Definitie: (injectief) Een functie f heet injectief als x1 6= x2 impliceert dat f (x1 ) 6= f (x2 ) voor alle x1 , x2 ∈ domein(f ). Anders gezegd: f (x1 ) = f (x2 ) =⇒ x1 = x2 . Als een functie f injectief is, en y ∈ bereik(f ), dan is er precies één x ∈ domein(f ) zó dat y = f (x). 1 Definitie: (inverse) Als f een injectieve functie is, dan bestaat er een inverse functie f −1 . De waarde van f −1 (x) is de unieke waarde in domein(f ) waarvoor geldt f (y) = x: y = f −1 (x) ⇐⇒ x = f (y). 2 Bereik en domein van de inverse functie Als f : Domein(f ) −→ Bereik(f ), injectief is, dan Domein(f −1 ) = Bereik(f ), Bereik(f −1 ) = Domein(f ). 3 ∀x ∈ Domein(f −1 ) : f (f −1 (x)) = x, ∀y ∈ Domein(f ) : f −1 (f (y)) = y. Gevolg: (f −1 )−1 = f. Grafiek van f −1 ontstaat door spiegeling van de grafiek van f in de lijn y = x. 4 Afgeleide van de inverse • Als de functie f continu is op het interval (a, b) dan is f injectief dan en slechts dan als f ofwel stijgend ofwel dalend is. • Als f 0 (x) > 0 voor alle x ∈ (a, b) of f 0 (x) < 0 voor alle x ∈ (a, b), dan is f −1 differentieerbaar op het interval tussen f (a) en f (b), en er geldt 1 d −1 f (x) = 0 −1 . dx f (f (x)) 5 Domein, bereik, en afgeleide van inverse goniometrische functies: f (x) Domein Bereik f 0 (x) arcsin(x) [−1, 1] [− π2 , π2 ] arccos(x) [−1, 1] [0, π] arctan(x) R (− π2 , π2 ) √ 1 1−x2 √ −1 1−x2 1 1+x2 6 • Voor x ∈ [− π2 , π2 ]: arcsin(sin(x)) = x. • Voor x ∈ [−1, 1]: sin(arcsin(x)) = x. • Voor x ∈ [0, π]: arccos(cos(x)) = x. • Voor x ∈ [−1, 1]: cos(arccos(x)) = x. • Voor x ∈ (− π2 , π2 ): arctan(tan(x)) = x. • Voor x ∈ R: tan(arctan(x)) = x. 7 Ezelsbruggetje: x sin(x) 0 √ 1 cos(x) 2 0 √ 1 2 4 tan(x) 0 π/6 √ 1 2 1 √ 1 2 3 √ 1 3 3 π/4 √ 1 2 2 √ 1 2 2 1 π/3 √ 1 2 3 √ 1 2 1 √ 3 8 π/2 √ 1 2 4 √ 1 2 0 − Middelwaardestelling: Veronderstel dat de functie f continu is op het gesloten begrensde interval [a, b], en differentieerbaar op het open interval (a, b). Dan bestaat er een punt c ∈ (a, b) zó dat f (b) − f (a) = f 0 (c). b−a 9