De kerk is katholiek of ze is niet Barend Kamphuis, hoogleraar dogmatiek aan de TU in Kampen Katholiciteit is een van de vier definiërende eigenschappen van de kerk die de geloofsbelijdenis van Nicea noemt: één, heilig, katholiek en apostolisch. Deze eigenschappen zeggen wat de kerk is, ze geven een omschrijving van haar wezen. Anders gezegd: zonder deze eigenschappen is er geen sprake van kerk. Stel: je hebt een dier dat geen poten heeft en schubben in plaats van haren en dat niet blaft maar sist, dan kun je hem wel Bello noemen en als huisdier houden, maar het wordt nooit een hond. Hij mist een aantal eigenschappen die onlosmakelijk met de hond verbonden zijn. Eigenschappen Iets soortgelijks geldt voor de kerk. De vier eigenschappen van de geloofsbelijdenis zeggen wat de kerk ten minste moet zijn. Als een organisatie één of meer van die eigenschappen mist, kun je haar wel kerk noemen, maar het is geen kerk. Zonder katholiciteit is er geen kerk. Zonder eenheid trouwens ook niet, maar dat valt buiten het onderwerp van dit artikel. Aan de andere kant: als je met de kerk te maken hebt, dan gaat het dus over die ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. We geloven dat dit de kerk is die God in het leven heeft geroepen. Dat is het wonder van de kerk: in een verdeelde wereld geeft God de ene kerk, in een zondige wereld de heilige kerk, in een gefragmenteerde wereld de katholieke kerk, in een dwalende wereld de apostolische kerk. Dat blijven we geloven, desnoods tegen de klippen op. De leer van de vier eigenschappen van de kerk is de grote bijdrage van de oude kerk aan de kerkleer. De reformatie heeft daar iets aan toegevoegd, namelijk de leer van de kenmerken van de kerk. De vier eigenschappen geven antwoord op de vraag: wat is de kerk? De kenmerken geven antwoord op de vraag: waar is de kerk? Je kunt wel katholiciteit claimen voor jouw kerk, maar is het wel de kerk? Waaraan kunnen we zien dat het echt de kerk is? Er zijn normen voor kerk-zijn. Het is duidelijk dat deze leer van de kenmerken van de kerk pas op kon komen toen verschillende kerken ieder voor zich het recht op de naam ‘kerk’ claimden. Het is ook duidelijk dat de eigenschappen en kenmerken van de kerk nauw met elkaar samenhangen. De kenmerken van de kerk zijn de eigenschappen van de kerk, toegepast op haar handelingen: prediking, sacramentsbediening, tucht. Kwantitatief Wat houdt katholiciteit eigenlijk in? Het begrip stamt van de Griekse uitdrukking kath holon, die zoveel betekent als ‘over het geheel genomen’. De kerk is katholiek, want ze is op het geheel betrokken. Maar op welk geheel? Allereerst gaat het om het geheel van alle tijden en alle plaatsen en alle mensen. De kerk is er vanaf het begin van de wereld tot aan het einde. Ze is niet alleen van gisteren, maar ook van vandaag. Ze is over heel de wereld verspreid, niet alleen van het Westen, maar ook van het Oosten en het Zuiden. Ze is niet slechts voor bepaalde soorten mensen, maar voor Joden en Grieken, slaven en vrijen, mannen en vrouwen, armen en rijken, niet alleen voor middenklassers, maar ook voor mensen uit achterstandswijken en uit villadorpen. Dit aspect van de katholiciteit noemen we het kwantitatieve aspect. De betekenis van dit kwantitatieve aspect voor de kerkleer is onvergetelijk onder woorden gebracht door Vincentius van Lerinum, een Franse monnik uit de vijfde eeuw na Christus. Hij stelde dat de katholieke kerk vasthoudt aan wat ‘altijd, overal en door allen’ is geleerd. Dat is niet een inhoudelijke afbakening van de leer, maar een kwantitatieve. Het houdt bijvoorbeeld rekening met de oudheid van een opvatting: een idee dat pas gisteren is opgekomen, mist katholiciteit. Het rekent ook met de universaliteit van een bepaalde opvatting: wat