België anno 1914 Hoe zag België er uit in 1914? België is reeds meer dan 80 jaar onafhankelijk. Het is een welvarend land en heeft de trein van de industriële revolutie niet gemist. Desondanks leeft nog een groot deel van de bevolking van de landbouw. In de steden groeit de verpauperde bevolking in achterbuurten en beluiken. Aan het hoofd van de meer dan 7 miljoen Belgen staat sinds 1909 de derde koning van België, Koning Albert. De regering wordt geleid door de katholieke aristocraat Charles graaf de Brocqueville. Economisch sterk merk België is in 1914 de 5de economische macht van de hele wereld met dank aan de industriële revolutie en de groeiende uitvoer. De Antwerpse haven is zelfs de tweede belangrijkste ter wereld, na New York maar vóór Rotterdam, Hamburg en London. De Waalse mijnen en de staalindustrie zorgen voor een steeds verder uitdijende industrialisering. In 1901 wordt ook in de Limburgse Kempen steenkool gevonden. Vlaanderen blijft economisch achter op Wallonië, hoewel er in de steden stilaan industrialisatie op gang komt. Stad versus platteland In 1914 telt België 7,6 miljoen inwoners, en het is daarmee het dichtst bevolkte land ter wereld. Ondanks de sterke industrialisering, woont 6 op de 10 Belgen nog steeds op het platteland. Daarvan verdient slechts een derde hun brood in de landbouw, de anderen werken als dagloner in de industrie of in de stad. Steeds vaker verhuizen arme mensen naar de stad, waar zij in achterbuurten een verpauperd proletariaat vormen. Nochtans groeit in de steden ook de kleinburgerij: meestal beperkt de stad zich binnen de contouren van de middeleeuwse wallen, waar nu de ‘Vesten’ liggen. Van randgemeenten is nog geen sprake: zo zijn Heverlee en Kessel-Lo nog groene landbouwgemeenten. De agglomeratie Brussel telt nog maar 250.000 inwoners en in Sint-Agatha-Berchem en Etterbeek is er zelfs nog landbouw. Welzijn en onderwijs De kinderarbeid mag dan al afgeschaft zijn (in 1878 reeds), de arbeidsomstandigheden zijn nog altijd abominabel in België. Werkdagen van meer dan 12 uur en werkweken van 60 uur per week zijn meer regel dan uitzondering, terwijl ook de lonen laag blijven. De arbeidersbeweging roert zich reeds vanaf 80-er jaren, nadat het cijnskiesrecht vervangen werd door het meervoudig algemeen kiesrecht. In 1894 kwam er zelfs een socialist in het parlement! Daags voor het uitbreken van de oorlog, in mei 1914, wordt de leerplicht ingevoerd voor kinderen tussen 6 en 12 jaar. Maar het zal nog tot ver na 1920 duren eer alle kinderen, die in vele arbeidersgezinnen mee zorgen voor het karig inkomen, naar school gaan. Dagelijks leven De gewone bevolking blijft in België anno 1914 zijn hele leven onder de kerktoren. Dit wil zeggen: in eigen dorp of stad, en meestal ook onder de hoede van de plaatselijke pastoor en de notabelen. Het standenverschil is groot en er gaapt daarenboven een kloof tussen het eentalig Franstalige bestuur (ook in het leger, het gerecht en de kerk) en de 50 % Vlaamstaligen, die meestal alleen een plaatselijk dialect spreken. Maar er is ook fysisch gebrek aan mobiliteit: auto’s zijn nog een zeldzaamheid, op de steenwegen zie je vooral paard en kar en enkelingen op de fiets. De ‘IJzeren weg’ of de trein vormt een geweldig alternatief vooral voor de mobiliteit van de ‘werkende mens’. Reizen is alleen voor de ‘happy few’ weggelegd, het jaarlijks verlof is nog niet ingesteld en toerisme is vrijwel onbestaand. Bronnen: - Sophie De Schaepdrijver, De Groote Oorlog - het Koninkrijk België tijdens de eerste wereldoorlog, Atlas Antwerpen - Amsterdam 1997. - August De Winne, Door arm Vlaanderen, Kritak Leuven 1982. - Fotoarchief gemeente Bierbeek - www.google.be Auteur: Liebrecht Salen (voor de werkgroep Oorlog & Vrede)