Kunstzone nr. 9 jaargang 2008

advertisement
7 e JAARGANG SEPTEMBER 2008 - NR 9
THEMANUMMER:
EXAMENS
Tijdschrift
voor
kunst
en
cultuur
in
het
onderwijs
september 2008-9
september 2008-9
NBDK
Bureau NBDK: Zwanenveld 16-19, 6538 LP Nijmegen. Tel. 024-3430774, fax 024-3430773
e-mail: [email protected], website: www.nbdk.nl
Beroepsvereniging
Docenten Theater
en Drama
Nederlandse
Beroepsvereniging
van
Danskunstenaars
NVTO
Secretariaat: Nachtegaallaan 3, 4105 WX Culemborg. Tel. 0345-530524
e-mail: [email protected], website: www.nvto.nl
V K AV
Zwanenkamp 275, 3607 SE Maarssen
e-mail: [email protected], website: www.vkav.nl
VLBV
Secretariaat: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. 0546-491745
e-mail: [email protected], website: www.vlbv.nl
Het halve werk is gedaan door de werkgevers verenigd in MBO-Raad en HBO-Raad. Zij hebben zich teruggetrokken
uit de afgesloten convenant met het ministerie, werkgevers en vakbonden. Ik citeer uit het persbericht van de bonden:
‘De beide werkgeversorganisaties in het beroepsonderwijs, MBO-Raad en HBO-Raad, hebben besloten terug te komen
op hun eerdere deal met de minister en de bonden. Op 15 april kwamen de minister, de werkgeversorganisaties en de
vakbonden in het convenant LeerKracht overeen hoe ze het beroep van de leraar aantrekkelijker zouden maken. De achterbannen van alle organisaties, ook die van MBO-Raad en HBO-Raad, gingen akkoord met deze afspraken. Nu komen
de twee voorzitters, Van Zijl en Terpstra, terug op die beslissing. Vanavond wordt dit convenant getekend door de overige
partners. Dit roept de vraag op of met deze organisaties nog wel afspraken gemaakt kunnen worden. Ze breken hun
Nederlandse
Ve r e n i g i n g
voor
Beeldend Onderwijs
Ve r e n i g i n g
Audiovisuele
Educatie
Ve r e n i g i n g L e r a r e n
B e e l d e n d e Va k k e n
woord en lossen de lerarentekorten in het beroepsonderwijs zo zeker niet op.’
Ik vraag me of zij iets weten wat wij niet weten? Over het akkoord was toch goed onderhandeld en ze zijn er zelf bij
geweest toen er een akkoord bereikt werd. Ik ben benieuwd naar hun uitleg, maar voorlopig heb ik zoiets van ‘geen
betrouwbare partners’ of snap ik het niet helemaal?
Dit jaar was ik op vakantie even niet een bekende Nederlander. Voor het eerst in jaren is het me gelukt weg te gaan
zonder dat ik een aardige, goedbedoelende leerling of oud-leerling tegenkwam. Mijn recept? Ik aarzel het u te vertellen,
maar vooruit omdat we inmiddels toch oude bekenden zijn: Op vakantie gaan in Friesland, terwijl het weer eigenlijk niet
veel goeds voorspelt. We hebben prima weer gehad. Goed, een dagje regen, maar dat gebeurde ons in Frankrijk ook wel
eens en dan had ik, pak weg, elfhonderd kilometer gereden. Nu maar honderdtachtig. Kassa! Geld over om een bootje te
huren, uit eten te gaan en leuke dingen te bekijken. Reken maar uit wat het kost om met een sleurhut erachter over de
Route du soleil naar het zuiden te crossen. Benzine, tol, tijd, stageld voor dat plekje naast die oud-leerling en dan moet
je nog eten en andere leuke dingen doen. Nee, neem dan Friesland. Gewoon naast de deur, excentriek genoeg om geen
hordes laveloze jongeren achter een muur van kratten te zien en leuk genoeg om nog een keer te gaan. Ik kan het u
aanraden.
Het verenigingsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten twee maanden
voor het einde van het verenigingsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de VLBV.
V LT T
Binnenhof 62, 1412 LC Bussum. Tel. 035-6783254
e-mail: [email protected], website: www.levendetalen.nl, klik onder Talensecties op Nederlands
VLS
Bureau VLS: Kluppelshuizenweg 32, 7608 RL Almelo. Tel. 0546-491745
e-mail: [email protected], website: www.vls-cmhf.nl
Sectie Nederlands
Ve r e n i g i n g L e r a r e n
L e v e n d e Ta l e n
Ve r e n i g i n g L e r a r e n
Schoolmuziek
KUNST
ZONE
Het verenigingsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzeggingen moeten drie maanden
voor het einde van het verenigingsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de VLS.
Abonnementen:
buitenland € 72,50
studenten € 30,-
Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december.
Opzeggingen moeten twee maanden voor het einde van het abonnementsjaar plaatsvinden bij het secretariaat van de stichting.
Colofon
KUNSTZONE
TIJDSCHRIFT VOOR KUNST EN
CULTUUR IN HET ONDERWIJS
NUMMER 9, september 2008
KUNSTZONE wordt uitgegeven door
Stichting Kunstzone.
2
binnenland € 49,75
HOOFD- EN EINDREDACTIE
Ruud van der Meer, e-mail: [email protected]
Jan Verschaeren, e-mail: [email protected]
REDACTIE
Jan van Gemert, Olga de Kort-Koulikova,
Saskia van der Linden, Twan Robben,
Paul Rooyackers, Thea Vuik,
Wil & Hans Weikamp, Janneke van Wijk
VERKOOP ADVERTENTIES
Jan Verschaeren, Kluppelshuizenweg 32,
7608 RL Almelo
tel. 0546-491745
e-mail: [email protected]
VORMGEVING EN DRUK
Jaroff Drukwerkmakers&Reproservice,
Heerenveen
“
STICHTING KUNSTZONE
Secretariaat Maria Langemeijer, Lisztstraat 2,
2651 VL Berkel en Rodenrijs
tel. 010-5114397
e-mail: [email protected]
website: www.kunstzone.nl
© STICHTING KUNSTZONE
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke
toestemming van de uitgever.
ISSN: 1570-7989
De redactie van Kunstzone
wenst u een heel goed begin
van het nieuwe schooljaar.
We gaan er weer kleur, vorm,
beweging, geluid en anders
moois aan geven.
Ruud van der Meer
Rectificatie
In Kunstzone 6-2008 stond een artikel over de prijsuitreiking van
de door Onderbouw-VO georganiseerde wedstrijd Cultuureducatie
opschudden die gewonnen werd door Richelle van Halteren en
Simone Nibbeling. Hoewel het onderschrift bij de geplaatste foto
vermeldt dat Richelle en Simone uit handen van minister Plasterk
van OCW de eerste prijs in ontvangst nemen, kon dat niet juist zijn,
want Richelle en Simone vertoefden op dat moment wegens een
studiereis in het buitenland. Derhalve hierbij alsnog een foto van
Richelle en Simone en daarnaast een foto van het winnende lespakket Familiegeschiedenis.
INHOUD
Examen ckv2 havo 2008
Examen ckv2 vwo 2008
CSE beeldend havo 2008
CSE beeldend vwo 2008
Examen vmbo beeldend 2008
CPE en CSE vmbo beeldend
CSE muziek, dans en drama
vmbo 2008
■ Toekomstmuziek
■ Belevingswereld
■ Klankimprovisaties
■
■
■
■
■
■
■
4
6
9
12
15
18
20
20
25
30
31
■
■
■
■
■
■
■
■
Radio Afrika door Samba Salad
Van de NVTO-bestuurstafel
@Web
Het echte belang van praktisch
leren werken
Computer als creatief
gereedschap
Onderzoek in Cultuureducatie
Engelen in Amsterdam
Geloof in talent
33
35
36
■ Boekman 75:
Kunst en digitalisering
■ Tijdschriften
■ Actief met ckv
37
39
42
43
46
:
Rechtsbijstand
32
na
gi
pa
Zie
49
50
51
Kunt u meekijken hoe
deze kruisbestuiving
werkt.
”
D E
Secretariaat & Administratie, Postbus 178, 8260 AD Kampen
e-mail: [email protected], website: www.docentendrama.nl
V A N
BDD
Het goede begin zit in de redactie Kunstzone. We verwelkomen ons nieuwe muziek redactielid Olga de Kort-Koulikova.
Zoals haar achternaam laat zien, liggen haar culturele wortels in Rusland. Prachtige kunst, traditie, componisten, ballettraditie en al de dingen die ik vergeet. Het belooft wat. In het colofon treft u naast de bestaande deelnemers ook een
vermelding van de sectie Nederlands van de VLLT (Vereniging Leraren Levende Talen). Met de komst van Twan Robben in
onze redactie maken we het plaatje van kunstdisciplines helemaal compleet. We zijn er trots op dat, en ik noem ze maar
eens, beeldende kunst, muziek, dans, drama, audiovisueel en nu dan ook literatuur en poëzie samen aan een tafel zitten
om voor u te werken aan een blad dat al die disciplines ook uitademt. Bij mijn weten is deze redactie het enige platform
in Nederland waar landelijk over de volledige culturele breedte, specifiek vakinhoudelijk met elkaar gesproken wordt. Alle
redactieleden zijn specialist op hun eigen gebied, met een brede belangstelling voor cultuur. Vaak hebben ze meer dan
een specialiteit en allen hebben een breed netwerk binnen de culturele en onderwijswereld. Ik zou u graag uitnodigen
voor een redactievergadering. Kunt u meekijken hoe deze kruisbestuiving werkt. En dat hij werkt, merkt u aan de gestaag
stijgende lijn in Kunstzone. Allemaal voor u. Een goed begin toch?
R E D A C T I E
EEN GOED BEGIN EN HET HALVE WERK
Aan Kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee
OMSLAG:
Christo Het Ijzeren Gordijn (1962)
Zie ‘CSE beeldend havo 2008’
3
september 2008-9
september 2008-9
Examen ckv2 havo 2008
Tjeerd Doevendans
Dit jaar gaven 211 scholen met 6344 kandidaten zich op voor het centraal schoolexamen ckv2 havo. Zoals te zien
in de tabel is het aantal kandidaten iets groter dan in de vorige drie jaar. Op basis van naar Cito verstuurde resultaten van 1326 kandidaten stelde de CEVO de advies N-term vast op 0.8. Het examen was wat gemakkelijker dan de
voorgaande twee jaar. De meisjes vormden 82% van de populatie en scoorden iets hoger (2%) dan de jongens.
vo
Op de nabespreking werd gezegd dat de leerlingen het
Ckv3-achtergrond
een plezierig examen vonden en dat het examen goed
aansloot bij wat er in de klas behandeld was. Verder werd
gesteld dat het laatste blok vrij veel videofragmenten
bevatte, wat de leerling die zijn tijd minder goed plande, in
de problemen kon brengen. De antwoorden van de leerlingen waren bij sommige vragen anders gericht en minder
voorbeeldig geformuleerd dan de antwoorden uit het correctievoorschrift.
Uit de naar Cito verstuurde resultaten blijkt dat 78% van
de kandidaten beeldende vormgeving als ckv3-vak had,
15% muziek, 6% drama en 1% dans. De resultaten van
de kandidaten beeldende vormgeving waren iets hoger
(ca. 2%) dan die van de overige kandidaten.
De vragen met een beeldende inhoud bleken gemiddeld
even moeilijk als die met dans als onderwerp. De vragen
over drama waren wat moeilijker, die over muziek duidelijk
makkelijker. Het gemakkelijkst waren de vragen van algemeen karakter.
Bij de vragen met een beeldende inhoud (13 vragen)
scoorden kandidaten met een beeldende achtergrond (pwaarde .59) duidelijk hoger dan kandidaten met een muzikale achtergrond (.55). Bij de vragen met een muzikale
inhoud (6 vragen) scoorden kandidaten met beeldende
achtergrond (.70) iets hoger dan kandidaten met een
muzikale achtergrond (.69). In voorgaande jaren was er
nauwelijks verschil. Mogelijk hebben kandidaten met beeldende achtergrond enig voordeel gehad van de verdeling
van de vragen over de diverse disciplines.
Moeilijke en makkelijke vragen
De groep vragen over de Cultuur van de Kerk bleek het
gemakkelijkst. De groep vragen over de Cultuur van het
Moderne verschilde in moeilijkheidsgraad niet veel van de
groep vragen over Massacultuur.
Op drie vragen (10, 25 en 32) werd heel laag gescoord.
Vraag 10 was vooral een kennisvraag, maar een gedeelte
van het antwoord kon ook uit een tekst worden gehaald.
In vraag 25 moesten redenen worden gegeven voor de
groeiende belangstelling voor hedendaagse kunst in de
jaren 70 van de vorige eeuw. Bij vraag 32 werd gevraagd
naar het tijdloze karakter van een scène en de uitdrukking
daarvan in de vormgeving.
De vragen 1 (kerkgebouw in centrum van de stad), 5
(betekenis Memento Mori) en 31 (verschil in de manier
van zingen) waren heel makkelijk.
Aantal aangemelde scholen
Aantal aangemelde kandidaten
N-term
Percentage onvoldoendes
Gemiddelde cijfer
P-waarde examen
4
2008-I
211
6344
0.8
20
6.3
61
Vragenblok 1
Dit blok ging over de cultuur van de Kerk in de middeleeuwen met als kern het Memento Mori: als spreuk, als
symbool op een afbeelding en vooral aan de hand van het
2007-I
204
5769
1.0
18
6.3
59
2006-I
220
6234
1.2
18
6.4
57
2005-I
211
5897
0.9
19
6.4
61
Karel Appel - Vrijheidsschreeuw (1948)
Affice voor Les Ballets Russes (1936)
toneelstuk Elckerlijc in een hedendaagse uitvoering. Het
blok begon met vragen over de centrale plaats van het
kerkgebouw in de middeleeuwse stad, over een specifieke
betekenis van het begrip ‘dramatisch’, over de ontwikkeling van het theater in de middeleeuwen en over het decor
van een middeleeuws passiespel.
kwamen aan de orde de veranderende waardering van het
publiek voor Cobra-kunst en andere hedendaagse kunst.
Aan de hand van een das met een ontwerp van Corneille
kwamen begrippen als ‘modegevoeligheid’ aan de orde.
Het blok werd besloten met een standpuntbepalingsvraag
over kunst in de supermarkt.
Vragenblok 2
Dit blok ging over de bijdrage van Les Ballets Russes aan
de vernieuwing van de danskunst. Er waren fragmenten
te zien uit Les Sylphides in een choreografie van Fokine
en L’Après-midi d’un Faune en Le Sacre du Printemps in
een choreografie van Nijinsky. De vragen gingen onder
meer over de uitdaging en de problemen die de toen zeer
moderne muziek van de Le Sacre du Printemps stelde aan
choreografen, dansers en publiek. Verder werden vragen
gesteld over de kunststromingen kubisme en primitivisme.
Vragenblok 4
Onderwerp van dit blok was de verfilming van de rockopera Jesus Christ Superstar. De opera werd sterk multidisciplinair benaderd. Zo waren er naast vragen over de
muziek (karakteristieke veranderingen, wijzen van zingen,
muzieksoort) ook vragen over verandering in de handeling,
rol van acteurs, vormgeving en camerastandpunten.
Ook werd gevraagd naar mogelijke bezwaren van gelovigen over de uitwerking van het thema in deze rockopera.
Het blok eindigde met een vraag over de sobere theatraliteit in een vergelijkbare scène uit de Mattheus Passion van
Bach. ■
Vragenblok 3
Dit blok spitste zich toe op de Cobra-beweging. Aan de
hand van Vrijheidsschreeuw en Vragende Kinderen van
Karel Appel werden vragen gesteld over Cobra-ideeën,
vormgeving, werkwijze en vrijheid in bredere zin. Verder
Tjeerd Doevendans was toetsdeskundige bij Cito.
5
september 2008-9
september 2008-9
Examen ckv2 vwo 2008
Marieke Wensing
Dit jaar gaven 6839 vwo-kandidaten zich op voor het eindexamen in een van de drie kunstvakken: 2817 kozen
een beeldend vak (2655 in 2007), 798 kozen muziek (776 in 2007) en voor 3224 kandidaten werd de cdrom-toets voor ckv2 besteld (2901 in 2007). De kandidaten van scholen die zelf een afsluitende toets ckv2
maken, zouden hier nog bij opgeteld moeten worden om zicht te krijgen op het geheel.
vo
Vanaf 2010 moeten ook deze vwo-scholen deelnemen aan
eerste vraag van het examen, over het ontstaan van nieu-
het centraal examen voor dit vak dat dan geen ckv2 meer
heet maar kunst (algemeen). Vanaf 2009 wordt kunst
(algemeen) al centraal geëxamineerd op havo-niveau.
we mengstijlen in het middeleeuwse Spanje, was zelfs te
gemakkelijk met een p’-waarde van .85. Dat betekent dat
85% van de kandidaten uit het videofragment kon afleiden dat religieuze tolerantie hier een gunstige invloed had.
De p’-waarde is een getal tussen 0 en 1 en hoe lager deze
waarde is, hoe moeilijker de vraag of het blok.
Evaluatie
De landelijke evaluatiebespreking van de cd-rom-examens
werd goed bezocht en was prettig van sfeer. De examenmakers kregen complimenten en de kritiek was, zoals
altijd, uitermate constructief. De opmerkingen zijn meegenomen naar de normering en worden later besproken
in de commissies die de vragen bedenken. Op die manier
kunnen examens zich in samenspraak met het veld ontwikkelen tot steeds betere producten.
De evaluatiebijeenkomst is bovendien nuttig, omdat
docenten uit de verschillende disciplines veel van elkaar
kunnen leren. De meeste docenten ckv2 hebben een beeldend vak als achtergrond. Maar op de evaluatie komen
ook muziekdocenten en dit jaar was er zowel een docente
dans als een docent drama aanwezig. In de toekomst, als
het vak centraal getoetst wordt met de daarbij behorende
tweede correctie, zou nog veel meer kruisbestuiving binnen de kunstvakken moeten plaatsvinden. De examenbesprekingen zijn hoe dan ook belangrijke bijeenkomsten in
het traject naar een volwaardig centraal examen waar het
hele veld achter kan staan.
De resultaten
De scores van 1209 vwo-kandidaten die via WOLF binnenkwamen zijn door Cito gebruikt voor een toets- en
itemanalyse. Aan de hand van deze statistische resultaten
voert de CEVO jaarlijks de normering uit, waarbij niet
teveel mag worden afgeweken van een aangewezen referentie-examen. Dit jaar was de uitkomst een N-term van
0,8 met een gemiddeld cijfer van 6,3 en 22% onvoldoendes.
Het examen bevatte geen extreem moeilijke vragen. De
6
Het hele eerste blok was relatief gemakkelijk met een
gemiddelde p’-waarde van .67. Het tweede blok was met
een p’ van .55 moeilijker en het slotblok bleek goed te
doen met een p’-waarde van .61.
De vragen die specifiek over drama gingen hadden
een gemiddelde p’-waarde van .58 en bleken daarmee
moeilijker dan de vragen over beeldende kunst (p’ .60),
muziek (p’ .65) of dans (p’ .72). De algemene cultuurvragen hadden een gemiddelde p’-waarde van .62. Het
zou interessant zijn om te onderzoeken in hoeverre de
muziekkandidaten de typische muziekvragen beter maken
dan bijvoorbeeld dramakandidaten en of danskandidaten
vragen over dans beter beantwoorden dan vragen over
beeldende kunst. Vooralsnog zijn de aantallen voor dans
en drama te klein om betrouwbare conclusies uit de statistische gegevens te kunnen trekken. Van de 1209 kandidaten in de steekproef hadden 831 als ckv3-vak een van de
beeldende vakken, 205 hadden muziek, 60 drama en er
waren 6 kandidaten voor dans waarvan de scores naar het
Cito werden gestuurd. Van ruim 100 kandidaten was het
ckv3-vak niet ingevuld.
Inhoud
Een docente schreef: ‘Fatima was helemaal blij met dit
examen en heeft het ook beter gemaakt dan de meeste
tentamens.’ Dat is wat de examenmakers hopen: dat kandidaten die dit vak hebben gekozen nog even ervaren hoe
verrijkend kunst is als je je er intensief in verdiept. Dit jaar
ging het over de invloed van niet-westerse culturen op
de westerse kunst en cultuur. Sommige docenten vonden
dit een inperking en zagen het gekozen thema als ‘slechts
één invalshoek’ uit het programma, hoewel belangrijke
andere invalshoeken uiteraard ook werden afgevraagd.
Andere docenten vonden het juist tijd worden voor een
interculturele aanpak, niet alleen voor Fatima, maar ook
voor haar autochtone klasgenoten. Hoe dan ook werd de
interculturele invalshoek, die in de loop van de tijd (en van
het examenprogramma) steeds belangrijker wordt, deze
keer eens wat dieper uitgewerkt. Het tweede tijdvak vult
de uitwerking aan met vragen over de kruistochten, Verdi’s
opera I Lombardi en vragen over studiereizen die schilders in de negentiende en twintigste eeuw maakten naar
Noord-Afrika. Tot slot bevat het tweede tijdvak een blok
over Afro-Amerikaanse cultuur: van black-face tot Tante Es.
Blok 1 De Oriënt
Het eerste vragenblok van het eerste tijdvak 2008 ging
over de invloed van de Arabische cultuur in Spanje en over
Oriëntaalse invloeden in de Europese dans en beeldende
kunst in de negentiende en twintigste eeuw.
Kandidaten hoeven geen kenmerken van islamitische architectuur te kennen, dus werd een vraag gesteld over de
verschillen met de middeleeuwse westerse bouwkunst. Die
werd bekend verondersteld en plaatjes van het Alhambra
moesten daarmee vergeleken worden. Ook bij enkele
muziekfragmenten werd schijnbaar gevraagd naar joodse
en Arabische kenmerken, maar werd in wezen getoetst of
gregoriaans herkend werd en of het verschil tussen religie
en liturgie begrepen werd. Kortom, leerstof uit het domein
Cultuur van de Kerk.
Romantiek en expressionisme in dans en schilderkunst
kwamen in de tweede helft aan bod. Delacroix schilderde
De dood van Sardanapalus, een exotische combinatie van
luxe, erotiek en geweld. Fokine choreografeerde voor de
Ballets Russes Shéhérazade en Bakst, de grote vernieuwer, ontwierp daarvoor het decor en de kostuums. De
vraag naar het toneelontwerp leidde soms tot verwarring:
kandidaten begonnen ook over de kostuums, wat niet
de bedoeling was. Het blijft lastig voor de overwegend
‘beeldend’ geschoolde docenten om zich het jargon van
de andere vakken eigen te maken: horen kostuums bij
een toneelontwerp? Is kleding een theatraal middel dat
een speelstijl versterkt? Kan kleding als voorbeeld van The
Method genoemd worden? Het wordt langzamerhand
hoog tijd dat daar eens afspraken over gemaakt worden.
Fokine wordt de vader van het balletexpressionisme
genoemd. Kandidaten moesten na het zien van enkele
scènes beredeneren of de achterstand, die de dans ten
opzichte van de schilderkunst had als het gaat om het
uitdrukken van emotie, in Shéhérazade is ingelopen. Een
standpuntsvraag over een kwestie waarover je van mening
kunt verschillen.
Koepel van paleis Alhambra te Granada
Eugène Delacroix - Dood van Sardanapalus (1828)
7
september 2008-9
september 2008-9
Blok 2 China en Japan
Het tweede blok ging over Aziatische invloeden op de
westerse cultuur. Nederlandse contacten met China leidden in de zeventiende eeuw tot import van Chinees porselein. Dit behoort met Delfts aardewerk tot de leerstof van
de Burgerlijke cultuur.
Kandidaten hoeven niet te weten wat de speelstijl van
het Japanse Nô-theater inhoudt, maar ze moeten wel een
speelstijl kunnen karakteriseren als ze deze zien. In de
scène in het videofragment was sprake van een plechtig,
gestileerd, ritueel karakter. En dat werd weer veroorzaakt
door het gebruik van verschillende theatrale middelen,
waarbij ook de traditionele Japanse kleding genoemd
mocht worden. Een beschouwingsvraag, gebaseerd op
inzicht.
Bertolt Brecht, een terugkerende naam in de ckv-examens, liet zich door oosterse theatervormen inspireren.
Kandidaten moesten uitleggen welk doel Brecht met zijn
Leon Bakst - Toneelontwerp voor ballet Shéhérazade
Marieke Wensing is toetsdeskundige beeldende vakken
bij Cito.
8
Marieke Wensing
vo
Het aantal havo-kandidaten dat zich opgaf voor het centraal schriftelijk examen in beeldende kunst en vormgeving, behorend bij de vakken tekenen, handenarbeid en textiele
werkvormen, steeg dit jaar van 5807 (in 2007) naar 6004. Het aantal havo-kandidaten
voor ckv2 steeg eveneens: van 5769 naar 6344. Bij muziek was een lichte daling te zien
(van 1268 naar 1211). Het totale aantal havisten dat zich inschreef voor een kunstvak was
bijna 13.600.
stukken nastreefde en waarom die oosterse elementen
goed werken in zijn ‘episch theater’.
Blok 3 Amerika
Na de Tweede Wereldoorlog namen de Verenigde Staten
op cultureel gebied de leiding over van Europa. De
opkomende jeugdcultuur brengt nieuwe muziek voort:
Bob Dylan zingt dat The times they are a-changin’ en
de muziek uit de road-movie Easy Rider wordt meteen
beroemd. Deze film gaat over de cultuurclash tussen de
hippiejeugd en de burgerlijke cultuur uit het einde van de
jaren zestig. De hoofdrolspelers passen in hun spel The
Method toe, de voor het theater ontwikkelde methode die
zich duidelijk goed leent voor het medium film. ‘Omdat
film kan inzoomen’ was een mooi antwoord dat de examenmakers niet hadden voorzien. Kandidaten dachten
meer vanuit het medium. Ook bleken sommigen hun achtergrondkennis over Stanislavsky in te zetten, wat bij deze
vraag niet nodig was en ook vaak fout ging.