alleen in Noord-Afrika of alleen in Kampen wordt geleerd, kan moeilijk katholiek zijn. En het kijkt naar de consensus: zijn allen het erover eens, of is het een particulier idee? Katholiciteitseffectrapportage Er is geen enkele reden om minachtend te doen over dit kwantitatieve aspect van de katholiciteit. Dat alle volken, natiën en talen tot de kerk behoren, en alle groepen mensen, en dat ze de eeuwen omspant, dat zijn fundamenteel Bijbelse gegevens. Een kerk die dit kwantitatieve aspect mist, heeft alle reden haar bestaansrecht ter discussie te stellen. Dat er bij de introductie van paus Franciscus alleen al op het Sint Pietersplein meer mensen stonden dan er ingeschreven staan bij alle Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), geeft ons een heleboel te denken. Vinden we het niet terecht dat de Rooms-katholieke Kerk katholiciteit voor zich alleen claimt? Dan zullen we duidelijk moeten maken waaraan wij het recht ontlenen het ook voor onszelf te claimen. Enige tijd geleden heb ik een pleidooi gevoerd voor het invoeren van een ‘katholiciteitseffectrapportage’ bij kerkelijke besluitvorming. In feite gaat ook dat over deze kwantitatieve katholiciteit. Houd er rekening mee dat je niet in je eentje kerk bent. Je besluiten mogen nog zo Bijbels gefundeerd lijken en nog zo verstandig zijn, als ze de afstand met andere kerken of christenen onnodig vergroten, dan schaden ze de katholiciteit en dan had je ze niet moeten nemen of moet je er alsnog op terugkomen. Kwantitatieve katholiciteit is een kostbare gave van de Heer aan zijn kerk en we kunnen haar alleen tot onze grote schade en schande verwaarlozen. Tegelijk voelen we ook wel aan dat we niet bij de kwantitatieve katholiciteit kunnen blijven staan. We moeten bijvoorbeeld niet de meerderheid in het kwade volgen. Er zijn niet alleen jonge, maar ook heel oude dwalingen. En soms moet je met een profetisch getuigenis iedere consensus doorbreken. De traditieformule van Vincentius van Lerinum is een deelwaarheid. Als je die verabsoluteert, loop je vast. De herontdekking van het evangelie tegenover een vastgelopen traditionalisme wordt dan onmogelijk. Vincentius zelf gebruikte de formule al tegenover de voor hem nieuwe en dus foute genadeleer van Augustinus. Later is geprobeerd Luther er de mond mee te snoeren. Het kwantitatieve aspect mag niet geminacht worden, maar het is zeker niet het een en het al. Kwalitatief Vanouds heeft katholiciteit ook een kwalitatief aspect gehad. Dat is al te vinden in de oudste tekst waarin het begrip voorkomt, namelijk de brief van bisschop Ignatius van Antiochië aan de kerk in Smyrna. Ignatius schrijft daarin dat het kerkvolk moet zijn waar de bisschop is, zoals de katholieke kerk is waar Christus is. Vaak is gezegd dat het Ignatius hier gaat om het onderscheid plaatselijk - universeel, de plaatselijke bisschop en kerk tegenover de universele leiding van Christus over de wereldkerk. Maar dat is toch heel onwaarschijnlijk. Die hele tegenstelling plaatselijk - universeel speelt op de genoemde plaats geen rol. Bovendien wordt de aanduiding ‘katholiek’ in de eerste eeuwen vrijwel altijd voor de plaatselijke kerk gebruikt, niet voor de wereldkerk. ‘Katholiek’ heeft hier dus kennelijk een inhoudelijke betekenis. Het is de kerk die leeft bij de volheid van het evangelie van Christus. Cyrillus, bisschop van Jeruzalem in de vierde eeuw, noemt vijf elementen van de katholiciteit van de kerk. Twee daarvan betreffen het kwantitatieve aspect: de kerk is wereldwijd en omvat mensen uit alle sociale lagen. Maar de andere drie raken het kwalitatieve aspect: de kerk omvat de gehele leer aangaande de zichtbare en de onzichtbare dingen, de hemelse en de aardse; de kerk geneest alle zonde; en zij bezit alle deugden en geestelijke