Leren leren, leren veranderen in de Vlaamse overheid Syllabus Leren is een zeer persoonlijke aangelegenheid. Een definitie van de ideale leerder is wellicht niet te geven. Ook de ideale methode bestaat niet. Toch geloven wij enige hulp te kunnen bieden. Het is immers belangrijk een aantal werkwijzen en methodes te kennen, om te kunnen ontdekken welke leerstijl voor ieder persoonlijk de beste is. Wanneer je dit ontdekt heb, kan je je eigen actieplannen en leerplannen ontwikkelen. Zo help je vooral jezelf om doelgerichter en efficiënter te leren binnen je organisatie. 1 Inhoud Deel 1: Ken jezelf 1. Vragenlijst 2. Communicatief versus stofgericht studeren 3. Structureren van het studieproces Deel 2: Sneller en beter lezen 1. Waarom sneller en beter lezen 2. Slechte leesgewoonten 3. Verbeteren van leesmethoden 4. Studerend lezen Deel 3: Studeren 1.Tijdsblokken 2. Voorbereidende fase 3. Actief bewerken 4. Geregeld herhalen 5. Memoriseren 6. Schematiseren 7. Samenvatten Deel 4: Optimaal presteren 1. Faalangst en studiestress Bijlagen Bijlage 1: balanstabel – ken jezelf Bijlage 2: checklist – activiteiten vóór het studeren Bijlage 3: voorbeeld studierooster Bijlage 4: voorbeeld dagindeling Bijlage 5: blanco dagindeling Bijlage 6: gebroken tekst Bijlage 7: antiregressietekst Bijlage 8: leestekst Bijlage 9: Sjabloon A4-advies Bijlage 10: voorbeeld A4-advies Bijlage 11: ontwikkelen is een werkwoord Bijlage 12: IOP-formulier Literatuurlijst Leren leren – Linguapolis - 2007 2 Deel 1 1 Ken jezelf Vragenlijst Om een ‘kunst van het studeren’ te ontwikkelen, is het voor lerenden in de eerste plaats nodig zichzelf in studeeropzicht beter te leren kennen. Op basis van inzicht in de sterke en minder sterke kanten van de eigen studiebekwaamheid kan de motivatie ontstaan om te experimenteren met andere manieren van studeren. Gebruik daarom deze lijst om jezelf te bevragen. In hoeverre ben ik iemand die: 1. gericht is op kennis, het paraat hebben van feiten, namen, begrippen en/of verbanden, het onthouden van wat ik bestudeer? weinig 1 2 3 4 5 in sterke mate 2. gericht is op details, nauwkeurige verwerking van lees- en studiestof, volledigheid, uitpluizen hoe iets precies zit? weinig 1 2 3 4 5 in sterke mate 3. gericht is op de hoofdzaken in lees- en studiestof, de rode draad? weinig 1 2 3 4 5 in sterke mate 4. gericht is op de bruikbaarheid van de theorie, de toepassing in de praktijk? weinig 1 2 3 4 5 in sterke mate 5. gericht is op kritische kanttekeningen bij de studiestof en het vormen van een eigen mening? weinig 1 2 3 4 5 in sterke mate Toelichting De eerste vraag heeft betrekking op memoriserende verwerking, het paraat hebben van kennis. Een hoge score op memoriserende verwerking hoeft op zich niet als negatief beschouwd te worden. Dat is pas als men uitsluitend gericht is op het ‘van buiten leren’ van de precieze vorm waarin bijvoorbeeld namen, feiten, definities of formules zijn gegeven, zonder inzicht in de studiestof. In dat geval levert deze ‘oppervlakteverwerking’ problemen op bij inzichtvragen of vragen waarin wordt afgeweken van standaardsituaties. De volgende twee vragen hebben betrekking op de tegenstelling tussen analytische verwerking en synthetische verwerking. Analytische verwerking is een consciëntieuze manier van lezen en studeren, van regel tot regel, waarbij de informatie zorgvuldig wordt gecheckt en eventueel aanvullende informatie wordt opgezocht. Risico: men ziet door de bomen het bos niet meer en laat het afweten bij examenvragen over wat grotere samenhangen. Bij synthetische verwerking gaat het juist om de grote lijnen in de studiestof, bijvoorbeeld de basisbegrippen van een theorie of de verschillen op hoofdpunten tussen verschillende theorieën. Synthetische verwerking heeft als risico globetrotting, een schijn van inzicht en overzicht, maar als het erop aankomt een gebrek aan precisie. De vierde vraag heeft betrekking op concrete verwerking. Hierbij is men gericht op de praktische bruikbaarheid van theorieën, concrete voorbeelden en verbinding met de actualiteit. Het risico is dat men wel de voorbeelden onthoudt, maar niet de principes of theorieën waar ze voor staan. De laatste vraag betreft kritische verwerking, waarbij men kritische kanttekeningen bij de stof plaatst en sterk gericht is op het ontwikkelen van een eigen visie. Hierbij is het risico dat men weinig openstaat voor de studiestof zoals die wordt gepresenteerd en moeite kan hebben met het volgens de bedoeling van de auteur weergeven van theorieën. Leren leren – Linguapolis - 2007 3 Ben ik visueel, auditief of motorisch? Ik neem de leerstof het best op via het gezichtvermogen, dus door te lezen. Ik neem de leerstof het best op via het gehoor. Ik leer het best door het maken van schema’s en het onderstrepen van woorden. In welke omstandigheden studeer ik het best? (je kan meerdere mogelijkheden aankruisen) 1. Ik studeer het best op bepaalde tijdstippen, namelijk ‘s morgens ‘s middags ’s avonds … 2. Ik studeer het best alleen, in stilte met geluiden om me heen samen met anderen alleen, in aanwezigheid van anderen … 3. Positieve invloeden op mijn studeren zijn de aanmoediging van anderen mijn motivatie mijn ervaring mijn eigen werkplek een opgeruimde werkkamer … 4. Negatieve invloeden op mijn studeren zijn de houding van anderen een eigen werkplek onnodige storingen moeite met tijd ‘claimen’ voor mijn studie een rommelige werkkamer … Mogelijke concrete tekorten in de studieaanpak Te weinig tijd besteden aan zelfstudie. Direct beginnen met leren en herhalen van de studiestof, in plaats van met inzicht te studeren. Maken van samenvattingen die te uitgebreid zijn om er later nog wat mee te kunnen doen. Alleen maar onderstrepen van de