Het examen eindigde met vragen over de globalisering die
eraan bijdraagt dat verschillende culturen elkaar vandaag
de dag meer en meer beïnvloeden. Waarom dit zowel
positief als negatief kan uitpakken, moest de kandidaat bij
de laatste vraag beredeneren. ■
Albumhoes Bob Dylan - The times they are a-changin’
CSE beeldend havo 2008
Evaluatie
Op de jaarlijks landelijke evaluatie, georganiseerd door
NVTO en VLBV, werd het examen met het thema Stad
besproken. De aanwezige docenten vonden het een leuk
thema en het wordt op prijs gesteld dat het van tevoren
bekend is. Het thema voor 2009 werd ter plekke meegedeeld: Taal in beeldende kunst, architectuur en vormgeving. De stof van 2009 gaat over de middeleeuwen en alle
kunst en vormgeving van 1800 tot heden. Voorheen was
dat de kunst vanaf 1850, voortaan vanaf 1800. Neo-classicisme en romantiek kunnen dus altijd aan bod komen.
Inhoud
De vragen over architectuur concentreerden zich op de
huisvesting van grote groepen mensen in de steden.
Het blok met onder meer de Rotterdamse Bergpolderflat
leverde weinig problemen op. Eén vraag over deze eerste
Nederlandse galerijflat bleek extreem moeilijk: de architect
maakte gebruik van systeembouw en kandidaten moesten
uitleggen waarom deze techniek geschikt is voor dit soort
gebouwen. De vraag werd massaal beantwoord alsof er
skeletbouw stond in plaats van systeembouw. Volgens de
docenten op de evaluatiebijeenkomst begrepen leerlingen
bij de slotvraag van dit blok niet wat bedoeld werd met
‘een reactie’: uitgelegd moest worden in welk opzicht
postmodernistische architectuur als een reactie op modernistische architectuur moet worden opgevat. De vraag
toetst dus ook kennis van het modernisme.
De oude kunst kwam aan bod in het Sienese fresco van
Lorenzetti over het goede bewind. Veel docenten hadden
dit verwacht en hadden het werk in de klas behandeld.
Toch maakten niet alle kandidaten de vragen goed. Vooral
op de kunsthistorische kennisvragen werd laag gescoord.
Aan de manier waarop de ruimte is weergegeven kun je
bijvoorbeeld goed zien dat het fresco uit de late gotiek
stamt en dat de renaissance nog niet is begonnen. Weinig
kandidaten konden dit beredeneren. Ook wisten velen niet
dat het schilderij van Boccioni tot het futurisme behoort.
De vraag was extra moeilijk, omdat ook nog uitgelegd
moest worden waarom de voorstelling van Het lawaai van
de straat dringt het huis binnen goed aansluit bij de ideeën
van die stroming. De slotvraag van dit blok bleek voor de
meeste havo-kandidaten te hoog gegrepen: als variant op
kenmerken van het expressionisme moesten ze aangeven
hoe ze konden zien dat Kirchner een innerlijke beleving
wilde weergeven. Bijvoorbeeld door de figuren gedefor-
Woonblok Barcelona te
Amsterdam van Bruno Albert
(1995)
9
september 2008-9
september 2008-9
De resultaten
Dit jaar had het examen een p’-waarde van .55, wat aangeeft dat het precies even moeilijk was als vorig jaar. De
normeringsterm of N-term wordt door de CEVO bepaald
op basis van de via WOLF ingezonden resultaten uit het
hele land. Dit jaar werd deze N-term net als vorig jaar
bepaald op 1.2 en daarbij hoort een gemiddeld cijfer van
6.2 en een score van 20% onvoldoendes.
Moeilijk en gemakkelijk
Hoe hoger de p’-waarde hoe gemakkelijker een vraag of
een blok. Het architectuurblok had een p’-waarde van .56,
de vragen over Stadsgezichten waren moeilijk met een
gemiddelde p’-waarde van .47. Passanten en Straatkunst
waren gemakkelijker met een gemiddelde p’ van .60.
Van de 39 vragen in dit examen hadden zes vragen een p’waarde onder of gelijk aan .30. Dat zijn vragen die de kwa-
Ambrogio Lorenzetti De gevolgen van een goed
stadsbestuur (1338)
Auguste Rodin De lopende man (1877)
10
meerd of hoekig te maken of door een grove penseelstreek
te hanteren. Pas als ook was uitgelegd welk effect daardoor
ontstond (kil, nerveus, onrustig, beklemmend) konden punten worden gescoord.
De tweede helft van het examen was luchtiger met beeldhouwkunst, wederom uit Rotterdam, waar Rodins man zonder hoofd of armen ooit in een drukke winkelstraat ‘liep’.
Giacometti en Segal verbeeldden passanten in de stad en
kunstenaar Hans Eijkelboom fotografeert al jaren mensen in
New York, Parijs en andere grote wereldsteden. Hij gaat de
stad in, observeert voorbijgangers en bepaalt zijn onderwerp
aan de hand van wat hem die dag opvalt. Op 1 mei 2003
zag hij in Amsterdam veel mensen met legercamouflagemotieven in hun kleding. Jong, oud, mannen, meisjes, iedereen
blijkt opeens eenzelfde soort mode te volgen. Eijkelboom
laat zien dat we meer op elkaar lijken dan we denken.
Het laatste vragenblok ging over straatkunst met werk van
Rotella en Christo (zie omslag) uit de jaren zestig en met de
ratjes die Banksy overal in Londen op muren aanbrengt. Het
examen eindigt met een actie van deze kunstenaar, waarbij
een McDonalds-clown een ballon vastbindt aan een jongetje. Voor de ogen van de omstanders stijgt de ballon op
en hangt het kind uren in de lucht. Dat het in werkelijkheid
om een pop gaat, valt in eerste instantie niet op. Banksy wil
met dit project, dat hij McDonalds is stealing our children
noemt, aangeven dat deze multinational met happy meals
en andere reclametrucs kinderen lokt en vetmest met fastfood. Lang niet alle kandidaten begrepen deze boodschap;
ze gingen vaak niet verder dan het vertalen van de titel.
lificatie extreem moeilijk krijgen: minder dan 30% geeft een
goed antwoord. Het betrof de reedsgenoemde vragen over
systeembouw, de laatgotische ruimteweergave en het futurisme. Maar ook het vernieuwende van de hanteringswijze
van Rodin bleek lastig. Kandidaten hoeven niet meer zoals
vroeger alle teken-, schilder-, bouw- en beeldhouwtechnieken exact te kunnen uitleggen. Maar de belangrijkste
technieken worden toch in essentie bekend verondersteld.
Zo moeten ze begrijpen waarom het maken van grote
fresco’s moeilijk is, omdat er in natte kalk gewerkt wordt en
de schildering klaar moet zijn vóór de kalk opdroogt. Ook
moeten ze weten dat een bronzen beeld gegoten wordt
van een plastisch origineel dat geboetseerd of gemodelleerd
is. Die hanteringswijze is bij Rodin nog duidelijk zichtbaar in
het bronzen beeld.
De laatste moeilijke vraag ging over de beslissingen van
Hans Eijkelboom met betrekking tot de vormgeving en/of
de presentatie van zijn foto’s. Hoe je kunt zien dat de
mensen bij Eijkelboom niet merken dat ze gefotografeerd
worden, kon 90% van de kandidaten goed aangeven. Het
bleek de enige echt gemakkelijke vraag in dit examen.
Voorstelling, vormgeving en andere categorieën
Dit jaar is weer onderzocht of vragen die kennis vereisen beter of slechter scoren dan vragen naar inzicht
en beschouwing. Vragen die kennis over kunst en cultuur veronderstellen, blijken moeilijk met een gemiddelde p’- waarde voor deze categorie van .40. Expliciete
kunstgeschiedenisvragen zijn nog iets lastiger (p’.38). De
vragen over kennis van materialen en technieken waren
dit jaar extreem moeilijk (p’ .26) en de categorie vragen
waar inzicht voor nodig is, voortkomend uit beschouwing,
werden vaak goed beantwoord, met een gemiddelde p’waarde van .61. Binnen deze categorie werden vragen over
inhoud en voorstelling dit jaar beter beantwoord (p’ .61)
dan vragen over allerlei aspecten van vormgeving (p’. 55).
Banksy - Ratje (2004)
Noem, bespreek, geef aan, …
Kandidaten geven soms antwoorden die te kort zijn en dat
gebeurt vooral bij de instructie Noem. Bijvoorbeeld: Noem
drie kenmerken, aspecten, verschillen, maar daarna volgt
altijd nog een specificatie: die de wijk aantrekkelijk maken,
waardoor een eenheid ontstaat, die vernieuwend zijn. Bij
Noem wordt een kort, concreet antwoord verwacht, maar
als een kandidaat aantrekkelijke aspecten van De Kiefhoek
moet noemen en hij zegt ‘wit’ of ‘witte gevels’ dan noemt
hij een kenmerk zonder aan te geven wat daar zo aantrekkelijk aan is. Niet elk kenmerk is een aspect dat de wijk
aantrekkelijk maakt, dus er zou toch iets bij moeten om
te laten zien dat de kwestie begrepen is. Bij Bespreek drie
kenmerken gaat het goed, volgens de docenten, maar
Bespreek heeft als nadeel dat de kandidaat niet weet hoe
uitgebreid iets besproken moet worden. Het is dus niet
duidelijk of een kort of een lang antwoord wordt verwacht.
Geef aan is meestal een goede oplossing: er wordt meer
verwacht dan alleen een concreet kenmerk. Dat geldt ook
voor de formulering Noem twee manieren waarop. Bij Leg
uit of Verklaar wordt een extra denkstap gevraagd: een
redenering of argumentatie. Heel belangrijk voor de beeldende vakken is en blijft het onderscheid tussen voorstelling (wát er te zien is: mensen in een stad) en vormgeving
(hóe die mensen zijn vormgegeven, kleur, vorm, compositie, ruimtelijkheid, enzovoorts). Ook havo-kandidaten moeten kunnen analyseren: voorstelling, vormgeving, materiaal
en techniek, inhoud en functie van kunstwerken, al dan
niet in verband met de kunsthistorische achtergrond. ■
Marieke Wensing is toetsdeskundige beeldende vakken bij
Cito.
11
september 2008-9
september 2008-9
CSE beeldend vwo 2008
Peter Her mans
In 2008 deden 2636 kandidaten eindexamen vwo tekenen, handenarbeid of textiele werkvormen en daarmee
blijft het totale aantal vwo-kandidaten met een beeldend vak stabiel. Het vwo-examen 2008 had als thema
De gedroomde wereld, utopische ideeën in kunst en architectuur en was een reprise van het thema van 2006.
vo
Aantal kandidaten
Steekproefgrootte
N-term
Percentage onvoldoendes
Gemiddelde cijfer
12
In 2006 was de conclusie dat het centraal schriftelijk examen over de hele linie moeilijk was voor de kandidaten.
Omdat het vermoeden bestond dat die hoge moeilijk-
van alle leerlingen hoort. Ondanks de pogingen van examenmakers om dit examen meer ’beeldend’ te maken dan
zijn voorganger, lijken leerlingen vooral over het gebrek
heidsgraad voor een groot deel te wijten was aan de
omvang en de inhoud van de bundel, werd besloten om
de exameneisen voor het examen 2008 aan te passen en
de omvang van de bundel terug te brengen. Ondanks
die ingrepen is het centraal schriftelijk examen 2008 even
moeilijk gebleken als zijn voorganger van 2006. Een domper voor examenmakers na het voorbeeldige examen van
vorig jaar en een bevestiging van het vermoeden dat een
thema als Utopia niet het meest geschikte is voor deze
examens.
aan kennis te zijn gestruikeld.
Bij de bespreking van het examen van 2006 was al opgemerkt dat de keuze voor een thema als Utopia onherroepelijk consequenties had voor zowel bundel als examen.
De Gedroomde Wereld is een ideeëngeschiedenis waarin
niet het beeld leidend is, maar de gedachte. Het gaat
vooral om de ideeën achter kunstwerken en minder om
de kunstwerken zelf, zoals in de inleiding van de bundel
wordt gemeld.
Daarbij komt dat veel van die ideeën niet geworteld zijn in
de kunst of de kunsttheorie, maar een sociaal-maatschappelijke of politieke oorsprong hebben. Voor de examenmakers betekent zoiets dat ze weinig speelruimte hebben om
vragen te construeren die een kunstwerk centraal stellen.
Voor de kandidaten betekent het vooral: veel leerwerk. Dit
examen doet ook een impliciet beroep op algemene ontwikkeling en kennis die in een eventuele canon misschien
niet zou misstaan, maar die niet tot de culturele bagage
Impressie van de vragenblokken
Het eerste blok Arcadië was in verhouding het makkelijkste blok, maar het bevatte wel een van de moeilijkste
vragen van het examen. Vraag 11 over de beleving van
het Vondelpark is voor veel leerlingen een brug te ver
gebleken. De kritiek dat strekking van het gevraagde niet
letterlijk in de tekst van de bundel teruggevonden kan
worden, is in zoverre niet terecht dat het examen en de
leerroute ernaartoe niet gericht zijn op feitenkennis, maar
op het leggen van verbanden. Het blok bevatte verder
vragen over de denkbeelden van Alberti en Sannazaro
en een uitstapje naar het achttiende-eeuwse schilderij
Voorjaarsochtend van de Nederlandse schilder Hendrik
Meijer. Over dit laatst schilderij is eenzelfde soort discussie
ontstaan als over het Vondelpark. Nu eens geen voorbeeld
van ut pictura poesis met een Bijbels of ander historisch
verhaal als voorstelling, maar een voorbeeld van een werk
waarin het landschap in overeenstemming is met een
onmiskenbaar poëtisch gebeuren op de voorgrond (geheel
in overeenstemming met Kenneth Clarks omschrijving die
in de bundel was opgenomen).
2005
2584
1236
1,2
17
6,4
2006
2522
1308
1,7
19
6,4
2007
2538
1307
1,1
21
6,2
2008
2631
1387
1,7
21
6,4
De strengere opzet van het correctievoorschrift bij lange
antwoorden, waarbij beoordeling in onderdelen van het
antwoord wordt uitgesplitst, zou een tweede verklaring
kunnen zijn voor het gegeven dat maar weinig leerlingen
het maximale eruit weten te slepen. Maar het het correctievoorschrift bij het examen 2007 was ook op deze
manier opgezet - zij het minder ver doorgevoerd - en toen
leverde het geen problemen op.
Gesamtkunst
Blok twee, Gesamtkunst, was het moeilijkste blok van dit
examen en dat is niet verwonderlijk. Het is ook in de bun-
del het meest weerbarstige onderwerp, simpelweg omdat
er weinig aan te beleven valt als je alleen reproducties als
referentie kunt gebruiken. Het is, door de theatrale dimensie, bij uitstek geschikt voor een multimediaal examen als
ckv2. Voeg daaraan toe dat er van het originele werk van
Schwitters nauwelijks afbeeldingen beschikbaar zijn en het
zal duidelijk zijn dat de kleurenbijlage hoogstens als illustratie fungeerde bij vragen die uitsluitend over de ideeën van
Wagner en Schwitters gingen.
Kunstbroeders
Met Kunstbroeders, het derde blok, hebben de kandidaten, relatief gezien wat minder moeite gehad. Het is een
blok dat betrekking heeft op het meest toegankelijke deel
van de bundeltekst en het bestrijkt een periode die in de
algemene voorbereiding op het examen voldoende aandacht krijgt. Millet, de Schilders van Barbizon, van Gogh
en Gauguin zijn ‘oude bekenden’. De vragen gingen over
ideeën van schilders als reactie op sociale en maatschappelijke ontwikkelingen. Die ideeën worden zichtbaar in hun
werk en dus werd het mogelijk om in dit blok ook ‘beeldende’ kwesties aan de orde te stellen.
Form Follows Fun(ction)
Kandidaten hebben vaak de meeste moeite met het laatste
blok van het examen, omdat de vermoeidheid toeslaat. Bij
dit examen waren de laatste vragen in verhouding tot de
rest van het examen zeker niet de moeilijkste. Kandidaten
behalen gemiddeld iets meer dan de helft van het maximaal te behalen aantal punten op dit gedeelte dat als titel
Form Follows Fun(ction) meekreeg. De denkbeelden van
Le Corbusier en van Rem Koolhaas werden aan de orde
gesteld aan de hand van La ville radieuse en Koolhaas’
opvattingen over ‘shopping’ als drijvende kracht voor de
inrichting van grootstedelijke centra. Kandidaten hebber er,
met uitzondering van vraag 35 waar maar een kleine 10%
de maximale score haalt, relatief weinig problemen mee
gehad.
Resultaten
De statistische analyses die Cito in opdracht van de CEVO
uitvoert, geven niet alleen informatie over het examen als
geheel maar ook over de prestaties van de kandidaten op
vraagniveau. Bij een groot deel van de opgaven is een aanzienlijk deel van de leerlingen er niet in geslaagd om meer
dan de helft van de maximale score te behalen. Echt makkelijke vragen kwamen in het examen niet voor. Dit sluit
aan bij de observatie van een aantal docenten dat veel leerlingen die normaal goed presteren er nauwelijks in geslaagd
waren om hoger dan een 7 te scoren. Daartegenover staat
zelfs iets is gestegen ten opzichte van de afgelopen 4 jaar.
Dit alles wijst er op dat wie echt goed geleerd had, zijn
inspanningen beloond heeft gezien.
Echter, wie zich wat minder had voorbereid, kreeg een
rekening gepresenteerd die wel erg hoog uitviel en ook dat
maakten de cijfers duidelijk. De 1387 leerlingen die in de
steekproef waren opgenomen, hebben gemiddeld iets meer
dan de helft (52%) van het maximaal te behalen aantal
punten gescoord. Als we het examen van 2006 even buiten
beschouwing laten, mag op grond van de resultaten van
de afgelopen jaren een percentage van 58% worden verwacht. Wanneer de normeringsterm (N) ongewijzigd op de
uitgangswaarde 1,0 was gehandhaafd, had dit geresulteerd
dat er in het examen ook geen echt moeilijke vragen voorkwamen. Opvallend gegeven daarbij is dat de betrouwbaarheid van het examen hoger lag dan in voorgaande
jaren en dat de spreiding van scores rond het gemiddelde
in een gemiddeld cijfer dat fors afwijkt van het gemiddelde
van de afgelopen vijf jaar. Op grond van de resultaten en
gelet op de gegevens op vraagniveau die uit de analyses
naar voren waren gekomen, heeft de CEVO besloten de
Detail van de Merzbau van
Kurt Schwitters
13
september 2008-9
september 2008-9
Examen vmbo beeldend 2008
Verzameld, beeldende kunst en verzamelingen
Marjanne Knüppe-Hüsken
vo
9208 kandidaten op 476 vmbo-scholen deden in 2008 examen in een beeldend vak:
6901 kandidaten op 405 scholen namen deel aan het examen tekenen, 2488 op 174
scholen aan het examen handenarbeid, 139 kandidaten op 11 scholen aan het examen
textiele werkvormen en 5 kandidaten op 1 school aan het examen audiovisuele
vormgeving.
Het thema voor het centrale examen beeldend wordt
door de CEVO in september van het jaar voorafgaand
gepubliceerd op www.examenblad.nl. Voor het CPE van
2008 dienden de kandidaten aan de hand van dierbare
voorwerpen en/of foto’s een werkstuk te maken waarin zij
belangrijke gebeurtenissen en/of ervaringen uit hun eigen
leven te verbeeldden.
Het CSE zou betrekking hebben op het ontstaan van particuliere collecties, ontstaan, vormgeving en collectievorming
van Nederlandse musea, verzamelingen van beeldend
kunstenaars, werken waarin bestaande voorwerpen en/of
gevonden materialen zijn opgenomen, het oeuvre van
Eijkelboom en dat van Versluis en Uyttenbroek.
Engelse tuin
N-term vast te stellen op N = 1,7. Dit resulteert in een
percentage onvoldoendes van 21% bij een gemiddeld cijfer
van 6,4.
De rapportages over examenresultaten worden met het jaar
gedetailleerder, ook voor de scholen. Zo is het mogelijk om
de resultaten naar verschillende groepen uit te splitsen. De
resultaten moeten met enig voorbehoud worden geïnterpreteerd, omdat het soms om kleine aantallen gaat.
Zo heeft negentig procent van de kandidaten tekenen als
beeldend vak gekozen. De kandidaten met deze achtergrond doen het iets beter dan het gemiddelde: 38,3 punten. De 133 kandidaten met een handenarbeid-achtergrond
doen het beduidend minder goed. Ze scoren gemiddeld
36,7 punten. Het aantal kandidaten voor textiele werkvormen is te klein om er als groep betrouwbare uitspraken
over te doen.
Dertig jaar geleden rapporteerden Folkert Haanstra en
Max van der Kamp in het kader van het Doelstellingen
Onderzoek Expressievakken dat de kunstzinnige vakken
voor het overgrote deel door meisjes werden gekozen.
Vanuit emancipatorisch oogpunt werd dat als een onwen-
14
selijke situatie beschouwd, maar in de dertig jaar daarna is
er niets veranderd: bijna 85% van de kandidaten is vrouw.
Vrouwelijke kandidaten doen het wel beter dan hun mannelijke collega’s: ze behalen gemiddeld een score van 38,6
punten tegenover een gemiddelde score van 36,2 punten
voor de mannen.
Meer dan tweederde van de kandidaten (68%) heeft
een Cultuur & Maatschappij-profiel, ze scoren gemiddeld 38 punten. De 135 kandidaten met een Economie
& Maatschappij-profiel scoren gemiddeld iets lager: 37,6
punten. Kandidaten met een Natuur & Gezondheid-profiel
(166 in totaal) behalen gemiddeld de hoogste score: 39,4
punten. De 50 kandidaten die een Natuur & Techniekprofiel hadden gekozen, scoren gemiddeld het laagst: 37,3
punten. Zoals eerder gezegd, door de kleine aantallen
kunnen er geen harde conclusies worden getrokken, maar
het is waarschijnlijk geen toeval dat leerlingen voor wie er
een premie op hun prestatie staat (Natuur & Gezondheid =
inloten voor de studie geneeskunde) gemiddeld het hoogst
scoren op dit examen. ■
Peter Hermans is toetsdeskundige bij Cito.
Magazine
De inleidende tekst verhuisde van voorkant naar binnenzijde. Het omslag kon hierdoor zodanig worden vormgegeven dat het aansloot bij het thema: het oogde zelf als een
verzameling. Op de pagina’s 2 en 3 volgde de inleidende
tekst, vergezeld van de CPE-opdracht. Op pagina 4 werd
de bouw van Het Rijksmuseum toegelicht. Pagina 5 toonde het nieuwe Instituut voor Beeld en Geluid te Hilversum.
De ideale man, een fotografisch verzamelproject van de
fotograaf Hans Eijkelboom, kwam aan bod op de pagina’s
6 en 7.
Andere informatie
Niet alles wat examenmakers onderzoeken, komt - om
welke reden dan ook - in de examens terecht. Omdat
het surplus dit jaar veel prachtig materiaal bevatte, werd
besloten deze informatie openbaar te maken en werd de
weblog www.verzameld.blogspot.com aangemaakt. Op de
evaluatievergadering op 26 mei te Utrecht bleek dat veel
docenten en kandidaten er baat bij hadden gehad. Jammer
dat niet alle docenten en kandidaten op de hoogte bleken
van het bestaan van dit blog.
De publieke omroepen zijn al enige jaren druk doende hun
uitzendingen te digitaliseren en beschikbaar te stellen aan
het onderwijs via Teleblik. Uit hun depot werd een voor
Hans Eijkelboom
15
september 2008-9
september 2008-9
dit thema relevante selectie van filmpjes gemaakt. Net als
het blog werd ook dat dossier waardevol ervaren.
Ook derden leverden materiaal: op Digischool stonden
theoretische toetsen en praktische tips, terwijl Foam te
Amsterdam workshops aanbood bij de expositie Paris-New
York-Shanghai van Hans Eijkelboom.
CPE
Het CPE had als titel Hoe verzamelingen herinneringen
worden en herinneringen verzamelingen. Op de evaluatievergadering toonden docenten zich enthousiast over deze
invalshoek. Wel bleek dat kandidaten dit jaar relatief veel
tijd nodig hadden om ‘op stoom te komen’ en/of relatief
veel tijd besteed hebben aan de oriëntatie en het beeldend
onderzoek.
Een aantal docenten toonde digitale beelden van examenwerk: ze toonden zich met recht trots. Ook dit jaar bleek
de praktische opdracht nauw aan te sluiten bij de bele-
Het Rijksmuseum architect Pierre Cuijpers
Kunstcaemer
16
vingswereld van de kandidaten. Volgens een aantal docenten voor sommige kandidaten een beetje té veel
en daardoor voor kwetsbare kandidaten een beetje bedreigend.
De vakverenigingen memoreerden de behoefte aan een
studiedag over de rol van de computer in de centrale
praktische examens voor de beeldende vakken: Wat laat je
toe? Wat niet? Hoe zit het met de controle en de authenticiteit? Wat te doen als je tweede corrector digitale middelen maar niks vindt? Docenten reageerden positief.
CSE
Het eerste tijdvak bestond uit vier blokken met Verzameld
op straat (over het werk van Eijkelboom en Versluis &
Uyttenbroek), Het Rijksmuseum toen en nu (over de
bouw, inrichting en renovatie), Een atelier van knappe
koppen (over de verzameling ‘Rembrandt’) en Schwitters.