gaven. In de vierde eeuw werd ook de geloofsbelijdenis van Nicea opgesteld. Duidelijk is dat toen al het kwalitatieve sterk meewoog bij de omschrijving van katholiciteit. Het evangelie bevat een rijkdom aan waarheid. Het spreekt ons over God en over de mensen die God geschapen heeft. Het spreekt ons over het begin en over het einde van de wereld. Het gaat over vergeving van zonden en over heiliging van het leven. Het omspant heel het leven van de mens, zijn publieke optreden en zijn intieme relatie met God. Het gaat over politiek, maatschappij en cultuur, maar ook over spiritualiteit en over ascese. Het spreekt ons over het werk van God de Vader, van zijn Zoon Jezus Christus, en van de Heilige Geest. Heel de volheid van die waarheid is aan de kerk geschonken. De katholieke kerk leeft van de volle rijkdom van het evangelie. Sekten selecteren daaruit. Ze hebben het alleen over de onzichtbare dingen, of alleen over de Geest. Maar in de katholieke kerk wordt geprobeerd de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte van Gods liefde in Christus te verstaan. Dat is het kwalitatieve aspect van de katholiciteit. Het is nodig beide aspecten bij elkaar te houden. Wie met het kwantitatieve aspect aan de haal gaat en het kwalitatieve verwaarloost, loopt vast in uiterlijkheden. Wie alleen het kwalitatieve benadrukt, vergeet dat juist in de zichtbaarheid van de kerk de heerlijkheid van Jezus Christus schittert. Beide aspecten zijn onopgeefbaar. Afgrenzing De katholiciteit van de kerk betekent een afgrenzing. De kerk is immers katholiek of ze is niet<<invoegen: eindnoot 1>>i. Dat geldt zowel voor het kwantitatieve als het kwalitatieve aspect. De traditieformule van Vincentius (‘de katholieke kerk houdt vast aan wat altijd, overal en door allen is geleerd) wil uitsluiten dat allerlei particuliere of tijdgebonden ideeën de kerk gaan overheersen. Die zijn niet katholiek en moeten dus uitgesloten worden. Het kwalitatieve criterium dat de katholieke kerk leeft bij de volheid van het evangelie, sluit de sekten uit. Die gaan met één element van het evangelie aan de haal en zijn dus niet katholiek. Opkomen voor de katholiciteit van de kerk betekent dus niet dat je zomaar alles goed vindt. Je trekt een grens: wat niet katholiek is, valt erbuiten. De vraag is natuurlijk wel hoe die grens moet worden bepaald. De traditieformule van Vincentius voldoet niet als criterium, zagen we in het eerste artikel. Zelfs als we zouden kunnen achterhalen wat altijd en overal en door allen is geleerd, hebben we nog geen beslissende norm in handen. Maar in de praktijk is dat helemaal niet te achterhalen. Het vaststellen van de universele traditie van de kerk vraagt vanaf het begin keuzes, geloofskeuzes: dit hoort er wel bij en dat niet. Dit mag dan door de kerkvaders gezegd zijn, maar het houdt geen stand tegenover het evangelie. Dat mag dan een wijdverbreide opvatting zijn, maar we moeten ermee breken. Ook concilies kunnen dwalen en hebben metterdaad gedwaald en moesten door opvolgers gecorrigeerd worden. Kortom, voor afgrenzing is meer nodig. Kerkelijk leergezag De Rooms-katholieke Kerk heeft na eeuwen discussie gekozen voor een eenduidige afgrenzing: het kerkelijk leergezag, zoals dat zijn uitdrukking vindt in de onfeilbaarheid van de paus. Het boeiende is dat dit een heel progressieve opvatting van katholiciteit en van traditie is: de paus bepaalt wat de katholieke traditie is, en daarin kunnen verrassende nieuwe elementen blijken te zitten. Vandaar dat de dogmavorming nog altijd door kan gaan. Protestantse kerken wijzen zo’n menselijk leergezag echter af. Er is maar één meester van de kerk, Jezus Christus en verder zijn we allemaal slechts leerlingen, zelfs de paus. De Oosterse orthodoxie houdt het voor wat