Belichting bij videoproducties Licht

advertisement
Module Belichting
t.b.v. AV 2
Cursistenmap
De Creatieve
Onderneming
De Studio Onderneming
Dit project is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van ESF EQUAL
en Stadsdeel Amsterdam-Noord
AV1 Module Belichting
1
Belichting bij videoproducties
Licht
Licht is één van de eerste levensbehoeften naast eten, drinken. Het aanwezig zijn
van licht in ons leven is zo natuurlijk dat de waarneming van het licht veelal onbewust
gebeurt en als vanzelfsprekend aanwezig beschouwd wordt.
Dit gegeven vraagt van de programmamaker het terug redeneren naar wat hij of zij
tot dan toe als vanzelf-sprekend heeft ervaren.
En aan de andere kant geeft het de mogelijkheid met het inzetten van licht de
waarneming van de kijker te beïnvloeden.
Levensbehoefte
Het licht op aarde: de zon zorgt naast de warmte op de eerste plaats voor het
levensritme, een natuurlijk klok. Zowel door de stand alswel door de kleur geeft het
licht een tijdsindicatie. Naast de functie van klok geeft het licht een geografische
indicatie door bijvoorbeeld de lengte van de schaduw. Licht geeft verder diepte en
kleur aan iedere waarneming.
Waarneming
Mensen kunnen zien en wel met ogen. Het werkwoord zien geeft de indruk dat iets
van het oog uitgaat. Toch is het oog niet meer als een zeer geavanceerde
kleurencamera die licht in zich op kan vangen. Waarneming geschiedt niet direct
maar indirect. Het licht valt op een voorwerp en reflecteert naar het oog. Het oog
zendt deze reflectie naar de hersenen. De hersenen registreren de reflectie en
interpreteren deze. Deze interpretatie is aan diverse invloeden onderhevig en
daarom bijna nooit objectief.
Diepte
Wanneer we op een onderwerp verlichten nemen we met onze ogen niet de oorzaak
waar - het licht- , maar het gevolg: de schaduw. We zien alle vlakken die niet direct
aan gelicht worden. De schaduw geeft het onderwerp vorm en diepte. Zoals de
grijswaarden op een zwart-wit opname de diepte bepalen en bij de kleur de
helderheidnuances.
Kleur
De wereld om ons heen heeft kleur. We nemen die kleuren ook waar. Bijvoorbeeld
Piet heeft een blauwe trui. Is die trui werkelijk blauw? Het licht valt op de trui,
reflecteert naar het oog en we nemen hem waar als zijnde blauw. In werkelijkheid is
die trui helemaal niet blauw, maar geverfd met een pigment dat alle kleuren licht
absorbeert alleen blauw licht reflecteert.
De essentie
Naast de bovengenoemde zaken is licht niet alleen zeer belangrijk bij
videoproducties maar zeker ook een van de moeilijkste zaken. Kort samengevat is
licht belangrijk voor: kleur, contrast, helderheid, diepte, warmte, en effect. Het
AV1 Module Belichting
2
begrijpen van licht en het toepassen hiervan is een kunst. Helaas wordt deze kunst
om verschillende redenen vaak niet erkent. Meestal gaat dit om budgettaire redenen
of omdat men het gewoonweg niet begrijpt. Daarom wordt licht vaak als eerste
wegbezuinigd bij lowbudget producties en heeft altijd een kwaliteitsvermindering als
gevolg. Zowaar dat er zonder licht geen leven mogelijk is zo geld er voor
videoproducties dat zonder licht geen kwaliteit mogelijk is.
Hard licht
Vakkundige toepassing van hard licht is zonder twijfel de kern van een goede
belichting. Het levert een scherp beeld op dat body heeft. De meeste onderwerpen
komen namelijk vreselijk vlak en oninteressant over als je alleen maar zacht licht
gebruikt.
Voordelen
Hard licht geeft scherpe, duidelijke afbeeldingen. Vorm en model worden
herkenbaar, waarbij contouren en oppervlakken van een object goed te
onderscheiden zijn. Ook structuur is met hard licht zichtbaar te maken. Hard licht
geeft schaduw. Zo kan een schaduw in het beeld iets vertellen over iets wat zelf niet
in het beeld aanwezig is. Zo kun je in een studio suggereren dat er twee rijen huizen
staan in een decor waar je maar één rij hebt neergezet. Ook kan een schaduw op de
vloer of op een muur aangeven dat er ergens een raam is. Schaduw maakt het beeld
groter en ‘ruimer’. Het gemak van hard licht is, dat je het makkelijk kunt manipuleren.