studiestof; dus geen aantekeningen of samenvatting. Veel tijd kwijt met alles willen begrijpen, terwijl niet alles relevant is voor het examen. Eén manier van studeren, niet aangepast aan specifieke vakken. Voor toets of examen geen tijd meer om te herhalen. Concentratieproblemen tijdens het studeren. Weinig stimulans van huisgenoten/vrienden/familie. Te veel druk vanuit de omgeving. Paniek op het examen (slecht lezen, black-outs, snel weggaan). Nog andere redenen: … Leren leren – Linguapolis - 2007 4 2 Communicatief versus stofgericht studeren We zagen eerder dat er verschillende vormen van verwerking zijn, met elk hun eigen risico. Het is moeilijk te zeggen of sommige misschien ‘beter’ zijn dan andere. Bovendien is het goed mogelijk dat afhankelijk van specifieke disciplines of vakken een bepaalde verwerking meer geschikt is. Een alternatief is om niet zozeer de nadruk te leggen op één of meerdere ‘betere’ vormen van verwerking, maar om een flexibele leerstijl te stimuleren. Dit houdt een communicatieve, in plaats van stofgerichte manier van studeren in. In de stofgerichte benadering wordt studeren voornamelijk opgevat als het doorwerken van grote hoeveelheden studiemateriaal. Per uur wordt een x aantal pagina’s afgewerkt. Een deel van de lerenden produceert dan ook nog omvangrijke samenvattingen van de verwerkte stof. Anderen beperken zich wegens de tijdsdruk tot het lezen en onderstrepen. Vaak komt men op deze manier niet klaar en blijft voor het examen een deel van de studiestof niet of oppervlakkig bestudeerd. Het alternatief voor de stofgerichte manier van studeren is een communicatieve manier van studeren. Waar het hier om gaat, is dat de lerende niet gefixeerd raakt op de studiestof op zichzelf, maar een open oog houdt voor de verwachtingen vanuit de omgeving waarbinnen het studieproces vorm moet krijgen. Hiervoor wordt aan de lerende een oriëntatie gevraagd op deze verwachtingen. Kan de lerende formuleren wat het loopbaanexamen verwacht van een goed vorderende student? Weet de lerende over welke specifieke kennis, inzicht en vaardigheid hij of zij wordt geacht te beschikken? Het gaat niet om het verwerken van x aantal pagina’s, maar om het realiseren van de eindtermen van het studieonderdeel. De lerende moet zich realiseren wat de eigen optiek is op de te bereiken studieresultaten. Leren leren – Linguapolis - 2007 5 3 Structureren van het studieproces Zet de onderstaande activiteiten in de volgens jou wenselijke volgorde. A Lezen, selecteren, verwerken en vastleggen van de te beheersen studiestof B Opslaan van kennis, inzicht en/of vaardigheid C Vaststellen van de leerverwachting: over welke kennis, inzicht en vaardigheid word je geacht na bestudering van de stof te beschikken? D Creëren van een raamwerk voor de verwerking van de studiestof: hoe ziet het vak in elkaar? E Beoordelen en evalueren van de examenresultaten F Afleggen van het examen A B Leren leren – Linguapolis - 2007 C G Creëren van overzicht over de studiestof D E F G 6 Deel 2 1 Sneller en beter lezen Waarom sneller en beter lezen Wie zelfstandig studeert, krijgt in hoofdzaak te maken met schriftelijke informatie. Bij het bestuderen van teksten en cursussen is lezen vanzelfsprekend noodzakelijk. Niet zomaar lezen, maar effectief lezen. We weten uit onderzoek dat het soms moeilijk is een tekst te begrijpen als je te traag leest. Het is dus belangrijk over een redelijke leessnelheid te beschikken. Een gemiddelde lezer behaalt een snelheid van 200 tot 250 woorden per minuut. Die leessnelheid opvoeren betekent niet dat je oppervlakkiger moet lezen. Na veel oefenen zal je merken dat sneller lezen en beter lezen samen gaan. Een eerste stap bij sneller lezen is je bewust worden van de slechte leesgewoonten. Zo leggen wij te veel fixatiepunten, vocaliseren we te vaak en plegen we vaak onnodig regressie. Lezen doet men altijd met een bepaalde bedoeling. Het leesdoel bepaalt de manier waarop men leest. We moeten dan ook onze leesmethode aanpassen aan het leesdoel. We gebruiken bepaalde woordsoorten zoals signaal- en sleutelwoorden waardoor we gemakkelijker het centrale thema kunnen ontdekken en kunnen doordringen tot de inhoud van de tekst. Door een tekst verschillende keren door te nemen op een andere manier gaan we meer doeltreffend te werk. Dit gefaseerd lezen is trouwens een noodzakelijke voorbereiding op het studeren. 2 Slechte leesgewoonten 2.1 Fixatie Wanneer we lezen bewegen de ogen zich met kleine sprongetjes langs de tekst. Tussen de sprongetjes in wordt het oog stilgehouden om te kunnen lezen. Het oog kan alleen maar waarnemen en dus ook lezen indien de oogbal in betrekkelijke ruststand wordt gehouden. Tijdens de oogbewegingen worden geen tekstbeelden naar de hersenen doorgeseind. De rustpauzes van het oog noemen we fixaties. Een goede lezer maakt weinig fixaties, weinig pauzes en beschikt zo over een grotere leesbreedte. 