Op dit examen scoorden de kandidaten in het algemeen
goed; met name bij het eerste en bij het laatste blok:
de gemiddelde p-waarde was .61. Het blok over het
Rijksmuseum was het moeilijkst: het kende een p-waarde
van .52, terwijl het blok over Rembrandt een p-waarde
had van .65. Het examen kende vijf gemakkelijke vragen:
de vragen 1, 2, 10, 21 en 31 hadden p-waarden van rond
of boven .80.
Er waren twee moeilijke vragen: de vragen 4 en 25, met
p-waarden van rond de .30.
Bij vraag 4 speelde waarschijnlijk de formulering een
belangrijke rol. De inleiding luidde:
‘Ná het fotograferen heeft Eijkelboom van de afzonderlijke
foto’s een eenheid gemaakt. Dat deed hij onder meer door
de foto zó te maken dat elke persoon beeldvullend werd.’
De vraag luidde: ‘Noem nog drie manieren waarop
Eijkelboom achteraf van de foto’s een eenheid maakte.’
Over het woord Ná in de inleiding en het woord achteraf
in de vraag, is waarschijnlijk heen gelezen.
Met de opdracht bij vraag 25 ‘…het nut van de tekenoefening in verband te brengen met de rol die licht en donker
spelen in het oeuvre van Rembrandt en in dat van zijn
leerlingen’ werd een lijn getrokken met de afbakening van
het thema op www.examenblad.nl.
Normering
Na de normeringsvergadering op 10 juni bleek het percentage onvoldoende voor het CSE 17% te zijn en het gemiddelde cijfer 6,3. Voor het CPE tekenen was het percentage
onvoldoende 18% en het gemiddelde cijfer 6,5, voor handenarbeid was dat 16% en eveneens een 6.5, voor textiele
werkvormen 16% en een 6,6.
Vooruitblik
Het thema voor 2009 is Proeven van kunst.
De stofbeperking voor het CSE luidt:
- Pop art
-
Design van serviezen in de negentiende en twintigste
eeuw
- Zeventiende-eeuwse genreschilderkunst en de verborgen symboliek van stillevens
- Het Laatste Avondmaal, iconografie en iconologie.
Het CPE heeft als titel Traktatie.
Ik hoop dat docenten én kandidaten met veel genoegen
en groot succes in dit thema zullen duiken. Examenmakers
hebben er in ieder geval met veel plezier aan gewerkt. Of
u van mening bent of zij daarin geslaagd zijn, verneem ik
graag weer volgend voorjaar van u. ■
Marjanne Knüppe-Hüsken is toetsdeskundige beeldende
vakken bij Cito
NFFS - 22 september
Het NFFS (Nationaal Film Festival voor Scholieren) is een filmfestival voor vo-scholieren
van 12 tot 18 jaar, van vmbo tot vwo. Op 22 september vindt het alweer voor de
vierde keer plaats. Dit jaar komen 400 deelnemende scholieren uit heel Nederland
hun eigen film presenteren, workshops volgen en ervaringen uitwisselen met filmmakers van andere scholen uit het hele land. Alle films zijn voor de festivaldag beoordeeld door een vakjury bestaande uit Johanna ter Steege, Maria Peters,
Eddy Terstall, Elske Rotteveel en Yannick van de Velde.
Programma:
10.30 - 17.00 uur: presentatie en vertoning films, 20 filmgerelateerde workshops,
bepaling publieksprijs.
19.30 - 22.00 uur: prijsuitreiking.
Belangstellende docenten die wel films maken met leerlingen, maar die nog niet met
NFFS meedoen, kunnen zich opgeven bij Dorée de Kruijk: [email protected] of
(06) 1246 9690 of via www.nffs.nl.
17
september 2008-9
september 2008-9
CPE en CSE vmbo beeldend
Een docentevaluatie
Ineke Schipper
Ook dit jaar hebben onze leerlingen vanuit het cluster-2 onderwijs aan het Amman College te Rotterdam weer
deelgenomen aan het eindexamen vmbo beeldend. Onze school maakt deel uit van de Koninklijke Auris Groep
en leidt circa 235 leerlingen op met taal-, spraak- en/of communicatieproblemen: van praktijkonderwijs inclusief het AKA-diploma - tot en met vmbo-t. En al zolang het mogelijk is, staan de beeldende vakken op de
examenlijst.
vo
Voor doven en slechthorenden en voor leerlingen voor wie
taal de nodige problemen met zich mee brengt, kan een
beeldend vak op de lijst een uitkomst zijn. Natuurlijk heeft
het vak beeldende vormgeving zijn eigen vocabulaire,
maar de beelden ondersteunen in zo’n belangrijke mate de
zeggingskracht van het werk dat leerlingen zich al doende
en vormgevend de begrippen eigen maken. Taal vormt
daardoor geen onoverkomelijke barrière, maar vraagt soms
wel om aanpassingen. Zo hebben onze leerlingen een
extra brugjaar en daarmee hebben ze voor hun lesstof de
beschikking over vijf leerjaren, waardoor de (beeld)taal
extra aandacht kan krijgen.
Werkwijze
De leerlingen zijn gewend om in ons vak thematisch
te werken volgens een ontwerpstappenplan, zoals dat
De presentatie van Reinier
Foto: Ineke Schipper
18
De presentatie van Thijs
Foto: Ineke Schipper
van hen ook verwacht wordt bij het eindexamen. Al in
de brugperiode raken zij vertrouwd met deze manier
van werken met als leidraad de methode ARTI-kort. De
praktische opdrachten passen wij zelf aan aan eventuele
actualiteit, tentoonstelling, samenwerking met andere vakken op school of andere inspiratiebronnen die passeren.
En natuurlijk aan hun eigen belevingswereld. De leerlingen
houden een werkmap bij over het proces van hun werk:
hun onderzoeken, schetsen en afbeeldingen passend bij
het thema, foto’s van eigen werk en van andere kunstenaars komen in dit portfolio.
Door de aandacht die in onze school altijd naar beeldende
vormgeving is uitgegaan en het belang dat daaraan
gehecht wordt, volgen alle leerlingen schoolbreed het
kunstvak beeldend gedurende alle leerjaren. Dit geeft de
leerlingen een brede basis en een hoop zelfvertrouwen. Als
Sumiet legt zijn herinneringen aan vorig
beeldend werk vast
Foto: Ineke Schipper
je dan ook nog na een project je werk buiten het lokaal of
buiten de school geëxposeerd ziet, voel je je steeds zelfverzekerder en meer kunstenaar. Dat is wat wij de leerlingen
graag meegeven.
CPE
En zo waren er ook dit jaar weer leerlingen die in het vijfde
leerjaar begonnen aan het CPE beeldende vakken. Na
voor de schoolonderzoeken met oude thema’s geoefend
te hebben, werd in maart het magazine met het thema
Verzameld geopend: ‘Hoe herinneringen verzamelingen
worden en verzamelingen herinneringen’. Naast het
magazine hadden de leerlingen ook de beschikking over
inspiratiebronnen op de websites www.teleblik.nl en
www.blogspot.com. Dat heb ik ervaren als een geweldige
service, al kwam deze mogelijkheid voor de voorbereidingen op het CSE aan de late kant. Geplande toetsweken en
de gebruikelijke feest- en vakantiedagen lieten nog maar
weinig gelegenheid om de leerlingen hierin te begeleiden.
Dat er plotseling herinneringen van belangrijke gebeurtenissen en/of ervaringen uit eigen leven in de verzameling
van het CPE verbeeld moesten worden, bracht het thema
voor mijn leerlingen veel dichter bij henzelf. Een goede zet!
Zij werden daarmee als het ware door het thema gegrepen.
De kandidaten vlogen met veel enthousiasme en ideeën
door hun beschikbare minuten heen. Dit jaar heeft iedereen ‘tekenen’ gekozen, maar doordat de opdracht in een
collagetechniek uitgevoerd diende te worden, werden de
werkstukken hier en daar halfruimtelijk. De herinneringen
en ervaringen varieerden van heel recent - zoals de voorbereidingen op de toelating op een vervolgopleiding tot herinneringen van langer geleden in de bergen met
gevoelens van angst en overwinning en herinneringen
uit vakanties. De leerlingen konden in deze opdracht veel
van hun gevoel kwijt. Het opgavenboekje hielp in het
arbeidsproces zowel met het structureren van de opdracht
als met de tijdbewaking. Onze leerlingen hebben hier over
het algemeen moeite mee. De uitvoering van B, C en D
(van het beeldend onderzoek t/m het voltooien van het
werkstuk) hebben we verdeeld over twee dagen. Dat zorgt
voor een intensieve betrokkenheid. De pauzemomenten
tussendoor zorgen voor het nodige ‘afstand nemen’ van
het werk. Zoals eerder gezegd vragen de auditieve of communicatieve beperkingen van onze leerlingen extra aandacht, zo ook met het verwerken van de examenopdracht.
Soms zal er ook bij het CPE voorgelezen moeten worden
of is er extra tijd aangevraagd voor de verwerking van
de opgaven. Iedere leerling krijgt individuele aandacht en
begeleiding. Onze groepen bestaan daarom uit maximaal
negen leerlingen.
Dit jaar waren de kandidaten dus in staat om vlot door te
werken en hun werk binnen de gestelde tijd af te ronden.
Eén van de leerlingen, Reinier, verwoordde zijn verwerking
van het thema als zijnde ‘confronterend’. ‘Door de emotie
te willen vasthouden moest hij ‘m loslaten in zijn werk’.
Hij kon het een plek geven. Hij was met passie, vanuit zijn
hart bezig. ‘Op deze manier kon hij de herinnering een
plaats geven en zo zichzelf verder ontplooien’. ‘Kunst is het
hebben van een vrije geest’, aldus Reinier. Hier leverde een
examenwerkstuk een mooi filosofisch gesprek op.
De beoordelingen vielen bij allen gunstig uit. De leerlingen
hebben hoge scores gehaald. Dit in samenspraak met twee
van mijn vakcollega’s.
CSE
Het CSE beeldende vakken viel de leerlingen ook niet tegen,
al kwam het mij toch vrij talig over. De vaktermen die we
daarentegen in de vragen verwachtten, bleven uit. Geen
‘aspecten van de vormgeving’ of ‘aspecten van de voorstelling’. Is dit een nieuwe opzet? Mijn leerlingen hadden
er geen problemen mee, maar het viel hen wel op. Net zo
min met het feit dat er in de examenvragen en in de bijlage
relatief weinig modern werk is gebruikt. Ook dit zien mijn
leerlingen niet als een probleem. Mijn ervaring van de afgelopen vijf leerjaren is dat moderne kunst maar moeilijk een
plaatsje verovert in hun belevingswereld. Voor mij blijft het
een uitdaging om dit te doorbreken. Daarbij oefenen wij, ter
voorbereiding op het schriftelijke werk en ter reflectie van
eigen werk en dat van anderen, met de beeldanalyses en de
beeldende begrippen. Maar natuurlijk is het het beste om
het vak aan den lijve te ondervinden en daartoe zelf kunst
te maken en elders te beschouwen. Opmerkelijk is wel dat
het eigen beeldend werk van de kandidaten er vrij modern
uitziet!
Evaluatie
En dan was er op 26 mei jongstleden te Utrecht de evaluatie
van het CSE beeldende vakken vmbo. Ik heb die voor het
eerst bezocht en vond het zeker de moeite waard. Het uitwisselen van werk van leerlingen
en van ervaringen over correctie
van schriftelijk werk leveren een
bredere kijk op het hanteren van
het examen. De kritieken en suggesties van de aanwezigen dragen
op deze manier elk jaar weer bij
aan mogelijke veranderingen in
de gehele examenopzet. Dat zal
naar mijn idee niet veel verbetering
behoeven. In de bijeenkomst is
de wens naar voren gebracht het
gebruik van www.teleblik.nl en
www.blogspot.com in een vroeger
stadium van het schooljaar mogelijk te maken.Intussen verheugen
wij ons nu al op het volgende
thema en de (smakelijke) voorbereidingen. ■
Reinier brengt zijn bevindingen onder woorden
Foto: Ineke Schipper
19
september 2008-9
september 2008-9
CSE muziek, dans en drama
vmbo 2008
Van beeldschermexamen naar volledig digitaal examen
Herjan Denissen
vo
De computer gaat een steeds grotere rol spelen bij centrale examens. De meerwaarde
van het gebruik van de computer voor examens muziek, dans en drama is evident. In
het voorjaar van 2007 vonden al op een aantal scholen met succes proefafnames plaats
van een volledig digitaal examen muziek en dans. Dit jaar kreeg dat voor muziek een
vervolg op drie scholen waar het CSE muziek vmbo 2008 volledig digitaal werd afgenomen.
In bijvoorbeeld 2005 waren dat 595 kandidaten op 61
scholen. Van een afname van het aantal eindexamenkandidaten muziek vmbo is dan ook geen sprake.
N-term
De N-term (Normeringsterm) wordt door de CEVO
bepaald op basis van de resultaten en van informatie uit
het ‘veld’, zoals informatie uit de evaluatievergadering
voor docenten, georganiseerd door de VLS. Deze evaluatievergadering voor het CSE muziek vmbo werd bezocht
door 9 docenten die van mening waren dat het een goed
examen was met een prima variatie aan muziekstukken.
Een probleem (ergernis) vormen vooral de paar vragen
waarbij de kandidaten meer dan één antwoord moeten
geven om slechts 1 scorepunt te kunnen behalen.
Door de CEVO werd bepaald dat de N-term voor dit examen muziek 0,7 was met een gemiddeld cijfer 6,3 en 16%
onvoldoende.
Ter vergelijking met voorafgaande jaren:
In dit artikel een verslag van deze digitale afname, de reguliere afname en de resultaten
van het CSE muziek, dans en drama 2008.
Reguliere beeldschermexamen muziek
Het reguliere centraal examen muziek is een beeldschermexamen met vragen en bronnen op het beeldscherm,
zoals video- en audiofragmenten, maar met een papieren
uitwerkbijlage voor het beantwoorden van de vragen. De
docent corrigeert met behulp van een correctievoorschrift,
ook op papier.
Digitalisering van examens kent veel voordelen. Door
gebruik te maken van de computer kunnen andere inhouden en vaardigheden aan de orde worden gebracht dan bij
een papieren examen. Vandaar dat in 2006 voor het eerst
het CSE muziek als beeldschermexamen werd aangeboden.
Gebruik van afbeeldingen en videofragmenten bij muziek
biedt talrijke mogelijkheden bij de examenprogrammaonderdelen Muziek en maatschappij en bij Muziek en
andere kunsten. Er wordt beter aangesloten bij de leefwereld van de leerling waardoor leerlingen dit soort examens
aantrekkelijk vinden.
Het examen vond plaats op donderdag 29 mei.
Volledig digitale examen muziek 2008
Op diezelfde datum vond op drie scholen een volledig
digitale afname van het vmbo examen muziek plaats. Dit
volledig digitale examen muziek 2008 was een examen dat
qua inhoud niet afweek van het beeldschermexamen 2008.
Het grote verschil is echter dat de kandidaat bij het volledig digitale examen de antwoorden niet meer op papier
schrijft, maar de antwoorden invoert met toetsenbord en
muis. De meerkeuzevragen worden door de computer
nagekeken. De corrector kan thuis of op school de digitaal
20
Cesuur/N-term
Gemiddeld cijfer
Percentage onvoldoendes
bewaarde antwoorden op de open vragen corrigeren via
de computer.
Naast dit grote verschil wijkt de vormgeving van het examen af. De digitale versie heeft een navigatiebalk om snel
naar een vraag te gaan en bovenin het scherm de verklankingsspeler voor dyslectische kandidaten.
De drie scholen met volledig digitale afname van het CSE
muziek vmbo waren:
Hervion College in Den Bosch met 16 kandidaten
Sint-Janslyceum in Den Bosch met 7 kandidaten
Liemers College in Didam met 12 kandidaten.
De leerlingen die meededen aan deze volledig digitale
afname, waren overwegend positief. Als vanzelfsprekend
navigeerden zij door het examen. Reacties waren bijvoorbeeld: ‘het was fijner werken dan op papier’, ‘duidelijk’,
‘helemaal super’.
Voor de correctoren zijn de ingetypte, goed leesbare antwoorden zeer prettig, maar zij moeten wel wennen aan het
nakijken via het beeldscherm. Zij willen graag ook de antwoorden uitgeprint op papier. Daarnaast verliep de digitale
correctie nog niet optimaal. Het steeds in beeld krijgen van
vraag, antwoord en bron bij de correctie werkt nog traag.
Hieraan zal komend jaar veel aandacht besteed worden,
zodat de digitale correctie bij een volgend examen muziek
vmbo beter en vooral ook sneller verloopt.
Gegevens en resultaten CSE muziek
In 2008 maakten 726 vmbo kandidaten op 65 scholen het
CSE muziek vmbo.
2006
0,9
6,4
15%
2007
0,6
6,3
15%
2008
0,7
6,3
16%
Inhoud en moeilijkheidsgraad
Zoals elk jaar bestond het CSE muziek vmbo uit negen
blokken met in totaal ongeveer 50 vragen. Binnen het
examen wordt gestreefd naar een variatie van muziek:
naast klassieke muziek en popmuziek, ook niet-westerse
muziek en bijvoorbeeld filmmuziek.
In 2008 hadden de vragen betrekking op (in volgorde van
het examen, met de gemiddelde p’-waarde van elk blok):
Blok
Muziek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Josef Strauss – Ohne sorgen
Gavin DeGraw – Follow through
J. Ph. Rameau – Danse des Sauvages
Filmmuziek Ben Hur
Eric Carmen – All by myself
W.A. Mozart – Pianoconcert K.V. 537
Buena Vista Social Club – El Carretero
S. Prokofiev – Alexander Nevsky
Bløf - Donker Hart
p’waarde
.52
.65
.61
.64
.70
.55
.75
.48
.69
De p’-waarde is een getal tussen 0 en 1 dat de moeilijkheidsgraad weergeeft. Een vraag met een p’-waarde van
bijvoorbeeld .10 is erg moeilijk, een vraag met een p’waarde van .90 is erg eenvoudig.
Vooral de blokken 1, 6, en 8 bleken lastige vragen te
bevatten:
blok 1 vraag 2: maatsoort, p’-waarde .17
blok 1 vraag 4: klankkleur, p’-waarde .28
blok 6 vraag 35: klankkleur, p’-waarde .39
blok 6 vraag 36: vormprincipe, p’-waarde .24
blok 8 vraag 44: lastig grafisch schema, p’-waarde .26
blok 8 vraag 47: klankkleur, p’-waarde .31.
Voor de meeste vragen gold een p’-waarde tussen .50 en
.70. Enkele zeer eenvoudige vragen bleken:
vraag 9: dynamisch schema, p’-waarde .91
vraag 11: bridge, p’-waarde .92
vraag 18: soort koor, p’-waarde .94
vraag 20: instrumentengroepen, p’-waarde .91
vraag 37: functie pianist, p’-waarde .92.
Enkele vragen nader bekeken
Om een indruk te krijgen van de vorm en de inhoud van
het examen zijn de schermweergaves van vier vragen
weergegeven, waarbij twee vragen in twee versies: de
beeldschermversie en de digitale versie. De vragen geven
een goed beeld van:
de lay-out van het beeldschermexamen in vergelijking
met dat van het volledig digitale examen
variatie in vraagvormen (meerkeuzevragen/open vragen)
inhoudsverschillen (muzikale aspecten, betekenis; grafische notatie, gebruik van audio, video)
moeilijkheidsgraad.
Vraag 9
Dit is een ‘drag and drop’-vraag waarbij de kandidaten op
beeldscherm een dynamisch schema moeten maken naar
aanleiding van een muziekfragment (p’-waarde .91).
Beeldschermversie (zie pag. 22): de knop ‘muziekfragment’
laat de muziekspeler verschijnen.
Digitale versie (zie pag. 22): met de vraag en het antwoordblok rechts en de bron (muziekspeler) links.
Voor dyslectische kandidaten is rechtsboven een verklankingsspeler opgenomen.
Vraag 3
Dit is een open vraag over klankkleur en vorm(schema)
naar aanleiding van een videofragment (p’-waarde .72); bij
aanklikken van de knop videofragment verschijnt rechtsonder het videofragment. (zie pag. 22)
Vraag 25
Dit is een open vraag over betekenis naar aanleiding van
een muziekfragment (p’-waarde .64). (zie pag. 22)
Vraag 44
Dit is een meerkeuzevraag over klankkleur en het volgen
grafisch schema naar aanleiding van een muziekfragment
(p’-waarde .26). Ook van deze vraag de beeldschermversie
en de digitale versie. (zie pag. 22)
21
september 2008-9
september 2008-9
CSE’s dans en drama 2008
Ook de examens dans en drama vmbo zijn beeldschermexamens met vragen
en bronnen op beeldscherm en met een papieren uitwerkbijlage voor de antwoorden en een papieren correctievoorschrift. Voor dans wordt een experiment
uitgevoerd om ook voor dit vak een volledig digitaal examen te realiseren. Het
examen dans bevat in tegenstelling tot muziek een complexe ontwerpopgave.
In dit experiment wordt geprobeerd deze ontwerpopgave digitaal vorm te
geven waarbij voor de bouwers van de applicatie vooral ook de bewaarfuncties ervan aandacht vragen. Mocht dit experiment slagen dan wordt ook voor
drama een volledig digitaal examen gerealiseerd.
Het aantal scholen dat dans en/of drama als eindexamenvak op vmbo aanbiedt,
is nog beperkt. Op diverse scholen is men echter bezig met de voorbereiding
in de onderbouw op het examenvak in de toekomst. Zo zal het aantal scholen
binnen een aantal jaren toegenomen zijn. In 2008 boden 7 scholen dans (53
kandidaten) en 10 scholen drama (120 kandidaten) aan.
Muziek vraag 3
Muziek vraag 25
Gegevens en resultaten dans
Dans vraag 1
Uit gesprekken met docenten bleek dat men het een gevarieerd en evenwichtig
examen vond met gebruik van mooie dansstukken. Het betrof:
- Jirí Kylián - Chapeau, Nederlands Dans Theater II, p’-waarde .66
- Conny Janssen - Licht, Conny Janssen Danst, p’-waarde .75
- Wies Bloemen - Hera, Danstheater AYA, p’-waarde .62.
De door de CEVO bepaalde N-term was 0,1 met een gemiddeld cijfer 6,3 en
6% onvoldoendes.
Om een indruk te krijgen van het CSE dans 2008 zijn drie beeldschermweergaves met videostill afgebeeld. Het videofragment kan tijdens het examen op
beeldscherm vergroot worden, zodat alle details goed zichtbaar zijn.
Muziek vraag 9 digitale versie
Muziek vraag 9 beeldschermversie
22
Muziek vraag 44 beeldschermversie
Muziek vraag 44 digitale versie
Vraag 1
Deze vraag gaat over Chapeau en is een betekenis-vraag (p’-waarde .92).
Antwoorden bijvoorbeeld: hoed, contrast, onverwachte, timing.
Vraag 5 en vraag 6
Ook vraag 5 gaat over Chapeau en is een danssoort-vraag (p’-waarde .51).
Antwoorden bijvoorbeeld: geïsoleerde bewegingen, bewegingen met gebogen
benen.
En ook vraag 6 heeft Chapeau als onderwerp: theatraal middel (p’-waarde .75).
Antwoord: geluid/muziek.
Vraag 34 en vraag 35
Vraag 34 gaat over Hera en is een structuur-vraag (p’-pwaarde .37).
Antwoord: herhaling.
Ook vraag 35 heeft Hera als onderwerp vraagt naar betekenis en andere kunstvorm (p’-waarde .94).
Antwoord: dans: ze stoppen; drama: ze kijken vragend, verbaasd, verrast.
Gegevens en resultaten drama
Een reactie van een docent drama tijdens de evaluatiebijeenkomst, georganiseerd door de BDD, was: ‘Zo kan een examen ook zijn; er werd gelachen!’
Inderdaad, twee van de drie blokken met vragen in het examen hadden betrekking op humorvolle fragmenten: drie versies van de commercial van LOI en
fragmenten uit de cabaretvoorstelling Tragiek van de Onderman. Het andere
blok was gebaseerd op de voorstelling Push door Made in da Shade (Precious).
Dit blok bevatte ook een ontwerpopgave waarin de kandidaten naar aanleiding
van een thema binnen de voorstelling ‘personages’ in tableau op het beeld-
Dans vraag 5 en vraag 6
Dans vraag 34 en vraag 35
23
september 2008-9
september 2008-9
scherm moesten zetten (‘drag and drop’-opdracht). Het resultaat moesten ze
vervolgens beargumenteren.
De door de CEVO bepaalde N-term was 0,2, met een gemiddeld cijfer 6,3
en 21% onvoldoendes.
Om een indruk te krijgen van het CSE drama 2008 zijn twee beelschermweergaves met in totaal vier vragen afgebeeld.
Drama vraag 23, vraag 24 en vraag 25
Vraag 23
Push (p’-waarde .79)
Antwoorden als: ze neemt veel ruimte in, haar handen zijn verkrampt.
Vraag 24
Push (p’-waarde .69)
Antwoorden als: elkaars blikken ontwijken, afstand houden, met de rug naar
elkaar toe spelen.
Vraag 25
Push (p’-waarde .80)
Antwoorden als: slechte relatie hebben, geen echt contact hebben, zich
onmachtig voelen.
Vraag 40
LOI-commercial (p’-waarde .65).
De toekomst
Muziek
Door het succesvolle verloop op drie scholen van de volledig digitale afname
van het CSE muziek vmbo 2008, krijgen in 2009 15 scholen de kans om gebruik te maken van de volledig digitale versie van het CSE 2009. 2010 zal
vervolgens een keuzejaar worden: de scholen met eindexamenkandidaten
muziek vmbo kunnen dan het beeldschermexamen met papieren uitwerkbijlage gebruiken of het volledig digitale examen met beantwoording op het
beeldscherm.
