Shéhérazade is ingelopen. Een standpuntsvraag over een kwestie waarover je van mening kunt verschillen. Koepel van paleis Alhambra te Granada Eugène Delacroix - Dood van Sardanapalus (1828) 7 september 2008-9 september 2008-9 Blok 2 China en Japan Het tweede blok ging over Aziatische invloeden op de westerse cultuur. Nederlandse contacten met China leidden in de zeventiende eeuw tot import van Chinees porselein. Dit behoort met Delfts aardewerk tot de leerstof van de Burgerlijke cultuur. Kandidaten hoeven niet te weten wat de speelstijl van het Japanse Nô-theater inhoudt, maar ze moeten wel een speelstijl kunnen karakteriseren als ze deze zien. In de scène in het videofragment was sprake van een plechtig, gestileerd, ritueel karakter. En dat werd weer veroorzaakt door het gebruik van verschillende theatrale middelen, waarbij ook de traditionele Japanse kleding genoemd mocht worden. Een beschouwingsvraag, gebaseerd op inzicht. Bertolt Brecht, een terugkerende naam in de ckv-examens, liet zich door oosterse theatervormen inspireren. Kandidaten moesten uitleggen welk doel Brecht met zijn Leon Bakst - Toneelontwerp voor ballet Shéhérazade Marieke Wensing is toetsdeskundige beeldende vakken bij Cito. 8 Marieke Wensing vo Het aantal havo-kandidaten dat zich opgaf voor het centraal schriftelijk examen in beeldende kunst en vormgeving, behorend bij de vakken tekenen, handenarbeid en textiele werkvormen, steeg dit jaar van 5807 (in 2007) naar 6004. Het aantal havo-kandidaten voor ckv2 steeg eveneens: van 5769 naar 6344. Bij muziek was een lichte daling te zien (van 1268 naar 1211). Het totale aantal havisten dat zich inschreef voor een kunstvak was bijna 13.600. stukken nastreefde en waarom die oosterse elementen goed werken in zijn ‘episch theater’. Blok 3 Amerika Na de Tweede Wereldoorlog namen de Verenigde Staten op cultureel gebied de leiding over van Europa. De opkomende jeugdcultuur brengt nieuwe muziek voort: Bob Dylan zingt dat The times they are a-changin’ en de muziek uit de road-movie Easy Rider wordt meteen beroemd. Deze film gaat over de cultuurclash tussen de hippiejeugd en de burgerlijke cultuur uit het einde van de jaren zestig. De hoofdrolspelers passen in hun spel The Method toe, de voor het theater ontwikkelde methode die zich duidelijk goed leent voor het medium film. ‘Omdat film kan inzoomen’ was een mooi antwoord dat de examenmakers niet hadden voorzien. Kandidaten dachten meer vanuit het medium. Ook bleken sommigen hun achtergrondkennis over Stanislavsky in te zetten, wat bij deze vraag niet nodig was en ook vaak fout ging. Het examen eindigde met vragen over de globalisering die eraan bijdraagt dat verschillende culturen elkaar vandaag de dag meer en meer beïnvloeden. Waarom dit zowel positief als negatief kan uitpakken, moest de kandidaat bij de laatste vraag beredeneren. ■ Albumhoes Bob Dylan - The times they are a-changin’ CSE beeldend havo 2008 Evaluatie Op de jaarlijks landelijke evaluatie, georganiseerd door NVTO en VLBV, werd het examen met het thema Stad besproken. De aanwezige docenten vonden het een leuk thema en het wordt op prijs gesteld dat het van tevoren bekend is. Het thema voor 2009 werd ter plekke meegedeeld: Taal in beeldende kunst, architectuur en vormgeving. De stof van 2009 gaat over de middeleeuwen en alle kunst en vormgeving van 1800 tot heden. Voorheen was dat de kunst vanaf 1850, voortaan vanaf 1800. Neo-classicisme en romantiek kunnen dus altijd aan bod komen. Inhoud De vragen over architectuur concentreerden zich op de huisvesting van grote groepen mensen in de steden. Het blok met onder meer de Rotterdamse Bergpolderflat leverde weinig problemen op. Eén vraag over deze eerste Nederlandse galerijflat bleek extreem moeilijk: de architect maakte gebruik van systeembouw en kandidaten moesten uitleggen waarom deze techniek geschikt is voor dit soort gebouwen. De vraag werd massaal beantwoord alsof er skeletbouw stond in plaats van systeembouw. Volgens de docenten op de evaluatiebijeenkomst begrepen leerlingen bij de slotvraag van dit blok niet wat bedoeld werd met ‘een reactie’: uitgelegd moest worden in welk opzicht postmodernistische architectuur als een reactie op modernistische architectuur moet worden opgevat. De vraag toetst dus ook kennis van het modernisme. De oude kunst kwam aan bod in het Sienese fresco van Lorenzetti over het goede bewind. Veel docenten hadden dit verwacht en hadden het werk in de klas behandeld. Toch maakten niet alle kandidaten de vragen goed. Vooral op de kunsthistorische kennisvragen werd laag gescoord. Aan de manier waarop de ruimte is weergegeven kun je bijvoorbeeld goed zien dat het fresco uit de late gotiek stamt en dat de renaissance nog niet is begonnen. Weinig kandidaten konden dit beredeneren. Ook wisten velen niet dat het schilderij van Boccioni tot het futurisme behoort. De vraag was extra moeilijk, omdat ook nog uitgelegd moest worden waarom de voorstelling van Het lawaai van de straat dringt het huis binnen goed aansluit bij de ideeën van die stroming. De slotvraag van dit blok bleek voor de meeste havo-kandidaten te hoog gegrepen: als variant op kenmerken van het expressionisme moesten ze aangeven hoe ze konden zien dat Kirchner een innerlijke beleving wilde weergeven. Bijvoorbeeld door de figuren gedefor- Woonblok Barcelona te Amsterdam van Bruno Albert (1995) 9 september 2008-9 september 2008-9 De resultaten Dit jaar had het examen een p’-waarde van .55, wat aangeeft dat het precies even moeilijk was als vorig jaar. De normeringsterm of N-term wordt door de CEVO bepaald op basis van de via WOLF ingezonden resultaten uit het hele land. Dit jaar werd deze N-term net als vorig jaar bepaald op 1.2 en daarbij hoort een gemiddeld cijfer van 6.2 en een score van 20% onvoldoendes. Moeilijk en gemakkelijk Hoe hoger de p’-waarde hoe gemakkelijker een vraag of een blok. Het architectuurblok had een p’-waarde van .56, de vragen over Stadsgezichten waren moeilijk met een gemiddelde p’-waarde van .47. Passanten en Straatkunst waren gemakkelijker met een gemiddelde p’ van .60. Van de 39 vragen in dit examen hadden zes vragen een p’waarde onder of gelijk aan .30. Dat zijn vragen die de kwa- Ambrogio Lorenzetti De gevolgen van een goed stadsbestuur (1338) Auguste Rodin De lopende man (1877) 10 meerd of hoekig te maken of door een grove penseelstreek te hanteren. Pas als ook was uitgelegd welk effect daardoor ontstond (kil, nerveus, onrustig, beklemmend) konden punten worden gescoord. De tweede helft van het examen was luchtiger met beeldhouwkunst, wederom uit Rotterdam, waar Rodins man zonder hoofd of armen ooit in een drukke winkelstraat ‘liep’. Giacometti en Segal verbeeldden passanten in de stad en kunstenaar Hans Eijkelboom fotografeert al jaren mensen in New York, Parijs en andere grote wereldsteden. Hij gaat de stad in, observeert voorbijgangers en bepaalt zijn onderwerp aan de hand van wat hem die dag opvalt. Op 1 mei 2003 zag hij in Amsterdam veel mensen met legercamouflagemotieven in hun kleding. Jong, oud, mannen, meisjes, iedereen blijkt opeens eenzelfde soort mode te volgen. Eijkelboom laat zien dat we meer op elkaar lijken dan we denken. Het laatste vragenblok ging over straatkunst met werk van Rotella en Christo (zie omslag) uit de jaren zestig en met de ratjes die Banksy overal in Londen op muren aanbrengt. Het examen eindigt met een actie van deze kunstenaar, waarbij een McDonalds-clown een ballon vastbindt aan een jongetje. Voor de ogen van de omstanders stijgt de ballon op en hangt het kind uren in de lucht. Dat het in werkelijkheid om een pop gaat, valt in eerste instantie niet op. Banksy wil met dit project, dat hij McDonalds is stealing our children noemt, aangeven dat deze multinational met happy meals en andere reclametrucs kinderen lokt en vetmest met fastfood. Lang niet alle kandidaten begrepen deze boodschap; ze gingen vaak niet verder dan het vertalen van de titel. lificatie extreem moeilijk krijgen: minder dan 30% geeft een goed antwoord. Het betrof de reedsgenoemde vragen over systeembouw, de laatgotische ruimteweergave en het futurisme. Maar ook het vernieuwende van de hanteringswijze van Rodin bleek lastig. Kandidaten hoeven niet meer zoals vroeger alle teken-, schilder-, bouw- en beeldhouwtechnieken exact te kunnen uitleggen. Maar de belangrijkste technieken worden toch in essentie bekend verondersteld. Zo moeten ze begrijpen waarom het maken van grote fresco’s moeilijk is, omdat er in natte kalk gewerkt wordt en de schildering klaar moet zijn vóór de kalk opdroogt. Ook moeten ze weten dat een bronzen beeld gegoten wordt van een plastisch origineel dat geboetseerd of gemodelleerd is. Die hanteringswijze is bij Rodin nog duidelijk zichtbaar in het bronzen beeld. De laatste moeilijke vraag ging over de beslissingen van Hans Eijkelboom met betrekking tot de vormgeving en/of de presentatie van zijn foto’s. Hoe je kunt zien dat de mensen bij Eijkelboom niet merken dat ze gefotografeerd worden, kon 90% van de kandidaten goed aangeven. Het bleek de enige echt gemakkelijke vraag in dit examen. Voorstelling, vormgeving en andere categorieën Dit jaar is weer onderzocht of vragen die kennis vereisen beter of slechter scoren dan vragen naar inzicht en beschouwing. Vragen die kennis over kunst en cultuur veronderstellen, blijken moeilijk met een gemiddelde p’- waarde voor deze categorie van .40. Expliciete kunstgeschiedenisvragen zijn nog iets lastiger (p’.38). De vragen over kennis van materialen en technieken waren dit jaar extreem moeilijk (p’ .26) en de categorie vragen waar inzicht voor nodig is, voortkomend uit beschouwing, werden vaak goed beantwoord, met een gemiddelde p’waarde van .61. Binnen deze categorie werden vragen over inhoud en voorstelling dit jaar beter beantwoord (p’ .61) dan vragen over allerlei aspecten van vormgeving (p’. 55). Banksy - Ratje (2004) Noem, bespreek, geef aan, … Kandidaten geven soms antwoorden die te kort zijn en dat gebeurt vooral bij de instructie Noem. Bijvoorbeeld: Noem drie kenmerken, aspecten, verschillen, maar daarna volgt altijd nog een specificatie: die de wijk aantrekkelijk maken, waardoor een eenheid ontstaat, die vernieuwend zijn. Bij Noem wordt een kort, concreet antwoord verwacht, maar als een kandidaat aantrekkelijke aspecten van De Kiefhoek moet noemen en hij zegt ‘wit’ of ‘witte gevels’ dan noemt hij een kenmerk zonder aan te geven wat daar zo aantrekkelijk aan is. Niet elk kenmerk is een aspect dat de wijk aantrekkelijk maakt, dus er zou toch iets bij moeten om te laten zien dat de kwestie begrepen is. Bij Bespreek drie kenmerken gaat het goed, volgens de docenten, maar Bespreek heeft als nadeel dat de kandidaat niet weet hoe uitgebreid iets besproken moet worden. Het is dus niet duidelijk of een kort of een lang antwoord wordt verwacht. Geef aan is meestal een goede oplossing: er wordt meer verwacht dan alleen een concreet kenmerk. Dat geldt ook voor de formulering Noem twee manieren waarop. Bij Leg uit of Verklaar wordt een extra denkstap gevraagd: een redenering of argumentatie. Heel belangrijk voor de beeldende vakken is en blijft het onderscheid tussen voorstelling (wát er te zien is: mensen in een stad) en vormgeving (hóe die mensen zijn vormgegeven, kleur, vorm, compositie, ruimtelijkheid, enzovoorts). Ook havo-kandidaten moeten kunnen analyseren: voorstelling, vormgeving, materiaal en techniek, inhoud en functie van kunstwerken, al dan niet in verband met de kunsthistorische achtergrond. ■ Marieke Wensing is toetsdeskundige beeldende vakken bij Cito. 11 september 2008-9 september 2008-9 CSE beeldend vwo 2008 Peter Her mans In 2008 deden 2636 kandidaten eindexamen vwo tekenen, handenarbeid of textiele werkvormen en daarmee blijft het totale aantal vwo-kandidaten met een beeldend vak stabiel. Het vwo-examen 2008 had als thema De gedroomde wereld, utopische ideeën in kunst en architectuur en was een reprise van het thema van 2006. vo Aantal kandidaten Steekproefgrootte N-term Percentage onvoldoendes Gemiddelde cijfer 12 In 2006 was de conclusie dat het centraal schriftelijk examen over de hele linie moeilijk was voor de kandidaten. Omdat het vermoeden bestond dat die hoge moeilijk- van alle leerlingen hoort. Ondanks de pogingen van examenmakers om dit examen meer ’beeldend’ te maken dan zijn voorganger, lijken leerlingen vooral over het gebrek heidsgraad voor een groot deel te wijten was aan de omvang en de inhoud van de bundel, werd besloten om de exameneisen voor het examen 2008 aan te passen en de omvang van de bundel terug te brengen. Ondanks die ingrepen is het centraal schriftelijk examen 2008 even moeilijk gebleken als zijn voorganger van 2006. Een domper voor examenmakers na het voorbeeldige examen van vorig jaar en een bevestiging van het vermoeden dat een thema als Utopia niet het meest geschikte is voor deze examens. aan kennis te zijn gestruikeld. Bij de bespreking van het examen van 2006 was al opgemerkt dat de keuze voor een thema als Utopia onherroepelijk consequenties had voor zowel bundel als examen. De Gedroomde Wereld is een ideeëngeschiedenis waarin niet het beeld leidend is, maar de gedachte. Het gaat vooral om de ideeën achter kunstwerken en minder om de kunstwerken zelf, zoals in de inleiding van de bundel wordt gemeld. Daarbij komt dat veel van die ideeën niet geworteld zijn in de kunst of de kunsttheorie, maar een sociaal-maatschappelijke of politieke oorsprong hebben. Voor de examenmakers betekent zoiets dat ze weinig speelruimte hebben om vragen te construeren die een kunstwerk centraal stellen. Voor de kandidaten betekent het vooral: veel leerwerk. Dit examen doet ook een impliciet beroep op algemene ontwikkeling en kennis die in een eventuele canon misschien niet zou misstaan, maar die niet tot de culturele bagage Impressie van de vragenblokken Het eerste blok Arcadië was in verhouding het makkelijkste blok, maar het bevatte wel een van de moeilijkste vragen van het examen. Vraag 11 over de beleving van het Vondelpark is voor veel leerlingen een brug te ver gebleken. De kritiek dat strekking van het gevraagde niet letterlijk in de tekst van de bundel teruggevonden kan worden, is in zoverre niet terecht dat het examen en de leerroute ernaartoe niet gericht zijn op feitenkennis, maar op het leggen van verbanden. Het blok bevatte verder vragen over de denkbeelden van Alberti en Sannazaro en een uitstapje naar het achttiende-eeuwse schilderij Voorjaarsochtend van de Nederlandse schilder Hendrik Meijer. Over dit laatst schilderij is eenzelfde soort discussie ontstaan als over het Vondelpark. Nu eens geen voorbeeld van ut pictura poesis met een Bijbels of ander historisch verhaal als voorstelling, maar een voorbeeld van een werk waarin het landschap in overeenstemming is met een onmiskenbaar poëtisch gebeuren op de voorgrond (geheel in overeenstemming met Kenneth Clarks omschrijving die in de bundel was opgenomen). 2005 2584 1236 1,2 17 6,4 2006 2522 1308 1,7 19 6,4 2007 2538 1307 1,1 21 6,2 2008 2631 1387 1,7 21 6,4 De strengere opzet van het correctievoorschrift bij lange antwoorden, waarbij beoordeling in onderdelen van het antwoord wordt uitgesplitst, zou een tweede verklaring kunnen zijn voor het gegeven dat maar weinig leerlingen het maximale eruit weten te slepen. Maar het het correctievoorschrift bij het examen 2007 was ook op deze manier opgezet - zij het minder ver doorgevoerd - en toen leverde het geen problemen op. Gesamtkunst Blok twee, Gesamtkunst, was het moeilijkste blok van dit examen en dat is niet verwonderlijk. Het is ook in de bun- del het meest weerbarstige onderwerp, simpelweg omdat er weinig aan te beleven valt als je alleen reproducties als referentie kunt gebruiken. Het is, door de theatrale dimensie, bij uitstek geschikt voor een multimediaal examen als ckv2. Voeg daaraan toe dat er van het originele werk van Schwitters nauwelijks afbeeldingen beschikbaar zijn en het zal duidelijk zijn dat de kleurenbijlage hoogstens als illustratie fungeerde bij vragen die uitsluitend over de ideeën van Wagner en Schwitters gingen. Kunstbroeders Met Kunstbroeders, het derde blok, hebben de kandidaten, relatief gezien wat minder moeite gehad. Het is een blok dat betrekking heeft op het meest toegankelijke deel van de bundeltekst en het bestrijkt een periode die in de algemene voorbereiding op het examen voldoende aandacht krijgt. Millet, de Schilders van Barbizon, van Gogh en Gauguin zijn ‘oude bekenden’. De vragen gingen over ideeën van schilders als reactie op sociale en maatschappelijke ontwikkelingen. Die ideeën worden zichtbaar in hun werk en dus werd het mogelijk om in dit blok ook ‘beeldende’ kwesties aan de orde te stellen. Form Follows Fun(ction) Kandidaten hebben vaak de meeste moeite met het laatste blok van het examen, omdat de vermoeidheid toeslaat. Bij dit examen waren de laatste vragen in verhouding tot de rest van het examen zeker niet de moeilijkste. Kandidaten behalen gemiddeld iets meer dan de helft van het maximaal te behalen aantal punten op dit gedeelte dat als titel Form Follows Fun(ction) meekreeg. De denkbeelden van Le Corbusier en van Rem Koolhaas werden aan de orde gesteld aan de hand van La ville radieuse en Koolhaas’ opvattingen over ‘shopping’ als drijvende kracht voor de inrichting van grootstedelijke centra. Kandidaten hebber er, met uitzondering van vraag 35 waar maar een kleine 10% de maximale score haalt, relatief weinig problemen mee gehad. Resultaten De statistische analyses die Cito in opdracht van de CEVO uitvoert, geven niet alleen informatie over het examen als geheel maar ook over de prestaties van de kandidaten op vraagniveau. Bij een groot deel van de opgaven is een aanzienlijk deel van de leerlingen er niet in geslaagd om meer dan de helft van de maximale score te behalen. Echt makkelijke vragen kwamen in het examen niet voor. Dit sluit aan bij de observatie van een aantal docenten dat veel leerlingen die normaal goed presteren er nauwelijks in geslaagd waren om hoger dan een 7 te scoren. Daartegenover staat zelfs iets is gestegen ten opzichte van de afgelopen 4 jaar. Dit alles wijst er op dat wie echt goed geleerd had, zijn inspanningen beloond heeft gezien. Echter, wie zich wat minder had voorbereid, kreeg een rekening gepresenteerd die wel erg hoog uitviel en ook dat maakten de cijfers duidelijk. De 1387 leerlingen die in de steekproef waren opgenomen, hebben gemiddeld iets meer dan de helft (52%) van het maximaal te behalen aantal punten gescoord. Als we het examen van 2006 even buiten beschouwing laten, mag op grond van de resultaten van de afgelopen jaren een percentage van 58% worden verwacht. Wanneer de normeringsterm (N) ongewijzigd op de uitgangswaarde 1,0 was gehandhaafd, had dit geresulteerd dat er in het examen ook geen echt moeilijke vragen voorkwamen. Opvallend gegeven daarbij is dat de betrouwbaarheid van het examen hoger lag dan in voorgaande jaren en dat de spreiding van scores rond het gemiddelde in een gemiddeld cijfer dat fors afwijkt van het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar. Op grond van de resultaten en gelet op de gegevens op vraagniveau die uit de analyses naar voren waren gekomen, heeft de CEVO besloten de Detail van de Merzbau van Kurt Schwitters 13 september 2008-9 september 2008-9 Examen vmbo beeldend 2008 Verzameld, beeldende kunst en verzamelingen Marjanne Knüppe-Hüsken vo 9208 kandidaten op 476 vmbo-scholen deden in 2008 examen in een beeldend vak: 6901 kandidaten op 405 scholen namen deel aan het examen tekenen, 2488 op 174 scholen aan het examen handenarbeid, 139 kandidaten op 11 scholen aan het examen textiele werkvormen en 5 kandidaten op 1 school aan het examen audiovisuele vormgeving. Het thema voor het centrale examen beeldend wordt door de CEVO in september van het jaar voorafgaand gepubliceerd op www.examenblad.nl. Voor het CPE van 2008 dienden de kandidaten aan de hand van dierbare voorwerpen en/of foto’s een werkstuk te maken waarin zij belangrijke gebeurtenissen en/of ervaringen uit hun eigen leven te verbeeldden. Het CSE zou betrekking hebben op het ontstaan van particuliere collecties, ontstaan, vormgeving en collectievorming van Nederlandse musea, verzamelingen van beeldend kunstenaars, werken waarin bestaande voorwerpen en/of gevonden materialen zijn opgenomen, het oeuvre van Eijkelboom en dat van Versluis en Uyttenbroek. Engelse tuin N-term vast te stellen op N = 1,7. Dit resulteert in een percentage onvoldoendes van 21% bij een gemiddeld cijfer van 6,4. De rapportages over examenresultaten worden met het jaar gedetailleerder, ook voor de scholen. Zo