2 2 ver/ bet/ erings/ gest/ icht/ 1 De leesbreedte kan worden opgevat als een samenstelling van drie elementen: het zeer scherp waarneembare: / erings / het nog redelijk waarneembare: / bet / erings / gest / het gokstuk of de periferie: / ver / bet / erings / gest / icht / De terminologie ‘leesbreedte' is niet helemaal juist: er is niet alleen sprake van een periferie van links en rechts, maar ook van boven en beneden. Het is daarom ook dat goede lezers Leren leren – Linguapolis - 2007 7 vlot smalle verticale stukken kunnen lezen, terwijl het oog twee smalle regeltjes in één keer opneemt. Iemand die begint met een leesbreedte van veertien letters, kan mits wat inspanning twintig letters met één fixatie opnemen. Woord per woord lezen betekent, dat we de grootste moeite hebben met de aansluiting van de verschillende woorden en met de ontwikkeling van de verschillende gedachten van de schrijver. Het leggen van verbanden wordt op die manier veel moeilijker. Een leesbreedtevergroting van ongeveer 50% is mits enige volgehouden oefening mogelijk. Uiteraard spelen ook volgende elementen een rol: - bestaande woordenschat van de lezer - leesbaarheid van het lettertype - interlinie 2.2 Vocaliseren Onder vocaliseren verstaan we het zachtjes meemurmelen van de tekst die we lezen. Vooral de zgn. ‘auditievelingen' hebben deze behoefte aan klankvertolking. Ze hebben de gewoonte alles te lezen alsof ze zichzelf toespreken. Soms merken we uiterlijk helemaal niets, maar lezen ze de tekst toch woord-voor-woord en laten ze de klank in hun binnenste rondzingen. Door het lezen te koppelen aan het spreken, remmen we de leessnelheid (+/- 250 w/min) af tot spreeksnelheid (150 w/min). Vocaliseren kan zinvol zijn wanneer de tekst onduidelijk is geschreven of de auteur zich onvolledig heeft uitgedrukt. Ook bij het studeren en memoriseren kan vocaliseren soms een hulpmiddel zijn. Vocaliseren belemmert de leesflexibiliteit. Lezers die vocaliseren houden geen rekening met het doel dat ze beogen (inhoud van de tekst louter ter informatie of is grondige kennis ervan vereist?) of met - inhoudelijk gesproken - de zwaarte van het leesmateriaal. Jarenlang studerend lezen doet veel lezers vastroesten in dat langzame tempo. Ze hebben zich studerend lezen zo gewoon gemaakt dat ze niet vlugger kunnen. Al zou de stof dat wel toelaten en al zou het doel waarmee ze lezen dit wel toestaan. Daarmee komt het rustige woord-voor-woord-lezen, dat er zo serieus en zeker uitzag, toch wel in een ander daglicht te staan. Diezelfde lezers die er prat op gaan langzaam, maar goed te lezen, schieten tekort wanneer flexibiliteit gevraagd wordt, naar doelen, naar soort leerstof. 2.3 Regressie Regressie betekent ‘het opnieuw bewandelen van een reeds afgelegde weg'. Ook bij het lezen is er sprake van regressie in de zin van het herlezen van een tekst of tekstgedeelte. Soms is dit echter wel nuttig: - Als we een wetenschappelijk artikel of verhandeling met veel cijfermateriaal voor 100% willen opnemen. - Als de schrijver zich niet zo duidelijk en beknopt uitdrukt. Slecht schrijven leidt tot slecht lezen, zoals slecht spreken tot slecht luisteren leidt. Als er beter werd geschreven, zouden meer lezers het aandurven om, zonder neiging tot regressie, door te lezen. Leren leren – Linguapolis - 2007 8 Dit betekent niet dat wij, lezers, verder onze handen in onschuld kunnen wassen. Als we foutieve leesgewoonten hanteren, kan dat verschillende oorzaken hebben: We zijn te weinig geconcentreerd. We hebben te weinig zelfvertrouwen. We onderschatten onszelf dikwijls wanneer het erom gaat de stof door te lezen zodat we er zoveel mogelijk van kunnen opnemen. We gaan nog eens terug in de tekst, lezen halve en hele tekstgedeelten nog eens en nog eens, om vooral onszelf het gevoel te geven dat we er alles aan gedaan hebben om de inhoud van het leesmateriaal zo goed mogelijk op te nemen. Helaas is dit herhaaldelijk op dezelfde wijze en met hetzelfde doel doornemen van de stof meer bevorderlijk voor ons zelfvertrouwen dan voor het ons goed eigen maken van die stof. Bovendien zijn we geneigd, als we die gewoonte eenmaal hebben aangekweekt, ook regressie te plegen als we gemakkelijk leesmateriaal onder ogen hebt. We zijn te grote detaillisten. Als we behoren tot de groep van de hypernauwkeurigen, willen we meestal weten wat de schrijver wil zeggen en hoe hij zijn boodschap overdraagt. Deze groep pleegt dikwijls regressie. Regressie kan soms wel nodig zijn, bijv. wanneer we definities moeten leren. Soms is het echter voldoende om de grote lijn in een stuk of rapport te onderkennen. Dan zullen we globaal en informatief kennis opnemen. Op die momenten ontbreekt het de detaillisten aan flexibiliteit. Ze kunnen niet snel door de stof, al zouden ze dat wel willen. 3 Verbeteren van leesmethoden 3.1 Gebruik van woordsoorten Niet alle woorden in een zin zijn even belangrijk. Bijvoorbeeld ‘de' en ‘het' zijn minder belangrijk dan zelfstandige naamwoorden. Iedereen aanvaardt dat. En toch geven we ze bij het lezen dezelfde aandacht. We lezen met een soort van marsdreun op elk woord, terwijl een walsritme of een soort tango ons een veel beter resultaat zouden opleveren. We letten meer op de visuele volgorde van de woorden dan op de inhoudelijke waarde die elk woord in een groter geheel voor ons heeft. We letten te weinig op sleutelposities die bepaalde woorden innemen. Sleutelwoorden vormen de sleutel tot het begrip van de inhoud. De andere woorden in zinsverband doen wel mee, maar we zien ze meer dan dat we ze lezen. De andere woorden fungeren als noodzakelijke aanvulling, te vergelijken met cement voor metselwerk. Sleutelwoorden zijn vooral zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden. Ook feitelijke gegevens zoals getallen en namen. Meestal is 1 op de 3 à 4 woorden een sleutelwoord. Dit betekent niet dat 2/3 van een tekst als nutteloos kan beschouwd worden, maar wel dat we onze energie en concentratie in grote mate op 1/3 van het totaal aantal woorden moeten richten. Het is bijna lezen in telegramstijl: 'telegraphic reading' genoemd in Amerika. Het kost ons minder moeite en levert niet minder op. Signaalwoorden zijn woorden of reeksen van woorden die ons een signaal geven, die waarschuwen dat er iets gaat gebeuren in de tekst. Ze zijn totaal verschillend van de sleutelwoorden, omdat ze niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de inhoud maar aan de opbouw van een tekst. Ze geven structuurveranderingen aan. Leren leren – Linguapolis - 2007 9 - bijvoorbeeld; ter illustratie: Het is aan ons