Dans en drama
Voor dans vindt in het voorjaar van 2009 op een paar scholen een proefafname plaats om vooral na te gaan of de ontwerpopgave binnen de applicatie
goed functioneert. Mocht dit experiment succesvol verlopen dan zouden ook
in 2010 de scholen met kandidaten dans en/of drama kunnen kiezen voor de
beeldschermversie of de volledig digitale versie van het CSE.
Drama vraag 40
Informatie
Het ministerie van OC en W streeft naar minder regelgeving en meer autonomie voor scholen. De examenprogramma’s vmbo zijn daarom geglobaliseerd. Ze geven meer ruimte voor eigen keuzes van scholen, vooral bij het
schoolexamen. Om te zorgen dat de eisen voor het centraal examen duidelijk
blijven, worden deze nauwkeurig omschreven. Deze beschrijving vindt u echter niet meer in de examenprogramma’s, maar in een afzonderlijke publicatie
per vak: de ‘syllabus’. Deze is vastgesteld door de CEVO.
De syllabus vmbo die voor 2008 gold, zal ook gelden voor het CSE 2009. U
treft deze syllabus aan op www.examenblad.nl.
Wilt u ter informatie de cd-rom met het CSE muziek, dans of drama vmbo
2008 ontvangen, mail dan naar [email protected] met vermelding van school, naam, adres en examen. De papieren uitwerkbijlage en het
correctievoorschrift kunt u downloaden via www.cito.nl. ■
Herjan Denissen is toetsdeskundige bij Cito en is daar vooral werkzaam voor
de centrale examens muziek, dans en drama.
24
Toekomstmuziek
Studiedag VLS, Gehrels Vereniging en O2DM op 1 november 2008
Frits Evelein
Muziekonderwijs is volop in beweging. Ontwikkelingen, uitdagende projecten, nieuwe
visies, grensverleggende multimediale concepten in de praktijk van het muziekonderwijs,
ze staan centraal op de studiedag van 1 november aanstaande. Het wordt een studiedag
met allure in het ArtEZ Conservatorium te Enschede.
Het ArtEZ Conservatorium wordt gehuisvest in het nieuwe
van Soundcheck en Muziek Weten wat je hoort) mede
Muziekkwartier. Dat is het nieuwe onderkomen voor de
Nationale Reisopera, Podium Twente, de Muziekschool
Twente, poppodium Attak en het Conservatorium. Om
deze dag te realiseren werken de VLS en de Gehrels
Vereniging samen, met medewerking van alle vakopleidingen Docent Muziek in Nederland verenigd in het platform
O2DM (Overleg Opleidingen Docent Muziek). Tevens
levert een groep sponsoren een financiële bijdrage aan
realisatie van deze dag en presenteren hun nieuwste producten op een informatiemarkt. De voorbereidingen zijn in
volle gang. In deze bijdrage geven we een overzicht van
het programma.
sponsor; Lambo (uitgever van Jukebox) medesponsor; en
het APS ‘met medewerking van’ sponsor. Hulde aan deze
sponsoren, want zonder hen is een dag van deze omvang
niet meer te organiseren! Ook zijn er verschillende podia
(muziekkwartieren) waar muziek gemaakt wordt en er
komen actieve musiceermomenten in de muziekkwartieren.
Inspirerend en uitdagend
Dit wordt een rijke dag voor het muziekonderwijs in
Nederland met veel informatie, materiaal en vooral veel
ontmoeting. Een dag om niet te missen. De meest complete en groot opgezette studiedag van de afgelopen
jaren. We verwachten veel muziekdocenten, vakleerkrachten muziek, leerkrachten en studenten uit zowel basis als
voortgezet onderwijs. Centraal staan inspirerende en uitdagende ontwikkelingen, visies, materialen en kwalitatieve
didactische ideeën voor muziek in het primair en secondair
onderwijs en ook de vakopleiding.
Informatiemarkt van onze sponsoren
Tijdens deze studiedag is er veel ontmoeting. Er zijn veel
workshops en er komt een uitgebreide informatiemarkt
met methodes, software en instrumenten. Op deze informatiemarkt tonen in ieder geval de volgende sponsoren
van deze studiedag hun producten en diensten: EPN
(uitgever van Muziek op Maat) eerste hoofdsponsor;
Malmberg (uitgever van Podium) derde hoofdsponsor;
BeatsNbits (uitgever van BeatsNbits) mede hoofdsponsor;
ThiemeMeulenhoff (uitgever van Intro en Intro voor de
bovenbouw) mede hoofdsponsor; Nijgh Versluys (uitgever
De workshops
De verschillende soorten praktische workshops van 90
minuten vinden plaats in twee rondes. Een deel hiervan is
voor het primair onderwijs, een deel voor het voortgezet
onderwijs, combinaties van beiden en het hbo. De workshops zijn ingedeeld in vier thema’s:
- Muziekonderwijs en multimedia
- Muziekdidactiek en methodiek
- Muziek in school en stad
- Musiceren.
Muziekonderwijs en multimedia
Watch That Sound (po/vo)
Dit is een filmmuziek-project, waarbij de deelnemers leren
de betekenis en de kracht van geluid bij beeld te ervaren. Een korte film wordt van een soundtrack voorzien.
Uitgangspunt is de manier waarop het verhaal van de film
ondersteund wordt met akoestisch geluid èn opnametechniek. Met de speciaal ontworpen software (bèta versie)
kan een eigen interpretatie gemaakt worden en is eenvoudig toe te passen in diverse vormen van onderwijs.
(www.watchthatsound.nl)
Virtual Music School (vo/hbo)
Multimedia maakt zijn intrede in het muziekonderwijs.
Bart Noorman, docent aan het Utrechts Conservatorium,
ontwikkelde een methode waarbij muziektheorie tastbaar
en toepasbaar wordt. In 46 filmpjes wordt glashelder hoe
25
september 2008-9
september 2008-9
muziek in elkaar zit: toonsoorten, melodie en harmonie,
spanning en ontspanning in alle lagen van de muziek,
enzovoorts. Speciaal geschreven stukken behandelen de
harmonieleer en inspireren om zelf aan de slag te gaan met
meespeel-mp3tjes. Er zijn oefenblaadjes in pdf en solfègemp3tjes om het gehoor te trainen, alles in een interface die
in een browser draait. Na een korte rondleiding gaan we
aan de slag met het onderwerp frasering. Hoe maak je een
melodie die harmonisch klopt en ook goed klinkt? We werken zingend, maar je kunt ook je instrument meenemen.
(www.virtualmusicschool.org)
methodes muziek gemaakt. Met name de werking van
meespeelmuziek heeft de laatste tijd zijn aandacht. Hoe
werkt het om leerlingen in plaats van muzikale delen op te
laten bouwen tot een groter geheel, al meteen te plaatsen
in een rijke muzikale context? Wat zijn de mogelijkheden en
beperkingen? In deze workshop wordt gewerkt met allerlei
meespeelmuziek, hoe je ze kunt maken en benutten in verschillende didactische concepten. Teven wordt van gedachten gewisseld over de voor en nadelen van het gebruik van
meespeelmuziek.
(www.didactiekwijzer.nl)
ArtEZ Musictools (vo/hbo)
Binnen het ArtEZ-Conservatorium is een digitale theorieomgeving gecreëerd onder leiding van Reinier Maliepaard:
ArtEZ Musictools. Binnen deze leeromgeving leren studenten muziektheorie en het hanteren daarvan via een digitale
leeromgeving. In deze workshop wordt dit medium op een
Muziek vanuit holistisch perspectief (vo)
Muziek is altijd in verband gebracht met mogelijkheden
voor genezing, contact, meditatie. In deze workshop werkt
Gertrude van Everdingen, hoofdvakdocent muziekdidactiek Codarts, op concrete wijze met manieren waarop klank
een weg is tot vormen van contact met je eigen gevoel, je
interactieve wijze gepresenteerd en wordt samen met de
deelnemers over de toekomst van deze manieren van werken en leren van gedachten gewisseld.
(www.artezmusictools.nl)
lichaam, je innerlijke ervaringen en ook met je omgeving
en anderen om je heen. In deze tijd van versnelling zijn
deze mogelijkheden van klank steeds belangrijker, ook in
het onderwijs. In deze workshop leer je op eenvoudige en
indringende wijze te werken met de kracht van klank voor
het leggen van verschillende soorten contact. Dit opent
mogelijkheden voor muziekdocenten om een van de grote
krachten van muziek in te zetten in het onderwijs. De
workshop wordt afgerond met het uitwisselen van visie en
inzichten over deze mogelijkheden van muziek.
Media Music (vo)
De Opleiding Media Music van het ArtEZ Conservatorium
heeft de afgelopen jaren, mede door de samenwerking
met Tom Holkenborg, alias Junky XL, een behoorlijke faam
opgebouwd. In een workshop in de studio’s van deze
opleiding wordt door de deelnemers een kleine opdracht
uitgewerkt en meteen op het internet gepubliceerd. Een
presentatie van mogelijkheden en producties van de opleiding gaat aan deze workshop vooraf. Dit is niet alleen luisteren, maar ook kijken naar de toekomstmuziek.
(www.artez-conservatorium.nl/opleidingen)
Bandworkstations (vo)
Wie kent het probleem niet? Leerlingen willen in een
band spelen maar je hebt er (nog) geen ruimte voor. Peter
Gheysen, docent muziek vo te Leiden, kent dit probleem en
heeft dit opgelost door het ontwikkelen van bandworkstations. Een bandworkstation is een versterker-mengpaneel
met maximaal 6 koptelefoons en ingangen voor keyboard,
elektrisch drums, elektrische gitaar, basgitaar, microfoon en
mp3-speler. Zo kunnen groepen van maximaal 6 leerlingen
muziek maken in een ruimte zonder dat andere teams daar
last van hebben. Door het koppelen van een mp3-speler
kan gebruik worden gemaakt van meespeelmuziek waardoor er een duidelijke en aanstekelijke muzikale context kan
worden gebruikt waarop de leerlingen kunnen meeliften.
Foto: Ronald Knapp
26
David
Muziekdidactiek en methodiek
Meespeelmuziek (vo)
Rob van den Berg, hoofdvakdocent muziekdidactiek
Maastricht en componist van filmmuziek, heeft voor diverse
Luisteren en klankbeleving (po/vo)
Deze workshop, gegeven door Fenneken Francken, docent
opleiding Docent Muziek Hogeschool Helicon te Zeist, staat
in het teken van het verdiepen van luisteren en klankbeleving en vrij muzikaal spel. Centraal staat het contact maken
met een onhoorbaar leven ‘tussen’ de tonen. Dit gaat
verder dan de creatieve muzikale ordening van verschillende klanken. In de workshop wordt gewerkt met speciaal
klinkende instrumenten uit verschillende houtsoorten en
metalen, handgemaakt door instrumentenbouwer en beeldhouwer Manfred Bleffert (www.manfred-bleffert.net). Deze
worden gebruikt in spel, beweging en met de stem, op
zoek naar essentiële muzikale kwaliteiten. Deze benadering
is zowel bruikbaar voor het werk met kinderen, jongeren
en volwassenen bij improvisatie en als muzikale kunst. Zie
ook in deze Kunstzone op de pagina’s 31 en 32 het artikel
Klankimprovisaties.
Coöperatief leren in muziek (po/vo)
Coöperatief leren in muziek is een uitdaging in deze
tijd. Hoe kun je het optimale uit muzikale leerprocessen halen door leerlingen in teams te laten werken? Frits
Evelein, hoofdvakdocent muziekdidactiek aan Codarts en
Universiteit Utrecht, schrijft een serie boeken over coöperatief leren in muziek in het primair en secondair onderwijs. In
deze workshop wordt ingegaan op het gebruik van coöperatief leren in het muziekonderwijs. Na enige concrete activiteiten wordt gereflecteerd over praktische mogelijkheden
van coöperatief leren in muziek.
(www.musiceducation.nl en www.music-flow.eu)
Omgaan met het notenschrift (vo)
Hoe leer je notenschrift op een goed manier aan? Dirk
Kaandorp, muziekdocent vo te Nieuw-Vennep, heeft zich
hierin verdiept en in zijn lespraktijk verschillende benaderingen uitgewerkt voor het aanleren van het notenschrift
op een speelse en praktische wijze. Het ontwikkelen van
het klankvoorstellingsvermogen is hierbij belangrijk. Deze
workshop laat je kennismaken met verschillende mogelijkheden en biedt een gelegenheid om met collega’s ervaringen uit te wisselen over het op inspirerende wijze omgaan
met het notenschrift.
Orthopedagogische aspecten in muziekonderwijs (po/vo)
In het onderwijs zijn steeds meer leerlingen met allerlei diagnoses zoals ADHD en vormen van autisme. De
muziekdocent moet ook daarmee kunnen omgaan wat
lang niet altijd gemakkelijk is. In de opleidingen Docent
Muziek is daar steeds meer aandacht voor. Conservatorium
Enschede geeft daarvoor voor zowel de studenten van de
opleiding Muziektherapie en de opleiding Docent Muziek
de cursus OrthoPedagogische MuziekDocent, afgekort
OPMD. Praktijkvoorbeelden, cases van deelnemers en
informatie uit de opleiding komen in deze praktijkgerichte
bijeenkomst aan de orde.
(www.artez-conservatorium.nl/opleidingen)
Muziek zonder noten (po)
Telkens weer passen en meten, schaven en polijsten. Zo
ervaart een groep spelers muzikale leerprocessen van binnenuit, met elkaar, met het grootste plezier. Een leerproces
als het leren en beleven van muziek in ruimste zin. Muziek
zonder noten gaat over muziek maken en communiceren:
- de groep en de leider bepalen samen alle muzikale
input en output;
- de inzet van alle verschillen in culturele context, ervaring en niveau;
- de mogelijkheden voor drama, dans, literatuur, beeldende kunsten en media om hierbij aan te sluiten zoals
bijvoorbeeld ook gebeurt in ‘community arts’.
Hanno Tomassen (veelgevraagd docent, componist/arrangeur, geeft muziekworkshops aan ongeschoolde, muzikaal
getalenteerde jongeren en conservatoriumstudenten en
docenten van het Utrechts Centrum voor de Kunsten
(UCK) gebaseerd op de projecten van de Guildhall School
of Music and Drama) geeft deze workshop.
Fysiek en stem (po)
De stem is onlosmakelijk gekoppeld aan het lichaam.
Contact met je lichaam, adem, houding, beweging, een
geheel aan lichamelijke ervaring maakt deel uit van werken
met de stem en zingen. Deze workshop geeft inzicht in het
krijgen van een goede fysiek onder de stem. Concentratie-,
focus-, energie- en presentatie-oefeningen wisselen elkaar
in een snel en speels tempo af. Op de vraag ‘hoe creëer
ik een groep die met een goede fysiek beter gaat zingen,
daardoor beter gaat uitvoeren en beter samenwerkt?’
komt antwoord. Panda van Proosdij (docent dans Codarts
Muziektheater, geeft workshops in binnen- en buitenland
in ‘Stem & Fysiek’) geeft deze workshop.
(www.pandance.nl)
Foto: René Meeuws
Het zingen van kinderen tussen 0 en 6 jaar (po)
In deze workshop wordt de aandacht gericht op de ontwikkeling van het zingen van kinderen tussen 0 en 6 jaar.
Er zal met concrete voorbeelden en eraringen worden
gewerkt. Het belang van zingen voor deze leeftijdsgroepen
is erg groot. Inzicht in de ontwikkeling en het stimuleren
van het zingen is daarom van belang. Deze workshop
wordt verzorgd door José Retra en Magré van Gestel.
Peuters en kleuters en het Piramide-project van CITO (po)
Deze workshop richt zich op de voorschoolse ontwikkeling van kinderen. Marjanka van Maurik en Marijke Albers
gaan in op concrete methoden en voorbeelden van het
werken met heel jongen kinderen.
Muziek in school en stad
Muziekdocent als manager van de muziekcultuur (vo)
Marco van ’t Hoff (muziekdocent vo) werkt op een
27
september 2008-9
september 2008-9
school met een bloeiende muziekcultuur. Een goedlopend
eindexamentraject, koren, ensembles, podiumavonden,
theaterprojecten, muziek- en cultuurreizen, uitwisselingen,
enzovoorts. In deze workshop staat de vraag centraal wat
het betekent voor een muziekdocent om een bloeiende
muziekcultuur op een school te stimuleren. Wat doe je wel
en wat niet? Wat betekent het concreet voor je docentschap en voor je muzieklessen? Zie ook in Kunstzone
7/8-2008 op de pagina’s 28 en 29 het artikel Kom op de
Cultuurclub!.
Muziek in school, wijk en stad (po/vo)
Scholen worden in toenemende mate betrokken bij projecten in de eigen woonomgeving waarbij samen kunst wordt
gemaakt. Niet alleen kwalitatief goede kunst, waaronder
muziek, is het doel, maar ook het opbouwen van duurzame banden in de buurt. In deze actieve workshop worden voorbeelden gegeven van projecten en de opzet en
uitvoering daarvan die onder andere in het kader van de
bouw van het Muziekkwartier te Enschede zijn uitgevoerd.
Ook wordt met de deelnemers van gedachten gewisseld
over de mogelijkheden van muziek in de school in relatie
tot de wijk of de stad.
Leergebied Kunst & Cultuur (vo)
Het Leergebied Kunst & Cultuur lijkt op veel scholen nog
toekomstmuziek. Hoe je vanuit het vak muziek met andere
disciplines kunt samenwerken en een meerwaarde uit
dit leergebied kunt halen binnen po en vo laten Diederik
Schönau, Frans Haverkort en Charlotte Appels van de
Interfaculteit voor Kunsteducatie van ArtEZ zien.
Onderzoek naar muziek en jonge kinderen (po)
Onderzoek in muzikale leerprocessen laten tot op heden
zien hoe complex en moeilijk te bevatten muzikale leerprocessen zijn. Tevens wordt ook duidelijk dat muziek een
grote invloed heeft op de ontwikkeling van jonge kinderen. Het vergroten van inzicht hierin is dus van belang om
ook voor de ontwikkeling van kinderen de juiste vormen te
vinden en te begrijpen waarom die goed zijn.
Muziekmotievatie door competentie, relatie en autonomie
Deze workshop wordt verzorg door het APS. We onderzoeken hoe de drie basisbehoeftes - relatie, competentie
en autonomie - werken. Deze vormen de basis voor een
pedagogische visie die gebaseerd is op ontwikkeling, groei
en zingeving. Muziekonderwijs kan hieraan veel bijdragen,
omdat samen muziek maken diepe positieve effecten heeft
op mensen. Toch blijkt het in de dagelijkse muzieklespraktijk moeilijk om bij leerlingen deze drie basisbehoeften te
helpen vervullen. Hoe wordt je je hier als docent meer van
bewust en hoe kun je hier effectief mee omgaan, zijn vragen die aan de orde komen.
28
Musiceren
Human Beatbox (vo)
Human Beatbox is al vanaf de jaren tachtig een eenvoudig
klinkende, maar lastig te realiseren muzikale begeleidingsvorm die bij jongeren stevig in de belangstelling staat. Een
ervaren beatboxer leert in een workshop elementaire beats
aan, waarop de deelnemers hun eigen tests en variaties
kunnen maken.
Close Harmony (vo)
In deze workshop wordt gemusiceerd en wel met een pakkend en aansprekend close harmony-repertoire. Dit is een
praktische en inspirerende workshop met veel bruikbare
pop- en close harmony-stukken die in het vo in de klas
bruikbaar zijn.
World Music Box en Boomwhackers in de klas (po/vo)
Muziek die kinderen zonder enige studie of voorbereiding
kunnen spelen. Geen instructies, geen training en zonder
uitleg. De World Music Box boort muzikale talenten aan
en maakt het kind en de jong volwassene weerbaar. Dat
is het doel van de World Music Box opgericht in 2003 en
sindsdien in veel landen werkzaam met muziekonderricht
en workshops op scholen, opvangcentra, wijkaccommodaties, op straat. Ook boomwhackers veroveren hun plek in
het muziekonderwijs. YouTube staat vol met uitdagende,
motiverende films waarin wordt gemusiceerd (vaak ook
spectaculair en virtuoos te noemen) met deze gestemde
pvc-buizen. De mogelijke werkvormen voor het basisonderwijs worden in deze workshop onder leiding van Bas
Meijdert op praktische wijze verkend.
(http://worldmusicbox.web-log.nl)
Samba (po/vo)
De Sambaklas is een begrip, Samba biedt veel goede
toepassingsmogelijkheden voor muziekonderwijs in groepen zowel in po als vo. Samba is een ritmisch samenspel
met prachtige swingende vormen, breaks, gelaagdheden
en improvisaties. Dit wordt een workshop waar stevig
swingend getrommeld gaat worden. Tevens zal er met de
deelnemers gewerkt worden aan de mogelijkheden van
de sambaklas, namelijk het samenspelen in samba muziek,
ook toe te passen in diverse vormen van onderwijs.
muzikanten bij educatieve muziekprojecten) verzorgt deze
workshop.
Interpretatie van het kinderlied (po)
Winanda van Vliet, zangeres en zangdocente aan het
Rotterdams Conservatorium (www.winanda.nl), geeft
deze inspirerende workshop waarbij het kinderlied centraal
staat. Kinderliederen herbergen een wereld aan ervaringen,
beelden, expressie en muzikale zeggingskracht. Hoe kun je
met kinderen dit optimaal tot leven laten komen? In deze
praktische workshop wordt gewerkt met een liedrepertoire
en veel voorbeelden die direct toepasbaar zijn in de lespraktijk.
Multiple Voices (po)
Multiple Voices staat sinds de oprichting onder de artistieke leiding van Lucy Oude Elferink (docente piano en
koordirigent aan Muziekschool Twente). Met workshops
stimuleert ze kinderkoordirigenten in het land. Voor de
manier waarop zij klassieke muziek onder de jeugd brengt,
ontving zij de Rinus Luttikhuis Prijs. In de workshop zal ze
samen met (een deel van) Multiple Voices diverse aspecten
van haar manier van werken belichten waaronder stemvorming, repertoire-opbouw, repetetitietechniek. Dat alles
vanuit één grondprincipe: plezier in muziek!
Het programma
De studiedag in het ArtEZ Conservatorium Enschede,
het Muziekcentrum Enschede en het nog te openen
Muziekkwartier kenmerkt zich tevens door veel muzikale
activiteiten en presentaties op verschillende locaties. Ook
zal er een uitgebreide informatiemarkt zijn waar methodes, instrumenten, multimedia ontwikkelingen worden
getoond.
Om ook voor mensen die van ver komen deze dag qua
reistijd haalbaar te maken, beginnen we om 11 uur.
De dagindeling is als volgt:
10.30 - 11.00 uur: Ontvangst
11.00 - 11.45 uur: Opening
11.45 - 13.15 uur: Workshopronde 1
13.15 - 14.30 uur: Lunchpauze, ontmoeting en
uitgebreide infomarkt
14.30 - 14.50 uur: Muziekkwartier 1
15.00 - 16.30 uur: Workshopronde 2
16.45 - 17.00 uur: Afronding
17.00 - 17.30 uur: Borrel, uitgebreide infomarkt en
Muziekkwartier 2.
Kosten en inschrijving
Deelname aan deze dag kost:
- Leden VLS of Gehrels Vereniging € 100,-- Niet-leden VLS of Gehrels Vereniging € 150,-- Studentleden VLS of Gehrels Vereniging € 20,-- Studenten (geen lid van VLS of Gehrels Vereniging)
€ 60,-Voor leerkrachten en docenten geldt het deelnemen aan
deze dag als nascholing. Uw school heeft een budget
voor nascholing waarvan u voor deelname aan deze dag
gebruik kunt maken. Mocht uw school uw deelname niet
vergoeden, dan is deelname aan deze dag fiscaal aftrekbaar als professionalisering.
U kunt zich inschrijven voor deze dag via de websites van
de VLS op www.vls-cmhf.nl en de website van de Gehrels
Vereniging op www.gehrelsmuziekeducatie.nl en via flyers
die binnenkort verspreid gaan worden onder leden van de
VLS en de Gehrels Vereniging en op scholen. Reserveert u
deze dag in uw agenda.
Foto: René Meeuws
Contactpersonen
Contactpersonen voor deze dag zijn:
- Frits Evelein (namens VLS en O2DM);
- Leo Aussems (namens de Gehrels Vereniging);
- Ab Sandbrink (namens O2DM en ArtEZ
Conservatorium). ■
Foto’s: Marco van ‘t Hoff
Darbuka’s in de klas (po)
De darbuka is een oriëntaalse trommel die ideaal is om in
het onderwijs te gebruiken. Met een hele groep kunnen
ritmes worden gespeeld die door middel van call-response
worden aangeleerd. Hierbij gaat het om non-verbaal lesgeven in een doorgaande beat. In deze workshop ervaar
je zelf dat je snel tot muzikaal goedklinkende resultaten
kunt komen. Het enige wat je nodig hebt, is de ritmische
groove. So let’s hit it! Maartje Stuulen (muzikant/docent
in po en speciaal basisonderwijs, coacht leerkrachten en
29
september 2008-9
september 2008-9
Belevingswereld
PLEZIER
Klankimprovisaties
Met nieuw ontwikkelde instrumenten
Job ter Steege
Fenneken Francken
Heel lang geleden keek ik met ontzag naar eenieder die met muziek geld verdiende. Dat gold zelfs de
vo/hbo
Het vak Muziekfenomenen en improvisatie wordt op de Opleiding docent muziek van
conciërges van het Amsterdamsch Conservatorium die in de zestiger jaren nog een heus uniform droegen. Met
Hogeschool Helicon gedurende vier jaar gegeven. Uitgangspunt is dat in ieder mens een
indrukwekkende banden om de mouwen, glimmende knopen en breed makende epauletten.
musicus leeft. En dat door het oefenen van vrij muzikaal spel deze muzikaliteit, die er al
De eerste dagen dat ik op het conservatorium rondliep,
leken zij mij piloten die als late roeping dirigent van het
Koninklijk Concertgebouw Orkest zouden worden. In
afwachting van deze belangrijke functie verkochten zij
koffie en gevulde koeken in de kantine van het conservatorium.