is het mogelijk om de resultaten naar verschillende groepen uit te splitsen. De resultaten moeten met enig voorbehoud worden geïnterpreteerd, omdat het soms om kleine aantallen gaat. Zo heeft negentig procent van de kandidaten tekenen als beeldend vak gekozen. De kandidaten met deze achtergrond doen het iets beter dan het gemiddelde: 38,3 punten. De 133 kandidaten met een handenarbeid-achtergrond doen het beduidend minder goed. Ze scoren gemiddeld 36,7 punten. Het aantal kandidaten voor textiele werkvormen is te klein om er als groep betrouwbare uitspraken over te doen. Dertig jaar geleden rapporteerden Folkert Haanstra en Max van der Kamp in het kader van het Doelstellingen Onderzoek Expressievakken dat de kunstzinnige vakken voor het overgrote deel door meisjes werden gekozen. Vanuit emancipatorisch oogpunt werd dat als een onwen- 14 selijke situatie beschouwd, maar in de dertig jaar daarna is er niets veranderd: bijna 85% van de kandidaten is vrouw. Vrouwelijke kandidaten doen het wel beter dan hun mannelijke collega’s: ze behalen gemiddeld een score van 38,6 punten tegenover een gemiddelde score van 36,2 punten voor de mannen. Meer dan tweederde van de kandidaten (68%) heeft een Cultuur & Maatschappij-profiel, ze scoren gemiddeld 38 punten. De 135 kandidaten met een Economie & Maatschappij-profiel scoren gemiddeld iets lager: 37,6 punten. Kandidaten met een Natuur & Gezondheid-profiel (166 in totaal) behalen gemiddeld de hoogste score: 39,4 punten. De 50 kandidaten die een Natuur & Techniekprofiel hadden gekozen, scoren gemiddeld het laagst: 37,3 punten. Zoals eerder gezegd, door de kleine aantallen kunnen er geen harde conclusies worden getrokken, maar het is waarschijnlijk geen toeval dat leerlingen voor wie er een premie op hun prestatie staat (Natuur & Gezondheid = inloten voor de studie geneeskunde) gemiddeld het hoogst scoren op dit examen. ■ Peter Hermans is toetsdeskundige bij Cito. Magazine De inleidende tekst verhuisde van voorkant naar binnenzijde. Het omslag kon hierdoor zodanig worden vormgegeven dat het aansloot bij het thema: het oogde zelf als een verzameling. Op de pagina’s 2 en 3 volgde de inleidende tekst, vergezeld van de CPE-opdracht. Op pagina 4 werd de bouw van Het Rijksmuseum toegelicht. Pagina 5 toonde het nieuwe Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum. De ideale man, een fotografisch verzamelproject van de fotograaf Hans Eijkelboom, kwam aan bod op de pagina’s 6 en 7. Andere informatie Niet alles wat examenmakers onderzoeken, komt - om welke reden dan ook - in de examens terecht. Omdat het surplus dit jaar veel prachtig materiaal bevatte, werd besloten deze informatie openbaar te maken en werd de weblog www.verzameld.blogspot.com aangemaakt. Op de evaluatievergadering op 26 mei te Utrecht bleek dat veel docenten en kandidaten er baat bij hadden gehad. Jammer dat niet alle docenten en kandidaten op de hoogte bleken van het bestaan van dit blog. De publieke omroepen zijn al enige jaren druk doende hun uitzendingen te digitaliseren en beschikbaar te stellen aan het onderwijs via Teleblik. Uit hun depot werd een voor Hans Eijkelboom 15 september 2008-9 september 2008-9 dit thema relevante selectie van filmpjes gemaakt. Net als het blog werd ook dat dossier waardevol ervaren. Ook derden leverden materiaal: op Digischool stonden theoretische toetsen en praktische tips, terwijl Foam te Amsterdam workshops aanbood bij de expositie Paris-New York-Shanghai van Hans Eijkelboom. CPE Het CPE had als titel Hoe verzamelingen herinneringen worden en herinneringen verzamelingen. Op de evaluatievergadering toonden docenten zich enthousiast over deze invalshoek. Wel bleek dat kandidaten dit jaar relatief veel tijd nodig hadden om ‘op stoom te komen’ en/of relatief veel tijd besteed hebben aan de oriëntatie en het beeldend onderzoek. Een aantal docenten toonde digitale beelden van examenwerk: ze toonden zich met recht trots. Ook dit jaar bleek de praktische opdracht nauw aan te sluiten bij de bele- Het Rijksmuseum architect Pierre Cuijpers Kunstcaemer 16 vingswereld van de kandidaten. Volgens een aantal docenten voor sommige kandidaten een beetje té veel en daardoor voor kwetsbare kandidaten een beetje bedreigend. De vakverenigingen memoreerden de behoefte aan een studiedag over de rol van de computer in de centrale praktische examens voor de beeldende vakken: Wat laat je toe? Wat niet? Hoe zit het met de controle en de authenticiteit? Wat te doen als je tweede corrector digitale middelen maar niks vindt? Docenten reageerden positief. CSE Het eerste tijdvak bestond uit vier blokken met Verzameld op straat (over het werk van Eijkelboom en Versluis & Uyttenbroek), Het Rijksmuseum toen en nu (over de bouw, inrichting en renovatie), Een atelier van knappe koppen (over de verzameling ‘Rembrandt’) en Schwitters. Op dit examen scoorden de kandidaten in het algemeen goed; met name bij het eerste en bij het laatste blok: de gemiddelde p-waarde was .61. Het blok over het Rijksmuseum was het moeilijkst: het kende een p-waarde van .52, terwijl het blok over Rembrandt een p-waarde had van .65. Het examen kende vijf gemakkelijke vragen: de vragen 1, 2, 10, 21 en 31 hadden p-waarden van rond of boven .80. Er waren twee moeilijke vragen: de vragen 4 en 25, met p-waarden van rond de .30. Bij vraag 4 speelde waarschijnlijk de formulering een belangrijke rol. De inleiding luidde: ‘Ná het fotograferen heeft Eijkelboom van de afzonderlijke foto’s een eenheid gemaakt. Dat deed hij onder meer door de foto zó te maken dat elke persoon beeldvullend werd.’ De vraag luidde: ‘Noem nog drie manieren waarop Eijkelboom achteraf van de foto’s een eenheid maakte.’ Over het woord Ná in de inleiding en het woord achteraf in de vraag, is waarschijnlijk heen gelezen. Met de opdracht bij vraag 25 ‘…het nut van de tekenoefening in verband te brengen met de rol die licht en donker spelen in het oeuvre van Rembrandt en in dat van zijn leerlingen’ werd een lijn getrokken met de afbakening van het thema op www.examenblad.nl. Normering Na de normeringsvergadering op 10 juni bleek het percentage onvoldoende voor het CSE 17% te zijn en het gemiddelde cijfer 6,3. Voor het CPE tekenen was het percentage onvoldoende 18% en het gemiddelde cijfer 6,5, voor handenarbeid was dat 16% en eveneens een 6.5, voor textiele werkvormen 16% en een 6,6. Vooruitblik Het thema voor 2009 is Proeven van kunst. De stofbeperking voor het CSE luidt: - Pop art - Design van serviezen in de negentiende en twintigste eeuw - Zeventiende-eeuwse genreschilderkunst en de verborgen symboliek van stillevens - Het Laatste Avondmaal, iconografie en iconologie. Het CPE heeft als titel Traktatie. Ik hoop dat docenten én kandidaten met veel genoegen en groot succes in dit thema zullen duiken. Examenmakers hebben er in ieder geval met veel plezier aan gewerkt. Of u van mening bent of zij daarin geslaagd zijn, verneem ik graag weer volgend voorjaar van u. ■ Marjanne Knüppe-Hüsken is toetsdeskundige beeldende vakken bij Cito NFFS - 22 september Het NFFS (Nationaal Film Festival voor Scholieren) is een filmfestival voor vo-scholieren van 12 tot 18 jaar, van vmbo tot vwo. Op 22 september vindt het alweer voor de vierde keer plaats. Dit jaar komen 400 deelnemende scholieren uit heel Nederland hun eigen film presenteren, workshops volgen en ervaringen uitwisselen met filmmakers van andere scholen uit het hele land. Alle films zijn voor de festivaldag beoordeeld door een vakjury bestaande uit Johanna ter Steege, Maria Peters, Eddy Terstall, Elske Rotteveel en Yannick van de Velde. Programma: 10.30 - 17.00 uur: presentatie en vertoning films, 20 filmgerelateerde workshops, bepaling publieksprijs. 19.30 - 22.00 uur: prijsuitreiking. Belangstellende docenten die wel films maken met leerlingen, maar die nog niet met NFFS meedoen, kunnen zich opgeven bij Dorée de Kruijk: [email protected] of (06) 1246 9690 of via www.nffs.nl. 17 september 2008-9 september 2008-9 CPE en CSE vmbo beeldend Een docentevaluatie Ineke Schipper Ook dit jaar hebben onze leerlingen vanuit het cluster-2 onderwijs aan het Amman College te Rotterdam weer deelgenomen aan het eindexamen vmbo beeldend. Onze school maakt deel uit van de Koninklijke Auris Groep en leidt circa 235 leerlingen op met taal-, spraak- en/of communicatieproblemen: van praktijkonderwijs inclusief het AKA-diploma - tot en met vmbo-t. En al zolang het mogelijk is, staan de beeldende vakken op de examenlijst. vo Voor doven en slechthorenden en voor leerlingen voor wie taal de nodige problemen met zich mee brengt, kan een beeldend vak op de lijst een uitkomst zijn. Natuurlijk heeft het vak beeldende vormgeving zijn eigen vocabulaire, maar de beelden ondersteunen in zo’n belangrijke mate de zeggingskracht van het werk dat leerlingen zich al doende en vormgevend de begrippen eigen maken. Taal vormt daardoor geen onoverkomelijke barrière, maar vraagt soms wel om aanpassingen. Zo hebben onze leerlingen een extra brugjaar en daarmee hebben ze voor hun lesstof de beschikking over vijf leerjaren, waardoor de (beeld)taal extra aandacht kan krijgen. Werkwijze De leerlingen zijn gewend om in ons vak thematisch te werken volgens een ontwerpstappenplan, zoals dat De presentatie van Reinier Foto: Ineke Schipper 18 De presentatie van Thijs Foto: Ineke Schipper van hen ook verwacht wordt bij het eindexamen. Al in de brugperiode raken zij vertrouwd met deze manier van werken met als leidraad de methode ARTI-kort. De praktische opdrachten passen wij zelf aan aan eventuele actualiteit, tentoonstelling, samenwerking met andere vakken op school of andere inspiratiebronnen die passeren. En natuurlijk aan hun eigen belevingswereld. De leerlingen houden een werkmap bij over het proces van hun werk: hun onderzoeken, schetsen en afbeeldingen passend bij het thema, foto’s van eigen werk en van andere kunstenaars komen in dit portfolio. Door de aandacht die in onze school altijd naar beeldende vormgeving is uitgegaan en het belang dat daaraan gehecht wordt, volgen alle leerlingen schoolbreed het kunstvak beeldend gedurende alle leerjaren. Dit geeft de leerlingen een brede basis en een hoop zelfvertrouwen. Als Sumiet legt zijn herinneringen aan vorig beeldend werk vast Foto: Ineke Schipper je dan ook nog na een project je werk buiten het lokaal of buiten de school geëxposeerd ziet, voel je je steeds zelfverzekerder en meer kunstenaar. Dat is wat wij de leerlingen graag meegeven. CPE En zo waren er ook dit jaar weer leerlingen die in het vijfde leerjaar begonnen aan het CPE beeldende vakken. Na voor de schoolonderzoeken met oude thema’s geoefend te hebben, werd in maart het magazine met het thema Verzameld geopend: ‘Hoe herinneringen verzamelingen worden en verzamelingen herinneringen’. Naast het magazine hadden de leerlingen ook de beschikking over inspiratiebronnen op de websites www.teleblik.nl en www.blogspot.com. Dat heb ik ervaren als een geweldige service, al kwam deze mogelijkheid voor de voorbereidingen op het CSE aan de late kant. Geplande toetsweken en de gebruikelijke feest- en vakantiedagen lieten nog maar weinig gelegenheid om de leerlingen hierin te begeleiden. Dat er plotseling herinneringen van belangrijke gebeurtenissen en/of ervaringen uit eigen leven in de verzameling van het CPE verbeeld moesten worden, bracht het thema voor mijn leerlingen veel dichter bij henzelf. Een goede zet! Zij werden daarmee als het ware door het thema gegrepen. De kandidaten vlogen met veel enthousiasme en ideeën door hun beschikbare minuten heen. Dit jaar heeft iedereen ‘tekenen’ gekozen, maar doordat de opdracht in een collagetechniek uitgevoerd diende te worden, werden de werkstukken hier en daar halfruimtelijk. De herinneringen en ervaringen varieerden van heel recent - zoals de voorbereidingen op de toelating op een vervolgopleiding tot herinneringen van langer geleden in de bergen met gevoelens van angst en overwinning en herinneringen uit vakanties. De leerlingen konden in deze opdracht veel van hun gevoel kwijt. Het opgavenboekje hielp in het arbeidsproces zowel met het structureren van de opdracht als met de tijdbewaking. Onze leerlingen hebben hier over het algemeen moeite mee. De uitvoering van B, C en D (van het beeldend onderzoek t/m het voltooien van het werkstuk) hebben we verdeeld over twee dagen. Dat zorgt voor een intensieve betrokkenheid. De pauzemomenten tussendoor zorgen voor het nodige ‘afstand nemen’ van het werk. Zoals eerder gezegd vragen de auditieve of communicatieve beperkingen van onze leerlingen extra aandacht, zo ook met het verwerken van de examenopdracht. Soms zal er ook bij het CPE voorgelezen moeten worden of is er extra tijd aangevraagd voor de verwerking van de opgaven. Iedere leerling krijgt individuele aandacht en begeleiding. Onze groepen bestaan daarom uit maximaal negen leerlingen. Dit jaar waren de kandidaten dus in staat om vlot door te werken en hun werk binnen de gestelde tijd af te ronden. Eén van de leerlingen, Reinier, verwoordde zijn verwerking van het thema als zijnde ‘confronterend’. ‘Door de emotie te willen vasthouden moest hij ‘m loslaten in zijn werk’. Hij kon het een plek geven. Hij was met passie, vanuit zijn hart bezig. ‘Op deze manier kon hij de herinnering een plaats geven en zo zichzelf verder ontplooien’. ‘Kunst is het hebben van een vrije geest’, aldus Reinier. Hier leverde een examenwerkstuk een mooi filosofisch gesprek op. De beoordelingen vielen bij allen gunstig uit. De leerlingen hebben hoge scores gehaald. Dit in samenspraak met twee van mijn vakcollega’s. CSE Het CSE beeldende vakken viel de leerlingen ook niet tegen, al kwam het mij toch vrij talig over. De vaktermen die we daarentegen in de vragen verwachtten, bleven uit. Geen ‘aspecten van de vormgeving’ of ‘aspecten van de voorstelling’. Is dit een nieuwe opzet? Mijn leerlingen hadden er geen problemen mee, maar het viel hen wel op. Net zo min met het feit dat er in de examenvragen en in de bijlage relatief weinig modern werk is gebruikt. Ook dit zien mijn leerlingen niet als een probleem. Mijn ervaring van de afgelopen vijf leerjaren is dat moderne kunst maar moeilijk een plaatsje verovert in hun belevingswereld. Voor mij blijft het een uitdaging om dit te doorbreken. Daarbij oefenen wij, ter voorbereiding op het schriftelijke werk en ter reflectie van eigen werk en dat van anderen, met de beeldanalyses en de beeldende begrippen. Maar natuurlijk is het het beste om het vak aan den lijve te ondervinden en daartoe zelf kunst te maken en elders te beschouwen. Opmerkelijk is wel dat het eigen beeldend werk van de kandidaten er vrij modern uitziet! Evaluatie En dan was er op 26 mei jongstleden te Utrecht de evaluatie van het CSE beeldende vakken vmbo. Ik heb die voor het eerst bezocht en vond het zeker de moeite waard. Het uitwisselen van werk van leerlingen en van ervaringen over correctie van schriftelijk werk leveren een bredere kijk op het hanteren van het examen. De kritieken en suggesties van de aanwezigen dragen op deze manier elk jaar weer bij aan mogelijke veranderingen in de gehele examenopzet. Dat zal naar mijn idee niet veel verbetering behoeven. In de bijeenkomst is de wens naar voren gebracht het gebruik van www.teleblik.nl en www.blogspot.com in een vroeger stadium van het schooljaar mogelijk te maken.Intussen verheugen wij ons nu al op het volgende thema en de (smakelijke) voorbereidingen. ■ Reinier brengt zijn bevindingen onder woorden Foto: Ineke Schipper 19 september 2008-9 september 2008-9 CSE muziek, dans en drama vmbo 2008 Van beeldschermexamen naar volledig digitaal examen Herjan Denissen vo De computer gaat een steeds grotere rol spelen bij centrale examens. De meerwaarde van het gebruik van de computer voor examens muziek, dans en drama is evident. In het voorjaar van 2007 vonden al op een aantal scholen met succes proefafnames plaats van een volledig digitaal examen muziek en dans. Dit jaar kreeg dat voor muziek een vervolg op drie scholen waar het CSE muziek vmbo 2008 volledig digitaal werd afgenomen. In bijvoorbeeld 2005 waren dat 595 kandidaten op 61 scholen. Van een afname van het aantal eindexamenkandidaten muziek vmbo is dan ook geen sprake. N-term De N-term (Normeringsterm) wordt door de CEVO bepaald op basis van de resultaten en van informatie uit het ‘veld’, zoals informatie uit de evaluatievergadering voor docenten, georganiseerd door de VLS. Deze evaluatievergadering voor het CSE muziek vmbo werd bezocht door 9 docenten die van mening waren dat het een goed examen was met een prima variatie aan muziekstukken. Een probleem (ergernis) vormen vooral de paar vragen waarbij de kandidaten meer dan één antwoord moeten geven om slechts 1 scorepunt te kunnen behalen. Door de CEVO werd bepaald dat de N-term voor dit examen muziek 0,7 was met een gemiddeld cijfer 6,3 en 16% onvoldoende. Ter vergelijking met voorafgaande jaren: In dit artikel een verslag van deze digitale afname, de reguliere afname en de resultaten van het CSE muziek, dans en drama 2008. Reguliere beeldschermexamen muziek Het reguliere centraal examen muziek is een beeldschermexamen met vragen en bronnen op het beeldscherm, zoals video- en audiofragmenten, maar met een papieren uitwerkbijlage voor het beantwoorden van de vragen. De docent corrigeert met behulp van een correctievoorschrift, ook op papier. Digitalisering van examens kent veel voordelen. Door gebruik te maken van de computer kunnen andere inhouden en vaardigheden aan de orde worden gebracht dan bij een papieren examen. Vandaar dat in 2006 voor het eerst het CSE muziek als beeldschermexamen werd aangeboden. Gebruik van afbeeldingen en videofragmenten bij muziek biedt talrijke mogelijkheden bij de examenprogrammaonderdelen Muziek en maatschappij en bij Muziek en andere kunsten. Er wordt beter aangesloten bij de leefwereld van de leerling waardoor leerlingen dit soort examens aantrekkelijk vinden. Het examen vond plaats op donderdag 29 mei. Volledig digitale examen muziek 2008 Op diezelfde datum vond op drie scholen een volledig digitale afname van het vmbo examen muziek plaats. Dit volledig digitale examen muziek 2008 was een examen dat qua inhoud niet afweek van het beeldschermexamen 2008. Het grote verschil is echter dat de kandidaat bij het volledig digitale examen de antwoorden niet meer op papier schrijft, maar de antwoorden invoert met toetsenbord en muis. De meerkeuzevragen worden door de computer nagekeken. De corrector kan thuis of op school de digitaal 20 Cesuur/N-term Gemiddeld cijfer Percentage onvoldoendes bewaarde antwoorden op de open vragen corrigeren via de computer. Naast dit grote verschil wijkt de vormgeving van het examen af. De digitale versie heeft een navigatiebalk om snel naar een vraag te gaan en bovenin het scherm de verklankingsspeler voor dyslectische kandidaten. De drie scholen met volledig digitale afname van het CSE muziek vmbo waren: Hervion College in Den Bosch met 16 kandidaten Sint-Janslyceum in Den Bosch met 7 kandidaten Liemers College in Didam met 12 kandidaten. De leerlingen die meededen aan deze volledig digitale afname, waren overwegend positief. Als vanzelfsprekend navigeerden zij door het examen. Reacties waren bijvoorbeeld: ‘het was fijner werken dan op papier’, ‘duidelijk’, ‘helemaal super’. Voor de correctoren zijn de ingetypte, goed leesbare antwoorden zeer prettig, maar zij moeten wel wennen aan het nakijken via het beeldscherm. Zij willen graag ook de antwoorden uitgeprint op papier. Daarnaast verliep de digitale correctie nog niet optimaal. Het steeds in beeld krijgen van vraag, antwoord en bron bij de correctie werkt nog traag. Hieraan zal komend jaar veel aandacht besteed worden, zodat de digitale correctie bij een volgend examen muziek vmbo beter en vooral ook sneller verloopt. Gegevens en resultaten CSE muziek In 2008 maakten 726 vmbo kandidaten op 65 scholen het CSE muziek vmbo. 2006 0,9 6,4 15% 2007 0,6 6,3 15% 2008 0,7 6,3 16% Inhoud en moeilijkheidsgraad Zoals elk jaar bestond het CSE muziek vmbo uit negen blokken met in totaal ongeveer 50 vragen. Binnen het examen wordt gestreefd naar een variatie van muziek: naast klassieke muziek en popmuziek, ook niet-westerse muziek en bijvoorbeeld filmmuziek. In 2008 hadden de vragen betrekking op (in volgorde van het examen, met de gemiddelde p’-waarde van elk blok): Blok Muziek 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Josef Strauss – Ohne sorgen Gavin DeGraw – Follow through J. Ph. Rameau – Danse des Sauvages Filmmuziek Ben Hur Eric Carmen – All by myself W.A. Mozart – Pianoconcert K.V. 537 Buena Vista Social Club – El