betreft de afgrenzing bij de uitspraken van de zeven oecumenische concilies. Dat betekent niet alleen maar stilstand, zoals vaak van protestantse zijde is beweerd. Binnen de ruimte van die orthodoxe consensus is er nog allerlei ontwikkeling mogelijk en die heeft ook daadwerkelijk plaatsgevonden. Maar ook hier moeten we ons afvragen: waar blijft de mogelijkheid van een nieuw profetisch getuigenis, waardoor ook de betekenis van de concilies wordt gerelativeerd? Moeten we echt ikonen vereren, omdat dat door het laatste concilie is goedgekeurd? Of is er een norm die daar nog bovenuit gaat? De heilige Schrift De reformatie heeft die norm erkend in de heilige Schrift. Wat de volheid van het evangelie is, dat wordt door Gods Woord bepaald, dat ons in de Schrift is geschonken. Wat de katholieke betekenis is van de leer die altijd, overal en door allen is aanvaard, dat moet worden afgemeten aan de heilige Schrift. Uiteindelijk is de Schrift de enige grens die geldt in de kerk. Daaraan is de katholieke kerk te herkennen en daaraan zal ze zich moeten houden, wil ze katholiek zijn en dus kerk. Dat is overigens geen formeel criterium. Het is inhoudelijk gevuld. Dat kun je wel zien aan het feit dat overal in de kerken van de reformatie belijdenisgeschriften werden opgesteld, die meer of minder bindende kracht kregen. Die belijdenissen brachten onder woorden wat de leer van de Schrift is. Daaraan moest je je houden om te voorkomen dat iedereen toch met zijn eigen opvatting over de Schrift aan de haal ging. De gekruisigde Als het om katholiciteit gaat, moeten we naar mijn idee echter nog een stap verder gaan. Jezus Christus is het in wie de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig is (Kol. 2:9). In Hem liggen alle schatten van wijsheid en kennis verborgen (Kol. 2:5). De werkelijke volheid van het evangelie ligt in Hem, Jezus, onze Heer. De katholieke kerk houdt zich in alles aan Hem, zoals Hij ons in de Schrift geopenbaard wordt. En Hij wordt ons daarin geopenbaard als de gekruisigde. Daarom wil Paulus geen andere boodschap brengen dan die over Jezus Christus, de gekruisigde (1 Kor. 2:2). ‘Jezus Christus, de gekruisigde’, dat is wat anders dan ‘het kruis van Jezus’. Jezus Christus is onze levende Heer, aan wie heel de goddelijk rijkdom van liefde en heerlijkheid geschonken is. Hij is dat als de gekruisigde. Juist omdat Hij zich zo diep heeft vernederd, is Hem alle eer geschonken. Hij bepaalt in zijn goddelijke volheid wat de volheid van het evangelie is, wat de katholiciteit van de kerk is. Hij trekt de grens voor de kerk. Ruimte Katholiciteit betekent niet alleen afgrenzing, maar ook ruimte. Beter gezegd, het betekent vooral ruimte. De grens is er om de ruimte daarbinnen mogelijk te maken. Natuurlijk betekent het ruimte. Het gaat toch om de universaliteit en de volheid van het evangelie. Universaliteit en volheid, dat zijn begrippen die een enorme ruimte aangeven. De katholiciteit van de kerk betekent dat we in die ruimte mogen ademen. Ruimte betekent dat je niet allemaal op dezelfde plek staat of hoeft te staan. Als er geen ruimte is, dan zit je opeengepakt en is er geen beweging of onderlinge afstand mogelijk. Dan beneem je elkaar de adem en druk je elkaar zelfs langzaam dood. In een werkelijk katholieke kerk is dat onmogelijk. We kunnen die ruimte van de katholiciteit op allerlei manieren omschrijven. Er is ruimte voor verschil in cultuur in de kerk, voor verschillende generaties, voor mensen van verschillende etnische achtergrond. Er is ruimte voor heel veel verschil door de tijd heen, voor herontdekking van schatten uit het verleden en voor radicale vernieuwing. Vanuit mijn vakgebied, de dogmatiek, wil ik proberen de ruimte in de kerk op meer dogmatische wijze te omschrijven, vanuit