Aantekening VWO 4B Hfst 3 : De afgeleide functie Les 1 Toenamendiagram VB Gegeven is de functie f(x) = x2 + 3. Teken het toenamendiagram op [0,10] met dx = 2. Opl X 0 2 4 6 8 10 F(x) = x2 + 3 3 7 19 39 67 103 Toename 4 12 20 28 36 Teken het toenamendiagram. Les 2 Differentiequotient De helling op een interval [a,b] is : y y (b) y (a ) x ba y y (b) y (a ) Gemiddelde helling / snelheid op interval [a,b] = x ba Differentiequotiënt op interval [a,b] = VB Gegeven is de functie f(x) = x2 + 3. a. Bereken het differentiequotiënt op [2,6] b. Bereken de gemiddelde helling / snelheid op [-4,-1] Opl a. Differentiequotiënt op interval [2,6] = y y (6) y (2) 39 7 32 8 x 62 62 4 b. Gemiddelde helling / snelheid op [-4,-1] = y y (1) y (4) 4 19 15 5 x 1 4 1 4 3 Les 4 Benadering van de helling in een punt VB Gegeven is de functie f(x) = x2 + 3. a. Bereken de helling in x=2 Opl a. Een goede benadering is om een heel klein interval rond x = 2 te nemen en het differentiequotiënt uit rekenen (∆x=0,01) : Differentiequotiënt op interval [2 ; 2,01] = y y (2,01) y (2) 7,0401 7 0,0401 4,01 4 x 2,01 2 0,01 0,01 Dus de helling in x=2 is 4. Les 5 Raaklijn VB Gegeven is de functie f(x) = 2x2 -3x+10. Bepaal de raaklijn in x=3 Stappenplan raaklijn a. Bereken bij de x de y-coördinaat y = f(3) = 19 b. Algemene vgl raaklijn : y = ax + b c. a = hellingsgetal = dy/dx knop d. Je weet Je weet ook dus a = 9 y = 9x + b (3,19) invullen e. Dus raaklijn : y = 9x – 8. Les 6 Van hellinggrafiek ( f ’ (x) ) naar f(x) a. Teken f(x) en op basis daarvan f ‘(x) b. Teken f’(x) en op basis daarvan f(x) 19 = 9∙3+b dus b = -8 Les 7 Bepalen hellingfunctie met de limiet VB Gegeven is de functie y(x) = x2 + 3. a. Bereken de hellingfunctie met de limietdefinitie Opl Neem een heel klein getal h. Dan geldt voor iedere x dat Helling op interval [x,x+h] = lim h 0 y y ( x h) y ( x) y ( x h) y ( x) = y ’ (x) x xhx h Eerst y(x+h) = (x+h)2 + 3 = x2 + 2xh + h2 + 3 Dan geldt Helling op interval [x,x+h] = y y ( x h) y ( x ) x 2 2 xh h 2 3 ( x 2 3) lim lim h 0 h 0 x h0 xhx h 2 xh h 2 h( 2 x h) lim lim lim 2 x h 2 x h 0 h 0 h 0 h h lim Dus voor iedere x geldt dat de hellingfunctie y ‘(x) gelijk is aan y ‘(x) = 2x. VB Gegeven is de functie y(x) = x2 + 3. a. Bereken de helling in x = 13 helling in x=13 is y ‘(13) = 2∙13 = 26 b. Bereken de helling in x = -7 helling in x=-7 is y ‘(-7) = 2∙-7 = -14 Les 8 Differentieren Als je iedere keer de hellingfunctie moet bepalen, dan is dat erg veel werk. Dit is al door iemand gedaan. Deze techniek heet differentiëren. Differentiëren = { Hellingfunctie berekenen } (1) Hoofdregel differentiëren : f(x) = a∙xn f ‘ (x) = a∙n∙xn-1 (2a) Hulpregel : f(x) = a∙x f ‘ (x) = a (2b) Hulpregel : f(x) = a f ‘ (x) = 0 VB 1 Differentieer a. f(x) = 6x4. f’(x) = 24x3 b. f(x) = 4x f’(x) = 4 c. f(x) = 7 f’(x) = 0 d. f(x) = 3x5 – 7x3 + 6x – 3 f’(x) = 15x4 – 21x2 + 6 e. f(x) = (3x – 7x2)(6x+2) f(x) = 18x2 + 6x – 42x3 – 14x2 = – 42x3 + 4x2 + 6x f’(x) = - 42x3 + 8x + 6 VB 2 Gegeven is de functie f(x) = 9x2 + 36x. a. Bereken algebraïsch de helling in x=3. b. Bereken algebraïsch de coördinaat waar de helling gelijk is aan -9. c. Bereken algebraïsch de raaklijn in x=-1. d. Bereken algebraïsch de coördinaten van de top. Opl. a. F’(x) = 18x + 36 dus helling in x=3 is f’(3) = 18∙3 + 36 = 90 b. F’(x) = -3 dus 18x + 36 = -9 18x = -45 c. dus x = -2½ en y = 9(-2½)2 + 36(-2½) = -33.75