Want zo zat de wereld toen nog in elkaar. Men keek op
tegen het hogere onbekende. Ook al wist men beter.
Ik kom uit een echte dominee-familie. Mijn vader was
dominee en praktisch al mijn ooms van zowel vaders als
moeders zijde waren predikant. Ik zag derhalve dat veel
gelovigen vaak kruiperig en slijmend hoog tegen een
dominee opkeken. Ze moesten eens weten. Zo gaf onze
Indische hulp, toen mijn vader eens iets van de grond
opraapte, hem een klinkende klap op de pastorale billen.
Woedend richtte dominee ter Steege zich op, maar onze
gedienstige allochtoon avant la lettre had haar verhaaltje
al klaar: ‘In Indië zeggen we altijd: als ’t broekje gespannen staat, een gek die er niet op slaat.’ Omdat ook mijn
moeder de humor ervan inzag, slikte mijn vader alles in en
vertrok naar z’n studeerkamer om de preek van zondag
voor te bereiden.
Ik was 6 jaar toen ik dit tafereeltje gade sloeg, maar kennelijk nog te jong om te beseffen dat elke sterveling, hoe
hoog ook geplaatst, zijn of haar vernederingen kent. Ik
weet nu zeker dat de paus, de koningin of de dirigent van
het KCO bij gelegenheid in mensonterende omstandigheden verkeren en in die positie liever niet als favoriet op
YouTube zouden willen kunnen worden aangeklikt. Weet
u nog wat een hulpwerkwoord is?
*Job ter Steege gaf van
1985 tot 1995 onderwijskunde aan het Sweelinck
Conservatorium te
Amsterdam.
30
Bescheidenheid is een schone kunst. Je moet oppassen
niet te hoog van de toren te blazen. Ik lees wel eens
fanfaregeschetter als zouden bij voldoende muzieklessen
alle Nederlandse kinderen naar het gymnasium kunnen.
Muziek maakt slim, lees je dan. En voor mijn part ook
het omgedraaide: slim maakt muziek. Maar nooit heeft
iemand mij kunnen uitleggen hoe het komt dat die vele
a-muzikale stumpers toch belangrijke diploma’s behalen en
het universitair heel ver te schoppen. Want werkelijk, zo
bijzonder muzikaal heb ik de meeste van mijn klasgenoten
op het gymnasium niet gevonden. Sterker, juist die nietmuzikale klasgenoten kregen later de mooiste baantjes,
terwijl ik…
Als leerlingen van 2-gymnasium er achter komen dat ik
ook gymnasium deed, is steevast de vraag wat er is misgegaan.
Ja, wat bezielt iemand om tientallen jaren voor de klas
te staan om muziek te geven. Dat doe je toch niet alleen
voor het geld? Of doe je het om wat je op toelatingsexamens van kandidaten hoort als je ze naar hun motivatie
vraagt om te opteren voor een lerarenopleiding muziek.
‘Het lijkt me fantastisch om kinderen plezier in muziek
te geven’, zeggen aanstormende studenten in het beste
geval.
Een antwoord waarbij het mij altijd moeite kost om de
ogen droog te houden. Maar ik realiseer me dan tegelijkertijd dat dit toch niet het enige kan zijn. Dat houd je
geen tientallen jaren vol. Ook niet voor het geld. Er moet
meer zijn om zonder zorgen jarenlang muziekles te geven.
Wel, dat is het geval als je leerlingen zo lesgeeft dat zij
voor jou een klankbord zijn in je muzikale belevingswereld.
Dat leerlingen wat zij aangeleerd krijgen, terugstralen naar
de docent. Laat ik het zo zeggen, wat zou het mooi zijn
als iemand aan het begin van zijn carrière als muziekdocent zegt: ‘Het lijkt me fantastisch om muzikaal plezier aan
kinderen te beleven.’
Aan deze wens is wel een voorwaarde verbonden.
Namelijk dat voorop zal moeten staan dat het fantastisch
lijkt om plezier aan kinderen te beleven. En daarna volgt
dan het muzikale plezier aan kinderen. Eerst komen de
leerlingen, dan komt het vak (en op de honderdste plaats
of verder: het nieuwe leren, het studiehuis, competentiegericht leren en meer van dat achterlijk onderwijskundig
gezwam*).
Wie dat lukt, zal het lang met plezier volhouden. ■
is, in het doen en ervaren tevoorschijn wordt gelokt. Voor een evenwichtige lichamelijke,
emotionele, cognitieve en sociale ontwikkeling, is het wekken en voeden van deze muzikale mens een voorwaarde.
Is het niet zo, dat we, om met vertrouwen en levenslust
ons leven vorm te geven, eigenlijk levenskunstenaar zouden willen zijn? De realiteit werkelijk waarnemen - ook je
eigen realiteit - en daar scheppend mee om kunnen gaan,
is voorwaarde voor innerlijke autonomie en voor samenwerken met anderen. En open zijn voor het onverwachte
dat zich aandient op het moment. Voor deze levenskunst is
van een berk? Hun vorm en gestalte zijn heel verschillend.
Daaraan herkennen we meteen een heel ander ‘iemand’.
Het oog rust op de oppervlakte van de dingen, het kan
ook bedrogen worden. Als je wilt weten of een stuk hout
echt is of namaak, dan tik je erop. In het klinken openbaart
zich iets van het innerlijk. Kun je nu ook uiterlijk exact worden in je waarneming? Hoe is de verhouding van licht en
de muziek een ware leermeester!
donker, van warm en koud, van snelheid van de klankbeweging, enzovoorts, bij de een en bij de ander? Hoe meer
je zintuigen waarnemen, hoe rijker je gevoelsleven daarop
van binnenuit kan antwoorden. Wat voor beelden roept
de ene klank bij je op en welke beelden de andere? Wat
voor gevoel? Uiteindelijk kun je volgens deze ‘kunstzinnigfenomenologische’ benadering alle muzikale middelen, of
elementen, beter leren kennen en onderzoeken. Tonen en
intervallen, verschillende ritmes, enzovoorts, hebben zeer
uitgesproken verschillende kwaliteiten. Bij het improviseren
zelf, vergeet je dit onderzoek. Dan ben je helemaal in de
beleving van het moment. Het komt er dan op aan vanuit
het luisteren scheppend te zijn.
Bij iedere vorm van musiceren staan altijd twee verschillende activiteiten in een verhouding tot elkaar: waarnemen
en doen, luisteren en spelen. Bij het waarnemen heb je
aanvankelijk een ontvangende houding. Er is een gegeven
dat je waarneemt, bijvoorbeeld wolken aan de hemel,
of in het geval van de muziek, een klank, een toon, een
muzikale beweging. Je bent op het eerste gezicht passief.
Bij het doen, bij het spelen, breng je zelf iets tevoorschijn,
je schenkt iets, je brengt tonen voort op je instrument of
je zingt. Je bent actief. Als je deze activiteiten op zichzelf
bekijkt, waarnemen en doen, zijn ze aan elkaar tegengesteld. Hoe ‘muzikaler’ er echter gespeeld wordt, hoe meer
deze twee houdingen elkaar doordringen. Het luisteren
wordt steeds actiever en het spelen steeds meer luisterend.
Er zijn veel verschillende manieren van luisteren. Het voert
hier te ver daarop in te gaan. Voor het vrij laten ontstaan
van muziek op het moment, is het je kunnen inleven in wat
je hoort, essentieel. Dan kun je gaan spelen vanuit dat wat
er klinkt, dan spreken de materialen, de instrumenten, de
tonen, intervallen, bewegingen, samenklanken, enzovoorts,
zelf mee. Daartoe word je eerst zelf innerlijk stil en je luistert zo, dat hetgeen dat klinkt, zich uit kan spreken.
Je kunt dat al gaan oefenen en onderzoeken met eenvoudige klanken. Hoe klinkt eigenlijk het hout van een eik of
Gebouw Hogeschool
Helicon
Bij het muzikaal oefenen ben je natuurlijk helemaal op de
muziek gericht. Je wilt goed en doorleefd muziek maken
met elkaar. Dan kun je achteraf vaststellen dat je, ongemerkt, ook aan menselijke vermogens hebt gewerkt. Al in
het beoefenen van het ‘vrije klankspel vanuit het luisteren’
met kinderen: luisteren, spelend scheppend zijn, tegenwoordigheid van geest, nemen van initiatief, afwachten
en volgen, kunnen zwijgen, geduld, moed, ‘waarnemen,
herinneren en beschrijven’, samenwerken, om maar het
een en ander te noemen. En dit alles gedragen door gezamenlijke speelvreugd en geraakt door de schoonheid of
vitaliteit van de muziek. Iedere leeftijdsfase vraagt om een
andere aanpak. Bij kleine kinderen is muziek bijvoorbeeld
31
september 2008-9
september 2008-9
nog helemaal verbonden met beweging. Pas na het achtste of negende jaar wordt de muziek als innerlijke beweging ervaarbaar en kun je erbij stilzitten. Het voert hier te
ver op de achtergronden van de vrije schoolpedagogie en
de verschillende leeftijdsfasen zoals daar gehanteerd verder
in te gaan.
Het spreekt voor zich dat het oefenen van improviseren
van grote invloed is, ook op het begrijpen en spelen van
gecomponeerde muziek.
De eerste twee jaar van de opleiding wordt vooral gewerkt
met groepsimprovisaties, spel en beweging, met nieuwe,
handgemaakte instrumenten die op een intense manier het
luisteren wekken en zeer geschikt zijn voor groepsimprovisatie, en met de zangstem. Zowel voor de eigen ontwikkeling van de studenten als gericht op muziek met groepen
kinderen en groepen volwassenen. Er wordt onderzoek
gedaan naar de zintuigen, en hun onderlinge samenhang
bij het luisteren, en naar de ontwikkeling en verdieping
van het waarnemen. Het derde jaar wordt verder gewerkt
aan improviseren als kunst. Nu ook met de gangbare
instrumenten en de zangstem en ook vanuit thema’s van
de eigentijdse klassieke muziek, zoals tonaliteit en atonaliteit, stilte, omgaan met de enkele toon, cluster, symmetrie
en asymmetrie, unisono, polyfonie, vrij metamorfoserende
klankstroom, diversiteit van vorm, enzovoorts. Het vierde
jaar staat in het teken van de afsluiting: vrij muzikaal spel
in het werken met groepen kinderen of volwassenen, en
het voorbereiden en ten gehore brengen van een eigen
muzikale presentatie van geïmproviseerde muziek.
In onze samenleving worden wij onophoudelijk bestookt
door een overdaad aan akoestische en virtuele prikkels.
Een economie gebaseerd op presteren en concurreren
onder een steeds hoger opgevoerde tijdsdruk blijft niet
zonder gevolgen. Het toenemen van concentratiestoornissen bij kinderen, van het aantal kinderen met ADHD en
bij volwassenen van burn-out, depressie, gevoelens van
isolement en levensangst zijn mede aan genoemde invloeden te wijten. Onder deze omstandigheden is er voor het
muziekonderwijs een veel ruimere taak weggelegd dan
voorheen.
Juist het omgaan met muziek geeft het kind of de volwassene zijn eigen innerlijke ruimte weer terug die hem door
de civilisatiestress was ontglipt en brengt hem tot zijn
eigen centrum: een vrije, stille ruimte waarin waarnemen
en denken geordend worden, verbonden met het eigen
gevoel en waar de kracht is zelfstandig een besluit te
nemen. Bij het samen oefenend musiceren is het individu
opgenomen in een groter geheel en creëert samen met
anderen een levende, klinkende vorm. Vreugde, vitaliteit
en het vertrouwen met anderen te kunnen samenwerken,
worden gewekt. ■
Fenneken Francken is violist en docent aan de muziekopleiding en de euritmieopleiding van Hogeschool Helicon
en aan de Academie voor Sociale Kunst te Leiden en was
jarenlang muzieklerares aan de vrije school. Ze heeft een
vioollespraktijk, geeft workshops en cursussen en concerteert met verschillende ensembles voor experimentele,
geïmproviseerde muziek en klassieke muziek.
Bereikbaarheid helpdesk IRP voor vakbondsleden
32
Vier middagen en twee avonden
is de VLBV-helpdesk telefonisch
bereikbaar en vier middagen en
twee avonden de VLS-helpdesk.
Voor algemene vragen kunt u op
genoemde tijden bij beide helpdesks
terecht: Hoe zit het met mijn fpu?,
Is mijn taakinvulling wel juist? Ik
heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoorts.
Voor specifieke vragen die u als
leraar beeldende vakken of als
leraar muziek aangaan, kunt u het
VLBV-Rechtspositie
Arnold Mullink
De Beuk 9
6941 ZA DIDAM
VLS-Rechtspositie
Amir Pool
Kluppelshuizenweg 32
7608 RL ALMELO
t (0316) 294346
f (0316) 294347
e [email protected]
t (023) 5478832
f (0546) 492836
e [email protected]
Telefonisch spreekuur bij zowel VLBV als VLS
op maandag- t/m donderdagmiddag
van 14.00 tot 16.30 uur
Het VLS-nummer is op woensdagen donderdagavond van 19.30 tot 20.30 uur
bereikbaar.
beste contact zoeken op de tijden
dat de VLBV- respectievelijk de
VLS-helpdesk bereikbaar is.
Het VLBV-nummer is op maandag- en
dinsdagavond van 19.30 tot 20.30 uur
bereikbaar.
Bij afwezigheid het antwoordapparaat
inspreken en u wordt zo spoedig mogelijk
teruggebeld.
Radio Afrika door Samba Salad
Anneloes Vermeulen-Teebaal
po
Samba Salad is een internationaal gezelschap van musici, theatermakers en kunstenaars.
Sinds 1978 maakt zij werelds muziektheater, concerten, cd’s en boeken voor kinderen en
familie. Herman Link en Rita Iny zijn de drijvende krachten achter deze groep. Zij geven met
z’n tweeën de workshops op de scholen. Radio Afrika is een workshop in de vorm van
een hoorspel, waarbij de kinderen een verhaal als het ware illustreren met muziek.
De beschrijving van deze workshop is tot stand gekomen
na het bijwonen van de workshop op OBS De Keerkring
te Schagen, een Jenaplanschool, en na een gesprek met
Herman Link en Rita Iny van Samba Salad en met Alie
Vrieling, leerkracht van OBS De Keerkring.
jouw eigen instrument te luisteren. Je mond heb je dus niet
nodig. Hiermee is meteen een regel uitgelegd die de rest
van de voorstelling geldt: praten tijdens het muziek maken
mag niet.
Het project
In Radio Afrika wordt het verhaal opgeluisterd met
muziekinstrumenten. Rita Iny en Herman Link vertellen
het verhaal en bespelen verschillende instrumenten. De
kinderen uit groep 3, 4 en 5 vormen het ‘orkest’ en krijgen
ieder een eigen muzikale rol in het verhaal. De volgende
aspecten komen in de workshop aan bod:
Muziek maken met je eigen lichaam: handen klappen
en zingen;
Het verschil tussen hoog en laag, hard en zacht;
Ritme;
Speciale effecten (sfeer);
Goed luisteren naar elkaar en goed kijken naar de dirigent;
Achtergrondinformatie over de herkomst van de verschillende (slag)instrumenten.
Rita legt uit dat je een ritme niet hoeft te tellen: het is
gewoon een liedje dat je in je hoofd hebt. Ze ‘trommelt’
een liedje. Het verschil tussen hoog en laag wordt uitgelegd aan de hand van trommels en handen: als je een vel
over een trommel sterk aanspant, wordt de klank hoger, zo
ook met je handen: als je de handen strekt, klink het klappen hoger, maak je de handen hol, dan klinkt het lager.
Grote trommels klinken weer lager dan kleine trommels.
De kinderen krijgen elk één instrument uitgedeeld, een
shaker of een trommel. De shakers (dit zijn schudinstrumenten) spelen de klok (1-2-3-4) en de trommels spelen
een liedje (lang-lang-kort-kort-lang). De kinderen met de
shakers gaan er nu ook bij zingen. Zij imiteren wat Rita
en Herman zingen. Vervolgens krijgt iedereen een tweede
instrument. Herman visualiseert hoe een aardbeving van
zacht naar hard vorm krijgt met behulp van slaginstrumenten: Als de aarde in de verte rommelt, gaat hij op zijn
knieën zitten, al luider wordend komt hij nu omhoog.
De workshop
In het speellokaal van OBS De Keerkring staat een uitnodigende hoeveelheid aan slaginstrumenten klaar. Een groep
van ruim 20 kinderen stroomt binnen. Herman weet de
groep meteen mee te krijgen. Allereerst wordt er een liedje
gezongen, de kinderen doen enthousiast mee. Alie: ‘Het is
bewonderenswaardig dat de kinderen in een vreemde taal
ongeoefend meteen mee kunnen zingen!’
Herman en Rita leggen de kinderen uit dat je ogen en oren
nodig hebt om samen (in een orkest) muziek te maken.
Ogen om te kijken naar de dirigent die aanwijzingen geeft
hoe je iets moet spelen en oren om goed naar elkaar en
Dat je met instrumenten speciale effecten kunt bereiken,
boeit de kinderen enorm. De kinderen mogen met de ogen
dicht raden naar de betekenis van bepaalde geluiden: een
grote schaal, bespannen met een vel waarop kleine balletjes langzaam van de ene naar de andere kant rollen,
zijn de golven van de zee en de duimpiano met z’n warme
klanken stelt de opkomende zon voor. Als de kinderen
geoefend hebben met hun slaginstrumenten en met de
rol die zij gaan vervullen in het verhaal, gaat het hoorspel
beginnen.
Cultuurnetwerk Nederland,
Stichting Lezen en Erfgoed
Nederland
selecteren
Een
veelgebruikte
sprite injaarlijks
Scratch
een aantal projecten die naar
hun idee extra aandacht verdienen. Het zijn goede voorbeelden van projecten die
culturele instellingen hebben
ontwikkeld voor het onderwijs.
Ga voor meer informatie naar
www.projectloketcultuur.nl.
33
september 2008-9
september 2008-9
Radio Afrika is bedoeld als binnenschoolse
activiteit. Het enige waarin de school moet
voorzien, is een speellokaal. Samba Salad
neemt een groot aantal (slag)instrumenten
mee, die door Herman en Rita zelf in
ongeveer één uur worden uitgestald in het
speellokaal. Na de workshop krijgen de
leerkrachten een cd. Op de website van
Samba Salad (www.sambasalad.nl) staan
kleurplaten van muziekinstrumenten en
bouwtekeningen om zelf instrumenten te
bouwen. Ook zijn daar veel teksten van
hun liedjes te vinden.
Waarom?
Samba Salad wil kinderen op een associatieve manier kennis laten maken met
muziekinstrumenten. Muziek zit in je en
moet uit jezelf komen. ‘Daarom’, zegt
Rita, ‘is het belangrijk dat je niet begint
met muziekinstrumenten, maar met ritme
en zang door gebruikmaking van je eigen
lichaam, zoals klappen en zingen.’ Herman
is autodidact en gewend op gehoor te
spelen. ‘Het gevoel voor muziek ontdek je
door te luisteren’, zegt Herman. Hij past
ter plaatse het niveau aan de groep aan.
Hij vindt het belangrijk de kinderen aan te
spreken op wat ze aankunnen. Zij moeten
het idee hebben dat hun inbreng door henzelf is bedacht. Als ze met ideeën komen,
gaan Herman en Rita daarin mee. ‘Het is
belangrijk dat de kinderen, binnen bepaalde
grenzen uiteraard, vrij kunnen zijn. Pas dan
komen de talenten in hen naar boven’, zegt
Herman.
Voor wie?
Radio Afrika is vooral geschikt voor groep
3 tot en met 6 van de basisschool. Op OBS
De Keerkring heeft groep 1 t/m 5 aan de
workshop mee gedaan. Steeds in groepjes
van 7 kinderen uit 3 verschillende klassen. Alie: ‘Op een Jenaplanschool wordt
gewerkt met blokuren, waarin de kinderen
aan een eigen opdracht werken. Het meedoen aan de workshop viel binnen deze
blokuren, waardoor de kinderen geen reguliere lessen misten. Doordat steeds kleine
groepjes kinderen uit één klas naar de
workshop gingen, was het voor de kinderen die al geweest waren een herkenning,
wanneer een groepje kinderen terugkwam
van de workshop.’
34
Het is ook typisch Jenaplan om de kinderen na een dergelijke activiteit te laten tekenen en schrijven over wat ze
beleefd hebben. ‘Het was leuk te zien, dat de kleuters in
hun tekeningen veelvuldig Rita en Herman afgebeeld hadden’, vertelt Alie.
Organisatie
Volgend schooljaar krijgt de school een nieuw bestuur en
daarom wilde de school het geld in het cultuurpotje opmaken. Dit geld is afkomstig van de Regeling Versterking
Cultuureducatie. Het ging dus om een losse activiteit, die
geen onderdeel uitmaakte van een bepaald schoolproject.
De school heeft Samba Salad kort van te voren benaderd.
Samba Salad is redelijk flexibel: als hun agenda het toelaat,
kunnen zij op korte termijn een workshop inplannen. Een
aantal teamleden kende Samba Salad al van voorstellingen
elders of door de cd’s die zij hebben uitgebracht.
‘Het is een voordeel dat Samba Salad naar de school toekomt. Allereerst hebben we er een goede ruimte voor en
verder scheelt het in de kosten en de organisatie’, zegt
Alie.
Kosten
Radio Afrika kost € 450,- voor twee workshops op één dag
in hetzelfde gebouw. Dit bedrag is opgebouwd uit:
€ 40,- per uur per persoon (voor 5 uur)
€ 50,- voorbereidingskosten en afschrijving
instrumenten.
Daar komen de reiskosten dan nog bij.
Mocht een school niet twee workshops willen, dan kan
eventueel een andere school de workshop volgen in het
gebouw waar de eerste workshop plaats heeft gevonden.
Opmerkingen
De workshop is erg goed bevallen en zeker voor herhaling vatbaar. Het is het beleid van de school om een zelfde
activiteit pas na drie jaar te herhalen: ‘Wij werken met een
groepsindeling van 3 jaren in één en zo voorkom je dat
een leerling dezelfde activiteit nog eens meemaakt’, aldus
Alie.
Herman en Rita vinden het belangrijk dat de leerkrachten bij de workshop aanwezig zijn, zodat zij het allemaal
meebeleven met de kinderen. Bovendien geeft dit hen
inspiratie om zelf met de kinderen aan de slag te gaan met
muziek en tekst (verhaal). In een gesprek met de leerkracht
direct na de workshop geven Herman en Rita hier ook suggesties voor. Radio Afrika draait nu al 7 jaar met veel succes op basisscholen door heel Nederland.
Ga voor meer informatie naar www.sambasalad.nl. ■
Anneloes Vermeulen is medewerker projecten bij
Cultuurnetwerk Nederland.
Van de NVTO-bestuurstafel
Renda Wolthaus
Jaarvergadering 11 juni 2008 in Hogeschool Domstad
Twaalf personen bezochten de jaarvergadering van de
NVTO die op 11 juni gelijktijdig met de VLBV en de VLS
werd gehouden in Hogeschool Domstad. Het werd de
langste jaarvergadering sinds jaren, maar daarmee werd
ook waardig afscheid genomen van de penningmeester en
kon een belangrijk besluit goed worden besproken.
Jaarrede: kwaliteit
In haar jaarrede ging voorzitter Leontine Broekhuizen in
op het begrip kwaliteit. Je laten voorstaan op kwaliteit is
gewaagd, aldus Leontine, maar het is wel wat de NVTO
nastreeft bij alle werkzaamheden. Een kwalitatief goede
website, een betere kwaliteit van de opleidingen door deze
te verlengen met een vijfdejaars master, bijdragen van de
NVTO aan het kwaliteitsblad Kunstzone en waarborgen
van kwaliteit van docenten door het lerarenregister.
Door vernieuwingen in onderbouw en Tweede fase heeft
de beeldende vorming binnen het voortgezet onderwijs
ingeboet aan kwaliteit: minimumtabellen zijn verdwenen,
de kerndoelen voor kunst en cultuur wel heel vaag geformuleerd en in de vernieuwde Tweede fase is beeldende
vorming als deelvak verdwenen en wordt minder gekozen.
Door samen te werken binnen de SBKV aan één kunstvak
met CPE op alle afdelingen wil de NVTO kwaliteit ook in
de toekomst waarborgen. Samenwerking met de VLBV kan
zorgen voor een kwalitatief sterke organisatie die de belangen van het vak behartigt.
De website: wees interactief!
Webmaster Saskia van der Linden gaf een overzicht van
de werkzaamheden rond de website. Nadat 80 leden zichzelf hadden aangemeld heeft Saskia de overige 300 leden
zelf aangemeld. Bijzonder was het 92-jarige lid dat heel
graag met hulp van Saskia wilde inloggen. Saskia heeft een
oproep gedaan aan het bestuur en de overige leden om
de site nog intensiever te benutten voor onderlinge communicatie. Wie weet kan een tijdige uitnodiging voor de
jaarvergadering via de site meer leden activeren!
van het Maandblad. Dankzij de reserves kan de NVTO
deze uitgaven goed financieren.
Na het financieel overzicht was het tijd voor het afscheid
van Jos die zijn opvolger Gerard Kitslaar, ervaren accountant en penningmeester uit Vught, had meegebracht.
Maarten Tamsma visualiseerde het ‘tijdperk Jos’ door alle
Maandbladen uit die periode op tafel te zetten. Hij roemde
de ervaring en betrokkenheid van Jos die tijdens allerlei
bestuurswisselingen trouw op zijn post bleef en ook niet
terugdeinsde voor de rol van voorzitter ad interim wanneer
dit nodig was. Uit handen van Maarten ontving Jos een
lauwerkrans en namens het bestuur het erelidmaatschap,
welverdiend, en een mooi cadeau. Gerard Kitslaar werd
daarna met algemene stemmen benoemd tot penningmeester.