de inhoud van de leer. Trinitarische spreiding Als we over de leer spreken, dan hebben we het over dat wat ons is geopenbaard, over de leer van de Schrift. Maar hoezeer die ook geopenbaard is, zij blijft voor ons tegelijk een geheimenis. ‘Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom, wijsheid en kennis, hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen’ (Rom. 11:33). We hebben elkaar nodig om er meer van te leren begrijpen. Alleen samen met alle heiligen (Ef. 3:18) kunnen we daar verder in komen. Maar zelfs dan blijft het bij stamelen, bij fragmenten en bij invalshoeken. Het is ons niet gegeven het totaal te overzien. Juist daarom moeten we elkaar de ruimte laten. Denk aan de leer over God als de drie-enige. De formule is simpel genoeg: één in wezen en toch drie personen. Maar wie begrijpt wat hij hiermee zegt? Wie is in staat om de volheid van het goddelijk wezen te doorgronden? Daarom is er veel ruimte in de kerk voor het spreken over en voor de beleving van het werk van Vader, Zoon en heilige Geest. De een zal zich vooral richten op God de Vader, de schepper van alle dingen, en zich helemaal aan zijn voorzienigheid toevertrouwen. De ander heeft een diepe beleving van zonde en schuld en schuilt bij het kruis van Jezus Christus. Een derde leeft uit de kracht en de gaven van de heilige Geest. Er is geen enkele reden om dan op elkaar neer te zien of elkaar verwijten te maken. Die ruimte is er in de kerk. We noemen dat in de dogmatiek de ‘trinitarische spreiding’. Denk niet dat het geloofsleven van de christen in één model te gieten is. De triniteitsleer sluit dat in feite uit. Centrum Er is wel een centrum: Jezus Christus, de gekruisigde. Een voorzienigheidsgeloof dat dat centrum vergeet, verwordt tot algemene, benedenchristelijke religiositeit. Een leven uit de Geest zonder Christus wordt een theologia gloriae, een heerlijkheidstheologie waarin de realiteit van de zonde en de noodzaak van verzoening wordt vergeten. Maar ook wie schuilt bij het kruis van Christus mag nooit vergeten dat de gekruisigde nu de Heer van de heerlijkheid is. Waar Jezus Christus, de gekruisigde, wordt vergeten, daar worden de grenzen van de katholiciteit overschreden. Maar binnen die grenzen is er veel ruimte. Hebben wij elkaar die ruimte wel gelaten, met onze discussies over geestesgaven en verbondstheologie en over het toe-eigenend werk van de Geest? Hebben we niet vaak gedaan en doen we niet vaak alsof wij toch wel zo ongeveer begrijpen hoe de triniteit in elkaar zit en binden we dan de ander niet aan ons begrip? Laten we ademen in de ruimte van de volheid van Gods openbaring, leren van elkaar, en God prijzen om zijn onuitputtelijke rijkdom. Christologie Hetzelfde kunnen we onder woorden brengen vanuit de christologie. ‘Ongetwijfeld is dit het grote mysterie van onze geloof: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest, is verschenen aan de engelen, verkondigd onder de volken, vond geloof in de wereld, is opgenomen in majesteit’ (1 Tim. 3:16). Wie kan dit mysterie doorgronden? Wie begrijpt wat het betekent dat God mens is geworden? De boodschap over Christus wordt ons gebracht in een verhaal: het begint met de vleeswording, de geboorte. Het gaat verder over zijn leven op aarde. Het bereikt een hoogtepunt bij de transfiguratie, de verheerlijking op de berg, en een dieptepunt bij zijn lijden en sterven aan het kruis. En dan buigt het verhaal weer naar boven: opstanding, hemelvaart, uitstorting van de Geest. Uitlopend op de wederkomst, als alle tong zal belijden dat Jezus Heer is, tot eer van God de Vader. Het is niet mogelijk om heel dit verhaal, alle momenten ervan, in je theologie of in je geloofsbeleving recht te doen. Voor de een is de incarnatie, de vleeswording, een wonder waar