de keuze of we het lezen of niet. We lezen het als het voorgaande betoog onvoldoende duidelijk was. - ten eerste, op de eerste plaats: Er volgt dan wellicht een ten tweede, een ten derde, ... . - omdat: Er volgt verdere argumentatie. - kortom, ten slotte: Er volgt een concluderende samenvatting. - m.a.w.: Er volgt een herhaling van het vorige. Zo zijn er ook signaaltekens: ! , : , (). De bedoeling is niet dat we minder of helemaal niet zouden lezen of dat we delen zouden overslaan, maar wel dat we anders zouden gaan lezen In de praktijk hebben we echter geen tijd om ons elke keer af te vragen of een bepaald woord wel of niet als een sleutelwoord beschouwd moet worden. Een dergelijke aanpak zou tot tijdverlies in plaats van tijdwinst leiden. Dit neemt niet weg dat de regel kan behouden blijven: in elke zin staan woorden die naar de inhoud gerekend belangrijker zijn dan andere. Wat we gezegd hebben over sleutel- en signaalwoorden in een zin, kunnen we voor een groter tekstgeheel overnemen. In een alinea is een bepaalde zin aan te wijzen als belangrijker dan de andere. Dit is dan de hoofdzin of sleutelzin, omdat hij het centrale thema, het hoofdthema weergeeft. 3.2 Differentiatie van leesmethoden: gefaseerd lezen Zoals we reeds zeiden, is het essentieel de leesmethode aan het leesdoel aan te passen. Je zal dus ook je snelheid aanpassen aan je bedoeling, aan het soort van tekst. Een leesopdracht zou je kunnen opdelen in drie fases. Oriënterend lezen Het doel van deze leesmethode is snel een antwoord vinden op volgende vragen: o Waarover gaat het? o Wat staat er ongeveer in? o Wat heb ik er aan? o Staat er iets nieuws in? o Is het de moeite waard? o Ga ik het lezen? Zo ja, wanneer? Oriënterend lezen kan beschouwd worden als een stuk leesvoorbereiding: nagaan of er aanleiding is om de stof nog eens ‘echt’ te gaan lezen. Oriënterend lezen is evalueren en selecteren. Een vorm van oriënterend lezen is zoekend lezen. Deze methode van lezen gebruiken we als het gaat om het vinden van een antwoord op de concrete vraag waar we mee zitten. We gaan selectief te werk en trachten zo weinig mogelijk tijd te verliezen met het doorlezen van het tekstgedeelte waar het antwoord toch niet te vinden is. Zoekend lezen is lokaliseren. Toch raden we aan ook deze vorm van lezen te laten voorafgaan door een oriënterende fase. Leren leren – Linguapolis - 2007 10 Globaal lezen Dit soort lezen gaat al iets verder dan oriënterend lezen. Het gaat ook iets minder snel. Het is de bedoeling om in een zo kort mogelijke tijd inzicht te krijgen in de grote lijnen van de inhoud en de structuur van de tekst. Globaal lezen is gericht op het vinden en begrijpen van de hoofdzaken. Globaal lezen is structureren en comprimeren. Gedetailleerd of integraal lezen Met deze methode lezen we van begin tot einde met essenties en details. Deze manier van lezen gaat nog minder snel maar na de voorbereiding in de voorgaande fasen kunnen we hier flexibeler en doelgerichter lezen. 4 Studerend lezen Bij studerend lezen willen we een betoog niet alleen volgen en begrijpen, maar er ook op reageren (bijv. in de zin van instemming, kritiek, commentaar, conclusie). En dat niet alleen met betrekking tot de hoofdzaken, maar ook wat de relevante details betreft. Dit lezen is sterk gericht op het memoriseren en reproduceren. We verdiepen ons echt in de stof en proberen ons die eigen te maken. Studerend lezen is - oordelen - schematiseren - memoriseren. Men mag dit gerust de belangrijkste vorm van lezen noemen. Een vorm die ons ongetwijfeld de meeste tijd en energie kost. Alhoewel studerend lezen in het bijzonder door leestechnische oefening valt te versnellen, vinden wij de kwaliteit van dit lezen toch veel belangrijker dan de kwantitatieve prestatie. De kwaliteit van het studerend lezen kan doorgaans gunstig beïnvloed worden door vooral in vragende vorm te lezen. Probeer of je de stof die de auteur brengt, kunt ontleden in vragen en antwoorden. Welke vragen, vraagpunten en vraagstukken stelt de auteur eigenlijk aan de orde? Probeer ze in de tekst te vinden. Lukt dat niet, bijvoorbeeld omdat de schrijver slecht geschreven heeft, probeer de vragen dan zelf te formuleren. Ga vervolgens in de tekst na of op die vragen afdoende en bevredigende antwoorden zijn te vinden. Met andere woorden, studerend lezen is niet zozeer een kwestie van sneller of trager de neergeschreven woorden in te slikken. Studerend lezen heeft veel meer het karakter van een discussie. Uit deze karakterisering van het studerend lezen blijkt dat het niet om snelheid kan gaan. Dikwijls moet men onderbreken voor het maken van notities, voor het aan- of onderstrepen van bepaalde passages, voor het maken van kanttekeningen. Wellicht moet men er tussendoor andere literatuur bijhalen om te vergelijken, te toetsen wat andere schrijvers over het onderwerp in kwestie gezegd hebben. Of wat dezelfde schrijver voorheen beweerd heeft in een andere publicatie. Men moet definities en begrippen met aandacht in zich opnemen en deze kritisch onder de loep nemen. Misschien in eigen bewoordingen omzetten of samendrukken om ze beter te kunnen onthouden. Men moet voorbeelden bestuderen en napluizen. Leren leren – Linguapolis - 2007 11 Enkele tips: Begin niet meteen met studerend lezen, maar eerst met oriënterend lezen en / of globaal lezen. Lees de woorden en de bladzijden niet klakkeloos achter elkaar in de volgorde zoals de auteur ze heeft neergeschreven. Lees een boek desnoods van achter naar voren, zodat je je steeds moet afvragen: ‘Waar heeft hij het eigenlijk over?', ‘Hoe komt hij daaraan?'