Je kunt de lichtbundel afklappen of door zogenaamde ‘shapes’ een bepaalde vorm
aan de bundel geven. Ook kun je de stralen parallel doen lopen of met lenzen en
spiegels een speciaal effect creëren.
Nadelen
Toch moet je goed weten wanneer je hard licht wel en niet moet gebruiken, kijk maar
eens naar een beeld waar je alleen hard licht op zet. Hard licht geeft een hard
plaatje, met een vreselijk hoog contrast. Bij video kun je dat zeker niet gebruiken. Het
gaat een beetje lijken op een houtskooltekening, zeker als je het licht vlak van voren
of opzij laat komen. Naast de camera geplaatst geeft hard licht een volkomen vlakke
prent: alle schaduw valt immers achter het onderwerp. Elke harde lichtbron heeft zijn
schaduw.
Zes spots op de set geven dus ook zes schaduwen. Zo geeft een meervoudige
belichting van een onderwerp zonder meer een veelvoud van niet-relevante
schaduwen, waardoor de kijker alleen maar verward kan raken. Een schaduw kan
duidelijk en scherp zijn. Toch kan het zijn dat we die duidelijkheid en scherpe
begrenzing niet kunnen gebruiken, om reden dat die schaduw niet in
overeenstemming is met wat we bedoelen met het beeld. In dat geval zullen we de
gecreëerde schaduw dus moeten verzachten of zelf op heffen, uiteraard zonder
daarbij opnieuw een onbruikbare schaduw te veroorzaken. Meestal wordt er met
zacht licht ingevuld, waardoor het aan artisticiteit wint.
Zacht licht
Zacht licht wordt gebruikt om het contrast van hard licht te verkleinen, maar kan ook
als zelfstandige lichtbron goede diensten bewijzen. Zonder zacht licht kunnen
bepaalde subtiele en gevoelige effecten niet worden bereikt.
AV1 Module Belichting
3
Voordelen
Voor video wordt zacht licht meestal als basislicht gebruikt, of als invullicht. Basislicht
is een egale hoeveelheid zacht licht, waardoor je er zeker van bent dat geen hoekje
van het shot onderbelicht blijft. Het contrast is daarbij minimaal. In het beste geval is
het basislicht een goede ondersteuning voor High-Key licht, waarbij het alle details
uit de schaduw tilt.
In het slechtste geval doet het alle details juist uit de schaduw verdwijnen en
resulteert het in vlakke, niet interessant beelden. Invullicht doet vaak niet meer dan
de naam aangeeft: invullen van schaduwen, die dan vaak ontstaan zijn door een
hard licht, zonder opnieuw een schaduw te creëren. Op die plaats wordt dan
zichtbaar wat anders in de schaduw verdrinken zou. Het hoofdlicht (zonder
uitzondering van een spotlight) wordt vaak gecompleteerd met een invullicht. Zacht
licht kan ook als hoofdlicht worden gebruikt, haaks op de as van de lens. Zo krijg je
mooie zachte schaduwen. Meer naar de lens toe zal heel het onderwerp diffuus licht
vangen, waardoor oppervlaktestructuur en contour nagenoeg verloren gaan. Alleen
de omtrekken en duidelijke tekening in oppervlakken blijven dan herkenbaar. Als je
zoekt naar een manier om een bewerkt oppervlak vlak te doen lijken, zou je dus deze
manier van belichten kunnen gebruiken.
Nadelen
Zacht licht heeft nog geen richting. Als we zacht licht gebruiken om een object te
verlichten, zul je zien dat het ook daar valt waar we het niet kunnen gebruiken. Zelfs
gobo’s, of zogenaamde French flags, rond een zachte lichtbron kunnen het diffuse
licht geen richting geven. Anders dan bij hard licht, wordt het effect van een zachte
lichtbron al snel minder als de afstand van de lamp tot het onderwerp groter wordt.
Dat betekent dus, dat twee objecten wel samen een hoofdlicht zouden kunnen delen,
maar niet vaak een invullicht. Zacht licht leidt al snel tot een vlak, karakterloos beeld,
helemaal als het nog van verschillende richtingen komt. Met het genoemde basislicht
kun je dus niet uit de voeten.
Gebruik zacht licht met mate. Zacht licht wordt veel gebruikt om schaduw in te vullen.
Als die schaduw veroorzaakt wordt door een slecht geplaatst hoofdlicht, is het
resultaat beter dan gemiddeld.
Lichtrichting
De exacte richting van waaruit het licht op een object valt heeft een belangrijke
invloed op het uiterlijk ervan. De plaats van het licht is het belangrijkste, als je wilt
kunnen voorspellen wat een lamp gaat doen. Gelukkig kun je het resultaat van een
bepaalde lichtinrichting eenvoudig beoordelen. Er zijn drie lichtinrichtingen te
onderscheiden, die elk hun eigen karakteristieke effect opleveren.