Carretero S. Prokofiev – Alexander Nevsky Bløf - Donker Hart p’waarde .52 .65 .61 .64 .70 .55 .75 .48 .69 De p’-waarde is een getal tussen 0 en 1 dat de moeilijkheidsgraad weergeeft. Een vraag met een p’-waarde van bijvoorbeeld .10 is erg moeilijk, een vraag met een p’waarde van .90 is erg eenvoudig. Vooral de blokken 1, 6, en 8 bleken lastige vragen te bevatten: blok 1 vraag 2: maatsoort, p’-waarde .17 blok 1 vraag 4: klankkleur, p’-waarde .28 blok 6 vraag 35: klankkleur, p’-waarde .39 blok 6 vraag 36: vormprincipe, p’-waarde .24 blok 8 vraag 44: lastig grafisch schema, p’-waarde .26 blok 8 vraag 47: klankkleur, p’-waarde .31. Voor de meeste vragen gold een p’-waarde tussen .50 en .70. Enkele zeer eenvoudige vragen bleken: vraag 9: dynamisch schema, p’-waarde .91 vraag 11: bridge, p’-waarde .92 vraag 18: soort koor, p’-waarde .94 vraag 20: instrumentengroepen, p’-waarde .91 vraag 37: functie pianist, p’-waarde .92. Enkele vragen nader bekeken Om een indruk te krijgen van de vorm en de inhoud van het examen zijn de schermweergaves van vier vragen weergegeven, waarbij twee vragen in twee versies: de beeldschermversie en de digitale versie. De vragen geven een goed beeld van: de lay-out van het beeldschermexamen in vergelijking met dat van het volledig digitale examen variatie in vraagvormen (meerkeuzevragen/open vragen) inhoudsverschillen (muzikale aspecten, betekenis; grafische notatie, gebruik van audio, video) moeilijkheidsgraad. Vraag 9 Dit is een ‘drag and drop’-vraag waarbij de kandidaten op beeldscherm een dynamisch schema moeten maken naar aanleiding van een muziekfragment (p’-waarde .91). Beeldschermversie (zie pag. 22): de knop ‘muziekfragment’ laat de muziekspeler verschijnen. Digitale versie (zie pag. 22): met de vraag en het antwoordblok rechts en de bron (muziekspeler) links. Voor dyslectische kandidaten is rechtsboven een verklankingsspeler opgenomen. Vraag 3 Dit is een open vraag over klankkleur en vorm(schema) naar aanleiding van een videofragment (p’-waarde .72); bij aanklikken van de knop videofragment verschijnt rechtsonder het videofragment. (zie pag. 22) Vraag 25 Dit is een open vraag over betekenis naar aanleiding van een muziekfragment (p’-waarde .64). (zie pag. 22) Vraag 44 Dit is een meerkeuzevraag over klankkleur en het volgen grafisch schema naar aanleiding van een muziekfragment (p’-waarde .26). Ook van deze vraag de beeldschermversie en de digitale versie. (zie pag. 22) 21 september 2008-9 september 2008-9 CSE’s dans en drama 2008 Ook de examens dans en drama vmbo zijn beeldschermexamens met vragen en bronnen op beeldscherm en met een papieren uitwerkbijlage voor de antwoorden en een papieren correctievoorschrift. Voor dans wordt een experiment uitgevoerd om ook voor dit vak een volledig digitaal examen te realiseren. Het examen dans bevat in tegenstelling tot muziek een complexe ontwerpopgave. In dit experiment wordt geprobeerd deze ontwerpopgave digitaal vorm te geven waarbij voor de bouwers van de applicatie vooral ook de bewaarfuncties ervan aandacht vragen. Mocht dit experiment slagen dan wordt ook voor drama een volledig digitaal examen gerealiseerd. Het aantal scholen dat dans en/of drama als eindexamenvak op vmbo aanbiedt, is nog beperkt. Op diverse scholen is men echter bezig met de voorbereiding in de onderbouw op het examenvak in de toekomst. Zo zal het aantal scholen binnen een aantal jaren toegenomen zijn. In 2008 boden 7 scholen dans (53 kandidaten) en 10 scholen drama (120 kandidaten) aan. Muziek vraag 3 Muziek vraag 25 Gegevens en resultaten dans Dans vraag 1 Uit gesprekken met docenten bleek dat men het een gevarieerd en evenwichtig examen vond met gebruik van mooie dansstukken. Het betrof: - Jirí Kylián - Chapeau, Nederlands Dans Theater II, p’-waarde .66 - Conny Janssen - Licht, Conny Janssen Danst, p’-waarde .75 - Wies Bloemen - Hera, Danstheater AYA, p’-waarde .62. De door de CEVO bepaalde N-term was 0,1 met een gemiddeld cijfer 6,3 en 6% onvoldoendes. Om een indruk te krijgen van het CSE dans 2008 zijn drie beeldschermweergaves met videostill afgebeeld. Het videofragment kan tijdens het examen op beeldscherm vergroot worden, zodat alle details goed zichtbaar zijn. Muziek vraag 9 digitale versie Muziek vraag 9 beeldschermversie 22 Muziek vraag 44 beeldschermversie Muziek vraag 44 digitale versie Vraag 1 Deze vraag gaat over Chapeau en is een betekenis-vraag (p’-waarde .92). Antwoorden bijvoorbeeld: hoed, contrast, onverwachte, timing. Vraag 5 en vraag 6 Ook vraag 5 gaat over Chapeau en is een danssoort-vraag (p’-waarde .51). Antwoorden bijvoorbeeld: geïsoleerde bewegingen, bewegingen met gebogen benen. En ook vraag 6 heeft Chapeau als onderwerp: theatraal middel (p’-waarde .75). Antwoord: geluid/muziek. Vraag 34 en vraag 35 Vraag 34 gaat over Hera en is een structuur-vraag (p’-pwaarde .37). Antwoord: herhaling. Ook vraag 35 heeft Hera als onderwerp vraagt naar betekenis en andere kunstvorm (p’-waarde .94). Antwoord: dans: ze stoppen; drama: ze kijken vragend, verbaasd, verrast. Gegevens en resultaten drama Een reactie van een docent drama tijdens de evaluatiebijeenkomst, georganiseerd door de BDD, was: ‘Zo kan een examen ook zijn; er werd gelachen!’ Inderdaad, twee van de drie blokken met vragen in het examen hadden betrekking op humorvolle fragmenten: drie versies van de commercial van LOI en fragmenten uit de cabaretvoorstelling Tragiek van de Onderman. Het andere blok was gebaseerd op de voorstelling Push door Made in da Shade (Precious). Dit blok bevatte ook een ontwerpopgave waarin de kandidaten naar aanleiding van een thema binnen de voorstelling ‘personages’ in tableau op het beeld- Dans vraag 5 en vraag 6 Dans vraag 34 en vraag 35 23 september 2008-9 september 2008-9 scherm moesten zetten (‘drag and drop’-opdracht). Het resultaat moesten ze vervolgens beargumenteren. De door de CEVO bepaalde N-term was 0,2, met een gemiddeld cijfer 6,3 en 21% onvoldoendes. Om een indruk te krijgen van het CSE drama 2008 zijn twee beelschermweergaves met in totaal vier vragen afgebeeld. Drama vraag 23, vraag 24 en vraag 25 Vraag 23 Push (p’-waarde .79) Antwoorden als: ze neemt veel ruimte in, haar handen zijn verkrampt. Vraag 24 Push (p’-waarde .69) Antwoorden als: elkaars blikken ontwijken, afstand houden, met de rug naar elkaar toe spelen. Vraag 25 Push (p’-waarde .80) Antwoorden als: slechte relatie hebben, geen echt contact hebben, zich onmachtig voelen. Vraag 40 LOI-commercial (p’-waarde .65). De toekomst Muziek Door het succesvolle verloop op drie scholen van de volledig digitale afname van het CSE muziek vmbo 2008, krijgen in 2009 15 scholen de kans om gebruik te maken van de volledig digitale versie van het CSE 2009. 2010 zal vervolgens een keuzejaar worden: de scholen met eindexamenkandidaten muziek vmbo kunnen dan het beeldschermexamen met papieren uitwerkbijlage gebruiken of het volledig digitale examen met beantwoording op het beeldscherm. Dans en drama Voor dans vindt in het voorjaar van 2009 op een paar scholen een proefafname plaats om vooral na te gaan of de ontwerpopgave binnen de applicatie goed functioneert. Mocht dit experiment succesvol verlopen dan zouden ook in 2010 de scholen met kandidaten dans en/of drama kunnen kiezen voor de beeldschermversie of de volledig digitale versie van het CSE. Drama vraag 40 Informatie Het ministerie van OC en W streeft naar minder regelgeving en meer autonomie voor scholen. De examenprogramma’s vmbo zijn daarom geglobaliseerd. Ze geven meer ruimte voor eigen keuzes van scholen, vooral bij het schoolexamen. Om te zorgen dat de eisen voor het centraal examen duidelijk blijven, worden deze nauwkeurig omschreven. Deze beschrijving vindt u echter niet meer in de examenprogramma’s, maar in een afzonderlijke publicatie per vak: de ‘syllabus’. Deze is vastgesteld door de CEVO. De syllabus vmbo die voor 2008 gold, zal ook gelden voor het CSE 2009. U treft deze syllabus aan op www.examenblad.nl. Wilt u ter informatie de cd-rom met het CSE muziek, dans of drama vmbo 2008 ontvangen, mail dan naar [email protected] met vermelding van school, naam, adres en examen. De papieren uitwerkbijlage en het correctievoorschrift kunt u downloaden via www.cito.nl. ■ Herjan Denissen is toetsdeskundige bij Cito en is daar vooral werkzaam voor de centrale examens muziek, dans en drama. 24 Toekomstmuziek Studiedag VLS, Gehrels Vereniging en O2DM op 1 november 2008 Frits Evelein Muziekonderwijs is volop in beweging. Ontwikkelingen, uitdagende projecten, nieuwe visies, grensverleggende multimediale concepten in de praktijk van het muziekonderwijs, ze staan centraal op de studiedag van 1 november aanstaande. Het wordt een studiedag met allure in het ArtEZ Conservatorium te Enschede. Het ArtEZ Conservatorium wordt gehuisvest in het nieuwe van Soundcheck en Muziek Weten wat je hoort) mede Muziekkwartier. Dat is het nieuwe onderkomen voor de Nationale Reisopera, Podium Twente, de Muziekschool Twente, poppodium Attak en het Conservatorium. Om deze dag te realiseren werken de VLS en de Gehrels Vereniging samen, met medewerking van alle vakopleidingen Docent Muziek in Nederland verenigd in het platform O2DM (Overleg Opleidingen Docent Muziek). Tevens levert een groep sponsoren een financiële bijdrage aan realisatie van deze dag en presenteren hun nieuwste producten op een informatiemarkt. De voorbereidingen zijn in volle gang. In deze bijdrage geven we een overzicht van het programma. sponsor; Lambo (uitgever van Jukebox) medesponsor; en het APS ‘met medewerking van’ sponsor. Hulde aan deze sponsoren, want zonder hen is een dag van deze omvang niet meer te organiseren! Ook zijn er verschillende podia (muziekkwartieren) waar muziek gemaakt wordt en er komen actieve musiceermomenten in de muziekkwartieren. Inspirerend en uitdagend Dit wordt een rijke dag voor het muziekonderwijs in Nederland met veel informatie, materiaal en vooral veel ontmoeting. Een dag om niet te missen. De meest complete en groot opgezette studiedag van de afgelopen jaren. We verwachten veel muziekdocenten, vakleerkrachten muziek, leerkrachten en studenten uit zowel basis als voortgezet onderwijs. Centraal staan inspirerende en uitdagende ontwikkelingen, visies, materialen en kwalitatieve didactische ideeën voor muziek in het primair en secondair onderwijs en ook de vakopleiding. Informatiemarkt van onze sponsoren Tijdens deze studiedag is er veel ontmoeting. Er zijn veel workshops en er komt een uitgebreide informatiemarkt met methodes, software en instrumenten. Op deze informatiemarkt tonen in ieder geval de volgende sponsoren van deze studiedag hun producten en diensten: EPN (uitgever van Muziek op Maat) eerste hoofdsponsor; Malmberg (uitgever van Podium) derde hoofdsponsor; BeatsNbits (uitgever van BeatsNbits) mede hoofdsponsor; ThiemeMeulenhoff (uitgever van Intro en Intro voor de bovenbouw) mede hoofdsponsor; Nijgh Versluys (uitgever De workshops De verschillende soorten praktische workshops van 90 minuten vinden plaats in twee rondes. Een deel hiervan is voor het primair onderwijs, een deel voor het voortgezet onderwijs, combinaties van beiden en het hbo. De workshops zijn ingedeeld in vier thema’s: - Muziekonderwijs en multimedia - Muziekdidactiek en methodiek - Muziek in school en stad - Musiceren. Muziekonderwijs en multimedia Watch That Sound (po/vo) Dit is een filmmuziek-project, waarbij de deelnemers leren de betekenis en de kracht van geluid bij beeld te ervaren. Een korte film wordt van een soundtrack voorzien. Uitgangspunt is de manier waarop het verhaal van de film ondersteund wordt met akoestisch geluid èn opnametechniek. Met de speciaal ontworpen software (bèta versie) kan een eigen interpretatie gemaakt worden en is eenvoudig toe te passen in diverse vormen van onderwijs. (www.watchthatsound.nl) Virtual Music School (vo/hbo) Multimedia maakt zijn intrede in het muziekonderwijs. Bart Noorman, docent aan het Utrechts Conservatorium, ontwikkelde een methode waarbij muziektheorie tastbaar en toepasbaar wordt. In 46 filmpjes wordt glashelder hoe 25 september 2008-9 september 2008-9 muziek in elkaar zit: toonsoorten, melodie en harmonie, spanning en ontspanning in alle lagen van de muziek, enzovoorts. Speciaal geschreven stukken behandelen de harmonieleer en inspireren om zelf aan de slag te gaan met meespeel-mp3tjes. Er zijn oefenblaadjes in pdf en solfègemp3tjes om het gehoor te trainen, alles in een interface die in een browser draait. Na een korte rondleiding gaan we aan de slag met het onderwerp frasering. Hoe maak je een melodie die harmonisch klopt en ook goed klinkt? We werken zingend, maar je kunt ook je instrument meenemen. (www.virtualmusicschool.org) methodes muziek gemaakt. Met name de werking van meespeelmuziek heeft de laatste tijd zijn aandacht. Hoe werkt het om leerlingen in plaats van muzikale delen op te laten bouwen tot een groter geheel, al meteen te plaatsen in een rijke muzikale context? Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen? In deze workshop wordt gewerkt met allerlei meespeelmuziek, hoe je ze kunt maken en benutten in verschillende didactische concepten. Teven wordt van gedachten gewisseld over de voor en nadelen van het gebruik van meespeelmuziek. (www.didactiekwijzer.nl) ArtEZ Musictools (vo/hbo) Binnen het ArtEZ-Conservatorium is een digitale theorieomgeving gecreëerd onder leiding van Reinier Maliepaard: ArtEZ Musictools. Binnen deze leeromgeving leren studenten muziektheorie en het hanteren daarvan via een digitale leeromgeving. In deze workshop wordt dit medium op een Muziek vanuit holistisch perspectief (vo) Muziek is altijd in verband gebracht met mogelijkheden voor genezing, contact, meditatie. In deze workshop werkt Gertrude van Everdingen, hoofdvakdocent muziekdidactiek Codarts, op concrete wijze met manieren waarop klank een weg is tot vormen van contact met je eigen gevoel, je interactieve wijze gepresenteerd en wordt samen met de deelnemers over de toekomst van deze manieren van werken en leren van gedachten gewisseld. (www.artezmusictools.nl) lichaam, je innerlijke ervaringen en ook met je omgeving en anderen om je heen. In deze tijd van versnelling zijn deze mogelijkheden van klank steeds belangrijker, ook in het onderwijs. In deze workshop leer je op eenvoudige en indringende wijze te werken met de kracht van klank voor het leggen van verschillende soorten contact. Dit opent mogelijkheden voor muziekdocenten om een van de grote krachten van muziek in te zetten in het onderwijs. De workshop wordt afgerond met het uitwisselen van visie en inzichten over deze mogelijkheden van muziek. Media Music (vo) De Opleiding Media Music van het ArtEZ Conservatorium heeft de afgelopen jaren, mede door de samenwerking met Tom Holkenborg, alias Junky XL, een behoorlijke faam opgebouwd. In een workshop in de studio’s van deze opleiding wordt door de deelnemers een kleine opdracht uitgewerkt en meteen op het internet gepubliceerd. Een presentatie van mogelijkheden en producties van de opleiding gaat aan deze workshop vooraf. Dit is niet alleen luisteren, maar ook kijken naar de toekomstmuziek. (www.artez-conservatorium.nl/opleidingen) Bandworkstations (vo) Wie kent het probleem niet? Leerlingen willen in een band spelen maar je hebt er (nog) geen ruimte voor. Peter Gheysen, docent muziek vo te Leiden, kent dit probleem en heeft dit opgelost door het ontwikkelen van bandworkstations. Een bandworkstation is een versterker-mengpaneel met maximaal 6 koptelefoons en ingangen voor keyboard, elektrisch drums, elektrische gitaar, basgitaar, microfoon en mp3-speler. Zo kunnen groepen van maximaal 6 leerlingen muziek maken in een ruimte zonder dat andere teams daar last van hebben. Door het koppelen van een mp3-speler kan gebruik worden gemaakt van meespeelmuziek waardoor er een duidelijke en aanstekelijke muzikale context kan worden gebruikt waarop de leerlingen kunnen meeliften. Foto: Ronald Knapp 26 David Muziekdidactiek en methodiek Meespeelmuziek (vo) Rob van den Berg, hoofdvakdocent muziekdidactiek Maastricht en componist van filmmuziek, heeft voor diverse Luisteren en klankbeleving (po/vo) Deze workshop, gegeven door Fenneken Francken, docent opleiding Docent Muziek Hogeschool Helicon te Zeist, staat in het teken van het verdiepen van luisteren en klankbeleving en vrij muzikaal spel. Centraal staat het contact maken met een onhoorbaar leven ‘tussen’ de tonen. Dit gaat verder dan de creatieve muzikale ordening van verschillende klanken. In de workshop wordt gewerkt met speciaal klinkende instrumenten uit verschillende houtsoorten en metalen, handgemaakt door instrumentenbouwer en beeldhouwer Manfred Bleffert (www.manfred-bleffert.net). Deze worden gebruikt in spel, beweging en met de stem, op zoek naar essentiële muzikale kwaliteiten. Deze benadering is zowel bruikbaar voor het werk met kinderen, jongeren en volwassenen bij improvisatie en als muzikale kunst. Zie ook in deze Kunstzone op de pagina’s 31 en 32 het artikel Klankimprovisaties. Coöperatief leren in muziek (po/vo) Coöperatief leren in muziek is een uitdaging in deze tijd. Hoe kun je het optimale uit muzikale leerprocessen halen door leerlingen in teams te laten werken? Frits Evelein, hoofdvakdocent muziekdidactiek aan Codarts en Universiteit Utrecht, schrijft een serie boeken over coöperatief leren in muziek in het primair en secondair onderwijs. In deze workshop wordt ingegaan op het gebruik van coöperatief leren in het muziekonderwijs. Na enige concrete activiteiten wordt gereflecteerd over praktische mogelijkheden van coöperatief leren in muziek. (www.musiceducation.nl en www.music-flow.eu) Omgaan met het notenschrift (vo) Hoe leer je notenschrift op een goed manier aan? Dirk Kaandorp, muziekdocent vo te Nieuw-Vennep, heeft zich hierin verdiept en in zijn lespraktijk verschillende benaderingen uitgewerkt voor het aanleren van het notenschrift op een speelse en praktische wijze. Het ontwikkelen van het klankvoorstellingsvermogen is hierbij belangrijk. Deze workshop laat je kennismaken met verschillende mogelijkheden en biedt een gelegenheid om met collega’s ervaringen uit te wisselen over het op inspirerende wijze omgaan met het notenschrift. Orthopedagogische aspecten in muziekonderwijs (po/vo) In het onderwijs zijn steeds meer leerlingen met allerlei diagnoses zoals ADHD en vormen van autisme. De muziekdocent moet ook daarmee kunnen omgaan wat lang niet altijd gemakkelijk is. In de opleidingen Docent Muziek is daar steeds meer aandacht voor. Conservatorium Enschede geeft daarvoor voor zowel de studenten van de opleiding Muziektherapie en de opleiding Docent Muziek de cursus OrthoPedagogische MuziekDocent, afgekort OPMD. Praktijkvoorbeelden, cases van deelnemers en informatie uit de opleiding komen in deze praktijkgerichte bijeenkomst aan de orde. (www.artez-conservatorium.nl/opleidingen) Muziek zonder noten (po) Telkens weer passen en meten, schaven en polijsten. Zo ervaart een groep spelers muzikale leerprocessen van binnenuit, met elkaar, met het grootste plezier. Een leerproces als het leren en beleven van muziek in ruimste zin. Muziek zonder noten gaat over muziek maken en communiceren: - de groep en de leider bepalen samen alle muzikale input en output; - de inzet van alle verschillen in culturele context, ervaring en niveau; - de mogelijkheden voor drama, dans, literatuur, beeldende kunsten en media om hierbij aan te sluiten zoals bijvoorbeeld ook gebeurt in ‘community arts’. Hanno Tomassen (veelgevraagd docent, componist/arrangeur, geeft muziekworkshops aan ongeschoolde, muzikaal getalenteerde jongeren en conservatoriumstudenten en docenten van het Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) gebaseerd op de projecten van de Guildhall School of Music and Drama) geeft deze workshop. Fysiek en stem (po) De stem is onlosmakelijk gekoppeld aan het lichaam. Contact met je lichaam, adem, houding, beweging, een geheel aan lichamelijke ervaring maakt deel uit van werken met de stem en zingen. Deze workshop geeft inzicht in het krijgen van een goede fysiek onder de stem. Concentratie-, focus-, energie- en presentatie-oefeningen wisselen elkaar in een snel en speels tempo af. Op de vraag ‘hoe creëer ik een groep die met een goede fysiek beter gaat zingen, daardoor beter gaat uitvoeren en beter samenwerkt?’ komt antwoord. Panda van Proosdij (docent dans Codarts Muziektheater, geeft workshops in binnen- en buitenland in ‘Stem & Fysiek’) geeft deze workshop. (www.pandance.nl) Foto: René Meeuws Het zingen van kinderen tussen 0 en 6 jaar (po) In deze workshop wordt de aandacht gericht op de ontwikkeling van het zingen van kinderen tussen 0 en 6 jaar. Er zal met concrete voorbeelden en eraringen worden gewerkt. Het belang van zingen voor deze leeftijdsgroepen is erg groot. Inzicht in de ontwikkeling en het stimuleren van het zingen is daarom van belang. Deze workshop wordt verzorgd door José Retra en Magré van Gestel. Peuters en kleuters en het Piramide-project van CITO (po) Deze workshop richt zich op de voorschoolse ontwikkeling van kinderen. Marjanka van Maurik en Marijke Albers gaan in op concrete methoden en voorbeelden van het werken met heel jongen kinderen. Muziek in school en stad Muziekdocent als manager van de muziekcultuur (vo) Marco van ’t Hoff (muziekdocent vo) werkt op een 27 september 2008-9 september 2008-9 school met een bloeiende muziekcultuur. Een goedlopend eindexamentraject, koren, ensembles, podiumavonden, theaterprojecten, muziek- en cultuurreizen, uitwisselingen, enzovoorts. In deze workshop staat de vraag centraal wat het betekent voor een muziekdocent om een bloeiende muziekcultuur op een school te stimuleren. Wat doe je wel en wat niet? Wat betekent het concreet voor je docentschap en voor je muzieklessen? Zie ook in Kunstzone 7/8-2008 op de pagina’s 28 en 29 het artikel Kom op de Cultuurclub!. Muziek in school, wijk en stad (po/vo) Scholen worden in toenemende mate betrokken bij projecten in de eigen woonomgeving waarbij samen kunst wordt gemaakt. Niet alleen kwalitatief goede kunst, waaronder muziek, is het doel, maar ook het opbouwen van duurzame banden in de buurt. In deze actieve workshop worden voorbeelden gegeven van projecten en de opzet en uitvoering daarvan die onder andere in het kader van de bouw van het Muziekkwartier te Enschede zijn uitgevoerd. Ook wordt met de deelnemers van gedachten gewisseld over de mogelijkheden van muziek in de school in relatie tot de wijk of de stad. Leergebied Kunst & Cultuur (vo) Het Leergebied Kunst & Cultuur lijkt op veel scholen nog toekomstmuziek. Hoe je vanuit het vak muziek met andere disciplines kunt samenwerken en een meerwaarde uit dit leergebied kunt halen binnen po en vo laten Diederik Schönau, Frans Haverkort en Charlotte Appels van de Interfaculteit voor Kunsteducatie van ArtEZ zien. Onderzoek naar muziek en jonge kinderen (po) Onderzoek in muzikale leerprocessen laten tot op heden zien hoe complex en moeilijk te bevatten muzikale leerprocessen zijn. Tevens wordt ook duidelijk dat muziek een grote invloed heeft op de ontwikkeling van jonge kinderen. Het vergroten van inzicht hierin is dus van belang om ook voor de ontwikkeling van kinderen de juiste vormen te vinden en te begrijpen waarom die goed zijn. Muziekmotievatie door competentie, relatie en autonomie Deze workshop wordt verzorg door het APS. We onderzoeken hoe de drie basisbehoeftes - relatie, competentie en autonomie - werken. Deze vormen de basis voor een pedagogische visie die gebaseerd is op ontwikkeling, groei en zingeving. Muziekonderwijs kan hieraan veel bijdragen, omdat samen muziek maken diepe positieve effecten heeft op mensen. Toch blijkt het in de dagelijkse muzieklespraktijk moeilijk om bij leerlingen deze drie basisbehoeften te helpen vervullen. Hoe wordt je je hier als docent meer van bewust en hoe kun je hier effectief mee omgaan, zijn vragen die aan de orde komen. 28 Musiceren Human Beatbox (vo) Human Beatbox is al vanaf de jaren tachtig een eenvoudig klinkende, maar lastig te realiseren muzikale begeleidingsvorm die bij jongeren stevig in de belangstelling staat. Een ervaren beatboxer leert in een workshop elementaire beats aan, waarop de deelnemers hun eigen tests en variaties kunnen maken. Close Harmony (vo) In deze workshop wordt gemusiceerd en wel met een pakkend en aansprekend close harmony-repertoire. Dit is een praktische en inspirerende workshop met veel bruikbare pop- en close harmony-stukken die in het vo in de klas bruikbaar zijn. World Music Box en Boomwhackers in de klas (po/vo) Muziek die kinderen zonder enige studie of voorbereiding kunnen spelen. Geen instructies, geen training en zonder uitleg. De World Music Box boort muzikale talenten aan en maakt het kind en de jong volwassene weerbaar. Dat is het doel van de World Music Box opgericht in 2003 en sindsdien in veel landen werkzaam met muziekonderricht en workshops op scholen, opvangcentra, wijkaccommodaties, op straat. Ook boomwhackers veroveren hun plek in het muziekonderwijs. YouTube staat vol met uitdagende, motiverende films waarin wordt gemusiceerd (vaak ook spectaculair en virtuoos te noemen) met deze gestemde pvc-buizen. De mogelijke werkvormen voor het basisonderwijs worden in deze workshop onder leiding van Bas Meijdert op praktische wijze verkend. (http://worldmusicbox.web-log.nl) Samba (po/vo) De Sambaklas is een begrip, Samba biedt veel goede toepassingsmogelijkheden voor muziekonderwijs in groepen zowel in po als vo. Samba is een ritmisch samenspel met prachtige swingende vormen, breaks, gelaagdheden en improvisaties. Dit wordt een workshop waar stevig swingend getrommeld gaat worden. Tevens zal er met de deelnemers gewerkt worden aan de mogelijkheden van de sambaklas, namelijk het samenspelen in samba muziek, ook toe te passen in diverse vormen van onderwijs. muzikanten bij educatieve muziekprojecten) verzorgt deze workshop. Interpretatie van het kinderlied (po) Winanda van Vliet, zangeres en zangdocente aan het Rotterdams Conservatorium (www.winanda.nl), geeft deze inspirerende workshop waarbij het kinderlied centraal staat. Kinderliederen herbergen een wereld aan ervaringen, beelden, expressie en muzikale zeggingskracht. Hoe kun je met kinderen dit optimaal tot leven laten komen? In deze praktische workshop wordt gewerkt met een liedrepertoire en veel voorbeelden die direct toepasbaar zijn in de lespraktijk. Multiple Voices (po) Multiple Voices staat sinds de oprichting onder de artistieke leiding van Lucy Oude Elferink (docente piano en koordirigent aan Muziekschool Twente). Met workshops stimuleert ze kinderkoordirigenten in het land. Voor de manier waarop zij klassieke muziek onder de jeugd brengt, ontving zij de Rinus Luttikhuis Prijs. In de workshop zal ze samen met (een deel van) Multiple Voices diverse aspecten van haar manier van werken belichten waaronder stemvorming, repertoire-opbouw, repetetitietechniek. Dat alles vanuit één grondprincipe: plezier in muziek! Het programma De studiedag in het ArtEZ Conservatorium Enschede, het Muziekcentrum Enschede en het nog te openen Muziekkwartier kenmerkt zich tevens door veel muzikale activiteiten en presentaties op verschillende locaties. Ook zal er een uitgebreide informatiemarkt zijn waar methodes, instrumenten, multimedia ontwikkelingen worden getoond. Om ook voor mensen die van ver komen deze dag qua reistijd haalbaar te maken, beginnen we om 11 uur. De dagindeling is als volgt: 10.30 - 11.00 uur: Ontvangst 11.00 - 11.45 uur: Opening 11.45 - 13.15 uur: Workshopronde 1 13.15 - 14.30 uur: Lunchpauze, ontmoeting en uitgebreide infomarkt 14.30 - 14.50 uur: Muziekkwartier 1 15.00 - 16.30 uur: Workshopronde 2 16.45 - 17.00 uur: Afronding 17.00 - 17.30 uur: Borrel, uitgebreide infomarkt en Muziekkwartier 2. Kosten en inschrijving Deelname aan deze dag kost: - Leden VLS of Gehrels Vereniging € 100,-- Niet-leden VLS of Gehrels Vereniging € 150,-- Studentleden VLS of Gehrels Vereniging € 20,-- Studenten (geen lid van VLS of Gehrels Vereniging) € 60,-Voor leerkrachten en docenten geldt het deelnemen aan deze dag als nascholing. Uw school heeft een budget voor nascholing waarvan u voor deelname aan deze dag gebruik kunt maken. Mocht uw school uw deelname niet vergoeden, dan is deelname aan deze dag fiscaal aftrekbaar als professionalisering. U kunt zich inschrijven voor deze dag via de websites van de VLS op www.vls-cmhf.nl en de website van de Gehrels Vereniging op www.gehrelsmuziekeducatie.nl en via flyers die binnenkort verspreid gaan worden onder leden van de VLS en de Gehrels Vereniging en op scholen. Reserveert u deze dag in uw agenda. Foto: René Meeuws Contactpersonen Contactpersonen voor deze dag zijn: - Frits Evelein (namens VLS en O2DM); - Leo Aussems (namens de Gehrels Vereniging); - Ab Sandbrink (namens O2DM en ArtEZ Conservatorium). ■ Foto’s: Marco van ‘t Hoff Darbuka’s in de klas (po) De darbuka is een oriëntaalse trommel die ideaal is om in het onderwijs te gebruiken. Met een hele groep kunnen ritmes worden gespeeld die door middel van call-response worden aangeleerd. Hierbij gaat het om non-verbaal lesgeven in een doorgaande beat. In deze workshop ervaar je zelf dat je snel tot muzikaal goedklinkende resultaten kunt komen. Het enige wat je nodig hebt, is de ritmische groove. So let’s hit it! Maartje Stuulen (muzikant/docent in po en speciaal basisonderwijs, coacht leerkrachten en 29 september 2008-9 september 2008-9 Belevingswereld PLEZIER Klankimprovisaties Met nieuw ontwikkelde instrumenten Job ter Steege Fenneken Francken Heel lang geleden keek ik met ontzag naar eenieder die met muziek geld verdiende. Dat gold zelfs de vo/hbo Het vak Muziekfenomenen en improvisatie wordt op de Opleiding docent muziek van conciërges van het Amsterdamsch Conservatorium die in de zestiger jaren nog een heus uniform droegen. Met Hogeschool Helicon gedurende vier jaar gegeven. Uitgangspunt is dat in ieder mens een indrukwekkende banden om de mouwen, glimmende knopen en breed makende epauletten. musicus leeft. En dat door het oefenen van vrij muzikaal spel deze muzikaliteit, die er al De eerste dagen dat ik op het conservatorium rondliep, leken zij mij piloten die als late roeping dirigent van het Koninklijk Concertgebouw Orkest zouden worden. In afwachting van deze belangrijke functie verkochten zij koffie en gevulde koeken in de kantine van het conservatorium. Want zo zat de wereld toen nog in elkaar. Men keek op tegen het hogere onbekende. Ook al wist men beter. Ik kom uit een echte dominee-familie. Mijn vader was dominee en praktisch al mijn ooms van zowel vaders als moeders zijde waren predikant. Ik zag derhalve dat veel gelovigen vaak kruiperig en slijmend hoog tegen een dominee opkeken. Ze moesten eens weten. Zo gaf onze Indische hulp, toen mijn vader eens iets van de grond opraapte, hem een klinkende klap op de pastorale billen. Woedend richtte dominee ter Steege zich op, maar onze gedienstige allochtoon avant la lettre had haar verhaaltje al klaar: ‘In Indië zeggen we altijd: als ’t broekje gespannen staat, een gek die er niet op slaat.’ Omdat ook mijn moeder de humor ervan inzag, slikte mijn vader alles in en vertrok naar z’n studeerkamer om de preek van zondag voor te bereiden. Ik was 6 jaar toen ik dit tafereeltje gade sloeg, maar kennelijk nog te jong om te beseffen dat elke sterveling, hoe hoog ook geplaatst, zijn of haar vernederingen kent. Ik weet nu zeker dat de paus, de koningin of de dirigent van het KCO bij gelegenheid in mensonterende omstandigheden verkeren en in die positie liever niet als favoriet op YouTube zouden willen kunnen worden aangeklikt. Weet u nog wat een hulpwerkwoord is? *Job ter Steege gaf van 1985 tot 1995 onderwijskunde aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam. 30 Bescheidenheid is een schone kunst. Je moet oppassen niet te hoog van de toren te blazen. Ik lees wel eens fanfaregeschetter als zouden bij voldoende muzieklessen alle Nederlandse kinderen naar het gymnasium kunnen. Muziek maakt slim, lees je dan. En voor mijn part ook het omgedraaide: slim maakt muziek. Maar nooit heeft iemand mij kunnen uitleggen hoe het komt dat die vele a-muzikale stumpers toch belangrijke diploma’s behalen en het universitair heel ver te schoppen. Want werkelijk, zo bijzonder muzikaal heb ik de meeste van mijn klasgenoten op het gymnasium niet gevonden. Sterker, juist die nietmuzikale klasgenoten kregen later de mooiste baantjes, terwijl ik… Als leerlingen van 2-gymnasium er achter komen dat ik ook gymnasium deed, is steevast de vraag wat er is misgegaan. Ja, wat bezielt iemand om tientallen jaren voor de klas te staan om muziek te geven. Dat doe je toch niet alleen voor het geld? Of doe je het om wat je op toelatingsexamens van kandidaten hoort als je ze naar hun motivatie vraagt om te opteren voor een lerarenopleiding muziek. ‘Het lijkt me fantastisch om kinderen plezier in muziek te geven’, zeggen aanstormende studenten in het beste geval. Een antwoord waarbij het mij altijd moeite kost om de ogen droog te houden. Maar ik realiseer me dan tegelijkertijd dat dit toch niet het enige kan zijn. Dat houd je geen tientallen jaren vol. Ook niet voor het geld. Er moet meer zijn om zonder zorgen jarenlang muziekles te geven. Wel, dat is het geval als je leerlingen zo lesgeeft dat zij voor jou een klankbord zijn in je muzikale belevingswereld. Dat leerlingen wat zij aangeleerd krijgen, terugstralen naar de docent. Laat ik het zo zeggen, wat zou het mooi zijn als iemand aan het begin van zijn carrière als muziekdocent zegt: ‘Het lijkt me fantastisch om muzikaal plezier aan kinderen te beleven.’ Aan deze wens is wel een voorwaarde verbonden. Namelijk dat voorop zal moeten staan dat het fantastisch lijkt om plezier aan kinderen te beleven. En daarna volgt dan het muzikale plezier aan kinderen. Eerst komen de leerlingen, dan komt het vak (en op de honderdste plaats of verder: het nieuwe leren, het studiehuis, competentiegericht leren en meer van dat achterlijk onderwijskundig gezwam*). Wie dat lukt, zal het lang met plezier volhouden. ■ is, in het doen en ervaren tevoorschijn wordt gelokt. Voor een evenwichtige lichamelijke, emotionele, cognitieve en sociale ontwikkeling, is het wekken en voeden van deze muzikale mens een voorwaarde. Is het niet zo, dat we, om met vertrouwen en levenslust ons leven vorm te geven, eigenlijk levenskunstenaar zouden willen zijn? De realiteit werkelijk waarnemen - ook je eigen realiteit - en daar scheppend mee om kunnen gaan, is voorwaarde voor innerlijke autonomie en voor samenwerken met anderen. En open zijn voor het onverwachte dat zich aandient op het moment. Voor deze levenskunst is van een berk? Hun vorm en gestalte zijn heel verschillend. Daaraan herkennen we meteen een heel ander ‘iemand’. Het oog rust op de oppervlakte van de dingen, het kan ook bedrogen worden. Als je wilt weten of een stuk hout echt is of namaak, dan tik je erop. In het klinken openbaart zich iets van het innerlijk. Kun je nu ook uiterlijk exact worden in je waarneming? Hoe is de verhouding van licht en de muziek een ware leermeester! donker, van warm en koud, van snelheid van de klankbeweging, enzovoorts, bij de een en bij de ander? Hoe meer je zintuigen waarnemen, hoe rijker je gevoelsleven daarop van binnenuit kan antwoorden. Wat voor beelden roept de ene klank bij je op en welke beelden de andere? Wat voor gevoel? Uiteindelijk kun je volgens deze ‘kunstzinnigfenomenologische’ benadering alle muzikale middelen, of elementen, beter leren kennen en onderzoeken. Tonen en intervallen, verschillende ritmes, enzovoorts, hebben zeer uitgesproken verschillende kwaliteiten. Bij het improviseren zelf, vergeet je dit onderzoek. Dan ben je helemaal in de beleving van het moment. Het komt er dan op aan vanuit het luisteren scheppend te zijn. Bij iedere vorm van musiceren staan altijd twee verschillende activiteiten in een verhouding tot elkaar: waarnemen en doen, luisteren en spelen. Bij het waarnemen heb je aanvankelijk een ontvangende houding. Er is een gegeven dat je waarneemt, bijvoorbeeld wolken aan de hemel, of in het geval van de muziek, een klank, een toon, een muzikale beweging. Je bent op het eerste gezicht passief. Bij het doen, bij het spelen, breng je zelf iets tevoorschijn, je schenkt iets, je brengt tonen voort op je instrument of je zingt. Je bent actief. Als je deze activiteiten op zichzelf bekijkt, waarnemen en doen, zijn ze aan elkaar tegengesteld. Hoe ‘muzikaler’ er echter gespeeld wordt, hoe meer deze twee houdingen elkaar doordringen. Het luisteren wordt steeds actiever en het spelen steeds meer luisterend. Er zijn veel verschillende manieren van luisteren. Het voert hier te ver daarop in te gaan. Voor het vrij laten ontstaan van muziek op het moment, is het je kunnen inleven in wat je hoort, essentieel. Dan kun je gaan spelen vanuit dat wat er klinkt, dan spreken de materialen, de instrumenten, de tonen, intervallen, bewegingen, samenklanken, enzovoorts, zelf mee. Daartoe word je eerst zelf innerlijk stil en je luistert zo, dat hetgeen dat klinkt, zich uit kan spreken. Je kunt dat al gaan oefenen en onderzoeken met eenvoudige klanken. Hoe klinkt eigenlijk het hout van een eik of Gebouw Hogeschool Helicon Bij het muzikaal oefenen ben je natuurlijk helemaal op de muziek gericht. Je wilt goed en doorleefd muziek maken met elkaar. Dan kun je achteraf vaststellen dat je, ongemerkt, ook aan menselijke vermogens hebt gewerkt. Al in het beoefenen van het ‘vrije klankspel vanuit het luisteren’ met kinderen: luisteren, spelend scheppend zijn, tegenwoordigheid van geest, nemen van initiatief, afwachten en volgen, kunnen zwijgen, geduld, moed, ‘waarnemen, herinneren en beschrijven’, samenwerken, om maar het een en ander te noemen. En dit alles gedragen door gezamenlijke speelvreugd en geraakt door de schoonheid of vitaliteit van de muziek. Iedere leeftijdsfase vraagt om een andere aanpak. Bij kleine kinderen is muziek bijvoorbeeld 31 september 2008-9 september 2008-9 nog helemaal verbonden met beweging. Pas na het achtste of negende jaar wordt de muziek als innerlijke beweging ervaarbaar en kun je erbij stilzitten. Het voert hier te ver op de achtergronden van de vrije schoolpedagogie en de verschillende leeftijdsfasen zoals daar gehanteerd verder in te gaan. Het spreekt voor zich dat het oefenen van improviseren van grote invloed is, ook op het begrijpen en spelen van gecomponeerde muziek. De eerste twee jaar van de opleiding wordt vooral gewerkt met groepsimprovisaties, spel en beweging, met nieuwe, handgemaakte instrumenten die op een intense manier het luisteren wekken en zeer geschikt zijn voor groepsimprovisatie, en met de zangstem. Zowel voor de eigen ontwikkeling van de studenten als gericht op muziek met groepen kinderen en groepen volwassenen. Er wordt onderzoek gedaan naar de zintuigen, en hun onderlinge samenhang bij het luisteren, en naar de ontwikkeling en verdieping van het waarnemen. Het derde jaar wordt verder gewerkt aan improviseren als kunst. Nu ook met de gangbare instrumenten en de zangstem en ook vanuit thema’s van de eigentijdse klassieke muziek, zoals tonaliteit en atonaliteit, stilte, omgaan met de enkele toon, cluster, symmetrie en asymmetrie, unisono, polyfonie, vrij metamorfoserende klankstroom, diversiteit van vorm, enzovoorts. Het vierde jaar staat in het teken van de afsluiting: vrij muzikaal spel in het werken met groepen kinderen of volwassenen, en het voorbereiden en ten gehore brengen van een eigen muzikale presentatie van geïmproviseerde muziek. In onze samenleving worden wij onophoudelijk bestookt door een overdaad aan akoestische en virtuele prikkels. Een economie gebaseerd op presteren en concurreren onder een steeds hoger opgevoerde tijdsdruk blijft niet zonder gevolgen. Het toenemen van concentratiestoornissen bij kinderen, van het aantal kinderen met ADHD en bij volwassenen van burn-out, depressie, gevoelens van isolement en levensangst zijn mede aan genoemde invloeden te wijten. Onder deze omstandigheden is er voor het muziekonderwijs een veel ruimere taak weggelegd dan voorheen. Juist het omgaan met muziek geeft het kind of de volwassene zijn eigen innerlijke ruimte weer terug die hem door de civilisatiestress was ontglipt en brengt hem tot zijn eigen centrum: een vrije, stille ruimte waarin waarnemen en denken geordend worden, verbonden met het eigen gevoel en waar de kracht is zelfstandig een besluit te nemen. Bij het samen oefenend musiceren is het individu opgenomen in een groter geheel en creëert samen met anderen een levende, klinkende vorm. Vreugde, vitaliteit en het vertrouwen met anderen te kunnen samenwerken, worden gewekt. ■ Fenneken Francken is violist en docent aan de muziekopleiding en de euritmieopleiding van Hogeschool Helicon en aan de Academie voor Sociale Kunst te Leiden en was jarenlang muzieklerares aan de vrije school. Ze heeft een vioollespraktijk, geeft workshops en cursussen en concerteert met verschillende ensembles voor experimentele, geïmproviseerde muziek en klassieke muziek. Bereikbaarheid helpdesk IRP voor vakbondsleden 32 Vier middagen en twee avonden is de VLBV-helpdesk telefonisch bereikbaar en vier middagen en twee avonden de VLS-helpdesk. Voor algemene vragen kunt u op genoemde tijden bij beide helpdesks terecht: Hoe zit het met mijn fpu?