. Probeer de tekst in vragen en antwoorden te ontleden. Gebruik daarbij je balpen. Via eigen bewoordingen kom je eerder tot geestelijke eigendom. Lees geconcentreerd, leg accenten, stel kritische vragen, vat samen, maak een schema. Leren leren – Linguapolis - 2007 12 Deel 3 1 Studeren Tijdsblokken Studeren is in hoofdzaak het zich eigen maken van geschreven informatie. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: geschiedenis studeren we op een andere manier dan talen of wiskunde; een volledige cursus instuderen met het oog op een examen verloopt anders dan studeren om zichzelf te vervolmaken... Toch is een zekere regelmaat in de studie in ieder geval belangrijk omdat wij nu eenmaal gemakkelijk vergeten wat we gestudeerd hebben. Het is daarom goed vooraf eens te overdenken wanneer je kan studeren: welke dagen en uren. Studeren gebeurt in korte tijdsblokken. We delen de leerstof daarom op in korte stukjes die in een redelijke tijd te verwerken zijn. Per studieblok omvat het studeren steeds een geheel van activiteiten die we opdelen in drie fasen: 1. een voorbereidende fase 2. de actieve bewerking 3. een herhaalfase Sommige mensen komen niet tot de verhoopte studieresultaten omdat zij belangrijke stappen bij het studeren overslaan of onvoldoende grondig aanpakken. 2 Voorbereidende fase 2.1 Planning Je kan maar goed studeren als je weet waar je naartoe wil. Goed studeren is doelgericht studeren. Je maakt voor jezelf een plan over ‘Hoe wil ik mijn zelfstudie aanpakken?’. Je stelt jezelf vragen als: Wat ga ik studeren? Wat wil ik kunnen? Wat moet ik doen om daartoe te komen? Hoeveel tijd wil ik besteden? Hoe controleer ik of ik goed bezig ben? Hoe kan ik tonen dat ik het kan? In de voorbereidende fase moet je bepalen welke leerstof je zal bestuderen: welke onderdelen, welk hoofdstuk. Je zorgt ervoor dat het nodige materiaal zoals woordenboeken, notities, naslagwerken binnen handbereik is. Je bepaalt je pauzes en je eindtijd. Denk eraan dat je ook tijd uittrekt om jezelf te overhoren. 2.2 Zich oriënteren Vanuit een helikopterpositie overzie je de te bestuderen tekst vluchtig om enig zicht te hebben om de delen die belangrijk zijn in functie van het gestelde doel. Zo wordt je nieuwsgierigheid wat gewekt en heb je al een kapstok waaraan alle informatie bij het eigenlijke lezen wordt opgehangen. 3 Actief bewerken 3.1 Begrijpen In deze fase is het belangrijk de opbouw en betekenis van de leerstof te achterhalen. Wat je begrijpt, kan je beter onthouden en gemakkelijker toepassen en gebruiken. Leren leren – Linguapolis - 2007 13 Lees de tekst volledig of deeltje per deeltje, afhankelijk van de lengte en de moeilijkheidsgraad. Tracht de kerngedachte van een alinea te achterhalen. Zoek aansluiting bij wat je al weet, kent… Lees tussen de regels. Soms moet je dieper kijken dan de letterlijke betekenis van de tekst. Tracht zicht te hebben op de opbouw van de tekst: hoeveel elementen worden genoemd? Hoeveel zaken worden aangegeven? Ontcijfer symbolen, tekens en afkortingen. Belangrijk is een vragende houding. Het stellen van vragen is een hulp om controle te krijgen op de inhoud; de kerngedachten op het spoor te komen; de opbouw van de tekst te vinden. Begrijpen betekent dat je in staat bent de theorie in eigen woorden te formuleren en voorbeelden te geven. 3.2 Grondig bestuderen Het grondig bestuderen van de leerstof is gericht op het onthouden en op het oproepen uit het geheugen van informatie. Actief studeren is hierbij noodzakelijk. Notities maken bevordert het actief studeren. Maak aantekeningen in de marge, onderstreep, omkader belangrijke woorden of begrippen, gebruik pijlen om relaties aan te duiden, nummer opsommingen, plaats uitroeptekens bij belangrijke begrippen, … Afhankelijk van de aard of de inhoud van een onderdeel kan je schema’s maken, samenvattingen, tabellen, ... Het verwerken van informatie in schematische vorm heeft voordelen: men komt minder in de verleiding letterlijke formuleringen over te nemen, men wordt genoodzaakt na te denken over de onderlinge relaties en schema’s hebben een sterk visueel karakter. Hier gaan we verder dieper op in. 4 Geregeld herhalen Naast het actief bewerken is ook het geregeld herhalen noodzakelijk om de leerstof op te slaan en te kunnen terugvinden in het geheugen. ‘Ik begrijp het, dus ik kan het’ is dus fout. Je moet je de leerstof eigen maken, je moet ze in de vingers krijgen. Tracht meteen na de eerste actieve bewerking de leerstof in zijn geheel opnieuw te overzien. Noteer eventueel wat nog niet duidelijk is. Herhaal met regelmatige tussenpauzes. Herhaal na een langere tijd het geheel nog eens. Het ‘rijpingsproces’ moet voldoende tijd krijgen. Als je een schema hebt gemaakt, kan je aan de hand van dat schema proberen de hele tekst te reproduceren. Vergeet niet te controleren of het juist is! Leren leren – Linguapolis - 2007 14 5 Memoriseren 5.1 Opslaan van kennis, inzichten en vaardigheden Het opslaan van kennis, inzicht en/of vaardigheid vormt het sluitstuk van het studieproces. Vaak komt deze activiteit in de verdrukking. Studenten hebben bijvoorbeeld bepaalde onderdelen van de leerstof nog niet bestudeerd en blijven tot op het laatst bezig met inhalen. Memoriseren is betekenisgerichte verwerking. Dit houdt in dat nieuwe informatie geïntegreerd wordt in wat men al weet en wel op zo’n manier dat de opgeslagen kennis ook weer eenvoudig op te roepen is. Wat het opslaan van kennis betreft, gelden nog het sterkst de klassieke memoriseeradviezen: zo mogelijk een bepaalde groepering aanbrengen, op zoek gaan naar de logica van een bepaalde reeks, gebruikmaken van associaties en ezelsbruggetjes, niet in een vaste volgorde leren, systematisch herhalen. Voor een optimale voorbereiding op inzichtsvragen beschikken lerenden bij voorkeur over schematische weergaven van de relevante studiestof en maken ze zich deze schema’s eigen door ze een aantal malen te doordenken, zodat ze steeds vlotter kunnen worden opgezet. In een examensituatie wordt een schema dan door een vraag min of meer vanzelf opgeroepen en hebben lerenden niet veel tijd nodig om het betreffende schema op te bouwen. Wat het opslaan van een vaardigheid betreft, is het van belang dat het hierbij niet gaat om eindeloos oefenen. Het gaat er in de eerste plaats om dat lerenden weten in welke situaties welke oplosmethode van toepassing is, en welke stappen bij de betreffende oplosmethode achtereenvolgens gezet moeten worden. Vervolgens is enige oefening nodig om voldoende routine te verwerven in het toepassen van de methode. 