AV1 Module Belichting
4
Frontaal licht
Onze indruk van diepte van een tweedimensionaal beeld ontlenen we aan de
schaduw in dat beeld, het verschil in licht en donker. We spreken daarbij ook wel van
de ‘grijzen’ in het beeld.
Ook onze impressie van een bepaalde structuur in een object komt van de subtiele
schaduwverschillen door een onregelmatige oppervlaktestructuur. Wanneer je recht
van voren belicht, dus naast de camera je licht neerzet, dan zijn er geen schaduwen;
er zal dan ook geen structuur of onregelmatigheid in het object te bespeuren zijn.
Frontaal licht staat meestal in een hoek van 10 tot 50 graden met de lens-as
afhankelijk van wat we willen laten zien van de vorm en structuur van het object. Als
we dan de lamp van recht van voren meer naar de zijkant bewegen, zul je de
schaduwen, op bijvoorbeeld een gezicht, groter zien worden: de neus loopt plotseling
tot over de wang. De wang tegenover de lichtbron wordt steeds donkerder in de
sterker wordende schaduw.
Zijlicht
Als een lichtbron haaks op de lens-as wordt geplaatst, zullen onregelmatigheden in
het oppervlak van het object heel duidelijk zichtbaar zijn. Een lichtbron, geplaatst aan
één van de zijkanten van een object, noemen we vaak zijlicht; recht van boven
noemen we het een top-licht. Beide doen de omtrekken van een object goed
uitkomen, maar ze benadrukken verschillende aspecten. Met dit soort licht worden
ook heel fijne structuren, die door frontaal licht onzichtbaar bleven, plotseling
duidelijk zichtbaar. Zijlicht doet papier, weefsels, hout en steen veel beter tot hun
recht komen. Het is ook uitstekend om details in bas-reliëfs, munten en dergelijke uit
te laten komen.
Achterlicht
Als we de lichtbron nog verder naar achteren doorschuiven, valt uiteindelijk de
voorkant in de schaduw. Het enige wat we nu nog van een massief object in beeld
kunnen onderscheiden zijn de contouren; in geval van een persoon, zijn kruin en
schouders. Een doorzichtig object zal door een achterlicht sterker worden verlicht
dan door een frontaal licht; bovendien zal een eventuele structuur nu zichtbaar
worden. Regen zul je dus bij voorkeur een achterlicht meegeven.
Waar komt het licht
We hebben nu gezien hoe hard en zacht licht zich gedragen. We kennen ook de drie
extremen in lichtrichting. De basis van goede belichting is het toepassen van deze
principes op het onderwerp en z’n omgeving, zodat ze zo in beeld komen als wij dat
wensen.
Driepunts belichting
De meest simpele en toch complete belichting is een opstelling die we vaak
aanduiden met driepunts belichting. We kunnen dit concept nagenoeg voor elk
driedimensionaal object gebruiken. Het bestaat in wezen uit een hoofdlicht, een
invullicht en een achterlicht. Toch is het geen wet van Meden en Perzen. We
gebruiken niet altijd alle drie de lichten. Je zou, bijvoorbeeld, ook alleen een
hoofdlicht kunnen gebruiken. Dat hangt allemaal van de toepassing af.
AV1 Module Belichting
5
Het hoofdlicht (key light) is de sterkste lichtbron; het is de hoofdlichtbron; de zon, zou
je kunnen zeggen. Het geeft meestal de lichtrichting aan, het geeft het object de
belangrijkste schaduwen. Waar het het beste staat, hangt sterk af van het
onderwerp, van hoe het wordt neergezet, van het effect dat we willen bereiken en
verder nog van invloeden welke nog meer op de set kunnen meetellen (als er een
raam aanwezig is bijvoorbeeld). Je mag nooit twee of nog meer hoofdlichten
gebruiken. Ze gaan elkaar dan beconcurreren of heffen elkaar op, geven dubbele
schaduwen en dat doet afbreuk aan het beeld.
Het invullicht (fill-light, fill-in) is de volgende lichtbron, om schaduwpartijen te
verlichten die door het hoofdlicht gemaakt zijn. Niet te sterk, want het mag niet
verstoren wat we daarnet met het hoofdlicht hebben gecreëerd. Bedenk, dat het
invullicht altijd tweede viool speelt. Het mag nooit overheersen. Het is vaak mogelijk
om zonder invullicht toch een bevredigende belichting te krijgen; de resultaten blijken
echter vaak toch net iets te contrastrijk en dramatischer dan de bedoeling was.