Presentatie Denktank
Samen met de VLBV werd geluisterd naar een presentatie
van de Denktank. Maarten Tamsma en Els Otten, kartrekkers, presenteerden de uitgangspunten van de Denktank:
het ontwerpen van een kernachtige tekst die het belang
aangeeft van beeldende vorming voor leerlingen van vier
tot veertien jaar. Emiel Heijnen lichtte de tekst toe en
kondigde aan dat deze binnenkort klaar is en zal worden
gepubliceerd via de bladen en sites.
Lerarenregister
Na de presentatie van de Denktank werd de jaarvergadering vervolgd met het tweede deel. Willem Bosschaert
vergeleek het ontwerpen van een docentenprofiel voor een
lerarenregister met een rijdende trein; je moet wel mee,
Ruud Verkerk Stilleven op tafel
Afscheid penningmeester en benoeming opvolger
Jos Hoogerhoud gaf voor de laatste keer in veertien jaar
een toelichting op de financiën. Dit begrotingsjaar is er
beduidend meer uitgegeven als daarvoor, onder andere
door de nieuwe website en het feestelijke laatste nummer
35
september 2008-9
september 2008-9
want anders mis je essentiële ontwikkelingen. Drie redenen zijn zwaarwegend om de kwaliteit van een docent te
garanderen:
- de positie van de vakgroep wordt uitgehold door het
werken in teams op middelbare scholen;
- door de urennorm en tijdsdruk komt de docent niet
toe aan nascholing;
- scholen koppelen een betere beloning nog te vaak
uitsluitend aan managementtaken.
Er zijn nog veel vragen over de wijze waarop bijvoorbeeld
leden van de NVTO zich op den duur zouden kunnen
laten registreren.
De vakvereniging voor bewegingsonderwijs (KVLO) is het
meest ver gevorderd op dit punt, heeft de registratie in
eigen hand en heeft deze gekoppeld aan het lidmaatschap.
Op deze wijze kan het lerarenregister ook een manier zijn
om in contact te komen met de doelgroep.
Samenwerking met de VLBV
Het bestuur heeft een stuk opgesteld over samenwerking
met de VLBV. Hierin staat vermeld op welke punten al
wordt samengewerkt, wat een eventueel knelpunt is en op
welke wijze een vorm als federatie of fusie door een gezamenlijke commissie kan worden onderzocht.
Piet Hagenaars, directeur van Cultuurnetwerk Nederland,
heeft zich bereid verklaard een dergelijke commissie te
willen voorzitten en binnen de NVTO-gelederen zijn nog
meer personen gevonden die zitting willen nemen in deze
commissie. Maarten Tamsma riep het bestuur op om, wanneer het beeld van de samenwerkingsvorm tijdig helder
is, al eerder dan over een jaar een ledenraadpleging te
houden. Op verzoek van Leontine heeft de ledenvergadering het bestuur toestemming gegeven om het traject van
onderzoek naar een samenwerkingsvorm NVTO-VLBV in
te gaan.
Aan het eind van de vergadering was iedereen hard toe
Het echte belang van praktisch
leren werken
Om dit te bereiken hebben alle staten onder meer voor
(zie Informatie 3). De belangrijkste vraag is natuurlijk of
aan een borrel en werden in de wandelgangen nieuwe
plannen gesmeed voor na de zomervakantie. ■
alle schoolvakken onderwijsstandaarden ingevoerd en
moeten alle leerlingen tot grade 8 (14 jaar) jaarlijks rekenen taaltoetsen afleggen. Een andere doelstelling is dat
het onderwijs beter gebruik gaat maken van didactische
methoden die wetenschappelijk hun waarde hebben
bewezen, het zg. ‘evidence based’ onderwijs.
Het is niet verwonderlijk dat deze wet grote onrust heeft
veroorzaakt op het gebied van de kunsteducatie
(zie Informatie 1, pag. 39). Want ook al worden de kunsten in de NCLB benoemd als onderdeel van het kerncurriculum, de grote nadruk op het reken- en taalonderwijs
en de eis dat het niveau daarvan omhoog moet, zetten de
positie van de kunstvakken onder druk.
een kunstvak zijn belang moet ontlenen aan zijn bijdrage
aan een ander vak. Het is misschien mooi meegenomen,
maar het vormt natuurlijk niet de kern van het kunstonderwijs. Een kunstvak moet toch eerst en vooral vaardigheden ontwikkelen die uniek zijn aan de kunsten. Vanuit
dit standpunt zijn Hetland en haar collega’s zelf onderzoek
gaan doen.
@Web
Thea Vuik
Met een schone lei beginnen. Dat gaan we zeker doen in
een nieuw schooljaar. Weliswaar zijn griffels niet meer te
vinden in de school van nu, maar velen onder ons hebben
nog steeds een vergelijkbaar krijtje in de hand. Slechts een
beperkt aantal docenten is voor de charmes van een elektronisch schoolbord gevallen. Toch zal iedere leerkracht
behoefte hebben aan interessante gadgets om de lessen
levendiger te maken.
Een gratis abonnement op Teleblik draagt daar aan bij.
Er valt genoeg te snuffelen in de geschiedenis van onze
publieke omroep. Maar ook direct op de site van bijvoorbeeld Klokhuis kun je heel veel interessante uitzendingen
vinden. En vooral YouTube is een bron van informatie,
wel of niet educatief verantwoord. Zo kan ik nog verder
gaan… een tijdje geslenter op de digitale snelweg levert
altijd wel wat op. En als je wat meer haast hebt, ga dan
eens naar www.Blinkx.com, Blinkx is namelijk dé zoekrobot voor videofragmenten.
Wat mij echter een beetje tegenstaat, is dat alles online
gebeurt. Ik wil namelijk zelf een filmpje veranderen,
omdat ik niet het hele filmpje interessant genoeg vind.
Of ik wil een aantal losse fragmentjes aan elkaar plakken,
36
omdat dat minder ‘ruis’ in mijn lessen geeft. Op de site
van Teleblik is er wel de mogelijkheid één keer binnen een
fragment te knippen door een begin- en een eindpunt op
te geven. Maar, deze filmpjes worden onder strikte voorwaarden ter beschikking gesteld en mogen niet gedownload worden. De filmpjes van YouTube kun je daarentegen
wel downloaden. Hoe gaat dat dan in z’n werk? Wel, je
gaat naar www.zamzar.com en als metafoor voor de veelzijdigheid van dit conversieprogramma, word je begluurd
door twee kameleons. Alle bestanden die je wilt omzetten in een ander soort bestandstype - dus ook streaming
video vanuit een url - kun je hier op de site intypen en er
wordt vervolgens gezorgd dat het omgezette bestand naar
je opgegeven email-adres wordt gestuurd. Het is uitermate simpel en het werkt! Zo heb je uiteindelijk de filmpjes
zelf in je computer en kun je ermee doen wat je wilt. En
warempel, als je niet uitkijkt heeft de ultieme gimmick zich
in de usb-poort van je computer genesteld. Heeft geen
enkel nut, maar trekt gegarandeerd de aandacht van de
leerlingen…
Diederik Schönau
In de race voor economische concurrentie speelt de kwaliteit van het onderwijs een fundamentele rol. Om de concurrentiepositie van de Verenigde Staten te versterken heeft de regering Bush in 2001 een onderwijswet ingediend onder de optimistische titel No Child Left
Behind (NCLB). Deze wet moet er toe leiden dat de prestaties van scholen verbeteren.
De recente publicatie Studio Thinking van Lois Hetland en
haar collega’s moet in dit licht worden bezien. Hun onderzoek is voortgekomen uit de wens meer zicht te krijgen
op wat nu de werkelijke bijdrage is van de kunstvakken in
het onderwijs. Zij bouwen in deze studie voort op eerdere
studies, waarin zij onderzoek hebben gedaan naar de leereffecten van kunsteducatie.
Duidelijke leereffecten kunnen de positie van de kunstvakken versterken, aangenomen dat die leereffecten natuurlijk
ook relevant worden gevonden. Om het ‘nut’ van de
kunstvakken te onderbouwen hebben in het verleden
verschillende onderzoekers geprobeerd aan te tonen dat
een kunstvak bijvoorbeeld kan bijdragen aan leereffecten
in andere vakken. Wellicht het bekendste voorbeeld is het
zogenaamde Mozart effect. Het luisteren naar sonates van
Mozart en andere ontspannende muziek zou het ruimtelijk
voorstellingsvermogen vergroten (zie Informatie 2). Ellen
Winner en Lois Hetland hebben in 2000 dit soort onderzoeken aan een meta-analyse onderworpen. Hun conclusie
was dat de bijdragen van kunstvakken aan de ontwikkeling van niet aan kunst gerelateerde vaardigheden of aan
andere vakken zwak zijn, dan wel tijdelijk of onbewijsbaar
De ondertitel van Hetland en Winners onderzoekspublicatie luidt: ‘The real benefits of visual arts education.’ De
ambitie van de onderzoekers is dat zij langs deze weg
het ‘werkelijke’ belang van de (beeldende) kunstvakken
proberen aan te tonen. Het onderzoek richtte zich op het
praktisch beeldend werken (‘studio work’). Zij beperkten zich hierbij niet tot effecten in het artistieke domein,
maar zij wilden ook andere leereffecten van ‘studio work’
opsporen.
In dit onderzoek hebben de auteurs een jaar lang intensief
vijf docenten op twee High Schools gevolgd. Zij kozen
hierbij doelbewust voor kunstdocenten die als ‘excellent’
bekend stonden. Gedurende één schooljaar zijn 38 klassen,
van 1,5 tot 3 uur, door de onderzoekers geobserveerd en
integraal gefilmd, ruim 100 uur in totaal. Na afloop van
iedere les werd deze met de docenten nabesproken aan
de hand van een selectie uit de opnames. De interviews
werden uitgeschreven. Na de nodige terugkoppelingen,
factoranalyses en tests kwamen de onderzoekers tot
de formulering van een ‘framework of studio thinking’,
gebaseerd op drie manieren van instructie (‘studio structures’) en acht leerdoelen (‘studio habits of mind’). De drie
manieren van instructie zijn:
- demonstreren en onderwijzen;
- persoonlijke instructie, terwijl de leerlingen aan het
werk zijn;
- evaluatie en lesbespreking.
Hetland, L., Winner,
E., Veenema, S. &
Sheridan, K.M. (2007).
Studio Thinking.
The Real Benefits of
Visual Arts Education.
New York and London:
Teachers College Press.
37
Informatie
september 2008-9
1
2
De
-
acht leerdoelen zijn:
vaardigheid ontwikkelen (techniek);
concentreren en doorzetten;
visueel voorstellingsvermogen ontwikkelen;
uitdrukking geven aan ideeën, gevoelens en
persoonlijke betekenissen;
nauwkeurig leren waarnemen;
reflecteren;
grenzen opzoeken en verkennen;
de wereld van de kunst leren begrijpen.
Het gaat hier dus om dimensies van inhoud en gedrag die
kenmerkend bleken te zijn voor de manier van lesgeven
van de vijf onderzochte beeldende docenten.
Hoewel het onderzoek zich beperkte tot de beeldende
vakken, stellen de onderzoekers dat zes van de acht leerdoelen ook relevant zijn voor de andere kunstvakken en,
bij uitbreiding, waarschijnlijk voor de meeste schoolvakken.
Hun veronderstelling is, dat de vaardigheden (‘dispositions’) die via ‘studio work’ worden geleerd door middel van
‘transfer’ ten goede komen aan het leren in het algemeen.
De pleitbezorgers van de kunstvakken mogen zich gelukkig
prijzen met een dergelijk, grondig uitgevoerd onderzoek
naar de didactiek en de leereffecten van de kunstvakken in
het onderwijs. Maar voor wie bekend is met het beeldend
onderwijs zijn de gevonden resultaten toch ook niet echt
schokkend. Sterker nog: de onderzoekers tonen als leereffect datgene aan wat de docenten waarschijnlijk ook hadden beoogd. De acht leerdoelen komen al eeuwen aan de
orde in het academische kunstonderwijs.
Een ander punt is dat de vijf klassen waarin dit onderzoek
werd uitgevoerd niet bepaald vergelijkbaar zijn met lessen
op Nederlandse scholen - en waarschijnlijk ook niet op de
meeste Amerikaanse scholen. Deze leerlingen, variërend in
leeftijd van 15 tot 18 jaar, kregen maar liefst zo’n 10 uur
per week les in ‘studio work’. Het onderzoek beperkt zich
bovendien tot twee scholen in Boston waar de kunstvakken extra veel aandacht krijgen, waardoor er ook sprake
zal zijn van een voorselectie van (gemotiveerde) leerlingen. De leerlingen vormen weliswaar een representatieve
afspiegeling van de sociaal-economische samenstelling van
de bevolking in dat gebied van Boston, maar die bestaat
wel uit de sociaal-economisch midden- en bovenklasse.
Het onderwijsaanbod in deze studie is bovendien sterk
traditioneel: pottenbakken, beeldhouwen, stilleven- en
portretschilderen. In één klas werd ook gefotografeerd,
maar de inhoud van de beschreven les richt zich vooral op
het leren schetsen van wat door een kadertje wordt waargenomen. De docenten geven les in hun eigen beroep als
uitvoerend kunstenaar en hebben allemaal een ‘master
degree’ in de kunsten of in het kunstonderwijs.
Wat er feitelijk gebeurde, is een replicatie van traditioneel kunstonderwijs op de academie in de best mogelijke
38
situatie, door zeer hoog gekwalificeerde kunstenaarsdocenten. Je krijgt al lezend het gevoel dat Hetland en
haar collega’s voor het eerst in aanraking komen met
kunstonderwijs. Deze situatie is, zeker in het hedendaagse
Amerikaanse onderwijs, een zeer specifieke - om niet te
zeggen: beperkte - benadering van de beeldende vakken.
Het zijn bovendien de docenten die bepalen wat de leerlingen moeten maken, ook al bepleiten ze dat leerlingen
van daaruit gaan experimenteren. Enige discussie over de
relevantie, de uniciteit of de traditionele context van dit
soort kunstonderwijs ontbreekt.
De grote waarde van dit onderzoek ligt in de empirische
onderbouwing van dit onderwijs en de resultaten ervan.
De onderzoekers richten de aandacht vooral op de vaardigheden die niet uniek zijn voor de kunstvakken, maar
waaraan in het onderwijs en in de maatschappij algemene
waarde wordt toegekend, zoals leren concentreren, doorzetten, goed kijken, reflecteren, je grenzen opzoeken, visualiseren en ideeën, gevoelens en persoonlijke betekenissen
tot uitdrukking brengen. Feitelijk zijn, wat hen betreft,
maar twee leerdoelen ‘vakspecifiek’: de ontwikkeling van
technische vaardigheden en het leren begrijpen van de
wereld van de kunsten.
Interessant is, dat de auteurs zich enerzijds afzetten tegen
onderzoeken die het belang van de kunstvakken willen
aantonen door hun bijdragen aan ‘transfer’ naar andere
schoolvakken ( ‘door drama ga je beter lezen’, ‘muziek
bevordert het ruimtelijk waarnemingsvermogen’), maar
aan de andere kant hopen dat de door hen geformuleerde
‘habits of mind’ door middel van ‘transfer’ worden overgedragen in andere leercontexten.
Het is de vraag of het begrip ‘transfer’ hier wel zinvol en
relevant is. Naar mijn mening is het zinvoller te spreken
van het aanleren van dezelfde algemene vaardigheden in
parallelle situaties bij andere vakken, in plaats van het door
een leerling bewust of onbewust overdragen naar een
andere situatie van wat hij of zij in de ene situatie heeft
geleerd. Om een vergelijking te maken met de sport: het
oefenen van dezelfde spieren kan in verschillende situaties
(fietsen, zwemmen, hardlopen, krachttraining) worden
geoefend, zonder dat er van een bewuste transfer sprake
is. Omdat in verschillende situaties dezelfde algemene
‘vaardigheid’ wordt aangesproken, zal die vaardigheid zich
ook werkelijk kunnen ontwikkelen als een algemene vaardigheid. Het begrip ‘transfer’ voegt hier weinig aan toe
en werkt eerder zelfs verwarrend. Het is beter het begrip
‘transfer’ te bewaren voor specifieke denkwijzen (en niet
voor algemene vaardigheden) die in specifieke situaties
(vakken) worden worden ontwikkeld en daarna in een
ander kennisdomein (of buiten het vak) worden toegepast. Vaardigheden als concentreren, doorzetten, grenzen
opzoeken en (in mindere mate) visualiseren zijn vakover-
stijgend en kun je in allerlei situaties en vakken leren.
In zijn voorwoord bij dit boek gaat de psycholoog David
Perkins hier dieper op in. Voor hem is de waarde van
‘studio work’ gelegen in de context zelf. Door leerlingen
tijd en ruimte te geven zich een probleem langs praktische
weg eigen te maken, leren ze het best. Het is ook een
vorm van leren die het meest aansluit bij de beroepspraktijk - en niet alleen op die van de beroepspraktijk van de
kunstenaar. Hij noemt dit het ‘import paradigma’, waarin
leren plaatsvindt aan de hand van problemen die in het
hier en het nu plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot het
‘export paradigma’ dat dominant is in het onderwijs.
Daarin leren kinderen kennis en vaardigheden die zij
ooit in andere contexten nodig kunnen hebben. Bezien
vanuit dat perspectief zijn de inhoudelijke keuzes die de
onderzoekers hebben gedaan door zich te richten op traditionele kunstklassen van ondergeschikt belang. Het gaat
er dan veel minder om wat je inhoudelijk leert, als wel
wat je in meer algemene zin leert over je eigen leren. Met
recht kunnen de onderzoekers veronderstellen dat wat zij
nu voor de beeldende vakken hebben gevonden, vrijwel
zeker ook van toepassing is op de andere kunstvakken en
op het hele onderwijs. Maar daarmee verdwijnt meteen
het unieke belang van de beeldende vakken uit het zicht.
De zes ‘algemene disposities’ kunnen immers net zo goed
bij andere vakken worden aangeleerd. Het opent bij wijze
van spreken ook (weer) de deur naar pleitbezorgers voor
het leren paardrijden als schoolvak (zie Informatie 4). Ook
daarin kun je al deze vaardigheden uitstekend ontwikkelen.
Zoals gezegd beperken de vakspecifieke aspecten zich
in dit onderzoek tot het ontwikkelen van ‘techniek’ en
3
4
september 2008-9
Voor een kritische beschouwing van de gevolgen van NLBC voor de kunsteducatie
in de Verenigde Staten, zie: Chapman, L.H. No Child Left Behind in Art?
Arts Education Policy Review, 106 (2), 3 -17.
Rauscher, F., Shaw, G., Ky, K. (1993). Music and spatial task performance.
Nature, 365, p. 611.
Winner, E. & Hetland, L. eds. (2000): The arts and academic achievement: What
the evidence shows, in: Journal of Aesthetic Education, 34 (3-4), 3 -307.
Zie ook het proefschrift van Folkert Haanstra:
Haanstra, F, (1994). Effects of art education on visual-spatial ability and aesthetic
perception; Two meta- analyse. Proefschrift Groningen. Groningen: geen uitgever.
Zie het bericht in het Algemeen Dagblad van 11 oktober 2007, waarin gemeld
wordt dat leerlingen van het Wellant College in Gouda volgend jaar paardrijden als
schoolvak kunnen kiezen.
de wereld van de kunst. Maar welke technieken zijn dan
relevant? En wat houdt die techniek dan precies in? En
over welke kunstwereld hebben wij het? De onderzoekers
laten mijns inziens ook een kans liggen bij de dispositie
‘het voorstellingsvermogen ontwikkelen’. Voor hen is dat
het in je gedachten leren variëren, analyseren, combineren
en completeren. De visuele component van deze vaardigheden wordt niet uitgewerkt en juist daarin ligt de grote
kracht van het beeldend leren denken.
Aldus bezien is dit onderzoek een sterke onderbouwing
voor de didactiek van het ‘nieuwe leren’ en kan de ondertitel ook worden gelezen als ‘de werkelijk bijdrage van
beeldend onderwijs aan het leren leren.’ Maar wat nu de
specifieke bijdrage van de beeldende vakken is, of wat
überhaupt de relevantie van kunstvakken is, blijft helaas
buiten beschouwing. ■
Diederik Schönau is lector kunsteducatie bij het
Expertisecentrum Kunsteducatie aan ArtEZ hogeschool
voor de kunsten te Zwolle. [email protected].
Computer als creatief gereedschap
Kan het kunstonderwijs zonder computer?
Astrid Rass en Viola van Lanschot Hubrecht (SLO)
vo
Een digitale foto bewerken, beelden oppimpen zoals kunstenaar Micha Klein doet, het vormgeven van tijdschriften en covers of muziek maken met de computer. Steeds vaker wordt
de computer ingezet als creatief gereedschap in professionele creatieve en kunstzinnige settings. We kunnen niet meer zonder. Geldt dit echter ook voor de kunstvakken in het onderwijs anno 2008? Kunnen ook de kunstvakken niet meer zonder computer? Blijkbaar ligt dit
anders als we afgaan op de gegevens uit het veld. De onderliggende vraag is dan ook: Moet
je dit wel willen?
39
september 2008-9
september 2008-9
trucjes uit een voor hen onbekende trukendoos. In dit geval
blijft natuurlijk de primaire rol van de docent het beeldend
proces nauwgezet te volgen en te sturen op beeldende
verrijking. De docent zal net zoals dat het geval is met de
ambachtelijke technieken de begeleider van het proces en
het product zijn.
Praktische en beleidmatige obstakels
Ondanks dat docenten inhoudelijke kansen zien voor het
gebruik van de computer als creatief gereedschap, is gebleken dat ze in de praktijk tegen veel praktische en beleidsmatige problemen aanlopen.
Zo zijn allereerst de faciliteiten doorgaans onvoldoende.
Vaak is één of twee computers in de klas het gemiddelde.
Sommige scholen hebben er meer, maar die vormen echt
de uitzondering. Daarbij is het lastig om deze apparatuur te
combineren in een lokaal waar veelal stof dwarrelt door het
bewerken van materialen. Een aparte mediaruimte in het
Foto: Inger Luijten
Inventarisatie 2007
Vorig jaar heeft SLO geïnventariseerd hoe docenten beeldende vakken de computer inzetten als creatief gereedschap en wat hun behoeften daarbij zijn. De uitkomsten
waren verbluffend.
Sinds het onderzoek ‘Het ruikt niet naar verf’ (Rass, 2000)
was de verwachting dat het gebruik van de computer als
creatief gereedschap zou zijn toegenomen, dat er (veel)
meer computers in de klas zouden staan en dat docenten
zich zelf inmiddels ‘ICT-vaardig’ genoeg zouden vinden.
Niets is minder waar. Nog steeds geeft de overgrote
meerderheid van kunstdocenten aan de computer niet tot
nauwelijks te gebruiken. De reden hiervoor is: gebrek aan
faciliteiten, (computers en programma’s), ontbreken van
visie, ontbreken van beleid en onzekerheid over programmatuur bij kunstvakdocenten, maar ook te weinig computerdeskundigheid bij docenten.
ICT en kerndoelen en eindtermen
In de kerndoelen en eindtermen is ICT-gebruik allang niet
meer als expliciet leerdoel benoemd. De computer maakt
inmiddels integraal onderdeel uit van het onderwijs. Dat
is ook zo als je specifiek kijkt naar het gebruik van de
computer als informatiebron of als communicatiemiddel.
Informatie zoeken voor onderzoek en werkstukken wordt
voor bijna 90% via de computer gedaan. E-mail is daarbij
het meest gebruikte digitale communicatiemiddel binnen
het onderwijs.
Echter, het gebruik van de computer als creatief gereed-
40
schap wil nog maar mondjesmaat zijn plek veroveren. Dat
is jammer, want juist de computer kan een belangrijk creatief gereedschap van de kunstvakken zijn. Af en toe wordt
gewerkt met een beeldbewerkingprogramma (Photoshop),
een digitaal componeerprogramma (Musicmaker, Garage
Band) of maken leerlingen animaties tijdens een projectweek. Maar op de meeste scholen onthoudt men leerlingen het grote digitale palet aan creatieve mogelijkheden.
Computerende leerlingen en docenten
Leerlingen zijn vaak zeer enthousiast en geven aan dat ze
het leren leuker vinden als het met de computer gebeurt.
Daarbij vormt de ‘knoppenkunde’ voor hen minder een
probleem en vinden zij het juist leuk om de computer eens
anders te gebruiken dan alleen voor werkstukken, e-mail,
MSN, games of Hyves. Bovenal ervaren ze het als een
handig middel als je niet zo goed bent in tekenen of boetseren. Je kunt op deze manier andere talenten laten zien.
Ook docenten zijn enthousiast en juichen de ontwikkelingen toe. Je kunt de ontwikkelstappen van leerlingen
nauwgezetter volgen door het frequent opslaan van de
digitale tussenfasen van een product en leerlingen met een
minder ambachtelijk kunsttalent kunnen met de computer
juist hun digitale talenten aanboren. Denk hierbij aan het
maken van een film, het componeren van een digitaal
muziekstuk of het bewerken van digitale tekeningen. De
docenten zien ook risico’s. Het werk ziet er al snel mooi en
gelikt uit. En als ze zelf onvoldoende ‘digitaal’-geschoold
zijn willen ze niet worden overspoeld met een scala aan
kunstlokaal is daarom een must. De afstand tot de mediatheek en/of de computerlokalen wordt vaak genoemd als
obstakel. De docent is dan onvoldoende in staat het beeldend proces te begeleiden.
Daarnaast is er onder kunstdocenten met weinig eigen
budget grote onbekendheid over goedkope software en
gratis programmatuur. Ook slagen veel docenten er niet in
goede afspraken te maken met de systeembeheerder die
de spil is van het netwerk op school. Zo kunnen sommige
scholen niet vrij beschikken over internet om leerlingen
beeldmateriaal te laten zoeken. Of in andere gevallen kan
gratis software en programmatuur die voor de kunstvakken
een meerwaarde hebben, niet geïnstalleerd worden.