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoorts. Voor specifieke vragen die u als leraar beeldende vakken of als leraar muziek aangaan, kunt u het VLBV-Rechtspositie Arnold Mullink De Beuk 9 6941 ZA DIDAM VLS-Rechtspositie Amir Pool Kluppelshuizenweg 32 7608 RL ALMELO t (0316) 294346 f (0316) 294347 e [email protected] t (023) 5478832 f (0546) 492836 e [email protected] Telefonisch spreekuur bij zowel VLBV als VLS op maandag- t/m donderdagmiddag van 14.00 tot 16.30 uur Het VLS-nummer is op woensdagen donderdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar. beste contact zoeken op de tijden dat de VLBV- respectievelijk de VLS-helpdesk bereikbaar is. Het VLBV-nummer is op maandag- en dinsdagavond van 19.30 tot 20.30 uur bereikbaar. Bij afwezigheid het antwoordapparaat inspreken en u wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld. Radio Afrika door Samba Salad Anneloes Vermeulen-Teebaal po Samba Salad is een internationaal gezelschap van musici, theatermakers en kunstenaars. Sinds 1978 maakt zij werelds muziektheater, concerten, cd’s en boeken voor kinderen en familie. Herman Link en Rita Iny zijn de drijvende krachten achter deze groep. Zij geven met z’n tweeën de workshops op de scholen. Radio Afrika is een workshop in de vorm van een hoorspel, waarbij de kinderen een verhaal als het ware illustreren met muziek. De beschrijving van deze workshop is tot stand gekomen na het bijwonen van de workshop op OBS De Keerkring te Schagen, een Jenaplanschool, en na een gesprek met Herman Link en Rita Iny van Samba Salad en met Alie Vrieling, leerkracht van OBS De Keerkring. jouw eigen instrument te luisteren. Je mond heb je dus niet nodig. Hiermee is meteen een regel uitgelegd die de rest van de voorstelling geldt: praten tijdens het muziek maken mag niet. Het project In Radio Afrika wordt het verhaal opgeluisterd met muziekinstrumenten. Rita Iny en Herman Link vertellen het verhaal en bespelen verschillende instrumenten. De kinderen uit groep 3, 4 en 5 vormen het ‘orkest’ en krijgen ieder een eigen muzikale rol in het verhaal. De volgende aspecten komen in de workshop aan bod: Muziek maken met je eigen lichaam: handen klappen en zingen; Het verschil tussen hoog en laag, hard en zacht; Ritme; Speciale effecten (sfeer); Goed luisteren naar elkaar en goed kijken naar de dirigent; Achtergrondinformatie over de herkomst van de verschillende (slag)instrumenten. Rita legt uit dat je een ritme niet hoeft te tellen: het is gewoon een liedje dat je in je hoofd hebt. Ze ‘trommelt’ een liedje. Het verschil tussen hoog en laag wordt uitgelegd aan de hand van trommels en handen: als je een vel over een trommel sterk aanspant, wordt de klank hoger, zo ook met je handen: als je de handen strekt, klink het klappen hoger, maak je de handen hol, dan klinkt het lager. Grote trommels klinken weer lager dan kleine trommels. De kinderen krijgen elk één instrument uitgedeeld, een shaker of een trommel. De shakers (dit zijn schudinstrumenten) spelen de klok (1-2-3-4) en de trommels spelen een liedje (lang-lang-kort-kort-lang). De kinderen met de shakers gaan er nu ook bij zingen. Zij imiteren wat Rita en Herman zingen. Vervolgens krijgt iedereen een tweede instrument. Herman visualiseert hoe een aardbeving van zacht naar hard vorm krijgt met behulp van slaginstrumenten: Als de aarde in de verte rommelt, gaat hij op zijn knieën zitten, al luider wordend komt hij nu omhoog. De workshop In het speellokaal van OBS De Keerkring staat een uitnodigende hoeveelheid aan slaginstrumenten klaar. Een groep van ruim 20 kinderen stroomt binnen. Herman weet de groep meteen mee te krijgen. Allereerst wordt er een liedje gezongen, de kinderen doen enthousiast mee. Alie: ‘Het is bewonderenswaardig dat de kinderen in een vreemde taal ongeoefend meteen mee kunnen zingen!’ Herman en Rita leggen de kinderen uit dat je ogen en oren nodig hebt om samen (in een orkest) muziek te maken. Ogen om te kijken naar de dirigent die aanwijzingen geeft hoe je iets moet spelen en oren om goed naar elkaar en Dat je met instrumenten speciale effecten kunt bereiken, boeit de kinderen enorm. De kinderen mogen met de ogen dicht raden naar de betekenis van bepaalde geluiden: een grote schaal, bespannen met een vel waarop kleine balletjes langzaam van de ene naar de andere kant rollen, zijn de golven van de zee en de duimpiano met z’n warme klanken stelt de opkomende zon voor. Als de kinderen geoefend hebben met hun slaginstrumenten en met de rol die zij gaan vervullen in het verhaal, gaat het hoorspel beginnen. Cultuurnetwerk Nederland, Stichting Lezen en Erfgoed Nederland selecteren Een veelgebruikte sprite injaarlijks Scratch een aantal projecten die naar hun idee extra aandacht verdienen. Het zijn goede voorbeelden van projecten die culturele instellingen hebben ontwikkeld voor het onderwijs. Ga voor meer informatie naar www.projectloketcultuur.nl. 33 september 2008-9 september 2008-9 Radio Afrika is bedoeld als binnenschoolse activiteit. Het enige waarin de school moet voorzien, is een speellokaal. Samba Salad neemt een groot aantal (slag)instrumenten mee, die door Herman en Rita zelf in ongeveer één uur worden uitgestald in het speellokaal. Na de workshop krijgen de leerkrachten een cd. Op de website van Samba Salad (www.sambasalad.nl) staan kleurplaten van muziekinstrumenten en bouwtekeningen om zelf instrumenten te bouwen. Ook zijn daar veel teksten van hun liedjes te vinden. Waarom? Samba Salad wil kinderen op een associatieve manier kennis laten maken met muziekinstrumenten. Muziek zit in je en moet uit jezelf komen. ‘Daarom’, zegt Rita, ‘is het belangrijk dat je niet begint met muziekinstrumenten, maar met ritme en zang door gebruikmaking van je eigen lichaam, zoals klappen en zingen.’ Herman is autodidact en gewend op gehoor te spelen. ‘Het gevoel voor muziek ontdek je door te luisteren’, zegt Herman. Hij past ter plaatse het niveau aan de groep aan. Hij vindt het belangrijk de kinderen aan te spreken op wat ze aankunnen. Zij moeten het idee hebben dat hun inbreng door henzelf is bedacht. Als ze met ideeën komen, gaan Herman en Rita daarin mee. ‘Het is belangrijk dat de kinderen, binnen bepaalde grenzen uiteraard, vrij kunnen zijn. Pas dan komen de talenten in hen naar boven’, zegt Herman. Voor wie? Radio Afrika is vooral geschikt voor groep 3 tot en met 6 van de basisschool. Op OBS De Keerkring heeft groep 1 t/m 5 aan de workshop mee gedaan. Steeds in groepjes van 7 kinderen uit 3 verschillende klassen. Alie: ‘Op een Jenaplanschool wordt gewerkt met blokuren, waarin de kinderen aan een eigen opdracht werken. Het meedoen aan de workshop viel binnen deze blokuren, waardoor de kinderen geen reguliere lessen misten. Doordat steeds kleine groepjes kinderen uit één klas naar de workshop gingen, was het voor de kinderen die al geweest waren een herkenning, wanneer een groepje kinderen terugkwam van de workshop.’ 34 Het is ook typisch Jenaplan om de kinderen na een dergelijke activiteit te laten tekenen en schrijven over wat ze beleefd hebben. ‘Het was leuk te zien, dat de kleuters in hun tekeningen veelvuldig Rita en Herman afgebeeld hadden’, vertelt Alie. Organisatie Volgend schooljaar krijgt de school een nieuw bestuur en daarom wilde de school het geld in het cultuurpotje opmaken. Dit geld is afkomstig van de Regeling Versterking Cultuureducatie. Het ging dus om een losse activiteit, die geen onderdeel uitmaakte van een bepaald schoolproject. De school heeft Samba Salad kort van te voren benaderd. Samba Salad is redelijk flexibel: als hun agenda het toelaat, kunnen zij op korte termijn een workshop inplannen. Een aantal teamleden kende Samba Salad al van voorstellingen elders of door de cd’s die zij hebben uitgebracht. ‘Het is een voordeel dat Samba Salad naar de school toekomt. Allereerst hebben we er een goede ruimte voor en verder scheelt het in de kosten en de organisatie’, zegt Alie. Kosten Radio Afrika kost € 450,- voor twee workshops op één dag in hetzelfde gebouw. Dit bedrag is opgebouwd uit: € 40,- per uur per persoon (voor 5 uur) € 50,- voorbereidingskosten en afschrijving instrumenten. Daar komen de reiskosten dan nog bij. Mocht een school niet twee workshops willen, dan kan eventueel een andere school de workshop volgen in het gebouw waar de eerste workshop plaats heeft gevonden. Opmerkingen De workshop is erg goed bevallen en zeker voor herhaling vatbaar. Het is het beleid van de school om een zelfde activiteit pas na drie jaar te herhalen: ‘Wij werken met een groepsindeling van 3 jaren in één en zo voorkom je dat een leerling dezelfde activiteit nog eens meemaakt’, aldus Alie. Herman en Rita vinden het belangrijk dat de leerkrachten bij de workshop aanwezig zijn, zodat zij het allemaal meebeleven met de kinderen. Bovendien geeft dit hen inspiratie om zelf met de kinderen aan de slag te gaan met muziek en tekst (verhaal). In een gesprek met de leerkracht direct na de workshop geven Herman en Rita hier ook suggesties voor. Radio Afrika draait nu al 7 jaar met veel succes op basisscholen door heel Nederland. Ga voor meer informatie naar www.sambasalad.nl. ■ Anneloes Vermeulen is medewerker projecten bij Cultuurnetwerk Nederland. Van de NVTO-bestuurstafel Renda Wolthaus Jaarvergadering 11 juni 2008 in Hogeschool Domstad Twaalf personen bezochten de jaarvergadering van de NVTO die op 11 juni gelijktijdig met de VLBV en de VLS werd gehouden in Hogeschool Domstad. Het werd de langste jaarvergadering sinds jaren, maar daarmee werd ook waardig afscheid genomen van de penningmeester en kon een belangrijk besluit goed worden besproken. Jaarrede: kwaliteit In haar jaarrede ging voorzitter Leontine Broekhuizen in op het begrip kwaliteit. Je laten voorstaan op kwaliteit is gewaagd, aldus Leontine, maar het is wel wat de NVTO nastreeft bij alle werkzaamheden. Een kwalitatief goede website, een betere kwaliteit van de opleidingen door deze te verlengen met een vijfdejaars master, bijdragen van de NVTO aan het kwaliteitsblad Kunstzone en waarborgen van kwaliteit van docenten door het lerarenregister. Door vernieuwingen in onderbouw en Tweede fase heeft de beeldende vorming binnen het voortgezet onderwijs ingeboet aan kwaliteit: minimumtabellen zijn verdwenen, de kerndoelen voor kunst en cultuur wel heel vaag geformuleerd en in de vernieuwde Tweede fase is beeldende vorming als deelvak verdwenen en wordt minder gekozen. Door samen te werken binnen de SBKV aan één kunstvak met CPE op alle afdelingen wil de NVTO kwaliteit ook in de toekomst waarborgen. Samenwerking met de VLBV kan zorgen voor een kwalitatief sterke organisatie die de belangen van het vak behartigt. De website: wees interactief! Webmaster Saskia van der Linden gaf een overzicht van de werkzaamheden rond de website. Nadat 80 leden zichzelf hadden aangemeld heeft Saskia de overige 300 leden zelf aangemeld. Bijzonder was het 92-jarige lid dat heel graag met hulp van Saskia wilde inloggen. Saskia heeft een oproep gedaan aan het bestuur en de overige leden om de site nog intensiever te benutten voor onderlinge communicatie. Wie weet kan een tijdige uitnodiging voor de jaarvergadering via de site meer leden activeren! van het Maandblad. Dankzij de reserves kan de NVTO deze uitgaven goed financieren. Na het financieel overzicht was het tijd voor het afscheid van Jos die zijn opvolger Gerard Kitslaar, ervaren accountant en penningmeester uit Vught, had meegebracht. Maarten Tamsma visualiseerde het ‘tijdperk Jos’ door alle Maandbladen uit die periode op tafel te zetten. Hij roemde de ervaring en betrokkenheid van Jos die tijdens allerlei bestuurswisselingen trouw op zijn post bleef en ook niet terugdeinsde voor de rol van voorzitter ad interim wanneer dit nodig was. Uit handen van Maarten ontving Jos een lauwerkrans en namens het bestuur het erelidmaatschap, welverdiend, en een mooi cadeau. Gerard Kitslaar werd daarna met algemene stemmen benoemd tot penningmeester. Presentatie Denktank Samen met de VLBV werd geluisterd naar een presentatie van de Denktank. Maarten Tamsma en Els Otten, kartrekkers, presenteerden de uitgangspunten van de Denktank: het ontwerpen van een kernachtige tekst die het belang aangeeft van beeldende vorming voor leerlingen van vier tot veertien jaar. Emiel Heijnen lichtte de tekst toe en kondigde aan dat deze binnenkort klaar is en zal worden gepubliceerd via de bladen en sites. Lerarenregister Na de presentatie van de Denktank werd de jaarvergadering vervolgd met het tweede deel. Willem Bosschaert vergeleek het ontwerpen van een docentenprofiel voor een lerarenregister met een rijdende trein; je moet wel mee, Ruud Verkerk Stilleven op tafel Afscheid penningmeester en benoeming opvolger Jos Hoogerhoud gaf voor de laatste keer in veertien jaar een toelichting op de financiën. Dit begrotingsjaar is er beduidend meer uitgegeven als daarvoor, onder andere door de nieuwe website en het feestelijke laatste nummer 35 september 2008-9 september 2008-9 want anders mis je essentiële ontwikkelingen. Drie redenen zijn zwaarwegend om de kwaliteit van een docent te garanderen: - de positie van de vakgroep wordt uitgehold door het werken in teams op middelbare scholen; - door de urennorm en tijdsdruk komt de docent niet toe aan nascholing; - scholen koppelen een betere beloning nog te vaak uitsluitend aan managementtaken. Er zijn nog veel vragen over de wijze waarop bijvoorbeeld leden van de NVTO zich op den duur zouden kunnen laten registreren. De vakvereniging voor bewegingsonderwijs (KVLO) is het meest ver gevorderd op dit punt, heeft de registratie in eigen hand en heeft deze gekoppeld aan het lidmaatschap. Op deze wijze kan het lerarenregister ook een manier zijn om in contact te komen met de doelgroep. Samenwerking met de VLBV Het bestuur heeft een stuk opgesteld over samenwerking met de VLBV. Hierin staat vermeld op welke punten al wordt samengewerkt, wat een eventueel knelpunt is en op welke wijze een vorm als federatie of fusie door een gezamenlijke commissie kan worden onderzocht. Piet Hagenaars, directeur van Cultuurnetwerk Nederland, heeft zich bereid verklaard een dergelijke commissie te willen voorzitten en binnen de NVTO-gelederen zijn nog meer personen gevonden die zitting willen nemen in deze commissie. Maarten Tamsma riep het bestuur op om, wanneer het beeld van de samenwerkingsvorm tijdig helder is, al eerder dan over een jaar een ledenraadpleging te houden. Op verzoek van Leontine heeft de ledenvergadering het bestuur toestemming gegeven om het traject van onderzoek naar een samenwerkingsvorm NVTO-VLBV in te gaan. Aan het eind van de vergadering was iedereen hard toe Het echte belang van praktisch leren werken Om dit te bereiken hebben alle staten onder meer voor (zie Informatie 3). De belangrijkste vraag is natuurlijk of aan een borrel en werden in de wandelgangen nieuwe plannen gesmeed voor na de zomervakantie. ■ alle schoolvakken onderwijsstandaarden ingevoerd en moeten alle leerlingen tot grade 8 (14 jaar) jaarlijks rekenen taaltoetsen afleggen. Een andere doelstelling is dat het onderwijs beter gebruik gaat maken van didactische methoden die wetenschappelijk hun waarde hebben bewezen, het zg. ‘evidence based’ onderwijs. Het is niet verwonderlijk dat deze wet grote onrust heeft veroorzaakt op het gebied van de kunsteducatie (zie Informatie 1, pag. 39). Want ook al worden de kunsten in de NCLB benoemd als onderdeel van het kerncurriculum, de grote nadruk op het reken- en taalonderwijs en de eis dat het niveau daarvan omhoog moet, zetten de positie van de kunstvakken onder druk. een kunstvak zijn belang moet ontlenen aan zijn bijdrage aan een ander vak. Het is misschien mooi meegenomen, maar het vormt natuurlijk niet de kern van het kunstonderwijs. Een kunstvak moet toch eerst en vooral vaardigheden ontwikkelen die uniek zijn aan de kunsten. Vanuit dit standpunt zijn Hetland en haar collega’s zelf onderzoek gaan doen. @Web Thea Vuik Met een schone lei beginnen. Dat gaan we zeker doen in een nieuw schooljaar. Weliswaar zijn griffels niet meer te vinden in de school van nu, maar velen onder ons hebben nog steeds een vergelijkbaar krijtje in de hand. Slechts een beperkt aantal docenten is voor de charmes van een elektronisch schoolbord gevallen. Toch zal iedere leerkracht behoefte hebben aan interessante gadgets om de lessen levendiger te maken. Een gratis abonnement op Teleblik draagt daar aan bij. Er valt genoeg te snuffelen in de geschiedenis van onze publieke omroep. Maar ook direct op de site van bijvoorbeeld Klokhuis kun je heel veel interessante uitzendingen vinden. En vooral YouTube is een bron van informatie, wel of niet educatief verantwoord. Zo kan ik nog verder gaan… een tijdje geslenter op de digitale snelweg levert altijd wel wat op. En als je wat meer haast hebt, ga dan eens naar www.Blinkx.com, Blinkx is namelijk dé zoekrobot voor videofragmenten. Wat mij echter een beetje tegenstaat, is dat alles online gebeurt. Ik wil namelijk zelf een filmpje veranderen, omdat ik niet het hele filmpje interessant genoeg vind. Of ik wil een aantal losse fragmentjes aan elkaar plakken, 36 omdat dat minder ‘ruis’ in mijn lessen geeft. Op de site van Teleblik is er wel de mogelijkheid één keer binnen een fragment te knippen door een begin- en een eindpunt op te geven. Maar, deze filmpjes worden onder strikte voorwaarden ter beschikking gesteld en mogen niet gedownload worden. De filmpjes van YouTube kun je daarentegen wel downloaden. Hoe gaat dat dan in z’n werk? Wel, je gaat naar www.zamzar.com en als metafoor voor de veelzijdigheid van dit conversieprogramma, word je begluurd door twee kameleons. Alle bestanden die je wilt omzetten in een ander soort bestandstype - dus ook streaming video vanuit een url - kun je hier op de site intypen en er wordt vervolgens gezorgd dat het omgezette bestand naar je opgegeven email-adres wordt gestuurd. Het is uitermate simpel en het werkt! Zo heb je uiteindelijk de filmpjes zelf in je computer en kun je ermee doen wat je wilt. En warempel, als je niet uitkijkt heeft de ultieme gimmick zich in de usb-poort van je computer genesteld. Heeft geen enkel nut, maar trekt gegarandeerd de aandacht van de leerlingen… Diederik Schönau In de race voor economische concurrentie speelt de kwaliteit van het onderwijs een fundamentele rol. Om de concurrentiepositie van de Verenigde Staten te versterken heeft de regering Bush in 2001 een onderwijswet ingediend onder de optimistische titel No Child Left Behind (NCLB). Deze wet moet er toe leiden dat de prestaties van scholen verbeteren. De recente publicatie Studio Thinking van Lois Hetland en haar collega’s moet in dit licht worden bezien. Hun onderzoek is voortgekomen uit de wens meer zicht te krijgen op wat nu de werkelijke bijdrage is van de kunstvakken in het onderwijs. Zij bouwen in deze studie voort op eerdere studies, waarin zij onderzoek hebben gedaan naar de leereffecten van kunsteducatie. Duidelijke leereffecten kunnen de positie van de kunstvakken versterken, aangenomen dat die leereffecten natuurlijk ook relevant worden gevonden. Om het ‘nut’ van de kunstvakken te onderbouwen hebben in het verleden verschillende onderzoekers geprobeerd aan te tonen dat een kunstvak bijvoorbeeld kan bijdragen aan leereffecten in andere vakken. Wellicht het bekendste voorbeeld is het zogenaamde Mozart effect. Het luisteren naar sonates van Mozart en andere ontspannende muziek zou het ruimtelijk voorstellingsvermogen vergroten (zie Informatie 2). Ellen Winner en Lois Hetland hebben in 2000 dit soort onderzoeken aan een meta-analyse onderworpen. Hun conclusie was dat de bijdragen van kunstvakken aan de ontwikkeling van niet aan kunst gerelateerde vaardigheden of aan andere vakken zwak zijn, dan wel tijdelijk of onbewijsbaar De ondertitel van Hetland en Winners onderzoekspublicatie luidt: ‘The real benefits of visual arts education.’ De ambitie van de onderzoekers is dat zij langs deze weg het ‘werkelijke’ belang van de (beeldende) kunstvakken proberen aan te tonen. Het onderzoek richtte zich op het praktisch beeldend werken (‘studio work’). Zij beperkten zich hierbij niet tot effecten in het artistieke domein, maar zij wilden ook andere leereffecten van ‘studio work’ opsporen. In dit onderzoek hebben de auteurs een jaar lang intensief vijf docenten op twee High Schools gevolgd. Zij kozen hierbij doelbewust voor kunstdocenten die als ‘excellent’ bekend stonden. Gedurende één schooljaar zijn 38 klassen, van 1,5 tot 3 uur, door de onderzoekers geobserveerd en integraal gefilmd, ruim 100 uur in totaal. Na afloop van iedere les werd deze met de docenten nabesproken aan de hand van een selectie uit de opnames. De interviews werden uitgeschreven. Na de nodige terugkoppelingen, factoranalyses en tests kwamen de onderzoekers tot de formulering van een ‘framework of studio thinking’, gebaseerd op drie manieren van instructie (‘studio structures’) en acht leerdoelen (‘studio habits of mind’). De drie manieren van instructie zijn: - demonstreren en onderwijzen; - persoonlijke instructie, terwijl de leerlingen aan het werk zijn; - evaluatie en lesbespreking. Hetland, L., Winner, E., Veenema, S. & Sheridan, K.M. (2007). Studio Thinking. The Real Benefits of Visual Arts Education. New York and London: Teachers College Press. 37 Informatie september 2008-9 1 2 De - acht leerdoelen zijn: vaardigheid ontwikkelen (techniek); concentreren en doorzetten; visueel voorstellingsvermogen ontwikkelen; uitdrukking geven aan ideeën, gevoelens en persoonlijke betekenissen; nauwkeurig leren waarnemen; reflecteren; grenzen opzoeken en verkennen; de wereld van de kunst leren begrijpen. Het gaat hier dus om dimensies van inhoud en gedrag die kenmerkend bleken te zijn voor de manier van lesgeven van de vijf onderzochte beeldende docenten. Hoewel het onderzoek zich beperkte tot de beeldende vakken, stellen de onderzoekers dat zes van de acht leerdoelen ook relevant zijn voor de andere kunstvakken en, bij uitbreiding, waarschijnlijk voor de meeste schoolvakken. Hun veronderstelling is, dat de vaardigheden (‘dispositions’) die via ‘studio work’ worden geleerd door middel van ‘transfer’ ten goede komen aan het leren in het algemeen. De pleitbezorgers van de kunstvakken mogen zich gelukkig prijzen met een dergelijk, grondig uitgevoerd onderzoek naar de didactiek en de leereffecten van de kunstvakken in het onderwijs. Maar voor wie bekend is met het beeldend onderwijs zijn de gevonden resultaten toch ook niet echt schokkend. Sterker nog: de onderzoekers tonen als leereffect datgene aan wat de docenten waarschijnlijk ook hadden beoogd. De acht leerdoelen komen al eeuwen aan de orde in het academische kunstonderwijs. Een ander punt is dat de vijf klassen waarin dit onderzoek werd uitgevoerd niet bepaald vergelijkbaar zijn met lessen op Nederlandse scholen - en waarschijnlijk ook niet op de meeste Amerikaanse scholen. Deze leerlingen, variërend in leeftijd van 15 tot 18 jaar, kregen maar liefst zo’n 10 uur per week les in ‘studio work’. Het onderzoek beperkt zich bovendien tot twee scholen in Boston waar de kunstvakken extra veel aandacht krijgen, waardoor er ook sprake zal zijn van een voorselectie van (gemotiveerde) leerlingen. De leerlingen vormen weliswaar een representatieve afspiegeling van de sociaal-economische samenstelling van de bevolking in dat gebied van Boston, maar die bestaat wel uit de sociaal-economisch midden- en bovenklasse. Het onderwijsaanbod in deze studie is bovendien sterk traditioneel: pottenbakken, beeldhouwen, stilleven- en portretschilderen. In één klas werd ook gefotografeerd, maar de inhoud van de beschreven les richt zich vooral op het leren schetsen van wat door een kadertje wordt waargenomen. De docenten geven les in hun eigen beroep als uitvoerend kunstenaar en hebben allemaal een ‘master degree’ in de kunsten of in het kunstonderwijs. Wat er feitelijk gebeurde, is een replicatie van traditioneel kunstonderwijs op de academie in de best mogelijke 38 situatie, door zeer hoog gekwalificeerde kunstenaarsdocenten. Je krijgt al lezend het gevoel dat Hetland en haar collega’s voor het eerst in aanraking komen met kunstonderwijs. Deze situatie is, zeker in het hedendaagse Amerikaanse onderwijs, een zeer specifieke - om niet te zeggen: beperkte - benadering van de beeldende vakken. Het zijn bovendien de docenten die bepalen wat de leerlingen moeten maken, ook al bepleiten ze dat leerlingen van daaruit gaan experimenteren. Enige discussie over de relevantie, de uniciteit of de traditionele context van dit soort kunstonderwijs ontbreekt. De grote waarde van dit onderzoek ligt in de empirische onderbouwing van dit onderwijs en de resultaten ervan. De onderzoekers richten de aandacht vooral op de vaardigheden die niet uniek zijn voor de kunstvakken, maar waaraan in het onderwijs en in de maatschappij algemene waarde wordt toegekend, zoals leren concentreren, doorzetten, goed kijken, reflecteren, je grenzen opzoeken, visualiseren en ideeën, gevoelens en persoonlijke betekenissen tot uitdrukking brengen. Feitelijk zijn, wat hen betreft, maar twee leerdoelen ‘vakspecifiek’: de ontwikkeling van technische vaardigheden en het leren begrijpen van de wereld van de kunsten. Interessant is, dat de auteurs zich enerzijds afzetten tegen onderzoeken die het belang van de kunstvakken willen aantonen door hun bijdragen aan ‘transfer’ naar andere schoolvakken ( ‘door drama ga je beter lezen’, ‘muziek bevordert het ruimtelijk waarnemingsvermogen’), maar aan de andere kant hopen dat de door hen geformuleerde ‘habits of mind’ door middel van ‘transfer’ worden overgedragen in andere leercontexten. Het is de vraag of het begrip ‘transfer’ hier wel zinvol en relevant is. Naar mijn mening is het zinvoller te spreken van het aanleren van dezelfde algemene vaardigheden in parallelle situaties bij andere vakken, in plaats van het door een leerling bewust of onbewust overdragen naar een andere situatie van wat hij of zij in de ene situatie heeft geleerd. Om een vergelijking te maken met de sport: het oefenen van dezelfde spieren kan in verschillende situaties (fietsen, zwemmen, hardlopen, krachttraining) worden geoefend, zonder dat er van een bewuste transfer sprake is. Omdat in verschillende situaties dezelfde algemene ‘vaardigheid’ wordt aangesproken, zal die vaardigheid zich ook werkelijk kunnen ontwikkelen als een algemene vaardigheid. Het begrip ‘transfer’ voegt hier weinig aan toe en werkt eerder zelfs verwarrend. Het is beter het begrip ‘transfer’ te bewaren voor specifieke denkwijzen (en niet voor algemene vaardigheden) die in specifieke situaties (vakken) worden worden ontwikkeld en daarna in een ander kennisdomein (of buiten het vak) worden toegepast. Vaardigheden als concentreren, doorzetten, grenzen opzoeken en (in mindere mate) visualiseren zijn vakover- stijgend en kun je in allerlei situaties en vakken leren. In zijn voorwoord bij dit boek gaat de psycholoog David Perkins hier dieper op in. Voor hem is de waarde van ‘studio work’ gelegen in de context zelf. Door leerlingen tijd en ruimte te geven zich een probleem langs praktische weg eigen te maken, leren ze het best. Het is ook een vorm van leren die het meest aansluit bij de beroepspraktijk - en niet alleen op die van de beroepspraktijk van de kunstenaar. Hij noemt dit het ‘import paradigma’, waarin leren plaatsvindt aan de hand van problemen die in het hier en het nu plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot het ‘export paradigma’ dat dominant is in het onderwijs. Daarin leren kinderen kennis en vaardigheden die zij ooit in andere contexten nodig kunnen hebben. Bezien vanuit dat perspectief zijn de inhoudelijke keuzes die de onderzoekers hebben gedaan door zich te richten op traditionele kunstklassen van ondergeschikt belang. Het gaat er dan veel minder om wat je inhoudelijk leert, als wel wat je in meer algemene zin leert over je eigen leren. Met recht kunnen de onderzoekers veronderstellen dat wat zij nu voor de beeldende vakken hebben gevonden, vrijwel zeker ook van toepassing is op de andere kunstvakken en op het hele onderwijs. Maar daarmee verdwijnt meteen het unieke belang van de beeldende vakken uit het zicht. De zes ‘algemene disposities’ kunnen immers net zo goed bij andere vakken worden aangeleerd. Het opent bij wijze van spreken ook (weer) de deur naar pleitbezorgers voor het leren paardrijden als schoolvak (zie Informatie 4). Ook daarin kun je al deze vaardigheden uitstekend ontwikkelen. Zoals gezegd beperken de vakspecifieke aspecten zich in dit onderzoek tot het ontwikkelen van ‘techniek’ en 3 4 september 2008-9 Voor een kritische beschouwing van de gevolgen van NLBC voor de kunsteducatie in de Verenigde Staten, zie: Chapman, L.H. No Child Left Behind in Art? Arts Education Policy Review, 106 (2), 3 -17. Rauscher, F., Shaw, G., Ky, K. (1993). Music and spatial task performance. Nature, 365, p. 611. Winner, E. & Hetland, L. eds. (2000): The arts and academic achievement: What the evidence shows, in: Journal of Aesthetic Education, 34 (3-4), 3 -307. Zie ook het proefschrift van Folkert Haanstra: Haanstra, F, (1994). Effects of art education on visual-spatial ability and aesthetic perception; Two meta- analyse. Proefschrift Groningen. Groningen: geen uitgever. Zie het bericht in het Algemeen Dagblad van 11 oktober 2007, waarin gemeld wordt dat leerlingen van het Wellant College in Gouda volgend jaar paardrijden als schoolvak kunnen kiezen. de wereld van de kunst. Maar welke technieken zijn dan relevant? En wat houdt die techniek dan precies in? En over welke kunstwereld hebben wij het? De onderzoekers laten mijns inziens ook een kans liggen bij de dispositie ‘het voorstellingsvermogen ontwikkelen’. Voor hen is dat het in je gedachten leren variëren, analyseren, combineren en completeren. De visuele component van deze vaardigheden wordt niet uitgewerkt en juist daarin ligt de grote kracht van het beeldend leren denken. Aldus bezien is dit onderzoek een sterke onderbouwing voor de didactiek van het ‘nieuwe leren’ en kan de ondertitel ook worden gelezen als ‘de werkelijk bijdrage van beeldend onderwijs aan het leren leren.’ Maar wat nu de specifieke bijdrage van de beeldende vakken is, of wat überhaupt de relevantie van kunstvakken is, blijft helaas buiten beschouwing. ■ Diederik Schönau is lector kunsteducatie bij het Expertisecentrum Kunsteducatie aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Zwolle. [email protected]. Computer als creatief gereedschap Kan het kunstonderwijs zonder computer? Astrid Rass en Viola van Lanschot Hubrecht (SLO) vo Een digitale foto bewerken, beelden oppimpen zoals kunstenaar Micha Klein doet, het vormgeven van tijdschriften en covers of muziek maken met de computer. Steeds vaker wordt de computer ingezet als creatief gereedschap in professionele creatieve en kunstzinnige settings. We kunnen niet meer zonder. Geldt dit echter ook voor de kunstvakken in het onderwijs anno 2008? Kunnen ook de kunstvakken niet meer zonder computer? Blijkbaar ligt dit anders als we afgaan op de gegevens uit het veld. De onderliggende vraag is dan ook: Moet je dit wel willen? 39 september 2008-9 september 2008-9 trucjes uit een voor hen onbekende trukendoos. In dit geval blijft natuurlijk de primaire rol van de docent het beeldend proces nauwgezet te volgen en te sturen op beeldende verrijking. De docent zal net zoals dat het geval is met de ambachtelijke technieken de begeleider van het proces en het product zijn. Praktische en beleidmatige obstakels Ondanks dat docenten inhoudelijke kansen zien voor het gebruik van de computer als creatief gereedschap, is gebleken dat ze in de praktijk tegen veel praktische en beleidsmatige problemen aanlopen. Zo zijn allereerst de faciliteiten doorgaans onvoldoende. Vaak is één of twee computers in de klas het gemiddelde. Sommige scholen hebben er meer, maar die vormen echt de uitzondering. Daarbij is het lastig om deze apparatuur te combineren in een lokaal waar veelal stof dwarrelt door het bewerken van materialen. Een aparte mediaruimte in het Foto: Inger Luijten Inventarisatie 2007 Vorig jaar heeft SLO geïnventariseerd hoe docenten beeldende vakken de computer inzetten als creatief gereedschap en wat hun behoeften daarbij zijn. De uitkomsten waren verbluffend. Sinds het onderzoek ‘Het ruikt niet naar verf’ (Rass, 2000) was de verwachting dat het gebruik van de computer als creatief gereedschap zou zijn toegenomen, dat er (veel) meer computers in de klas zouden staan en dat docenten zich zelf inmiddels ‘ICT-vaardig’ genoeg zouden vinden. Niets is minder waar. Nog steeds geeft de overgrote meerderheid van kunstdocenten aan de computer niet tot nauwelijks te gebruiken. De reden hiervoor is: gebrek aan faciliteiten, (computers en programma’s), ontbreken van visie, ontbreken van beleid en onzekerheid over programmatuur bij kunstvakdocenten, maar ook te weinig computerdeskundigheid bij docenten. ICT en kerndoelen en eindtermen In de kerndoelen en eindtermen is ICT-gebruik allang niet meer als expliciet leerdoel benoemd. De computer maakt inmiddels integraal onderdeel uit van het onderwijs. Dat is ook zo als je specifiek kijkt naar het gebruik van de computer als informatiebron of als communicatiemiddel. Informatie zoeken voor onderzoek en werkstukken wordt voor bijna 90% via de computer gedaan. E-mail is daarbij het meest gebruikte digitale communicatiemiddel binnen het onderwijs. Echter, het gebruik van de computer als creatief gereed- 40 schap wil nog maar mondjesmaat zijn plek veroveren. Dat is jammer, want juist de computer kan een belangrijk creatief gereedschap van de kunstvakken zijn. Af en toe wordt gewerkt met een beeldbewerkingprogramma (Photoshop), een digitaal componeerprogramma (Musicmaker, Garage Band) of maken leerlingen animaties tijdens een projectweek. Maar op de meeste scholen onthoudt men leerlingen het grote digitale palet aan creatieve mogelijkheden. Computerende leerlingen en docenten Leerlingen zijn vaak zeer enthousiast en geven aan dat ze het leren leuker vinden als het met de computer gebeurt. Daarbij vormt de ‘knoppenkunde’ voor hen minder een probleem en vinden zij het juist leuk om de computer eens anders te gebruiken dan alleen voor werkstukken, e-mail, MSN, games of Hyves. Bovenal ervaren ze het als een handig middel als je niet zo goed bent in tekenen of boetseren. Je kunt op deze manier andere talenten laten zien. Ook docenten zijn enthousiast en juichen de ontwikkelingen toe. Je kunt de ontwikkelstappen van leerlingen nauwgezetter volgen door het frequent opslaan van de digitale tussenfasen van een product en leerlingen met een minder ambachtelijk kunsttalent kunnen met de computer juist hun digitale talenten aanboren. Denk hierbij aan het maken van een film, het componeren van een digitaal muziekstuk of het bewerken van digitale tekeningen. De docenten zien ook risico’s. Het werk ziet er al snel mooi en gelikt uit. En als ze zelf onvoldoende ‘digitaal’-geschoold zijn willen ze niet worden overspoeld met een scala aan kunstlokaal is daarom een must. De afstand tot de mediatheek en/of de computerlokalen wordt vaak genoemd als obstakel. De docent is dan onvoldoende in staat het beeldend proces te begeleiden. Daarnaast is er onder kunstdocenten met weinig eigen budget grote onbekendheid over goedkope software en gratis programmatuur. Ook slagen veel docenten er niet in goede afspraken te maken met de systeembeheerder die de spil is van het netwerk op school. Zo kunnen sommige scholen niet vrij beschikken over internet om leerlingen beeldmateriaal te laten zoeken. Of in andere gevallen kan gratis software en programmatuur die voor de kunstvakken een meerwaarde hebben, niet geïnstalleerd worden. Als grootste hobbel geven docenten aan dat ze over te weinig (creatieve) computerkennis en -vaardigheden beschikken. De grootste behoefte van scholen ligt momenteel bij de zogenaamde ‘knoppenkunde’, maar ook bij de vraag hoe je de computer op een creatieve wijze integreert in een leerplan kunst. Adviezen Tijdens het onderzoek waren er natuurlijk ook successen te bespeuren. Dit waren scholen die goede faciliteiten hadden met voldoende aandacht voor ICT binnen de kunstvakken. Opvallend was dat voor deze scholen ICT niet echt meer een issue was, het hoorde er gewoon bij. Met recht kun je dan spreken over een ICT-geïntegreerd kunstprogramma. Adviezen die deze scholen konden geven, waren: - Zorg voor reserveringen in het budget, geld geeft armslag, - Betrek de systeembeheerder bij je plannen en maak hem deelgenoot, - Presenteer je leerplan Kunst en ICT aan de directie en betrek hen bij de ontwikkelingen, - Stel een faciliteitenplan op, - Besef dat er makkelijk drie leerlingen achter een computer kunnen, - Zoek naar samenwerking met culturele instellingen, daar zit meer expertise dan je denkt. Websites met tips - www.web2.0.nl www.kunstmachine.nl www.swishzone.com www.giantsreamingrobotmonkeys.com http://nederland.softpicks.net www.cinekid.nl http://vo.teleblik.nl www.pinnaclesys.com www.shop4media.nl www.beeldfabriek.nl www.apple.com www.microsoft.com www.vives.nl www.ictopschool.net www.slim.nl (goedkope software onder vermelding van BRIN-nummer van de school) Leerplan met of zonder Ogenschijnlijk kunnen veel scholen hun programma voor kunst- en cultuureducatie nog steeds prima zonder ICT-tools aanbieden. Hun palet met ambachtelijke technieken is immers goed gevuld en biedt voldoende uitdaging. Deze aanpak sluit echter niet aan bij de actuele ontwikkelingen in de maatschappij. Docenten willen daarom hun palet graag kleuren met digitale tools. Leerlingen vinden het leuker en staan te popelen nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Bovendien, de maatschappij en de beroepswereld zijn veranderd en willen - of beter gezegd: kunnen zelfs - niet meer zonder de computer. De computerschaarste bij de kunstvakken zou je daarom in vergelijking met de huidige maatschappij en de wens van docenten en leerlingen niet meer moeten willen! SLO gaat met deze kwestie verder aan de slag. Het verrijken van ICT binnen het leerplan kunst zal dit jaar met vier scholen verder worden uitgewerkt. We zullen daarbij streven naar het vergaren van inzichten, kritische succesfactoren en praktische tips over hoe ICT op een creatieve en zinvolle wijze kan worden geïntegreerd in een leerplan kunst. ■ Project Kunst en ICT In 2008 gaat SLO verder met het project Kunst en ICT en zal voorbeelden gaan beschrijven van innovatieve ICT-toepassingen specifiek voor de vier kunstdisciplines beeldend, dans, drama en muziek. Daarbij zullen we samen met vier scholen inzichten vergaren hoe een leerplan Kunst en ICT kan worden opgezet en zal een scholing worden ontwikkeld. Mocht u willen deelnemen aan de pilot-scholing, heeft u leuke lesvoorbeelden, vragen of tips? Neem dan contact op met SLO door te mailen naar [email protected] of te bellen naar (053) 4840840. 41 september 2008-9 september 2008-9 Onderzoek in Cultuureducatie Conferentie brengt onderzoekers en anderen bij elkaar Marie-Louise Damen en Karin Laarakker ‘Een plaats waar onderzoekers naar kunst- en cultuureducatie elkaar leren kennen, elkaars werk bespreken en in alle openheid met elkaar kunnen discussiëren over vraagstellingen, theorie en methoden van onderzoek.’ Met die wens werd in 2006 bij Cultuurnetwerk Nederland een bijeenkomst voor onderzoekers afgesloten. In juni 2007 werd een eerste ‘officiële’ onderzoeksconferentie gehouden. Vanwege het succes volgde op 19 juni 2008 de tweede Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie. hbo De bedoeling van de conferentie is nadrukkelijk om nu eens niet alleen de resultaten van onderzoek of de praktische implicaties ervan te bespreken. Maar juist om te bediscussiëren of de gekozen vraagstelling relevant en goed geformuleerd is, of het theoretisch kader erbij past en of het onderzoek goed is uitgevoerd en bijdraagt aan de beantwoording van de vraagstelling en de toetsing van het theoretisch kader. Het wordt immers pas zinvol om te praten over de resultaten en eventuele praktische toepassingen als het onderzoek in kwestie valide en betrouwbaar is. En juist daarover bestaat nog relatief weinig uitwisseling tussen onderzoekers in cultuureducatie onderling. In de wetenschap is het gebruikelijk om ‘work-in-progress’ te presenteren en te bespreken met vakgenoten voor er daadwerkelijk over wordt gepubliceerd. Het meeste onderzoek naar cultuureducatie vindt echter plaats buiten een wetenschappelijke setting, zoals het beleid- en praktijkonderzoek. Het is uniek in Nederland en een grote verdienste van de Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie dat wetenschappers, beleid- én praktijkonderzoekers met elkaar in discussie gaan over allerlei onderzoeksgerelateerde kwesties. Op die manier komt een brede uitwisseling van theoretische en methodologische kennis optimaal tot stand. De conferentie was dus in de eerste plaats bedoeld voor onderzoekers. Andere geïnteresseerden waren vanzelfsprekend ook van harte welkom om mee te praten en te denken. Cultuurnetwerk Nederland organiseert de conferentie jaarlijks in samenwerking met een steeds wisselende hogeschool, universiteit of onderzoeksinstelling. Deze keer was dat de opleiding Kunsten, Cultuur en Media en het Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek Groningen (ICOG) van de Rijksuniversiteit Groningen. Ook dit jaar was het animo groot. Bijna dertig onderzoe- 42 kers presenteerden een paper en meer dan 160 deelnemers bezochten het Academiegebouw in Groningen. Voor de openingslezing was Lois Hetland uitgenodigd. Zij is universitair hoofddocent kunsteducatie aan het Massachusetts College of Art en onderzoeker bij het prestigieuze Project Zero aan de Harvard Graduate School of Education. Haar lezing ging over de meta-analyse naar instrumentele effecten van kunsteducatie die zij uitvoerde met Ellen Winner en het daaruit voortgevloeide onderzoeksproject Studio Thinking. Hetland vertelde hoe docenten het Studio Thinking Framework gebruiken om de kwaliteit van hun onderwijs en de beoordeling van het beeldend werk van leerlingen te verbeteren. Het middagprogramma was gereserveerd voor paperpresentaties. Onderzoekers in Nederland en Vlaanderen waren uitgenodigd om een voorstel voor een onderzoekspaper in te dienen. Het was een bewuste keuze om geen specifiek thema aan de conferentie te verbinden, om daarmee de grote variëteit aan onderzoeksonderwerpen in de kunst- en cultuureducatie zoveel mogelijk recht te doen. De organisatie ontving boven haar verwachting meer dan twintig papervoorstellen. Die zijn geselecteerd en ingedeeld in acht thematisch geordende sessies. Er waren onder meer papers over de veranderende paradigma’s in onderzoek en educatie, over de instrumentele toepassingen van kunsteducatie, over creatieve processen en artistieke ontwikkeling, over de begeleiding en deelname van jongeren en over de inventarisatie en evaluatie in het onderwijs. Ook was er een discussiesessie waarin de evaluatieonderzoeken van Anne Bamford over Nederland en Vlaanderen tegen het licht gehouden werden. Tijdens de sessies kregen de onderzoekers kort tijd om hun onderzoek te presenteren, waarna een referent, die het onderzoekspaper vooraf gelezen had, bij het onderzoek kritische vragen mocht stellen. De bedoeling van het commentaar van de referent is dat de uiteindelijke publicatie of het volgende onderzoek daarmee verhelderd of verbeterd wordt. En als het goed is, dragen daar ook de afsluitende discussies en vragen vanuit het publiek in belangrijke mate aan bij. Een nieuw element dit jaar waren posterpresentaties. Op deze manier presenteerden studenten van onder meer masteropleidingen kunsteducatie, docentenopleidingen, pedagogische of kunst- en cultuurwetenschappen hun (afstudeer-)onderzoek. Thema’s van die onderzoeken waren onder meer de rol van de kunstenaars in de klas, de kennis van audiovisuele media bij jongeren en de inhoud van eindexamens voor de beeldende vakken en ckv2. Tijdens de lunchpauze gaven studenten toelichting op hun onderzoek en beantwoordden zij vragen van geïnteresseerden. In juni 2009 vindt de derde editie van de Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie plaats, ditmaal in samenwerking met ArtEZ Hogeschool voor de kunsten. Cultuurnetwerk Nederland verheugt zich opnieuw op een grote belangstelling. Op de site van Cultuurnetwerk Nederland vindt u een blijvende link of verwijzing naar de onderzoekspapers van de Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie, zowel die uit 2007 als die uit 2008. Op het onderzoeksdeel van de site van Cultuurnetwerk Nederland kunt u ook doorklikken naar de portal Onderzoek Cultuureducatie. Klik daartoe op de homepage onder PRODUCTEN & DIENSTEN op Onderzoek en klik in de pagina die vervolgens geopend wordt links op Portal Onderzoek - POC. Deze website is dé plek voor onderzoekers om hun projecten in de etalage te zetten. Hier vindt u gegevens over onderzoeksinstellingen, onderzoekers, projecten, conferenties en internationale databanken. Het doel ervan is om Nederlandstalig onderzoek over cultuureducatie zichtbaar en toegankelijk te maken. Cultuurnetwerk Nederland hoopt daarmee de belangstelling voor onderzoek naar cultuureducatie te bevorderen. Ook is de portal, net als de conferentie, bedoeld om samenwerking en uitwisseling tussen onderzoekers gemakkelijker te maken. Een eerste stap daarin is immers om op de hoogte te zijn van elkaars projecten. ■ Marie-Louise Damen en Karin Laarakker zijn medewerker bij Cultuurnetwerk Nederland. Marie-Louise Damen is daarnaast docent kunsteducatie aan de opleiding Kunsten, Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen. Engelen in Amsterdam Kiki Raposo de Haas vo In het jaarlijks terugkerend festival Tamtam presenteert Toneelgroep Amsterdam (TA) zich aan een zo breed mogelijk publiek. Met workshops, debatten, ontmoetingen met theatermakers, openbare repetities en feesten zet het gezelschap de deuren van de Stadsschouwburg wagenwijd open. De activiteiten blijven niet besloten binnen de muren van de schouwburg, het gezelschap trekt ook de stad in. Prominent onderdeel van het festival is het onderdeel TAjunior - voorheen T4U - waarin zes middelbare scholen uit verschillende Amsterdamse wijken hun eigen jongerenversie maken van de toneelvoorstelling die in Tamtam centraal staat. Dit jaar was dat Angels in America. Onder de titel Scholieren spelen engelen werkten 220 leerlingen van 13 tot 18 jaar aan vijf verschillende junior- producties geïnspireerd op Angels in America, onder leiding van een door Toneelgroep Amsterdam samengesteld team van regisseurs, productieleiders en diverse vakdocenten. De producties werden tot stand gebracht in nauwe samenwerking met de scholen en de wijktheaters waar de voorstellingen werden opgevoerd. Deze grootschalige junior-projecten zijn ontstaan in 2002, toen TA besloot om het Berlage Lyceum en het Montessori Lyceum te ‘adopteren’, twee middelbare scholen in de Amsterdamse 43 Scène uit Ik heb... iets, september 2008-9 gespeeld door leerlingen van Berlage Lyceum en Montessori Lyceum Amsterdam onder regie van Maartje Ghijsen en Erik Willems Foto: Lotte van Iersel september 2008-9 wijk Oud-Zuid. Het aantal betrokken scholen heeft zich in de loop der jaren uitgebreid tot zes met het Bredero College in Amsterdam-Noord, het Cartesius Lyceum in Oud-West, de Visio Comeniusschool in Nieuw-West en Scholengemeenschap Reigersbos in Zuid-Oost. Scène uit ENGel, gespeeld door leerlingen van Scholengemeenschap Reigersbos onder regie van Karlijn Benthem Foto: Lotte van Iersel Van Grachtengordel tot Zuid-Oost TA voert doelbewust een spreidingsbeleid over de hele stad. Ook de mix van soorten scholen is bewust: gemengd, blank, zwart, cultureel verschillend en een bijzondere school voor visueel gehandicapten. De deelnemers moeten een afspiegeling van de Amsterdamse samenleving vormen. Diversiteit is belangrijk, maar de grootste uitdaging is om scholen te inspireren en ondersteunen in een goed cultuurbeleid, zo stelt Wilma Smilde, hoofd Educatie van TA. Het culturele aanbod dat havo- en vwo-leerlingen tijdens hun ontwikkeling meekrijgen is zeer divers. Smilde: ‘Het is een groot verschil of je in de Grachtengordel woont en op het Montessori zit, of dat je in Zuid-Oost woont en op Reigersbos les krijgt. Dat zijn wel uitersten. Maar ook Noord, Oud-West en Nieuw-West zijn interessante krachtwijken. Je hebt het dan over kinderen die een bezoek aan de schouwburg niet vanzelfsprekend van huis uit meekrijgen.’ Kwaliteitsimpuls cultuuronderwijs Een belangrijke doelstelling van TA is dan ook het geven van een kwaliteitsimpuls aan het cultuuronderwijs op de scholen, scholen waar het ‘theaterpubliek van de toekomst’ wordt opgeleid. Om dat te bereiken wordt er op elke school zoveel mogelijk maatwerk geleverd. TA draagt het project, maar de vorm en uitvoering hangen nauw samen met de vraag en wensen van de school. De school bepaalt hoeveel en welke leerlingen er meedoen, of deelname verplicht of facultatief is, hoeveel tijd het project in beslag mag nemen, of het binnen of buiten schooltijd plaatsvindt. Op deze manier ontstaan er vijf totaal verschillende juniorproducties met ieder een eigen traject. Elke school heeft een spelgroep, bestaande uit de jonge acteurs die de voorstellingen spelen. Daarnaast wordt op elke school een filmgroep samengesteld die een Making of-film maakt, en een publiciteitsgroep die verantwoordelijk is voor het ontwerpen van hun eigen poster en flyer. Bij sommige scholen is het lesprogramma nog veel uitgebreider en zijn er onder meer groepen voor productie, techniek, website en vormgeving (kostuums en decor). Elke werkgroep staat onder leiding van een professionele vakdocent, die ofwel afkomstig is uit de school zelf ofwel door TA naar de school wordt uitgezonden. 44 Verhitte discussies Het TA-junior project vormt onderdeel van Tamtam en daarin stond dit jaar de voorstelling Angels in America van Tony Kushner centraal, in een regie van Ivo van Hove. Kushner ontving voor dit werk in 1992 de Pulitzerprijs voor het beste toneelstuk. Het stuk, dat vijf uur in beslag neemt, wordt nu al een ‘moderne klassieker’ genoemd. Het speelt zich af in de Verenigde Staten in de jaren tachtig en vertelt de verhalen van een aantal New Yorkers, het merendeel homoseksueel, die kampen met aids, relatieproblemen, angst voor het leven en de dood. Niet bepaald een thematiek die je even gemakkelijk oppakt met middelbare scholieren. Het was de taak van de regisseurs om samen met hun leerlingen een eigen versie te maken van dit monumentale werk. Dat is geen gemakkelijke klus, alleen al gezien de lengte van het stuk. De meeste regisseurs sprongen dan ook niet direct een gat in de lucht bij de keuze van het werk. Desondanks zijn zij er in geslaagd taak van TA. Het moet wel om het theater blijven gaan.’ vijf bijzondere voorstellingen neer te zetten, voor en door de jongeren. groep op Scholengemeenschap Reigersbos: ‘De tekst moet grappig zijn, niet te saai. Het moet ook pit hebben, want ja, als het geen pit heeft dan lijkt het niets.’ Ook kunstcoördinator Manja Hazenberg van Scholengemeenschap Reigersbos schrok in eerste instantie van de thematiek van de voorstelling: ‘Ik dacht: ‘mijn hemel, met onze leerlingen, die echt heel veel moeite hebben met homoseksualiteit, dat wordt een heel ander toneelstuk, dat wordt gewoon een toneelstuk over vriendschap, acceptatie, maar helemaal niet over homoseksualiteit en laat staan over aids. Ik was echt verbaasd dat Karlijn [regisseur] zo dicht bij het oorspronkelijke stuk was gebleven.’ Sommige regisseurs kozen ervoor om het gevoelige onderwerp homoseksualiteit in hun bewerking meer naar de achtergrond te laten verdwijnen, anderen gaven het juist een prominente plek in de voorstelling en gingen het gesprek over de moeilijke thema’s in volle overtuiging met hun leerlingen aan. Het bleek heel goed mogelijk om de thematiek nader tot de leerlingen te brengen. Leerlingen voelden zich serieus genomen en hun verhitte discussies en gesprekken leverden zelfs prachtig materiaal op, dat in de voorstellingen kon worden gebruikt. Door de jongeren zelf met hun eigen meningen te betrekken in het maken van de voorstelling kon de moeilijke thematiek heel dichtbij worden gehaald. Dat is, zo legt regisseur Karlijn Benthem uit, het belangrijkste van theatereducatie: ‘Dat het bloot legt wat het stuk met jou te maken heeft. Dat het niet altijd gemakkelijk is om die brug te slaan, maar dat elk goed toneelstuk universele thema’s in zich draagt die je met jezelf kunt verbinden. Theater gaat niet alleen over grote onderwerpen die ver van ons verwijderd zijn. Het makkelijke aan die heftige thematiek is dat het onmiddellijk veel stof doet opwaaien en veel reacties van de leerlingen uitlokt. Het moeilijke eraan is dat je ervoor moet waken dat het niet een soort maatschappijleer wordt. Dat is niet de doelstelling of een Elke regisseur heeft andere keuzes gemaakt voor de voorstelling van zijn of haar school. Niet alleen in de teksten, thematiek en verhaallijn, maar ook in vorm en uitvoering. Jij bent ‘m, de voorstelling van Visio-Comenius werd live begeleid door een leerling op een Turkse saz. Ook in I’m no Angel, de voorstelling van Cartesius werd live muziek gemaakt en gezongen. Op Reigersbos werd juist weer veel gedanst. De verschillende mogelijkheden en talenten van de leerlingen werden zoveel mogelijk in de voorstelling opgenomen. De jongeren lijken daarbij zelf heel goed te weten wat hun doelgroep aanspreekt, zo vertelt een leerlinge van de tekst- Blootscène Een groot educatief project als dit ontwikkelt zich niet zonder horten of stoten. Gelukkig worden er elk jaar ‘grote stappen voorwaarts gemaakt’, zegt Wilma Smilde. Dit mede dankzij de uitgebreide evaluatie die ieder jaar plaatsvindt met alle partijen. Ook dit jaar kwamen uit de evaluatie kritische vragen en verbeterpunten naar voren: ‘Hoe krijg je de leerlingen uit de werkgroepen net zo gemotiveerd als de spelleerlingen? Hoe verbeter je de communicatie en kennisoverdracht tussen de scholen? Hoe vergroot je het draagvlak voor het project op de hele school? Is verplichte deelname beter dan facultatieve deelname?’ Al deze vragen kunnen direct worden meegenomen in de voorbereiding van de volgende editie, want die is alweer in volle gang. Ondanks dat het een duur en arbeidsintensief project is, is Smilde ervan overtuigd dat dit de beste manier is om jongeren kennis te laten maken met het theater, door het hen zelf intensief te laten beleven. Waar het uiteindelijk allemaal om gaat, is natuurlijk het effect dat zo’n intensief theaterproject op de jongeren heeft. Of ze daadwerkelijk later actieve theaterbezoekers zullen worden, weten we misschien pas over lange tijd. Interessanter is de vraag of het project nu direct al effect heeft, op hun houding ten opzichte van theater, op hun sociaal maatschappelijke ontwikkeling. De meeste docenten en schoolleiders lijken zich daar niet concreet over uit te durven spreken. ‘De tijd zal het leren’ is de algemene opvatting, maar de leerlingen zelf weten het heel goed uit te leggen. Misschien zijn hun gedachten over de onderwerpen niet altijd fundamenteel veranderd, ze zijn in elk geval bespreekbaar gemaakt. De leerlingen hebben meer contact met elkaar en durven makkelijker over gevoelige onderwerpen te praten, zo zeggen ze zelf. Ze hebben ook geleerd dat theater niet ‘alleen maar saai’ is, maar dat het ‘echt ergens over gaat’. Na afloop van de juniorvoorstellingen werden de jonge acteurs uitgenodigd om naar de ‘echte’ Angels in America van TA te gaan kijken. Dat was een lange en moeilijke zit, maar ze keken er ook gespannen naar uit om hun ‘eigen’ personage op het toneel te zien, en hun ‘eigen’ teksten uit te horen spreken door de echte acteurs. De opmerkingen van twee leerlingen naar aanleiding van de voorstelling van TA spreken boekdelen: ‘Er was een scène waar ze allemaal stilstonden, dus aan het eind van de scène. Er begon een andere scène, maar een van de acteurs stond in het donker even stil en liep toen weg, terwijl de scène gewoon verder gaat. Dat vond ik een heel mooi beeld.’ ‘Er was ook een andere scène, met Barry, toen hij helemaal bloot ging, die scène waarin Joe tegen Louis zegt dat hij alles voor hem overheeft. Hij stelde zijn emoties bloot, maar ook zichzelf. Dat was mooi, maar ik dacht er wel bij, goh, hij durft!’ Voor veel leerlingen was Scholieren spelen engelen een allereerste kennismaking met het theater. Als je ze dan met zoveel inzicht over een voorstelling als Angels in America hoort praten, is dat misschien wel het mooiste effect wat je je kunt wensen. ■ Scène uit I’m no Angel, gespeeld door leerlingen van Cartesius Lyceum onder regie van Victor Mentink Foto: Lotte van Iersel 45 september 2008-9 september 2008-9 Geloof in talent Eerste voorwaarde voor ontwikkeling van talent Louise Hessel Al vijftien jaar werk ik één dag per week op het Amman College te Rotterdam, destijds P.J. Evertse School geheten. Het is een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Het is een school voor leerlingen met spraak-en taalmoeilijkheden, voor dove en slechthorende leerlingen en voor leerlingen met autisme. Ik werk daar als docent beeldende vorming met de ‘praktijkleerlingen’. vo Op de andere dagen ben ik autonoom beeldend kunste- Serieus nemen naar. Ik werk in mijn atelier of voer in opdracht kunstprojecten uit op locatie in samenwerking met specifieke groepen mensen. Deze opdrachten liggen in de sfeer van community art. Af en toe geef ik voor korte of langere tijd gastlessen op verschillende beeldende opleidingen. Voorwaarde is dat je in je vak gelooft. In een onderwijssituatie moet je het werk van je leerlingen serieus nemen. Met mijn praktijkleerlingen ga ik om alsof ze op de kunstacademie zitten. Leerlingen nemen alleen hun eigen werk serieus als de docent dat ook doet. En dat geeft verbluffende resultaten en zeker als je groepen over meerdere jaren lesgeeft. Als ik bijvoorbeeld zelf een schetsontwerp moet maken voor een opdracht, dan bespreek ik dat met mijn leerlingen. Ik praat met ze over de problemen waar ik zelf tegen aanloop. Leerlingen zijn vaak erg geïnteresseerd in praktische zaken, bijvoorbeeld wat het allemaal kost. Mijn leerlingen willen rijk worden, trouwen en kinderen krijgen. Ze hebben zo hun dromen. Als ik vertel wat een atelier kost en wat een galerie krijgt bij de verkoop van een beeld (wat ze heel oneerlijk vinden), zien ze dat je hier niet rijk van wordt, maar wel beroemd. ‘U staat in de krant!’ Beroemd worden willen ze allemaal. Opleiding Mijn beroepsopleiding is een combinatie van de vijfjarige lerarenopleiding Textiele Werkvormen & Handvaardigheid en de vijfjarige Kunstacademie (afstudeerrichting autonoom). Beide opleidingen hadden hun eigen opvattingen over beeldend vormgeven. De lerarenopleiding deed alsof het een kunstacademie was en de kunstacademie had weinig op met het beeldend werk van de lerarenopleiding, dat vond men absoluut geen kunst. In die tijd waren dat wel twee heel verschillende werelden. Gelukkig is dat anno 2007 anders. 