hij zijn leven lang genoeg aan heeft. De ander leeft uit de kracht van de opstanding. De een vergeet misschien de hemelvaart, de ander doet niets met de transfiguratie. Terwijl de orthodoxe christen dat viert met een aparte feestdag, is het voor ons in het Westen een gebeurtenis zonder diepere betekenis. Laten we elkaar de ruimte laten, dan kunnen we van elkaar leren. Er is niet alleen trinitarische spreiding, er is ook christologische spreiding. En ook hier geldt: het centrum is Jezus Christus en die gekruisigd. Een theologie van de incarnatie die dat vergeet, wordt tot heidens pantheïsme, waarin het goddelijke en het menselijke spanningsloos in elkaar overgaan. Zo kan een theologie van de opstanding tot een oppervlakkig optimisme worden, als de verzoening vergeten wordt. Ook hier zijn grenzen. Maar dat er grenzen zijn, betekent niet dat er geen ruimte is. Juist binnen de grenzen kunnen we ruim adem halen en wereldwijd en over de eeuwen heen van elkaar leren. Moeten we de orthodoxie kapittelen omdat bij hen de vergoddelijking centraal staat? Of mogen we met blijdschap aanvaarden dat bij hen elementen van het evangelie bewaard zijn gebleven, die wij allang vergeten zijn? Moeten gereformeerden en evangelischen elkaar de tent uitvechten omdat de een meer van het grote geheim begrepen denkt te hebben dan de ander, de een door een concentratie op het kruis en de ander door een concentratie op Pinksteren? We mogen elkaar bewaren voor sektarisme, door steeds te wijzen op Jezus Christus, de gekruisigde. Maar laten we vooral volop genieten van de ruimte van het evangelie, de volheid van de openbaring, de katholiciteit van de kerk. Katholiciteit van het christendom We kunnen niet over de katholiciteit van de kerk spreken, zonder de katholiciteit van het christendom ter sprake te brengen. Dat is wat ik geleerd heb van Herman Bavinck, uit zijn beroemde rede over De Katholiciteit van Christendom en Kerk uit 1888 en uit zijn Gereformeerde Dogmatiek. Bavinck zegt dat de katholiciteit van de kerk de katholiciteit van het christendom veronderstelt: ‘Zij is gebouwd op de gedachte dat het Christendom een wereldgodsdienst is, die onafhankelijk van land en volk, van plaats en tijd, elke nationaliteit omvatten, ieder mens beheersen en alle schepsel heiligen kan.’ Het evangelie is het evangelie van God de Vader, die alle zichtbare en onzichtbare dingen geschapen heeft. Het is het evangelie van Jezus Christus, die een verzoening is voor de zonden van heel de wereld en die aller Heer is. Het is het evangelie van de Geest van Jezus, de levensadem van ieder schepsel. De katholieke kerk is de kerk die uit dit evangelie leeft. Zelfs als je binnen de kerk alle ruimte maakt, kun je nog uitsluitend intern gericht zijn. Een kerk die intern gericht is, kan nooit een katholieke kerk zijn. De katholieke kerk belijdt en beleeft de eenheid van God, één God voor alle mensen. Ze belijdt en beleeft de éne middelaar, Jezus Christus, de enige weg tot behoud voor ieder mens. Ze belijdt en beleeft dat er maar één scheppende Geest is, de Geest van de Vader en de Zoon. Katholiciteit keert de kerk binnenstebuiten. Van gerichtheid op de eigen groep en het eigen gelijk naar de ruimte van de algemene, christelijke kerk. Maar ook van gerichtheid op het eigen belang en het eigen voortbestaan naar die wereld die God zo liefhad dat Hij zijn enige Zoon ervoor over had. Alleen zo kan de kerk kerk zijn. Geweldig dat God dat aan ons geven wil! Dit is een bewerking van de toespraak die prof. Kamphuis gehouden heeft op het congres Kerk tussen muren en mensen dat op 23 maart jl. door Opbouw en De Reformatie werd georganiseerd. De titel is van de toespraak is ontleend aan de studie van prof. A. van de Beek, Lichaam en Geest van Christus (p. 73).