5.2 Geheugentechnieken tijdens het studeren Roep oude kennis terug in je herinnering voor je nieuwe kennis opneemt. Roep nieuwe kennis terug, voor ze wegzakt. Maak een vragenbank die de hele stof omvat en bestudeer de stof door jezelf telkens een vraag te stellen en het antwoord te toetsen. Breng de leerstof in kaart met een visueel schema. Dit is een model van jouw bestaande kennis, de nieuwe informatie en de stof en de gedachten die je daarbij hebt. Dit maakt het makkelijker de nieuwe kennis te onthouden. Gebruik zoveel mogelijk je verschillende soorten geheugen. Schrijf de belangrijkste woorden op, kleur of zet kaders (motorisch en visueel geheugen), studeer indien mogelijk luidop (auditief geheugen) en zoek zeker uit in welk type geheugen je het sterkst bent. 5.3 Algemene adviezen voor een beter geheugen Zorg dat je gemotiveerd bent voor wat je wilt leren. Belangstelling is een van de drijvende krachten achter ons geheugen. Neem regelmatig pauze en zorg voor afwisseling in je werk. Neem tijdens het leren voldoende rust. Je hersenen hebben tijd nodig om de informatie die je opneemt te verwerken. Het is beter meerdere keren een korte tijd aan een onderwerp te werken in plaats van een keer een lange tijd. Zo geef je je hersenen de tijd om de informatie te verwerken. Leren leren – Linguapolis - 2007 15 6 Ontspan je. Als je gespannen of nerveus bent, kun je onvoldoende aandacht geven aan wat je wilt leren. Als je last hebt van stress onthoud je minder. Na elke periode van memoriseren moet zeker een periode van ontspanning komen. Je ontspanning plannen, is even belangrijk als je periodes van studeren in schema brengen. Onthaasten en ontstressen zijn modewoorden, maar het is een feit dat de hersenen rustpauzes nodig hebben. Goed slapen is belangrijk voor de werking van je geheugen. Tijdens het slapen sluiten de hersenen zich af van de zintuigen en worden de ervaringen van de afgelopen dag in het permanente geheugen verwerkt. Probeer niet te veel dingen tegelijk uit je hoofd te leren. Het werkgeheugen kan maar ongeveer 7 dingen onthouden. Ga pas verder als de dingen die je eerder hebt geleerd goed zijn verankerd in het permanente geheugen. Eet gezond. Allerlei voedingsstoffen zijn essentieel voor de goed werking van je geheugen. Alcohol, roken, koffie en thee hebben een negatief effect op de werking van het geheugen. Schematiseren 6.1 Aantekeningen maken Over het denken van de mens is niet alles bekend. Maar wel is bekend dat we niet denken in dezelfde logische en systematische woordvolgorde waarin we spreken en schrijven. Hoe onredelijk en onlogisch gedachten kunnen zijn, merk je wel eens als iemand in woede uitbarst. Ook als mensen luisteren en lezen, vangen ze de woorden niet op in regelrechte volgorde, maar ontstaat er bij hen een heel netwerk aan woorden, ideeën en gevoelens die met elkaar in verband worden gebracht. Het resultaat is dat er aan de woorden een persoonlijk gekleurde betekenis wordt gegeven. Hoe gek dat kan uitpakken, merk je als iemand helemaal verkeerd reageert op wat je zegt. Nu is de bedoeling van aantekeningen maken dat je je eigen gedachten vorm geeft. Dat moet op een zodanige manier gebeuren dat een zo groot mogelijk deel van je hersenen ingeschakeld wordt, opdat zoveel mogelijk van wat je hebt opgeschreven je bijblijft. Je moet je dus niet beperken tot het opschrijven van een logische volgorde van woorden en begrippen, maar je moet je er iets bij kunnen voorstellen, er moet kleur in komen, het moet betekenis voor je krijgen. Je aantekeningen moeten daarom zo zijn dat ze je hersenen zoveel mogelijk aanknopingspunten geven terwijl toch de belangrijkste zaken kort en overzichtelijk weergegeven zijn. 6.2 Het traditionele schema Naar alle waarschijnlijkheid ben je gewend aantekeningen te maken door bovenaan de bladzijde te beginnen en naar beneden te werken. Het geheel maak je dan overzichtelijk met kopjes, onderverdelingen, nummering, inspringen, enzovoorts. Het ligt voor de hand op deze wijze aantekeningen te maken, omdat een tekstboek meestal zo is geschreven. Daarom is het een bruikbare methode om samenvattingen te maken van teksten. 6.3 Het spinnenweb Het spinnenweb is een vorm van aantekeningen maken die beter kan werken dan het traditionele schema, ten minste als je het een paar keer geoefend hebt. Zo'n visueel schema sluit beter aan bij de werking van de hersenen dan een traditionele lineaire tekst. Je hersenen werken niet tekstueel en lineair. Je zet het onderwerp centraal op de bladzijde en via vertakkingen geef je weer welke begrippen ermee te maken hebben. Je verbindt begrippen en thema’s met verbindingslijnen. Begrippen die verder van de kern staan, zijn ondergeschikt aan meer centrale begrippen. Je kan ook pijlen gebruiken om begrippen te verbinden die ver van elkaar verwijderd zijn, maar toch met elkaar te maken hebben. Leren leren – Linguapolis - 2007 16 Spinnenwebben worden veel bruikbaarder als de verbanden tussen de begrippen zijn aangegeven. Dat kan door woorden op de verbindingslijnen te