46 Vertrouwen Bij beeldende vakken is het op alle niveaus belangrijk dat je een sfeer van zelfvertrouwen en vrijheid creëert waarin leerlingen hun beeldende talenten kunnen ontwikkelen. Vertrouwen hebben in de leerlingen en in hun werk betekent ook dat de kunstwerken zichtbaar moeten worden gemaakt. Dat kan met exposities, publicaties of wat voor activiteiten dan ook. Het liefst buiten de school en in samenwerking met anderen. Het geloof in talent is een eerste voorwaarde voor de ontwikkeling daarvan. dend onderwijs om leerlingen anders te benaderen. De producten van die benadering worden zoveel mogelijk op locaties in - maar vooral ook buiten - de school geëxposeerd. Galerie Zo kon de school enkele jaren terug in samenwerking met de deelgemeente Alexanderpolder voor twee maanden Andere talenten Leerlingen uit het speciaal onderwijs ontbreekt het vaak aan zelfvertrouwen. Ze worden aangesproken op talenten die niet hun sterkste kant zijn en ze dragen ook een stigma mee. Beeldende vakken bieden bij uitstek de mogelijkheid om dit patroon te doorbreken, omdat leerlingen dan andere talenten kunnen laten zien. Maar hoe kom je met een groep leerlingen zover dat ze ervan overtuigd raken dat het wel belangrijk is wat ze doen en wat ze maken? Met elke nieuwe groep is het begin daarom moeilijk. Ze zijn gewend ‘les’ te krijgen, een instructie over een onderwerp en begeleiding van een docent. Belangrijk is wat een docent ervan vindt en wat de docent vindt dat je moet weten en kunnen. De leerling voert uit wat de docent opdraagt. Een andere benadering is om leerlingen belangrijk te laten vinden wat ze zelf doen en maken. Dit vereist zeker in het begin een net zo strakke begeleiding als anders, maar als het zelfvertrouwen terugkeert wordt ook de eigen weg ontwikkeld. Traditie Bij het Amman College is er een grote beeldende vakgroep die alle ruimte en faciliteiten krijgt om vooral leerlingen te laten schitteren. Er is een zeer lange traditie in het beel- 47 september 2008-9 september 2008-9 portretten). Werk van leerlingen is veel gepubliceerd in het vakblad Beeld Bijdehand, in bijvoorbeeld het boekje Geheim Dossier en in de Boekie Boekie agenda 2008. Effect Het effect van een expositie of een publicatie op onze leerlingen is bijna niet te overschatten. In de ogen van familie, kennissen, buren en vooral van henzelf presteren ze iets bijzonders in de gewone wereld zonder weer ‘speciaal’ te zijn. De meeste leerlingen hebben weinig met gesproken en geschreven taal. Beeldende vormgeving geeft hen de mogelijkheid om op andere manieren zich te uiten en om daarin andere talenten aan te spreken. Het geeft hen de mogelijkheid te groeien in plaats van achterstanden in te lopen. een lege benedenwoning door de leerlingen laten inrichten als expositieruimte. Er was een galerie, er waren verschillende installaties en er waren animatiefilms. De leerlingen leidden hun familie, buurtbewoners en andere geïnteresseerden zelf rond in de woning. De krant besteedde aandacht aan hun werken en er was een officiële opening. De leerlingen konden uitgroeien boven het niveau dat hen vooral door hun eigen omgeving werd opgelegd. Projecten De beeldende vakgroep van het Amman College heeft dergelijke projecten gehad met het Architectuur Museum in Rotterdam (project Torens), het Wereldmuseum & Plan Nederland (project Idols, monument kinderen van de vuilnisbelt), expositie in boekhandel Donner (Poemexpres boekie boekie) en de Kunstuitleen Nieuwegein (Rembrandt Talentontwikkeling Deze manier van omgang met leerlingen vereist wel een andere manier van ‘lesgeven’. Het is minder gericht op het direct overbrengen van vaardigheden, kennis en technieken en meer gericht op het creëren van omstandigheden waarin leerlingen zelfvertrouwen krijgen, gemotiveerd raken en zelf verantwoordelijkheid nemen. Leerlingen die denken dat ze het niet kunnen, moeten weer opnieuw leren dromen. Ik ga op zoek naar het eigene van elke leerling en probeer te ontdekken wat hen raakt. Het werk moet aansluiten bij hun belevingswereld en ze moeten kunnen schitteren met waar ze goed in zijn. Het zijn wel intensieve processen die alleen met kleine groepen leerlingen van dit niveau mogelijk zijn. Juist het speciaal onderwijs, met kleine klassen, biedt bij uitstek de kansen voor talentontwikkeling bij de leerlingen. Een mooie vervolgstap zou voor deze leerlingen dan ook een talentklas kunnen zijn. Dit is een ideaal dat ons voor ogen staat. ■ Boekman 75: Kunst en digitalisering Anita Twaalfhoven, hoofdredacteur Boekman hbo Doen downloads de muziekindustrie de das om? Waarom is een e-book geen boek? Zijn pc, iPod en mobiele telefoon de nieuwe kunstpodia? Door digitalisering is zowel de creatie, consumptie als conservatie van kunst ingrijpend veranderd. De nieuwste Boekman brengt de ins en outs van de digitale kunstwereld breed in beeld. Ondanks of dankzij alle grote veranderingen is van game over nog lang geen sprake. Sinds tekst, geluid, muziek, afbeeldingen en bewegende beelden in een binaire basisstructuur van nullen en enen over het web reizen, is er naast de reguliere kunstwereld als het ware een elektronische kunstwereld ontstaan. Kunstenaars creëren netkunst, micromusic of theatergames. Laptop, iPod en mobiele telefoon fungeren als theater, concertzaal of bibliotheek en het publiek is interactief. ‘Voor de generatie die na 1980 is geboren, heeft internet geen geheimen. Hun virtuele wereld bestaat vooral uit msn, games en het downloaden van muziek’, stelt onderzoeker Jos de Haan in deze Boekman vast. ‘Het is nog maar de vraag of ze ook de digitale weg naar de culturele rijkdom uit het verleden weten te vinden.’ Internet zou in de toekomst wel eens bij kunnen dragen aan de verdringing van de traditionele cultuur door de populaire cultuur. Paul Rutten schrijft in Boekman 75 dat we de toekomst van een nieuwe informatietechnologie meestal in de achteruitkijkspiegel waarnemen. ‘Nieuwe media worden doorgaans allereerst gebruikt om datgene te doen waarvoor we de oude gebruikten’, schrijft hij. Doordat we nog niet in staat zijn virtuele verschijnselen vanuit hun eigenheid te doorgronden, blijft het moeilijk hier adequaat op in te spelen. In een serie e-praktijken brengt de redactie van Boekman voorbeelden van zowel traditionele als populaire cultuur op internet voor het voetlicht: van een virtuele theatersoap en een site met jongerenrecensies tot een digitaal schrijversmuseum, een digitale bibliotheek en een digitale cultuurzender. Verder in dit nummer bijdragen van Riemer Knoop, Joppe Gloerich, André Waardenburg, Koos Zwaan, Marco de Niet en François Stienen. Willem Wijgers ziet nieuwe kansen voor marketing in de podiumkunsten en Pablo Cabenda laat zien hoe games de kunstwereld veroveren. Daarnaast een interview met mediakunstenaar Michiel Koelink en een dubbelinterview met David Garcia en Gust De Meyer, respectievelijk hoogleraar Digitale cultuur en hoogleraar Communicatiewetenschap. ■ Boekman, tijdschrift voor kunst cultuur en beleid is hét forum voor kunst, onderzoek en beleid. Het tijdschrift, dat vier keer per jaar verschijnt, informeert thematisch over trends en structurele verschuivingen in de culturele sector en de cultuurpolitiek. Elk nummer bevat prikkelende essays, analyses, interviews en columns. Boekman 75: Kunst en digitalisering ligt vanaf 17 juni bij de betere boekhandelaren. Voor (proef)abonnementen of losse verkoop zie www.boekman.nl. Prijs per stuk: € 15,-. 48 49 Actief met ckv september 2008-9 Tijdschriften Onder redactie van Wil en Hans Weikamp Clara Legêne Ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het goede is dat vanaf komende jaar de € 10,90 per basisschoolleerling voor cultuureducatie (ik kort het af tot CE) voor alle scholen in het lumpsumbedrag gehandhaafd blijft. Volgens onderzoek doet nu 90% van alle basisscholen mee aan de regeling CE. Dat is dus een succes. Het slechte nieuws staat in alle tijdschriften die ik nu ga bespreken: het is nog steeds een rommeltje in CE-land. Vind ik. BULLETIN CULTUUR & SCHOOL van juli maakt de stand op. Bureau samengewerkt op het gebied van afspraken over vraag en aanbod. Hè hè, zover had intussen iedereen moeten en kunnen zijn! (Dat dit weer een opmerking voor eigen rekening is, begrijpt u.) Ook hebben de koplopers op het gebied van cultuurprofielscholen eind vorig jaar een vereniging opgericht. Doel is te komen tot een keurmerk voor de cultuurprofielscholen zelf, een goede zaak. Ook de branche-organisatie van de CE-instellingen, De Kunstconnectie, werkt aan kwaliteit en wil certificaten ontwikkelen Sardes heeft onlangs een eindrapportage aan de minister gepresenteerd. Van de eerste lichting scholen, die dus sinds 2004 meedoet (10% van het totaal), heeft het grootste deel de zaak goed op orde. Dus: een Interne Cultuurcoördinator (ICC), een paragraaf over CE in het leerplan, vakoverstijgende lessen, doorlopende leerlijnen en een stevig en noodzakelijk netwerk. Aan de andere kant staat 10% van de scholen die nog nooit heeft meegedaan en nu dus nog nauwelijks iets geregeld heeft. En bij de overige 80% schort er nog van alles. De tweede groep, die in 2006 instapte, doet het in de praktijk redelijk, maar heeft nog niet echt wat je noemt een stevig onderbouwde visie. En de derde groep, die pas sinds een jaar draait, moet eigenlijk nog beginnen. Oei. Hier wreekt zich waarover ik al in 2005 mijn zorg uitsprak: dat niet van meet af aan is bedongen dat alle scholen direct mee moesten doen en dat alle scholen verplicht een visie op CE moesten formuleren. Wat een gemiste kans! Deze conclusie is geheel voor mijn rekening; in de tijdschriften wordt er niet ongerust over gedaan. Bureau Sardes constateert verder dat vele scholen nog niet goed in staat zijn hun vraag kenbaar te maken aan de CE-instellingen. Wel gaan steeds meer scholen op dat gebied samenwerken. In Franeker bijvoorbeeld hebben ze al gezien hoe enorm veel in gang wordt gezet als de scholen eenmaal hun eigen CE-zaken op orde hebben en weten wat ze willen. Daar ontstaan doorlopende leerlijnen CE, wordt goed en gericht samengewerkt met CE-instellingen en worden leerkrachten geschoold en begeleid. In de praktijk blijkt wel dat dit allemaal nog hoofdzakelijk om organisatie draait en dat het gesprek over inhoud en het toetsen van de inhoud vaak nog moet beginnen. Niet alleen op de scholen, overigens. KNTV MAGAZINE van juli meldt dat bij het onderhandelen over de nieuwe CAO kunsteducatie een groot verschil is geconstateerd in de ontwikkeling van grote CE-instellingen in de grote steden en de rest. De kleintjes kunnen hier en daar het tempo niet bijhouden, wat te denken geeft over hun lokale bijdrage aan de scholen. Ook is de aanpak per regio totaal verschillend. Nog even terug naar BULLETIN CULTUUR & SCHOOL: er ontstaat wel aandacht voor verbetering van kwaliteit. Ook bij het ministerie, dat het project Critical Friends (vrij vertaald: Kritische Vrienden) in het leven heeft geroepen. Daarin gaan leerkrachten met medewerkers van culturele instellingen in gesprek. Zodat leerkrachten meer leren begrijpen van CE en de instellingen meer leren begrijpen van didactiek. Zodat er zelfs wordt voor het aanbod van de CE-instellingen en beroepskunstenaars. In het licht van dit alles is het onbegrijpelijk dat in het redactionele voorwoord van DE PYRAMIDE van mei wordt gesteld dat scholen het voor taal en rekenen allemaal prima op orde hebben, maar dat centraal vastgestelde doorlopende leerlijnen voor kunst en muziek kennelijk niet wenselijk en niet mogelijk zijn. Voorgesteld wordt een onderzoek in te stellen. ‘We zijn benieuwd.’ Ik ook. De verschillen in ontwikkeling op het gebied van CE worden op alle betrokken terreinen - de scholen, de instellingen, de lokale gemeenteraden, de subsidie-instellingen, de musea, de beroepskunstenaars, de vakopleidingen, de provinciale en landelijke overheden - onaanvaardbaar groot en een groot deel van de scholen gaat de boot zo helemaal missen. Natuurlijk zijn doorlopende leerlijnen voor kunst en cultuur mogelijk en wenselijk! Zoals voor elk vak, en zelfs voor vakoverstijgende aanpak. Er zijn instrumenten voor om ze te ontwikkelen, waarbij ook de overgang van po naar vo wordt meegenomen. Het ONDERBOUW MAGAZINE van april wijdt er een artikel aan en verwijst tevens naar ondersteunende sites als www.leerlijnwijzer.nl die het gesprek erover in gang helpen zetten. Zelf zou ik willen dat ook de leerstijlen bij CE een grotere rol konden en gingen spelen. Ten slotte nog aandacht voor TEXTIEL PLUS, het zomernummer. Daarin een betoverend verhaal over papierkunstenaar Peter Gentenaar, wiens werk te zien is op de door hem en zijn vrouw georganiseerde Papier Biënnale in Rijswijk en Apeldoorn. Hij maakte zijn eigen papier van vlas- en hennepvezels en maalde en perste die in een zogeheten hollander, in de XVIIe eeuw uitgevonden door Hollandse molenaars. Gentenaar verbeterde de oude machine en zijn hollander wordt nu wereldwijd gebruikt. Door in de natte papierpulp bamboevormen mee te laten drogen ontstaan wonderlijke vormen en draaiingen. Zoals boomblad in de herfst verdroogt en rond de nerven krult. Fascinerend mooi. Te zien tot 14 september en op www.hollandpapierbiennale.nl. ■ 50 september 2008-9 Docent en scholing AdeR (van Annemarie de Ruijter) verzorgt lessen, workshops, nascholing/bijscholing, ondersteuning en coaching op het gebied van dans, drama, show/ musical, dansgeschiedenis en theater. Ook neemt zij opdrachten aan als gastdocent en als regisseur. www.annemariederuijter.nl Docent Centraal is het bij- en nascholingsprogramma voor docenten dans van Kunstfactor Dans te Utrecht. Vraag voor meer informatie en het aanmeldingsformulier een folder aan. Bel daarvoor naar (030) 2334255 of mail naar [email protected]. www.dansweb.nl/educatie/docent_centraal, Kunstfactor Dans Utrecht Docentenmiddag Stedelijk in de Stad van het Stedelijk Museum CS wordt gehouden op 5 september van 15.30 tot 18 uur. Tijdens deze middag krijgt u meer informatie over Stedelijk in de Stad, het programma van het Stedelijk Museum CS van oktober 2008 tot december 2009. Vanaf 1 oktober 2008 sluit het Stedelijk Museum zijn deuren aan de Oosterdokskade, omdat het Post CS gebouw wordt verbouwd. Vijftien maanden lang is het Stedelijk een museum zonder muren. In deze periode blijft het museum onder de noemer Stedelijk in de Stad zichtbaar en actief en presenteert het een interessante mix van verschillende projecten en presentaties verspreid over de stad. Ontdek de mogelijkheden om in de komende periode met uw leerlingen of studenten deel te nemen aan één van de verrassende educatieve projecten. Mail uw naam en de naam van uw school of instituut naar [email protected]. www.stedelijk.nl, Stedelijk Museum Amsterdam Post-hbo-opleiding docent musical (post-hbo bachelor) is een aanvullende opleiding die de monodisciplinair geschoolde docent in de uitvoerende podiumkunsten de mogelijkheid biedt de professionele reikwijdte te vergroten met kennis, kunde, inzicht en attitude behorend bij de multidisciplinaire les- en leeromgeving. Deze opleiding wordt gegeven gedurende één schooljaar bestaande uit 30 lesweken van ieder een lesdag van 7 lesuren, inclusief twee examens. Deze opleiding start donderdag 4 september. www.broadwayacademy.nl/nl-nabijscholing-posthbodocentmusical.html Student en beroep Oriëntatiecursussen en vooropleidingen ArtEZ academies voor beeldende kunst en vormgeving: Arnhem: Vanaf september 18 zaterdagen van 9.30 tot 17.00 uur de voor- opleiding waarbij je kennis maakt met het kunstonderwijs en je kunt bepalen welke vak- of docentenopleiding het meest geschikt voor je is. Enschede: Vanaf 27 september 22 zaterdagen van 12 tot 16 uur vooropleiding oriëntatiecursussen en vooropleidingen ArtEZ academies voor beeldende kunst en vormgeving. Enschede: In een geheel eigen sfeer de bacheloropleidingen beeldende kunst en design. Na een oriënterend jaar verdiepen de studenten zich in hun afstudeerspecialisatie met keuze uit fotografie, gemengde media, mediakunst, schilderen, tekenen., beeldhouwen, monumentale kunst, graphic design, photographique design, urban architecture, video- and interactive design of in combinaties hiervan. De vooropleiding start op 27 september 2008. Zwolle: 20 zaterdagen van 9.30 tot 16.00 uur Vooropleiding Orientatie cursussen en vooropleidingen ArtEZ academies voor beeldende kunst en vormgeving. Op 20 zaterdagen krijg je de mogelijkheid je eigen oorspronkelijkheid en creativiteit te ontdekken. Na aanmelding volgt een intake gesprek. Neem veel werk mee. Graag leren ze je motivatie en creativiteit kennen, uiteraard niet je technische bagage. www.artez-academiearnhem.nl, ArtEZ Academie Arnhem www.artez-aki.nl, ArtEZ Academie Enschede www.artez-cabk.nl, ArtEZ Academie Zwolle Musical Masterclass van Barrie Stevens is vanaf 18 oktober op 10 achtereenvolgende weekenden in Amsterdam te volgen. Afgesloten wordt met twee voorstellingen. Voor eenieder die zich wil professionaliseren in het musicalvak. Vooraf audities. Aanmelden kan via de site of door te bellen naar Ed van Kester op (010) 5920424. www.barriestevens.nl Educatieve programma’s instellingen Educatief programma 2008-2009 Rijks Museum Twenthe bevat een uitgebreid programma: 1. Met eigen ogen voor klas 1 en 2 van vmbo-t, havo en vwo, duur twee uur, twee delen: dvd voor in de klas, een museumles; 2. Geen gezicht voor klas 2 t/m 4 van vmbo, havo en vwo, duur anderhalf uur. De les wordt aangepast aan het niveau van de leerlingen met een excursie door het museum waarbij drie portretten en drie landschappen centraal staan; 3. Kunstwaaier voor klas 2 en 3 van vmbo en klas 2 van havo en vwo, anderhalf uur groepswerk; 4. Kunstkick voor klas 3 en 4 van vmbo, 3 t/m 5 van havo en 3 t/m 6 van vwo, vijf kunstenaars, vijf disciplines, workshops van februari t/m juni; 5. Droombeek voor bovenbouw van havo en vwo, zo’n anderhalf uur met GPS door de wereld van stedenbouw en architectuur, excursie-ondersteuning met video’s; 6. Dit deugt! voor klas 1 van vmbo, havo en vwo, met een boekje gaan we langs negen middeleeuwse deugden; 51 7. Carel Visser voor klas 1 t/m 3 van vmbo en klas 1 en 2 van havo en vwo, duur anderhalf uur van 22 november t/m 9 maart 2009. www.rijksmuseumtwenthe.nl, Rijksmuseum Twenthe Enschede Educatief programma 2008-2009 Toneelgroep Oostpool legt vanaf 2009 de nadruk meer op ‘met en door jongeren’ met: 1. Acteurs in de klas van 23 februari t/m 24 april 2009. Toneelgroep Oostpool gaat ook de klaslokalen bespelen. Het zijn minivoorstellingen met een beperkte spelvloer en kleine decors die maximaal 50 minuten duren. De toeschouwers krijgen de geheimen van het toneel van heel dichtbij te zien. 2. Club Oostpool organiseert op 7 februari en op 20 mei 2009 een avond waarop uitgaan en kunst samenkomen en er feest gevierd wordt. Huis Oostpool verandert van 21 tot 2 uur in Club Oostpool door diverse projecten en voorstellingen van jonge gretige kunstenaars te programmeren. ren klassikaal onder schooltijd een filmvoorstelling. Het NIF (Nederlands Instituut voor Filmeducatie) vervaardigt lesmateriaal bij iedere titel uit het programma. Met dit lesmateriaal geven leerkrachten op school voor én na de voorstelling speciale lessen die gericht zijn op het bevorderen van mediawijsheid. Het lesmateriaal bestaat uit een docentenhandleiding met kopieerbare werkbladen voor de leerlingen. De handleiding is uitgevouwen een filmposter van de betreffende film. Nieuw is de dvd die het lesmateriaal met fragmenten ondersteunt en een verbinding maakt met andere media zoals televisie en commercials. Op de website van Klassefilm kunnen kinderen educatieve games spelen. Van www.klassefilm.nl en van Educatieve Activiteiten op www.filmeducatie.nl zijn gratis extra opdrachten te downloaden. www.filmeducatie.nl/nif/35.html Opvallende exposities www.oostpool.nl Educatief programma 2008-2009 Het Nationale Toneel bevat tal van praktijkgerichte projecten en workshops in Den Haag én in het land. De activiteiten zijn het meest gericht op leerlingen en docenten uit bovenbouw van voortgezet onderwijs, studenten en docenten van middelbaar en hoger beroepsonderwijs en uiteraard jongeren die op eigen initiatief interesse tonen in toneel. Bij een aantal voorstellingen is een digitale Informatiemap beschikbaar. Daarnaast zijn er theaterlesprojecten voor groepen leerlingen in Den Haag. Bij Medea (11 november t/m 24 januari 2009) en bij Romeo en Julia (2 maart t/m 13 juni 2009) kunnen de theaterlessen ook in eigen stad (theater of school) plaats vinden. Verder zijn er in Den Haag theaterlesprojecten bij Pleinvrees (9 september t/m 2 november) en Hedda Gabler (2 december t/m 4 januari). Speciaal voor theaterenthousiaste en -nieuwsgierige jongeren tussen 16 en 30 jaar en docenten organiseert NT diverse workshops. Deze vinden plaats in het weekend of in de avonduren. www.nationaletoneel.nl/educatie Atelier Jan van der Vaart is door Keramiek Museum Princessehof langdurig in bruikleen verkregen. Met de complete inventaris van zijn werkplaats is in een permanente presentatie het Atelier Jan van der Vaart ingericht. In het atelier wordt het productieproces van gegoten keramiek geïllustreerd aan de hand van oorspronkelijke materialen en gereedschappen waarmee Van der Vaart (1931-2000) heeft gewerkt. www.princessehof.nl, Keramiek Museum Princessehof Leeuwarden Klassefilm, het landelijke educatieve filmprogramma voor het primair onderwijs, organiseert jaarlijks op 45 locaties in het land meer dan 800 filmvoorstellingen voor ruim 140.000 kinderen. In Klassefilm bezoeken kinde- Jan Wolkers wordt in Stedelijk Museum De Lakenhal te Leiden geëerd met een grote tentoonstelling die op zondag 19 oktober, exact een jaar na zijn dood, wordt geopend. In deze grote tentoonstelling is t/m 15 februari 2009 werk van Jan Wolkers (1926-2007) te zien. Hij was een homo universalis, een veelzijdig kunstenaar (beeldhouwer, schilder, schrijver) en een levensgenieter met een brede belangstelling voor geschiedenis, politiek en religie en met een grote liefde voor natuur, jazz en sport. De expositie belicht het hele spectrum van het werk van Wolkers met een accent op zijn beeldende kunst: tekeningen, schilderijen, beelden, vroeger en recenter niet eerder getoond werk, verrijkt met gedichten en fragmenten uit zijn literaire werk. Naar aanleiding van de tentoonstelling verschijnt Marszwart & titaanwit, een uitgebreid full color boek over het beeldend werk van Wolkers, geschreven en samengesteld door Onno Blom en vormgegeven door Irma Boom. Parallel aan de tentoonstelling vindt in het Scheltema Complex, het culturele podium van De Lakenhal, een groot aantal activiteiten plaats rond de persoon Jan Wolkers. In films, fotografie, talkshows en wandelingen worden de vele facetten van leven en werk van Jan Wolkers nader belicht. www.lakenhal.nl, De Lakenhal Leiden www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400 lopende exposities, informatie op trefwoord over 1200 musea www.CKplus.nl/extra7.html: overzicht van culturele manifestaties en exposities www.CKplus.nl/extra12.html: 190 stadswandelingen en kunstroutes [email protected]: voor reacties en opgave gratis CKplus. nl-nieuwsbrief