Als grootste hobbel geven docenten aan dat ze over te weinig (creatieve) computerkennis en -vaardigheden beschikken. De grootste behoefte van scholen ligt momenteel bij
de zogenaamde ‘knoppenkunde’, maar ook bij de vraag
hoe je de computer op een creatieve wijze integreert in een
leerplan kunst.
Adviezen
Tijdens het onderzoek waren er natuurlijk ook successen te
bespeuren. Dit waren scholen die goede faciliteiten hadden
met voldoende aandacht voor ICT binnen de kunstvakken.
Opvallend was dat voor deze scholen ICT niet echt meer
een issue was, het hoorde er gewoon
bij. Met recht kun je dan spreken
over een ICT-geïntegreerd kunstprogramma. Adviezen die deze scholen
konden geven, waren:
- Zorg voor reserveringen in het
budget, geld geeft armslag,
- Betrek de systeembeheerder bij
je plannen en maak hem deelgenoot,
- Presenteer je leerplan Kunst en
ICT aan de directie en betrek hen
bij de ontwikkelingen,
- Stel een faciliteitenplan op,
- Besef dat er makkelijk drie leerlingen achter een computer kunnen,
- Zoek naar samenwerking met culturele instellingen, daar zit meer
expertise dan je denkt.
Websites met tips
-
www.web2.0.nl
www.kunstmachine.nl
www.swishzone.com
www.giantsreamingrobotmonkeys.com
http://nederland.softpicks.net
www.cinekid.nl
http://vo.teleblik.nl
www.pinnaclesys.com
www.shop4media.nl
www.beeldfabriek.nl
www.apple.com
www.microsoft.com
www.vives.nl
www.ictopschool.net
www.slim.nl (goedkope software onder
vermelding van BRIN-nummer van de
school)
Leerplan met of zonder
Ogenschijnlijk kunnen veel scholen
hun programma voor kunst- en cultuureducatie nog steeds prima zonder ICT-tools aanbieden.
Hun palet met ambachtelijke technieken is immers goed
gevuld en biedt voldoende uitdaging. Deze aanpak sluit
echter niet aan bij de actuele ontwikkelingen in de maatschappij. Docenten willen daarom hun palet graag kleuren
met digitale tools. Leerlingen vinden het leuker en staan te
popelen nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Bovendien,
de maatschappij en de beroepswereld zijn veranderd en willen - of beter gezegd: kunnen zelfs - niet meer zonder de
computer. De computerschaarste bij de kunstvakken zou je
daarom in vergelijking met de huidige maatschappij en de
wens van docenten en leerlingen niet meer moeten willen!
SLO gaat met deze kwestie verder aan de slag. Het verrijken van ICT binnen het leerplan kunst zal dit jaar met
vier scholen verder worden uitgewerkt. We zullen daarbij
streven naar het vergaren van inzichten, kritische succesfactoren en praktische tips over hoe ICT op een creatieve
en zinvolle wijze kan worden geïntegreerd in een leerplan
kunst. ■
Project Kunst en ICT
In 2008 gaat SLO verder met het project Kunst en ICT en zal voorbeelden gaan beschrijven van innovatieve ICT-toepassingen specifiek voor de vier
kunstdisciplines beeldend, dans, drama en muziek. Daarbij zullen we samen met vier scholen inzichten vergaren hoe een leerplan Kunst en ICT kan
worden opgezet en zal een scholing worden ontwikkeld.
Mocht u willen deelnemen aan de pilot-scholing, heeft u leuke lesvoorbeelden, vragen of tips? Neem dan contact op met SLO door te mailen naar
[email protected] of te bellen naar (053) 4840840.
41
september 2008-9
september 2008-9
Onderzoek in Cultuureducatie
Conferentie brengt onderzoekers en anderen bij elkaar
Marie-Louise Damen en Karin Laarakker
‘Een plaats waar onderzoekers naar kunst- en cultuureducatie elkaar leren kennen, elkaars werk bespreken en in
alle openheid met elkaar kunnen discussiëren over vraagstellingen, theorie en methoden van onderzoek.’ Met die
wens werd in 2006 bij Cultuurnetwerk Nederland een bijeenkomst voor onderzoekers afgesloten. In juni 2007
werd een eerste ‘officiële’ onderzoeksconferentie gehouden. Vanwege het succes volgde op 19 juni 2008 de
tweede Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie.
hbo
De bedoeling van de conferentie is nadrukkelijk om nu
eens niet alleen de resultaten van onderzoek of de praktische implicaties ervan te bespreken. Maar juist om te
bediscussiëren of de gekozen vraagstelling relevant en
goed geformuleerd is, of het theoretisch kader erbij past
en of het onderzoek goed is uitgevoerd en bijdraagt aan
de beantwoording van de vraagstelling en de toetsing van
het theoretisch kader. Het wordt immers pas zinvol om te
praten over de resultaten en eventuele praktische toepassingen als het onderzoek in kwestie valide en betrouwbaar
is. En juist daarover bestaat nog relatief weinig uitwisseling
tussen onderzoekers in cultuureducatie onderling.
In de wetenschap is het gebruikelijk om ‘work-in-progress’
te presenteren en te bespreken met vakgenoten voor
er daadwerkelijk over wordt gepubliceerd. Het meeste
onderzoek naar cultuureducatie vindt echter plaats buiten
een wetenschappelijke setting, zoals het beleid- en praktijkonderzoek. Het is uniek in Nederland en een grote verdienste van de Conferentie Onderzoek in Cultuureducatie
dat wetenschappers, beleid- én praktijkonderzoekers met
elkaar in discussie gaan over allerlei onderzoeksgerelateerde kwesties. Op die manier komt een brede uitwisseling van theoretische en methodologische kennis optimaal
tot stand.
De conferentie was dus in de eerste plaats bedoeld voor
onderzoekers. Andere geïnteresseerden waren vanzelfsprekend ook van harte welkom om mee te praten en te
denken. Cultuurnetwerk Nederland organiseert de conferentie jaarlijks in samenwerking met een steeds wisselende
hogeschool, universiteit of onderzoeksinstelling. Deze
keer was dat de opleiding Kunsten, Cultuur en Media en
het Instituut voor Cultuurwetenschappelijk Onderzoek
Groningen (ICOG) van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ook dit jaar was het animo groot. Bijna dertig onderzoe-
42
kers presenteerden een paper en meer dan 160 deelnemers bezochten het Academiegebouw in Groningen.
Voor de openingslezing was Lois Hetland uitgenodigd.
Zij is universitair hoofddocent kunsteducatie aan het
Massachusetts College of Art en onderzoeker bij het prestigieuze Project Zero aan de Harvard Graduate School
of Education. Haar lezing ging over de meta-analyse
naar instrumentele effecten van kunsteducatie die zij uitvoerde met Ellen Winner en het daaruit voortgevloeide
onderzoeksproject Studio Thinking. Hetland vertelde hoe
docenten het Studio Thinking Framework gebruiken om
de kwaliteit van hun onderwijs en de beoordeling van het
beeldend werk van leerlingen te verbeteren.
Het middagprogramma was gereserveerd voor paperpresentaties. Onderzoekers in Nederland en Vlaanderen
waren uitgenodigd om een voorstel voor een onderzoekspaper in te dienen. Het was een bewuste keuze om geen
specifiek thema aan de conferentie te verbinden, om daarmee de grote variëteit aan onderzoeksonderwerpen in de
kunst- en cultuureducatie zoveel mogelijk recht te doen.
De organisatie ontving boven haar verwachting meer dan
twintig papervoorstellen. Die zijn geselecteerd en ingedeeld in acht thematisch geordende sessies.
Er waren onder meer papers over de veranderende paradigma’s in onderzoek en educatie, over de instrumentele
toepassingen van kunsteducatie, over creatieve processen
en artistieke ontwikkeling, over de begeleiding en deelname van jongeren en over de inventarisatie en evaluatie
in het onderwijs. Ook was er een discussiesessie waarin de
evaluatieonderzoeken van Anne Bamford over Nederland
en Vlaanderen tegen het licht gehouden werden.
Tijdens de sessies kregen de onderzoekers kort tijd om hun
onderzoek te presenteren, waarna een referent, die het
onderzoekspaper vooraf gelezen had, bij het onderzoek
kritische vragen mocht stellen. De bedoeling van het commentaar van de referent is dat de uiteindelijke publicatie of
het volgende onderzoek daarmee verhelderd of verbeterd
wordt. En als het goed is, dragen daar ook de afsluitende
discussies en vragen vanuit het publiek in belangrijke mate
aan bij.
Een nieuw element dit jaar waren posterpresentaties. Op
deze manier presenteerden studenten van onder meer
masteropleidingen kunsteducatie, docentenopleidingen,
pedagogische of kunst- en cultuurwetenschappen hun
(afstudeer-)onderzoek. Thema’s van die onderzoeken waren
onder meer de rol van de kunstenaars in de klas, de kennis van audiovisuele media bij jongeren en de inhoud van
eindexamens voor de beeldende vakken en ckv2. Tijdens de
lunchpauze gaven studenten toelichting op hun onderzoek
en beantwoordden zij vragen van geïnteresseerden.
In juni 2009 vindt de derde editie van de Conferentie
Onderzoek in Cultuureducatie plaats, ditmaal in samenwerking met ArtEZ Hogeschool voor de kunsten.
Cultuurnetwerk Nederland verheugt zich opnieuw op
een grote belangstelling. Op de site van Cultuurnetwerk
Nederland vindt u een blijvende link of verwijzing naar
de onderzoekspapers van de Conferentie Onderzoek in
Cultuureducatie, zowel die uit 2007 als die uit 2008.
Op het onderzoeksdeel van de site van Cultuurnetwerk
Nederland kunt u ook doorklikken naar de portal
Onderzoek Cultuureducatie. Klik daartoe op de homepage
onder PRODUCTEN & DIENSTEN op Onderzoek en klik
in de pagina die vervolgens geopend wordt links op Portal
Onderzoek - POC. Deze website is dé plek voor onderzoekers om hun projecten in de etalage te zetten. Hier vindt u
gegevens over onderzoeksinstellingen, onderzoekers, projecten, conferenties en internationale databanken. Het doel
ervan is om Nederlandstalig onderzoek over cultuureducatie zichtbaar en toegankelijk te maken. Cultuurnetwerk
Nederland hoopt daarmee de belangstelling voor onderzoek
naar cultuureducatie te bevorderen. Ook is de portal, net als
de conferentie, bedoeld om samenwerking en uitwisseling
tussen onderzoekers gemakkelijker te maken. Een eerste
stap daarin is immers om op de hoogte te zijn van elkaars
projecten. ■
Marie-Louise Damen en Karin Laarakker zijn medewerker
bij Cultuurnetwerk Nederland. Marie-Louise Damen is
daarnaast docent kunsteducatie aan de opleiding Kunsten,
Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen.
Engelen in Amsterdam
Kiki Raposo de Haas
vo
In het jaarlijks terugkerend festival Tamtam presenteert Toneelgroep Amsterdam (TA) zich aan
een zo breed mogelijk publiek. Met workshops, debatten, ontmoetingen met theatermakers, openbare repetities en feesten zet het gezelschap de deuren van de Stadsschouwburg
wagenwijd open.
De activiteiten blijven niet besloten binnen de muren
van de schouwburg, het gezelschap trekt ook de stad in.
Prominent onderdeel van het festival is het onderdeel TAjunior - voorheen T4U - waarin zes middelbare scholen uit
verschillende Amsterdamse wijken hun eigen jongerenversie maken van de toneelvoorstelling die in Tamtam centraal
staat. Dit jaar was dat Angels in America.
Onder de titel Scholieren spelen engelen werkten 220
leerlingen van 13 tot 18 jaar aan vijf verschillende junior-
producties geïnspireerd op Angels in America, onder leiding van een door Toneelgroep Amsterdam samengesteld
team van regisseurs, productieleiders en diverse vakdocenten. De producties werden tot stand gebracht in nauwe
samenwerking met de scholen en de wijktheaters waar
de voorstellingen werden opgevoerd. Deze grootschalige
junior-projecten zijn ontstaan in 2002, toen TA besloot
om het Berlage Lyceum en het Montessori Lyceum te
‘adopteren’, twee middelbare scholen in de Amsterdamse
43
Scène uit Ik heb... iets,
september 2008-9
gespeeld door leerlingen van Berlage Lyceum
en Montessori Lyceum
Amsterdam onder regie
van Maartje Ghijsen en
Erik Willems
Foto: Lotte van Iersel
september 2008-9
wijk Oud-Zuid. Het aantal betrokken
scholen heeft zich in de loop der jaren
uitgebreid tot zes met het Bredero
College in Amsterdam-Noord, het
Cartesius Lyceum in Oud-West, de
Visio Comeniusschool in Nieuw-West
en Scholengemeenschap Reigersbos
in Zuid-Oost.
Scène uit ENGel, gespeeld
door leerlingen van
Scholengemeenschap
Reigersbos onder regie van
Karlijn Benthem
Foto: Lotte van Iersel
Van Grachtengordel tot Zuid-Oost
TA voert doelbewust een spreidingsbeleid over de hele stad. Ook de
mix van soorten scholen is bewust:
gemengd, blank, zwart, cultureel
verschillend en een bijzondere school
voor visueel gehandicapten. De deelnemers moeten een afspiegeling van
de Amsterdamse samenleving vormen. Diversiteit is belangrijk, maar de grootste uitdaging is om scholen te inspireren
en ondersteunen in een goed cultuurbeleid, zo stelt Wilma
Smilde, hoofd Educatie van TA. Het culturele aanbod dat
havo- en vwo-leerlingen tijdens hun ontwikkeling meekrijgen is zeer divers. Smilde: ‘Het is een groot verschil of je in
de Grachtengordel woont en op het Montessori zit, of dat je
in Zuid-Oost woont en op Reigersbos les krijgt. Dat zijn wel
uitersten. Maar ook Noord, Oud-West en Nieuw-West zijn
interessante krachtwijken. Je hebt het dan over kinderen die
een bezoek aan de schouwburg niet vanzelfsprekend van
huis uit meekrijgen.’
Kwaliteitsimpuls cultuuronderwijs
Een belangrijke doelstelling van TA is dan ook het geven
van een kwaliteitsimpuls aan het cultuuronderwijs op de
scholen, scholen waar het ‘theaterpubliek van de toekomst’ wordt opgeleid. Om dat te bereiken wordt er op
elke school zoveel mogelijk maatwerk geleverd. TA draagt
het project, maar de vorm en uitvoering hangen nauw
samen met de vraag en wensen van de school. De school
bepaalt hoeveel en welke leerlingen er meedoen, of deelname verplicht of facultatief is, hoeveel tijd het project
in beslag mag nemen, of het binnen of buiten schooltijd
plaatsvindt. Op deze manier ontstaan er vijf totaal verschillende juniorproducties met ieder een eigen traject. Elke
school heeft een spelgroep, bestaande uit de jonge acteurs
die de voorstellingen spelen. Daarnaast wordt op elke
school een filmgroep samengesteld die een Making of-film
maakt, en een publiciteitsgroep die verantwoordelijk is
voor het ontwerpen van hun eigen poster en flyer. Bij sommige scholen is het lesprogramma nog veel uitgebreider en
zijn er onder meer groepen voor productie, techniek, website en vormgeving (kostuums en decor). Elke werkgroep
staat onder leiding van een professionele vakdocent, die
ofwel afkomstig is uit de school zelf ofwel door TA naar de
school wordt uitgezonden.
44
Verhitte discussies
Het TA-junior project vormt onderdeel van Tamtam en
daarin stond dit jaar de voorstelling Angels in America
van Tony Kushner centraal, in een regie van Ivo van Hove.
Kushner ontving voor dit werk in 1992 de Pulitzerprijs
voor het beste toneelstuk. Het stuk, dat vijf uur in beslag
neemt, wordt nu al een ‘moderne klassieker’ genoemd.
Het speelt zich af in de Verenigde Staten in de jaren tachtig en vertelt de verhalen van een aantal New Yorkers,
het merendeel homoseksueel, die kampen met aids,
relatieproblemen, angst voor het leven en de dood. Niet
bepaald een thematiek die je even gemakkelijk oppakt met
middelbare scholieren. Het was de taak van de regisseurs
om samen met hun leerlingen een eigen versie te maken
van dit monumentale werk. Dat is geen gemakkelijke klus,
alleen al gezien de lengte van het stuk. De meeste regisseurs sprongen dan ook niet direct een gat in de lucht bij
de keuze van het werk. Desondanks zijn zij er in geslaagd
taak van TA. Het moet wel om het theater
blijven gaan.’
vijf bijzondere voorstellingen neer te zetten, voor en door
de jongeren.
groep op Scholengemeenschap Reigersbos: ‘De tekst moet
grappig zijn, niet te saai. Het moet ook pit hebben, want
ja, als het geen pit heeft dan lijkt het niets.’
Ook kunstcoördinator Manja Hazenberg van Scholengemeenschap Reigersbos schrok in eerste instantie van
de thematiek van de voorstelling: ‘Ik dacht: ‘mijn hemel,
met onze leerlingen, die echt heel veel moeite hebben
met homoseksualiteit, dat wordt een heel ander toneelstuk, dat wordt gewoon een toneelstuk over vriendschap,
acceptatie, maar helemaal niet over homoseksualiteit
en laat staan over aids. Ik was echt verbaasd dat Karlijn
[regisseur] zo dicht bij het oorspronkelijke stuk was gebleven.’ Sommige regisseurs kozen ervoor om het gevoelige
onderwerp homoseksualiteit in hun bewerking meer naar
de achtergrond te laten verdwijnen, anderen gaven het
juist een prominente plek in de voorstelling en gingen het
gesprek over de moeilijke thema’s in volle overtuiging met
hun leerlingen aan. Het bleek heel goed mogelijk om de
thematiek nader tot de leerlingen te brengen. Leerlingen
voelden zich serieus genomen en hun verhitte discussies en
gesprekken leverden zelfs prachtig materiaal op, dat in de
voorstellingen kon worden gebruikt.
Door de jongeren zelf met hun eigen meningen te betrekken in het maken van de voorstelling kon de moeilijke
thematiek heel dichtbij worden gehaald. Dat is, zo legt
regisseur Karlijn Benthem uit, het belangrijkste van theatereducatie: ‘Dat het bloot legt wat het stuk met jou te
maken heeft. Dat het niet altijd gemakkelijk is om die brug
te slaan, maar dat elk goed toneelstuk universele thema’s
in zich draagt die je met jezelf kunt verbinden.
Theater gaat niet alleen over grote onderwerpen die ver
van ons verwijderd zijn. Het makkelijke aan die heftige
thematiek is dat het onmiddellijk veel stof doet opwaaien
en veel reacties van de leerlingen uitlokt. Het moeilijke
eraan is dat je ervoor moet waken dat het niet een soort
maatschappijleer wordt. Dat is niet de doelstelling of een
Elke regisseur heeft andere keuzes gemaakt
voor de voorstelling van zijn of haar school.
Niet alleen in de teksten, thematiek en verhaallijn, maar ook in vorm en uitvoering. Jij
bent ‘m, de voorstelling van Visio-Comenius
werd live begeleid door een leerling op
een Turkse saz. Ook in I’m no Angel, de
voorstelling van Cartesius werd live muziek
gemaakt en gezongen. Op Reigersbos werd
juist weer veel gedanst. De verschillende
mogelijkheden en talenten van de leerlingen
werden zoveel mogelijk in de voorstelling
opgenomen. De jongeren lijken daarbij zelf
heel goed te weten wat hun doelgroep aanspreekt, zo vertelt een leerlinge van de tekst-
Blootscène
Een groot educatief project als dit ontwikkelt zich niet
zonder horten of stoten. Gelukkig worden er elk jaar ‘grote
stappen voorwaarts gemaakt’, zegt Wilma Smilde. Dit
mede dankzij de uitgebreide evaluatie die ieder jaar plaatsvindt met alle partijen. Ook dit jaar kwamen uit de evaluatie kritische vragen en verbeterpunten naar voren: ‘Hoe
krijg je de leerlingen uit de werkgroepen net zo gemotiveerd als de spelleerlingen? Hoe verbeter je de communicatie en kennisoverdracht tussen de scholen? Hoe vergroot
je het draagvlak voor het project op de hele school? Is
verplichte deelname beter dan facultatieve deelname?’ Al
deze vragen kunnen direct worden meegenomen in de
voorbereiding van de volgende editie, want die is alweer
in volle gang. Ondanks dat het een duur en arbeidsintensief project is, is Smilde ervan overtuigd dat dit de beste
manier is om jongeren kennis te laten maken met het theater, door het hen zelf intensief te laten beleven.
Waar het uiteindelijk allemaal om gaat, is natuurlijk het
effect dat zo’n intensief theaterproject op de jongeren
heeft. Of ze daadwerkelijk later actieve theaterbezoekers
zullen worden, weten we misschien pas over lange tijd.
Interessanter is de vraag of het project nu direct al effect
heeft, op hun houding ten opzichte van theater, op hun
sociaal maatschappelijke ontwikkeling. De meeste docenten en schoolleiders lijken zich daar niet concreet over uit
te durven spreken. ‘De tijd zal het leren’ is de algemene
opvatting, maar de leerlingen zelf weten het heel goed uit
te leggen. Misschien zijn hun gedachten over de onderwerpen niet altijd fundamenteel veranderd, ze zijn in elk
geval bespreekbaar gemaakt. De leerlingen hebben meer
contact met elkaar en durven makkelijker over
gevoelige onderwerpen te praten, zo zeggen
ze zelf. Ze hebben ook geleerd dat theater niet
‘alleen maar saai’ is, maar dat het ‘echt ergens
over gaat’. Na afloop van de juniorvoorstellingen werden de jonge acteurs uitgenodigd om
naar de ‘echte’ Angels in America van TA te
gaan kijken. Dat was een lange en moeilijke zit,
maar ze keken er ook gespannen naar uit om
hun ‘eigen’ personage op het toneel te zien, en
hun ‘eigen’ teksten uit te horen spreken door
de echte acteurs. De opmerkingen van twee
leerlingen naar aanleiding van de voorstelling
van TA spreken boekdelen: ‘Er was een scène
waar ze allemaal stilstonden, dus aan het eind
van de scène. Er begon een andere scène, maar
een van de acteurs stond in het donker even stil
en liep toen weg, terwijl de scène gewoon verder gaat. Dat vond ik een heel mooi beeld.’ ‘Er
was ook een andere scène, met Barry, toen hij
helemaal bloot ging, die scène waarin Joe tegen
Louis zegt dat hij alles voor hem overheeft. Hij
stelde zijn emoties bloot, maar ook zichzelf.
Dat was mooi, maar ik dacht er wel bij, goh,
hij durft!’ Voor veel leerlingen was Scholieren
spelen engelen een allereerste kennismaking
met het theater. Als je ze dan met zoveel inzicht
over een voorstelling als Angels in America
hoort praten, is dat misschien wel het mooiste
effect wat je je kunt wensen. ■
Scène uit I’m no Angel,
gespeeld door leerlingen
van Cartesius Lyceum
onder regie van Victor
Mentink
Foto: Lotte van Iersel
45
september 2008-9
september 2008-9
Geloof in talent
Eerste voorwaarde voor ontwikkeling van talent
Louise Hessel
Al vijftien jaar werk ik één dag per week op het Amman College te Rotterdam, destijds P.J. Evertse School geheten.
Het is een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Het is een school voor leerlingen met spraak-en taalmoeilijkheden, voor dove en slechthorende leerlingen en voor leerlingen met autisme. Ik werk daar als docent beeldende vorming met de ‘praktijkleerlingen’.
vo
Op de andere dagen ben ik autonoom beeldend kunste-
Serieus nemen
naar. Ik werk in mijn atelier of voer in opdracht kunstprojecten uit op locatie in samenwerking met specifieke
groepen mensen. Deze opdrachten liggen in de sfeer van
community art. Af en toe geef ik voor korte of langere tijd
gastlessen op verschillende beeldende opleidingen.
Voorwaarde is dat je in je vak gelooft. In een onderwijssituatie moet je het werk van je leerlingen serieus nemen.
Met mijn praktijkleerlingen ga ik om alsof ze op de kunstacademie zitten. Leerlingen nemen alleen hun eigen werk
serieus als de docent dat ook doet. En dat geeft verbluffende resultaten en zeker als je groepen over meerdere
jaren lesgeeft. Als ik bijvoorbeeld zelf een schetsontwerp
moet maken voor een opdracht, dan bespreek ik dat met
mijn leerlingen. Ik praat met ze over de problemen waar ik
zelf tegen aanloop. Leerlingen zijn vaak erg geïnteresseerd
in praktische zaken, bijvoorbeeld wat het allemaal kost.
Mijn leerlingen willen rijk worden, trouwen en kinderen
krijgen. Ze hebben zo hun dromen. Als ik vertel wat een
atelier kost en wat een galerie krijgt bij de verkoop van
een beeld (wat ze heel oneerlijk vinden), zien ze dat je
hier niet rijk van wordt, maar wel beroemd. ‘U staat in de
krant!’ Beroemd worden willen ze allemaal.
Opleiding
Mijn beroepsopleiding is een combinatie van de vijfjarige
lerarenopleiding Textiele Werkvormen & Handvaardigheid
en de vijfjarige Kunstacademie (afstudeerrichting autonoom). Beide opleidingen hadden hun eigen opvattingen
over beeldend vormgeven. De lerarenopleiding deed alsof
het een kunstacademie was en de kunstacademie had
weinig op met het beeldend werk van de lerarenopleiding,
dat vond men absoluut geen kunst. In die tijd waren dat
wel twee heel verschillende werelden. Gelukkig is dat anno
2007 anders.