Het achterlicht (backlight) geeft nogal eens wat discussie. Sommigen gebruiken het
omdat het nu eenmaal bij driepunt belichting hoor, maar juist met het achterlicht moet
je zeer zorgvuldig omgaan; zowel in hoeveelheid licht als met de richting die je het
meegeeft. Omdat het de contouren wat aanzet, geeft het achterlicht het object vorm
en geeft het een illusie van diepte. Als onderwerp en achtergrond dezelfde
helderheid hebben, kan het achterlicht het onderwerp, met een randje licht, losmaken
van de achtergrond. Zonder het achterlicht zouden voor– en achtergrond in elkaar
overgaan.
Richting aanduiding
Om snel en eenduidig aan te kunnen geven waar een lamp moet komen, hebben we
een hulpmiddeltje: het klokschema. Door van elke lichtbron de horizontale en
verticale coördinaten te noteren, kunnen we de lamp een functie toekennen voor een
bepaald gezichtspunt. In de praktijk blijkt dat we makkelijk met zo’n urenaanduiding
uit de voeten kunnen, als met een verdeling in graden; maar als je dat wilt kun je de
uren in graden veranderen, waarbij 5 minuten overeenkomen met 30 graden.
Plaats van het hoofdlicht
In vele gevallen is de beste plaats voor het hoofdlicht zo’n 10 tot 50 graden uit de
lens-as. Dat zal voldoende detail te zien geven en ook de vorm goed doen uitkomen.
Maar vaak is het nodig het hoofdlicht wat nauwkeuriger te plaatsen, om ongewenste
verschijnselen als reflecties, lelijke schaduwen of hot-spots te voorkomen. Hoe
kritisch die plaats van het hoofdlicht is, hangt af van het onderwerp en het effect dat
je wilt bereiken met je licht. De beste plaats voor het hoofdlicht wordt bepaald door
een kritische blik en eigen smaak.
De beste plaats kiezen
In principe maakt het hoofdlicht het onderwerp zichtbaar. Maar een goed gekozen
hoofdlicht doet meer dan dat alleen. Het bepaalt in belangrijke mate hoe het
onderwerp eruit ziet. Als we het hoofdlicht van de lens-as wegdraaien, zien we
veranderingen optreden in het beeld. De schaduwen bewegen tegengesteld. Hoe
verder we rondlopen met het hoofdlicht, hoe groter de schaduwen worden.
AV1 Module Belichting
6
Als we het hoofdlicht omhoog bewegen, zullen de daardoor veroorzaakte schaduwen
naar beneden uitlopen. Zo zal iemand met een hoed, belicht door een hoog
hoofdlicht, met z’n ogen in de schaduw terecht komen. Dat plaatst ons voor een
beslissing. Willen we dat de ogen ongezien in de schaduw blijven? In geval van een
dramatische situatie zou je dat misschien willen. Als het niet je bedoeling is, kun je
het licht zo laten en het invullen met en invullicht. Als de schaduw echt heel lang
wordt, kun je de key wat lager plaatsen. Je kunt ook nog de hoed wat naar achteren
plaatsen. Het is duidelijk dat de positie van het hoofdlicht belangrijk is, als je
bepaalde delen van de scène goed en naar behoren belicht wilt hebben. Als de
meest interessante zaken van een object niet naar de camera gericht zijn (denk aan
een profiel-shot), dan zal dat in belangrijke mate meetellen bij de plaatsbepaling van
het hoofdlicht. Ook hier is er een relatie tussen de plaats van het hoofdlicht en
hetgeen de nadruk moet krijgen in beeld. De lamp kan frontaal, zijdelings of zelfs van
achteren komen. Zo’n achterlicht zouden we eigenlijk alleen gebruiken bij
doorzichtige objecten, maar deze uitzondering bevestigt de gouden regen: er is geen
gouden regel.
Plaats van het invullicht 1
Over de plaats van het invullicht is in de loop der tijden al heel wat afgediscussieerd.
De professional heeft in het algemeen z’n eigen voorkeur; hoewel in de Tv-studio’s
vaak grote softbakken hangen op een hoogte waar je weinig meer van mag
verwachten. De amateur gebruikt het of helemaal niet of maakt er buitensporig
gebruik van.
Eigenschappen van het invullicht
Het invullicht wordt voornamelijk gebruikt om schaduwen te verzachten en ze
transparant te maken. Invullicht mag daarom nooit te sterk zijn, waardoor het
opnieuw schaduw zou veroorzaken. Ideaal invullicht zou dus soft zijn. Ook hier zijn er
weer uitzonderingen. Als je invullicht niet anders dan van grote afstand kan komen,
in bijvoorbeeld een groot totaal, dan is het gebruik van zacht licht heel onpraktisch.