plaatsen. Een spinnenweb bevat dus de belangrijkste begrippen en hun verbanden met elkaar. Van een begrip als ‘huis’ heeft ieder mens een eigen voorstelling. Woorden zijn heel handige etiketten voor begrippen, maar we voorzien woorden van onze eigen betekenis. Een spinnenweb is dus een schematische weergave van wat woorden voor jou inhouden. Als je een spinnenweb naderhand bekijkt, leg je verbanden tussen de begrippen op het papier en de voorstelling van die begrippen in je hoofd. Net als bij het aantekeningen maken in een tekst, gebruik je bij het maken van een spinnenweb allerlei tekens om het overzicht nog te vergroten. Cirkels, vierkanten en andere figuren kan je gebruiken om begrippen die overeenstemmen of hetzelfde van aard zijn aan te geven. Je kan er ook een bepaalde volgorde van belangrijkheid mee weergeven. Heb je eenmaal een gebruikswijze gevonden, dan moet je daar wel consequent aan vasthouden. Met pijlen en kleur geef je weer hoe verschillende gegevens verspreid over de bladzijde met elkaar te maken hebben. Gebruik indien mogelijk symbolen in plaats van woorden. Zij nemen weinig plaats in beslag en zeggen soms meer. Vaak zal je een tweede versie van je spinnenweb moeten maken. Zo kan je merken dat in je eerste versie belangrijke begrippen te ver van de kern staan, of nauw verbonden begrippen soms ver van elkaar staan zodat de verbindingslijn over het hele blad gaat. Een tweede versie laat de relaties tussen de begrippen meestal duidelijker tot hun recht komen. Vaak is het ook nodig een spinnenweb netter te maken. In een tweede versie kan je nog begrippen en tekens toevoegen. Aantekeningen maken in de vorm van een spinnenweb heeft de volgende voordelen: Het onderwerp staat letterlijk centraal. Gedachtesprongen kunnen snel op papier gezet worden. Er zijn overal aanknopingspunten om het denken verder te stimuleren. In één oogopslag is duidelijk hoe belangrijk een gegeven is; hoe dichter bij het centrum, des te belangrijker is het. De onderlinge verhouding tussen de gegevens is onmiddellijk te zien. Door dit alles gaat herhalen van leerstof sneller en effectiever. Door z’n open opbouw kan je aan het spinnenweb van alles toevoegen zonder dat het leidt tot doorhalen, krassen of toevoegingen – die door gebrek aan plaats vaak onleesbaar zijn. Bij het herhalen zal een nieuw spinnenweb er anders uitzien. Vergelijking met het oorspronkelijke bevordert het onthouden. Bij het voorbereiden van een werkstuk stelt de open structuur van het spinnenweb je in staat allerlei nieuwe combinaties te leggen en uit te werken. Voor het zogenaamde brainstormen is dit een ideale vorm. 7 Samenvatten 7.1 Wat is een samenvatting Een samenvatting is: een verkorte weergave in eigen woorden van de hoofdzaken van de leerstof Leren leren – Linguapolis - 2007 17 Een samenvatting is het antwoord op de vraag: wat staat er eigenlijk? Het bevat de belangrijkste gedachten van de verschillende delen van de tekst en van de tekst als geheel. Het is goed om een samenvatting te maken van de leerstof. Hiermee breng je structuur aan in de stof en formuleer je de hoofdzaken in eigen woorden. 7.2 Hoe maak je een samenvatting? Maak een onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken. Wat de hoofdzaken zijn, hangt af van je leerdoel en van wat je al weet. Om de hoofdzaken te kunnen onderscheiden moet je kritisch denken over de leerstof aan de hand van de vragen die je jezelf hebt gesteld. De hoofdzaken verwerk je in de samenvatting, de bijzaken laat je weg. Durf te selecteren. Maak gebruik van de structuur in de leerstof. Vaak kan je die structuur overnemen in de samenvatting. Formuleer de samenvatting in je eigen woorden. Daarmee dwing je jezelf om de leerstof te lezen, verwerken en begrijpen en je legt zo verbanden met kennis die je al hebt. Het is veel minder nuttig om teksten letterlijk over te nemen. 7.3 Hoe vat je een alinea samen? Lees de alinea eerst twee keer. Onderstreep de sleutelwoorden. De belangrijkste informatie of hoofdgedachte van een alinea staat in een kernzin, waaraan de andere zinnen ondergeschikt zijn. In de kernzin staat meestal meer globale en algemene informatie dan in de andere zinnen van de alinea. De kernzin is vaak de eerste, de tweede of de laatste zin van de alinea. Vat de kernzin kort samen. Schrap de woorden of zinsdelen die niet essentieel zijn. In het begin van de alinea geeft de schrijver vaak de structuur aan met een aankondiging of met signaalwoorden. (zie 3.1 gebruik van woordsoorten) Zulke structuurelementen kunnen helpen bij het vinden van de kern in een alinea. Geef de kern van de alinea in eigen woorden weer door de zinnen te formuleren zonder naar de oorspronkelijke tekst te kijken. 7.4 Hoe vat je een artikel samen? Verken het artikel. Lees de kopjes en eerste zinnen. Zoek belangrijke woorden die je nog niet kent of begrijpt op in een woordenboek. Stel jezelf vragen over het artikel. Bepaal de structuur van het artikel. Lees de inleiding en het slot. Hieruit blijkt welke onderwerpen in de kern belangrijk zijn. Vat de inleiding en het slot elk in één zin samen. Lees het artikel zeker twee keer door. Markeer de opeenvolgende denkfasen die je in het betoog herkent. Vat elke denkfase in één zin samen. Vaak bestaat elke denkfase uit een blok van enkele alinea's die bij elkaar horen. Zo'n blok van alinea's gaat dan over een deelonderwerp van de hele tekst. Dit onderwerp wordt meestal aan het begin of einde van het blok aangekondigd met een stelling of vraag en afgesloten met een conclusie of samenvatting. De tussenliggende alinea's bevatten een uitwerking of onderbouwing van het deelonderwerp. Als in een alinea slechts een punt herhaald wordt of een voorbeeld wordt gegeven kun je het vaak weglaten