46
Vertrouwen
Bij beeldende vakken is het op alle niveaus belangrijk dat
je een sfeer van zelfvertrouwen en vrijheid creëert waarin
leerlingen hun beeldende talenten kunnen ontwikkelen.
Vertrouwen hebben in de leerlingen en in hun werk betekent ook dat de kunstwerken zichtbaar moeten worden
gemaakt. Dat kan met exposities, publicaties of wat voor
activiteiten dan ook. Het liefst buiten de school en in
samenwerking met anderen. Het geloof in talent is een
eerste voorwaarde voor de ontwikkeling daarvan.
dend onderwijs om leerlingen anders te benaderen. De
producten van die benadering worden zoveel mogelijk op
locaties in - maar vooral ook buiten - de school geëxposeerd.
Galerie
Zo kon de school enkele jaren terug in samenwerking met
de deelgemeente Alexanderpolder voor twee maanden
Andere talenten
Leerlingen uit het speciaal onderwijs ontbreekt het vaak
aan zelfvertrouwen. Ze worden aangesproken op talenten
die niet hun sterkste kant zijn en ze dragen ook een stigma
mee. Beeldende vakken bieden bij uitstek de mogelijkheid om dit patroon te doorbreken, omdat leerlingen dan
andere talenten kunnen laten zien. Maar hoe kom je met
een groep leerlingen zover dat ze ervan overtuigd raken
dat het wel belangrijk is wat ze doen en wat ze maken?
Met elke nieuwe groep is het begin daarom moeilijk.
Ze zijn gewend ‘les’ te krijgen, een instructie over een
onderwerp en begeleiding van een docent. Belangrijk is
wat een docent ervan vindt en wat de docent vindt dat
je moet weten en kunnen. De leerling voert uit wat de
docent opdraagt. Een andere benadering is om leerlingen
belangrijk te laten vinden wat ze zelf doen en maken. Dit
vereist zeker in het begin een net zo strakke begeleiding
als anders, maar als het zelfvertrouwen terugkeert wordt
ook de eigen weg ontwikkeld.
Traditie
Bij het Amman College is er een grote beeldende vakgroep
die alle ruimte en faciliteiten krijgt om vooral leerlingen te
laten schitteren. Er is een zeer lange traditie in het beel-
47
september 2008-9
september 2008-9
portretten). Werk van leerlingen is veel gepubliceerd in
het vakblad Beeld Bijdehand, in bijvoorbeeld het boekje
Geheim Dossier en in de Boekie Boekie agenda 2008.
Effect
Het effect van een expositie of een publicatie op onze leerlingen is bijna niet te overschatten. In de ogen van familie,
kennissen, buren en vooral van henzelf presteren ze iets
bijzonders in de gewone wereld zonder weer ‘speciaal’ te
zijn. De meeste leerlingen hebben weinig met gesproken
en geschreven taal. Beeldende vormgeving geeft hen de
mogelijkheid om op andere manieren zich te uiten en om
daarin andere talenten aan te spreken. Het geeft hen de
mogelijkheid te groeien in plaats van achterstanden in te
lopen.
een lege benedenwoning door de leerlingen laten inrichten
als expositieruimte. Er was een galerie, er waren verschillende installaties en er waren animatiefilms. De leerlingen
leidden hun familie, buurtbewoners en andere geïnteresseerden zelf rond in de woning. De krant besteedde aandacht aan hun werken en er was een officiële opening. De
leerlingen konden uitgroeien boven het niveau dat hen
vooral door hun eigen omgeving werd opgelegd.
Projecten
De beeldende vakgroep van het Amman College heeft
dergelijke projecten gehad met het Architectuur Museum
in Rotterdam (project Torens), het Wereldmuseum & Plan
Nederland (project Idols, monument kinderen van de
vuilnisbelt), expositie in boekhandel Donner (Poemexpres
boekie boekie) en de Kunstuitleen Nieuwegein (Rembrandt
Talentontwikkeling
Deze manier van omgang met leerlingen vereist wel een
andere manier van ‘lesgeven’. Het is minder gericht op het
direct overbrengen van vaardigheden, kennis en technieken en meer gericht op het creëren van omstandigheden
waarin leerlingen zelfvertrouwen krijgen, gemotiveerd
raken en zelf verantwoordelijkheid nemen. Leerlingen die
denken dat ze het niet kunnen, moeten weer opnieuw
leren dromen. Ik ga op zoek naar het eigene van elke
leerling en probeer te ontdekken wat hen raakt. Het werk
moet aansluiten bij hun belevingswereld en ze moeten
kunnen schitteren met waar ze goed in zijn. Het zijn wel
intensieve processen die alleen met kleine groepen leerlingen van dit niveau mogelijk zijn. Juist het speciaal onderwijs, met kleine klassen, biedt bij uitstek de kansen voor
talentontwikkeling bij de leerlingen. Een mooie vervolgstap
zou voor deze leerlingen dan ook een talentklas kunnen
zijn. Dit is een ideaal dat ons voor ogen staat. ■
Boekman 75: Kunst en digitalisering
Anita Twaalfhoven, hoofdredacteur Boekman
hbo
Doen downloads de muziekindustrie de das om? Waarom is een e-book geen boek? Zijn
pc, iPod en mobiele telefoon de nieuwe kunstpodia? Door digitalisering is zowel de creatie, consumptie als conservatie van kunst ingrijpend veranderd. De nieuwste Boekman
brengt de ins en outs van de digitale kunstwereld breed in beeld. Ondanks of dankzij alle
grote veranderingen is van game over nog lang geen sprake.
Sinds tekst, geluid, muziek, afbeeldingen en bewegende beelden in een binaire
basisstructuur van nullen en enen over het web reizen, is er naast de reguliere
kunstwereld als het ware een elektronische kunstwereld ontstaan. Kunstenaars
creëren netkunst, micromusic of theatergames. Laptop, iPod en mobiele telefoon
fungeren als theater, concertzaal of bibliotheek en het publiek is interactief.
‘Voor de generatie die na 1980 is geboren, heeft internet geen geheimen. Hun
virtuele wereld bestaat vooral uit msn, games en het downloaden van muziek’,
stelt onderzoeker Jos de Haan in deze Boekman vast. ‘Het is nog maar de vraag
of ze ook de digitale weg naar de culturele rijkdom uit het verleden weten te
vinden.’ Internet zou in de toekomst wel eens bij kunnen dragen aan de verdringing van de traditionele cultuur door de populaire cultuur.
Paul Rutten schrijft in Boekman 75 dat we de toekomst van een nieuwe
informatietechnologie meestal in de achteruitkijkspiegel waarnemen. ‘Nieuwe
media worden doorgaans allereerst gebruikt om datgene te doen waarvoor
we de oude gebruikten’, schrijft hij. Doordat we nog niet in staat zijn virtuele
verschijnselen vanuit hun eigenheid te doorgronden, blijft het moeilijk hier
adequaat op in te spelen.
In een serie e-praktijken brengt de redactie van Boekman voorbeelden van
zowel traditionele als populaire cultuur op internet voor het voetlicht: van
een virtuele theatersoap en een site met jongerenrecensies tot een digitaal
schrijversmuseum, een digitale bibliotheek en een digitale cultuurzender.
Verder in dit nummer bijdragen van Riemer Knoop, Joppe Gloerich, André
Waardenburg, Koos Zwaan, Marco de Niet en François Stienen. Willem
Wijgers ziet nieuwe kansen voor marketing in de podiumkunsten en Pablo
Cabenda laat zien hoe games de kunstwereld veroveren. Daarnaast een
interview met mediakunstenaar Michiel Koelink en een dubbelinterview
met David Garcia en Gust De Meyer, respectievelijk hoogleraar Digitale cultuur en hoogleraar Communicatiewetenschap. ■
Boekman, tijdschrift voor kunst cultuur en beleid is hét forum voor kunst, onderzoek en beleid. Het tijdschrift, dat vier keer per jaar verschijnt, informeert thematisch over trends en structurele verschuivingen in de culturele sector en de cultuurpolitiek. Elk nummer bevat prikkelende essays, analyses,
interviews en columns. Boekman 75: Kunst en digitalisering ligt vanaf 17 juni bij de betere boekhandelaren. Voor (proef)abonnementen of losse verkoop zie www.boekman.nl. Prijs per stuk: € 15,-.
48
49
Actief
met
ckv
september 2008-9
Tijdschriften
Onder redactie van
Wil en Hans Weikamp
Clara Legêne
Ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het goede is dat vanaf komende
jaar de € 10,90 per basisschoolleerling voor cultuureducatie (ik kort het
af tot CE) voor alle scholen in het lumpsumbedrag gehandhaafd blijft.
Volgens onderzoek doet nu 90% van alle basisscholen mee aan de regeling CE. Dat is dus een succes. Het slechte nieuws staat in alle tijdschriften
die ik nu ga bespreken: het is nog steeds een rommeltje in CE-land. Vind
ik. BULLETIN CULTUUR & SCHOOL van juli maakt de stand op. Bureau
samengewerkt op het gebied van afspraken over vraag en aanbod. Hè
hè, zover had intussen iedereen moeten en kunnen zijn! (Dat dit weer een
opmerking voor eigen rekening is, begrijpt u.) Ook hebben de koplopers
op het gebied van cultuurprofielscholen eind vorig jaar een vereniging
opgericht. Doel is te komen tot een keurmerk voor de cultuurprofielscholen
zelf, een goede zaak. Ook de branche-organisatie van de CE-instellingen,
De Kunstconnectie, werkt aan kwaliteit en wil certificaten ontwikkelen
Sardes heeft onlangs een eindrapportage aan de minister gepresenteerd.
Van de eerste lichting scholen, die dus sinds 2004 meedoet (10% van het
totaal), heeft het grootste deel de zaak goed op orde. Dus: een Interne
Cultuurcoördinator (ICC), een paragraaf over CE in het leerplan, vakoverstijgende lessen, doorlopende leerlijnen en een stevig en noodzakelijk
netwerk. Aan de andere kant staat 10% van de scholen die nog nooit
heeft meegedaan en nu dus nog nauwelijks iets geregeld heeft. En bij
de overige 80% schort er nog van alles. De tweede groep, die in 2006
instapte, doet het in de praktijk redelijk, maar heeft nog niet echt wat je
noemt een stevig onderbouwde visie. En de derde groep, die pas sinds een
jaar draait, moet eigenlijk nog beginnen. Oei. Hier wreekt zich waarover
ik al in 2005 mijn zorg uitsprak: dat niet van meet af aan is bedongen dat
alle scholen direct mee moesten doen en dat alle scholen verplicht een
visie op CE moesten formuleren. Wat een gemiste kans! Deze conclusie
is geheel voor mijn rekening; in de tijdschriften wordt er niet ongerust
over gedaan. Bureau Sardes constateert verder dat vele scholen nog niet
goed in staat zijn hun vraag kenbaar te maken aan de CE-instellingen.
Wel gaan steeds meer scholen op dat gebied samenwerken. In Franeker
bijvoorbeeld hebben ze al gezien hoe enorm veel in gang wordt gezet als
de scholen eenmaal hun eigen CE-zaken op orde hebben en weten wat
ze willen. Daar ontstaan doorlopende leerlijnen CE, wordt goed en gericht
samengewerkt met CE-instellingen en worden leerkrachten geschoold en
begeleid. In de praktijk blijkt wel dat dit allemaal nog hoofdzakelijk om
organisatie draait en dat het gesprek over inhoud en het toetsen van de
inhoud vaak nog moet beginnen. Niet alleen op de scholen, overigens.
KNTV MAGAZINE van juli meldt dat bij het onderhandelen over de nieuwe
CAO kunsteducatie een groot verschil is geconstateerd in de ontwikkeling
van grote CE-instellingen in de grote steden en de rest. De kleintjes kunnen hier en daar het tempo niet bijhouden, wat te denken geeft over hun
lokale bijdrage aan de scholen. Ook is de aanpak per regio totaal verschillend. Nog even terug naar BULLETIN CULTUUR & SCHOOL: er ontstaat
wel aandacht voor verbetering van kwaliteit. Ook bij het ministerie, dat
het project Critical Friends (vrij vertaald: Kritische Vrienden) in het leven
heeft geroepen. Daarin gaan leerkrachten met medewerkers van culturele
instellingen in gesprek. Zodat leerkrachten meer leren begrijpen van CE
en de instellingen meer leren begrijpen van didactiek. Zodat er zelfs wordt
voor het aanbod van de CE-instellingen en beroepskunstenaars. In het licht
van dit alles is het onbegrijpelijk dat in het redactionele voorwoord van DE
PYRAMIDE van mei wordt gesteld dat scholen het voor taal en rekenen
allemaal prima op orde hebben, maar dat centraal vastgestelde doorlopende leerlijnen voor kunst en muziek kennelijk niet wenselijk en niet mogelijk
zijn. Voorgesteld wordt een onderzoek in te stellen. ‘We zijn benieuwd.’ Ik
ook. De verschillen in ontwikkeling op het gebied van CE worden op alle
betrokken terreinen - de scholen, de instellingen, de lokale gemeenteraden,
de subsidie-instellingen, de musea, de beroepskunstenaars, de vakopleidingen, de provinciale en landelijke overheden - onaanvaardbaar groot en een
groot deel van de scholen gaat de boot zo helemaal missen. Natuurlijk zijn
doorlopende leerlijnen voor kunst en cultuur mogelijk en wenselijk! Zoals
voor elk vak, en zelfs voor vakoverstijgende aanpak. Er zijn instrumenten
voor om ze te ontwikkelen, waarbij ook de overgang van po naar vo wordt
meegenomen. Het ONDERBOUW MAGAZINE van april wijdt er een artikel
aan en verwijst tevens naar ondersteunende sites als www.leerlijnwijzer.nl
die het gesprek erover in gang helpen zetten. Zelf zou ik willen dat ook de
leerstijlen bij CE een grotere rol konden en gingen spelen. Ten slotte nog
aandacht voor TEXTIEL PLUS, het zomernummer. Daarin een betoverend
verhaal over papierkunstenaar Peter Gentenaar, wiens werk te zien is op
de door hem en zijn vrouw georganiseerde Papier Biënnale in Rijswijk en
Apeldoorn. Hij maakte zijn eigen papier van vlas- en hennepvezels en
maalde en perste die in een zogeheten hollander, in de XVIIe eeuw uitgevonden door Hollandse molenaars. Gentenaar verbeterde de oude machine
en zijn hollander wordt nu wereldwijd gebruikt. Door in de natte papierpulp bamboevormen mee te laten drogen ontstaan wonderlijke vormen en
draaiingen. Zoals boomblad in de herfst verdroogt en rond de nerven krult.
Fascinerend mooi. Te zien tot 14 september en op
www.hollandpapierbiennale.nl. ■
50
september 2008-9
Docent en scholing
AdeR (van Annemarie de Ruijter) verzorgt lessen,
workshops, nascholing/bijscholing, ondersteuning en coaching op
het gebied van dans, drama, show/
musical, dansgeschiedenis en theater.
Ook neemt zij opdrachten aan als
gastdocent en als regisseur.
www.annemariederuijter.nl
Docent Centraal is het bij- en nascholingsprogramma voor docenten dans van Kunstfactor Dans
te Utrecht. Vraag voor meer informatie en het aanmeldingsformulier een folder aan. Bel daarvoor naar (030)
2334255 of mail naar [email protected].
www.dansweb.nl/educatie/docent_centraal,
Kunstfactor Dans Utrecht
Docentenmiddag Stedelijk in de Stad van het Stedelijk
Museum CS wordt gehouden op 5 september van 15.30
tot 18 uur. Tijdens deze middag krijgt u meer informatie
over Stedelijk in de Stad, het programma van het Stedelijk
Museum CS van oktober 2008 tot december 2009. Vanaf
1 oktober 2008 sluit het Stedelijk Museum zijn deuren aan
de Oosterdokskade, omdat het Post CS gebouw wordt verbouwd. Vijftien maanden lang is het Stedelijk een museum
zonder muren. In deze periode blijft het museum onder de
noemer Stedelijk in de Stad zichtbaar en actief en presenteert het een interessante mix van verschillende projecten
en presentaties verspreid over de stad. Ontdek de mogelijkheden om in de komende periode met uw leerlingen
of studenten deel te nemen aan één van de verrassende
educatieve projecten. Mail uw naam en de naam van uw
school of instituut naar [email protected].
www.stedelijk.nl, Stedelijk Museum Amsterdam
Post-hbo-opleiding docent musical (post-hbo bachelor) is een aanvullende opleiding die de monodisciplinair
geschoolde docent in de uitvoerende podiumkunsten de
mogelijkheid biedt de professionele reikwijdte te vergroten met kennis, kunde, inzicht en attitude behorend bij
de multidisciplinaire les- en leeromgeving. Deze opleiding
wordt gegeven gedurende één schooljaar bestaande uit 30
lesweken van ieder een lesdag van 7 lesuren, inclusief twee
examens. Deze opleiding start donderdag 4 september.
www.broadwayacademy.nl/nl-nabijscholing-posthbodocentmusical.html
Student en beroep
Oriëntatiecursussen en vooropleidingen ArtEZ academies
voor beeldende kunst en vormgeving: Arnhem: Vanaf
september 18 zaterdagen van 9.30 tot 17.00 uur de voor-
opleiding waarbij je kennis maakt met het kunstonderwijs
en je kunt bepalen welke vak- of docentenopleiding het
meest geschikt voor je is. Enschede: Vanaf 27 september
22 zaterdagen van 12 tot 16 uur vooropleiding oriëntatiecursussen en vooropleidingen ArtEZ academies voor beeldende kunst en vormgeving. Enschede: In een geheel eigen
sfeer de bacheloropleidingen beeldende kunst en design.
Na een oriënterend jaar verdiepen de studenten zich in hun
afstudeerspecialisatie met keuze uit fotografie, gemengde
media, mediakunst, schilderen, tekenen., beeldhouwen,
monumentale kunst, graphic design, photographique
design, urban architecture, video- and interactive design of
in combinaties hiervan. De vooropleiding start op 27 september 2008. Zwolle: 20 zaterdagen van 9.30 tot 16.00
uur Vooropleiding Orientatie cursussen en vooropleidingen
ArtEZ academies voor beeldende kunst en vormgeving. Op
20 zaterdagen krijg je de mogelijkheid je eigen oorspronkelijkheid en creativiteit te ontdekken. Na aanmelding volgt
een intake gesprek. Neem veel werk mee. Graag leren ze je
motivatie en creativiteit kennen, uiteraard niet je technische
bagage.
www.artez-academiearnhem.nl, ArtEZ Academie Arnhem
www.artez-aki.nl, ArtEZ Academie Enschede
www.artez-cabk.nl, ArtEZ Academie Zwolle
Musical Masterclass van Barrie Stevens is vanaf 18 oktober op 10 achtereenvolgende weekenden in Amsterdam
te volgen. Afgesloten wordt met twee voorstellingen. Voor
eenieder die zich wil professionaliseren in het musicalvak.
Vooraf audities. Aanmelden kan via de site of door te bellen naar Ed van Kester op (010) 5920424.
www.barriestevens.nl
Educatieve programma’s
instellingen
Educatief programma 2008-2009 Rijks Museum Twenthe
bevat een uitgebreid programma: 1. Met eigen ogen voor
klas 1 en 2 van vmbo-t, havo en vwo, duur twee uur,
twee delen: dvd voor in de klas, een museumles; 2. Geen
gezicht voor klas 2 t/m 4 van vmbo, havo en vwo, duur
anderhalf uur. De les wordt aangepast aan het niveau van
de leerlingen met een excursie door het museum waarbij
drie portretten en drie landschappen centraal staan; 3.
Kunstwaaier voor klas 2 en 3 van vmbo en klas 2 van havo
en vwo, anderhalf uur groepswerk; 4. Kunstkick voor klas
3 en 4 van vmbo, 3 t/m 5 van havo en 3 t/m 6 van vwo,
vijf kunstenaars, vijf disciplines, workshops van februari t/m
juni; 5. Droombeek voor bovenbouw van havo en vwo,
zo’n anderhalf uur met GPS door de wereld van stedenbouw en architectuur, excursie-ondersteuning met video’s;
6. Dit deugt! voor klas 1 van vmbo, havo en vwo, met een
boekje gaan we langs negen middeleeuwse deugden;
51
7. Carel Visser voor klas 1 t/m 3 van vmbo en klas 1 en
2 van havo en vwo, duur anderhalf uur van 22 november
t/m 9 maart 2009.
www.rijksmuseumtwenthe.nl,
Rijksmuseum Twenthe Enschede
Educatief programma 2008-2009 Toneelgroep Oostpool
legt vanaf 2009 de nadruk meer op ‘met en door jongeren’ met: 1. Acteurs in de klas van 23 februari t/m 24
april 2009. Toneelgroep Oostpool gaat ook de klaslokalen
bespelen. Het zijn minivoorstellingen met een beperkte
spelvloer en kleine decors die maximaal 50 minuten duren.
De toeschouwers krijgen de geheimen van het toneel van
heel dichtbij te zien. 2. Club Oostpool organiseert op 7
februari en op 20 mei 2009 een avond waarop uitgaan
en kunst samenkomen en er feest gevierd wordt. Huis
Oostpool verandert van 21 tot 2 uur in Club Oostpool
door diverse projecten en voorstellingen van jonge gretige
kunstenaars te programmeren.
ren klassikaal onder schooltijd een filmvoorstelling. Het
NIF (Nederlands Instituut voor Filmeducatie) vervaardigt
lesmateriaal bij iedere titel uit het programma. Met dit
lesmateriaal geven leerkrachten op school voor én na de
voorstelling speciale lessen die gericht zijn op het bevorderen van mediawijsheid. Het lesmateriaal bestaat uit een
docentenhandleiding met kopieerbare werkbladen voor de
leerlingen. De handleiding is uitgevouwen een filmposter
van de betreffende film. Nieuw is de dvd die het lesmateriaal met fragmenten ondersteunt en een verbinding
maakt met andere media zoals televisie en commercials.
Op de website van Klassefilm kunnen kinderen educatieve
games spelen. Van www.klassefilm.nl en van Educatieve
Activiteiten op www.filmeducatie.nl zijn gratis extra
opdrachten te downloaden.
www.filmeducatie.nl/nif/35.html
Opvallende exposities
www.oostpool.nl
Educatief programma 2008-2009 Het Nationale Toneel
bevat tal van praktijkgerichte projecten en workshops in
Den Haag én in het land. De activiteiten zijn het meest
gericht op leerlingen en docenten uit bovenbouw van
voortgezet onderwijs, studenten en docenten van middelbaar en hoger beroepsonderwijs en uiteraard jongeren die
op eigen initiatief interesse tonen in toneel. Bij een aantal
voorstellingen is een digitale Informatiemap beschikbaar.
Daarnaast zijn er theaterlesprojecten voor groepen leerlingen in Den Haag. Bij Medea (11 november t/m 24 januari
2009) en bij Romeo en Julia (2 maart t/m 13 juni 2009)
kunnen de theaterlessen ook in eigen stad (theater of
school) plaats vinden. Verder zijn er in Den Haag theaterlesprojecten bij Pleinvrees (9 september t/m 2 november)
en Hedda Gabler (2 december t/m 4 januari). Speciaal
voor theaterenthousiaste en -nieuwsgierige jongeren tussen 16 en 30 jaar en docenten organiseert NT diverse
workshops. Deze vinden plaats in het weekend of in de
avonduren.
www.nationaletoneel.nl/educatie
Atelier Jan van der Vaart is door Keramiek Museum
Princessehof langdurig in bruikleen verkregen. Met de
complete inventaris van zijn werkplaats is in een permanente presentatie het Atelier Jan van der Vaart ingericht.
In het atelier wordt het productieproces van gegoten
keramiek geïllustreerd aan de hand van oorspronkelijke
materialen en gereedschappen waarmee Van der Vaart
(1931-2000) heeft gewerkt.
www.princessehof.nl,
Keramiek Museum Princessehof Leeuwarden
Klassefilm, het landelijke educatieve filmprogramma
voor het primair onderwijs, organiseert jaarlijks op 45
locaties in het land meer dan 800 filmvoorstellingen voor
ruim 140.000 kinderen. In Klassefilm bezoeken kinde-
Jan Wolkers wordt in Stedelijk Museum
De Lakenhal te Leiden geëerd met een
grote tentoonstelling die op zondag 19
oktober, exact een jaar na zijn dood,
wordt geopend. In deze grote tentoonstelling is t/m 15 februari 2009 werk
van Jan Wolkers (1926-2007) te zien.
Hij was een homo universalis, een veelzijdig kunstenaar (beeldhouwer, schilder,
schrijver) en een levensgenieter met een
brede belangstelling voor geschiedenis,
politiek en religie en met een grote liefde
voor natuur, jazz en sport. De expositie
belicht het hele spectrum van het werk
van Wolkers met een accent op zijn beeldende kunst: tekeningen, schilderijen, beelden, vroeger en
recenter niet eerder getoond werk, verrijkt met gedichten
en fragmenten uit zijn literaire werk. Naar aanleiding van
de tentoonstelling verschijnt Marszwart & titaanwit, een
uitgebreid full color boek over het beeldend werk van
Wolkers, geschreven en samengesteld door Onno Blom
en vormgegeven door Irma Boom. Parallel aan de tentoonstelling vindt in het Scheltema Complex, het culturele
podium van De Lakenhal, een groot aantal activiteiten
plaats rond de persoon Jan Wolkers. In films, fotografie,
talkshows en wandelingen worden de vele facetten van
leven en werk van Jan Wolkers nader belicht.
www.lakenhal.nl, De Lakenhal Leiden
www.CKplus.nl: overzicht van bijna 400 lopende exposities, informatie op trefwoord over 1200 musea
www.CKplus.nl/extra7.html: overzicht van culturele manifestaties en exposities
www.CKplus.nl/extra12.html: 190 stadswandelingen en
kunstroutes
[email protected]: voor reacties en opgave gratis CKplus.
nl-nieuwsbrief
Download