Zacht licht heeft niet echt richting, en het verspreidt zich nogal. Als alternatief zouden
we een minder sterkte hard lichtbron kunnen gebruiken als invullicht. Daarbij moet
dan het al bestaande hoofdlicht de nieuw gecreëerde schaduw van de fill-in
opheffen. Het blijft een noodgreep: liever geen hard licht als invullicht.
Plaats van het invullicht 2
Sommigen zetten een invullicht op de camera. Dat heeft ook nadelen: het licht kan
degene voor de camera verblinden, het kan weerspiegelen in z’n bril, er kunnen in
een meer camerasetting nog weer extra problemen ontstaan als de camera’s gaan
bewegen. Toch heeft een lichtje op de camera wel een paar voordelen. Het heeft
altijd relatie met het camerastandpunt. Het komt ook ongeveer van lenshoogte, het
vult de schaduwen in die de camera ziet. Het invullicht belicht ook objecten dichtbij.
Invullicht op statief wordt gebruikt als zacht licht op een hoogte van ongeveer een
meter. Heel doelmatig voor zowel zittende als staande mensen in beeld, want het
compenseert nagenoeg alle diagonale schaduwen, veroorzaakt door hangend
hoofdlicht.
AV1 Module Belichting
7
Als het hoofdlicht tussen 4 uur en 6 uur hangt, zal het overeenkomstig invullicht
tussen 6 uur en 8 uur geplaatst moeten worden. Hangend invullicht heeft het
voordeel dat de studiovloer vrij blijft voor bewegende camera’s. Er liggen ook veel
minder kabels over de vloer. Artistiek gezien is het hangende invullicht nooit waar we
het hadden willen hebben. Het is te steil en het verlicht nagenoeg de hele set. Met
een lichtje op de camera kun je dat relatief steile invullicht weer compenseren. Dat
kan ook met een extra invullicht op statief.
Plaats van het achterlicht
Het achterlicht maakt het beeld aantrekkelijker, helderder en het verbetert de
tekening van de omtrek. De plaatsing is niet echt kritisch, hoewel een doordachte
plaatsing, voor afzonderlijke onderwerpen, specifieke details goed kan doen
uitkomen.
Enkelvoudig achterlicht
Met een licht op een bepaalde afstand en boven ons object, krijgen we een
enkelvoudige schaduw op de vloer voor het onderwerp. Dat is een techniek, die bij
het uitlichten van grotere ruimten wordt gebruikt, waarin de schaduw een deel gaat
uitmaken van de compositie, zoals bij zang en dans. We moeten wel goed opletten
dat de schaduw, veroorzaakt door het achterlicht, geen belangrijke details in het
beeld verhult.
Dit probleem doet zicht al snel voor bij een demo, waarbij de achterlichtschaduw net
het object waar het om gaat in het donder doet verdwijnen. We moeten voorkomen
dat de demonstrateur in zijn eigen schaduw staat te werken. Als we het achterlicht
niet direct achter het onderwerp plaatsen, dan zal de daardoor veroorzaakte
schaduw diagonaal over de voorgrond vallen. Dat geeft soms een ongebalanceerde
compositie, maar het heeft het voordeel dat het achterlicht in ieder geval de
contouren van het onderwerp nog wat aanzet. Een achterlicht recht van achteren,
verlicht namelijk alleen de kruin.
Dubbel achterlicht
Door aan weerszijden van het onderwerp een achterlicht te plaatsen, bereiken we
dat de contouren aan beide zijden duidelijk worden aangelicht. Dat geeft een indruk
van een lichtrand rond het geheel. Het is mooi, maar gebruik het niet zomaar. Als je
even niet oplet, maakt het je beeld te mooi, te ‘gelikt’. Een dubbel achterlicht kan een
dubbele schaduw opleveren. Dat is nog lelijker dan schaduwen van een achterlicht.
Advies
In het algemeen kom je een enkel achterlicht tegen, net iets terzijde van het
onderwerp, aan dezelfde zijde als het hoofdlicht. Het moet hoog genoeg staan om te
voorkomen dat het in de lens schijnt (afklappen met de barndoors), of dat de lamp
zelf in het shot komt.
Beperk de verticale hoek, want een steil achterlicht ziet er niet uit.
Een toplicht is heel ongebruikelijk, want het overstraalt snel en doet de hele scène
vervlakken.
AV1 Module Belichting
8
Download