of zeer beknopt samenvatten. Maar vaak heeft een schrijver in elke alinea wel iets belangrijks te melden dat in je samenvatting moet terugkomen. Denk kritisch na over de inhoudelijke verbanden tussen de alinea’s, waarvan je de kern al hebt ontdekt. Denk bijvoorbeeld aan oorzaak/gevolg-relaties, vergelijking/contrast, probleem/oplossing en andere structuren. Geef de verbanden duidelijk in je samenvatting aan met behulp van signaalwoorden. Enkele suggesties om kritisch te denken over het artikel: Waarom is dit artikel geschreven? Voor wie is het artikel geschreven? Door wie is het artikel geschreven? Wat is het gezichtspunt van de auteur? Is hij subjectief? Leren leren – Linguapolis - 2007 18 Wat is de bedoeling van de auteur? Waar en wanneer plaats je het artikel? In welke context is het geschreven? Hoe onderbouwt de auteur zijn beweringen? Wat zijn de belangrijkste beweringen en argumenten? Zijn deze juist? Schrijven is schrappen. Verwijder alle herhalingen en overbodige informatie. Probeer alles zo kort en kernachtig mogelijk te formuleren. Lees de samenvatting nog eens na en maak er een vloeiende tekst van. De samenvatting moet uiteraard grammaticaal correct zijn en geen taal-, stijl- of spelfouten bevatten. Wanneer je voor jezelf een samenvatting maakt als onderdeel van het actief verwerken van de stof, dan is er niets op tegen om informatie, argumenten en inzichten toe te voegen. Het kan zelfs een goede manier zijn om verbanden te leggen tussen bestaande kennis, onderdelen van de leerstof en nieuwe inzichten die je gaandeweg ontwikkelt. Eventueel kun je bij de toegevoegde informatie de bron noteren, zodat je later kunt verantwoorden hoe je eraan bent gekomen Leren leren – Linguapolis - 2007 19 Deel 4 1 Optimaal presteren Faalangst en studiestress Faalangst, examenvrees en stress, het is allemaal aangeleerd gedrag binnen een vicieuze cirkel waarin de student vastzit: Je raakt tijdens een examen of stressvolle taak om een of andere reden in paniek, of je faalt om een of andere reden. Dat kan zo erg zijn dat de paniek bij elk later examen of elke stressvolle studiesituatie weer toeslaat. Faalangst is dus een onbewust aangeleerde reactie. Gevolg: je wordt bang voor alle stressvolle taaksituaties en je verliest al je zelfvertrouwen. Een beetje faalangst is geen prettig gevoel, maar het kan wel gunstig werken. Veel mensen hebben juist een bepaalde spanning nodig om tot goede prestaties te komen. Vandaar dat dit gevoel van spanning positieve faalangst wordt genoemd. Wanneer mensen die spanning extra sterk voelen en daarbij minder presteren dan zij kunnen, spreekt men van negatieve faalangst. Het gevolg van negatieve faalangst is dikwijls een toenemende onzekerheid. Helder nadenken is in die benauwende omstandigheid praktisch onmogelijk. Het is niet gemakkelijk uit de cirkel te raken van steeds minder leerprestaties en steeds grotere onzekerheid. Een eerste stap is het overzichtelijk maken van de leerstof, waardoor je de stof beter beheerst en waardoor het gevoel groeit dat je het aankunt. Het is ook nodig vertrouwen in jezelf te krijgen, opdat je veel rooskleuriger over jezelf leert denken en niet automatisch verwacht dat alles wat je onderneemt toch zal mislukken. 1.1 Tien tips voor mensen met ‘studiestress’ Doen Niet doen 1. Probeer zo goed mogelijk de zwaarte van de studietaken te bepalen. Wat moet je doen en hoe moeilijk is dat? 1. De studie zien als een grote berg werk die je dreigt te vermorzelen. 2. Bepaal hoeveel tijd je nodig hebt en hoeveel tijd je feitelijk hebt. 2. Zonder nadenken gaan zwoegen en er het beste van hopen. 3. Maak een overzicht van al je activiteiten en stel prioriteiten. 3. Blindelings aan de slag gaan met het voornemen alleen maar te willen studeren. 4. Bepaal zo goed mogelijk wat je aankunt en 4. Onderschatting van jezelf (‘ik kan het toch wat je moet laten schieten. niet’) of overschatting (‘het moét kunnen’). 5. Maak een goed werkplan, vind een goede werkplek en schuif gepieker even opzij om er later over te praten. 5. Vage plannen zonder tijdschema of voldoende tijd om uit te rusten en veel zelfverwijt. 6. Begin met haalbare deeltaken. 6. Te veel hooi op je vork nemen. 7. Spoor de oorzaak op als iets niet lukt. Vergelijk nogmaals de zwaarte van de taak met wat jij aankunt. 7. Als iets niet lukt dan is dat jouw schuld (je bent te slap, het zal jou toch niet lukken, ...) Leren leren – Linguapolis - 2007 20 8. Ontspan wat en praat over wat je dwars zit. 8. Verbeten doorgaan en het alleen moéten opknappen. 9. De gevolgen van zakken voor een examen kunnen pijnlijk zijn. 9. Zakken voor een examen is een absolute ramp. 10. Een studieschuld is vervelend. 10. Een studieschuld is ondragelijk. 1.2 Tips voor het examen Studeer nooit tot net voor het examen. Het is dan toch te laat om verloren tijd in te halen. Je loopt bovendien de kans om alles door elkaar te halen. Probeer te ontspannen. Vertrek op tijd naar het examen. Moeten hollen is echt niet bevorderlijk voor een rustige sfeer. Luister nooit naar wilde verhalen van mensen die het examen al achter de rug hebben. Lees de vragen op het examen nauwkeurig. Neem er een kladblaadje bij en schrijf per opgave kort op wat je te binnen schiet, maar ga dan meteen door naar de volgende opgaven. Op deze manier orden je je kennis en zet je je gedachten op het juiste spoor. Daarnaast werkt het geruststellend, want je hoeft op dat moment beslist nog niet alles te weten. Werk eventueel in rondes om de stress te reduceren. Begin met de vragen die je gemakkelijk kan beantwoorden en ga daarna over naar de moeilijkere vragen. Structureer je antwoord. Draai niet rond de pot. Vertel / schrijf niets wat je zelf niet begrijpt. Leren leren – Linguapolis - 2007