Nupie 't Olifantje NEFROLOGIE INHOUDSOPGAVE INLEIDING: ANATOMIE VAN DE NIER 4 HFDST 1: DIAGNOSTIEK BIJ DE NEFROLOGISCHE PATIËNT 5 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 5 5 5 5 6 7 9 9 9 9 LABORATORIUMDIAGNOSTIEK ERYTROCYTURIE EN/OF HEMATURIE CILINDRURIE PYURIE PROTEÏNURIE NIERFUNCTIE AANVULLENDE DIAGNOSTISCHE TECHNIEKEN RADIOLOGISCHE BEELDVORMING ISOTOPENONDERZOEK NIERBIOPSIE HFDST 2: DE BELANGRIJKSTE NEFROLOGSICHE SYNDROMEN 10 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 10 10 11 12 12 13 14 14 14 16 18 18 19 19 21 22 22 23 24 HET NEFROTISCH SYNDROOM PATHOGENESE VERWIKKELINGEN OORZAKEN SYMPTOMEN R/ PROGNOSE ACUTE NI PRERENALE ACUTE NI RENALE ACUTE NI POSTRENALE ACUTE NI DD ACUTE NI CHRONISCHE NI PATHOGENESE SYMPTOMEN D/ OPVOLGING R/ PROGNOSE HFDST 3: SYSTEMISCHE STUDIE VAN DE NIERZIEKTEN 1 25 Nupie 't Olifantje 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 5. 5.1. ERFELIJKE NIERZIEKTEN 25 POLYCYSTEUZE NIERZIEKTEN 25 MEDULLAIRE SPONSNIER 29 MEDULLAIRE CYSTENIER 29 SYNDROOM VAN ALPORT 29 DUNNE MEMBRAANNEFROPATHIE 30 ANDERE ERFELIJKE NEFROPATHIEËN 31 IDIOPATISCHE OF PRIMAIRE GLOMERULONEFRITIS 32 PATHOGENESE 32 KLINISCHE INDELING GLOMERULONEFRITIS 36 HISTOLOGISCHE INDELING GLOMERULONEFRITIS 36 BESCHRIJVING VD BELANGRIJKSTE TYPES VAN IDIOPATHISCHE GLOMERULONEFRITIS 36 GLOMERULONEFRITIS BIJ SYSTEEMZIEKTEN (SECUNDAIR) 43 NIERAANDOENINGEN BIJ LED 43 NIERAANDOENINGEN BIJ REUMATISCHE ZIEKTEN 45 NIERAANDOENINGEN BIJ CRYOGLOBULINEMIE 46 GLOMERULONEFRITIS BIJ VASCULITIS 47 DEFINITIES 47 PATHOGENESE 47 BESCHRIJVING VD BELANGRIJKSTE ZIEKTEBEELDEN 47 NIERAANDOENINGEN BIJ VAATPATHOLOGIE 49 HEMOLYTISCH UREMISCH SYNDROOM (HUS) EN TROMBOTISCHE TROMBOCYTOPENISCHE PURPURA (TTP) 50 5.2. MALIGNE HYPERTENSIE 51 6. DIABETISCHE NEFROPATHIE 52 6.1. PATHOGENESE 52 6.2. KLINIEK 53 6.3. R/ 53 7. NIERAANDOENINGEN BIJ PLASMACEL DYSCRASIEËN EN AMYLOÏDOSE 53 7.1. NIERAANDOENINGEN BIJ PLASMACEL DYSCRASIEËN 53 7.2. RENALE AMYLOÏDOSE 55 8. ZWANGERSCHAP EN DE NIER 55 9. TUBULO-INTERSTITIËLE NEFRITIS 56 9.1. ACUTE ALLERGISCHE INTERSTITIËLE NEFRITIS 56 9.2. ACUTE (BACTERIËLE) PYELONEFRITIS 57 9.3. CHRONISCHE TUBULO-INTERSTITIËLE NEFRITIS 57 HFDST 4: NIERFUNCTIEVERVANGENDE THERAPIE 60 1. 2. 3. 4. 4.1. 4.2. 60 60 62 62 62 63 WANNEER OPSTARTEN? HEMODIALYSE PERITONEAAL DIALYSE NIERTRANSPLANTATIE TRANSPLANTATIEANTIGENEN IMMUUNSUPPRESSIEVE THERAPIE 2 Nupie 't Olifantje 4.3. 4.4. VERWIKKELINGEN NA NIERTRANSPLANTATIE RESULTATEN 3 64 64 Nupie 't Olifantje Inleiding: Anatomie van de nier Grootte: 11x6x2,5 cm Rechter nier lager Zelden palpeerbaar Cortex: 1 cm dik 800.000 nefronen: glomerulus & tubuli Primaire urine gevormd door ultrafiltratie van water, elektrolieten en andere kleine mlc ~ Hydrostatisch drukverschil lumen capill & ruimte van Bowman Glomerulair filtraat: vrijwel geen EW ~ Afmetingsselectivitiet door poriën + negatief geladen glycoproteïnen Tussen capillaire lumen en mesangium geen BM geen filtratiebarrière grote mlc en zelfs cellen kunnen binnendringen 4 Nupie 't Olifantje Hfdst 1: Diagnostiek bij de nefrologische patiënt Routine onderzoek: dipstick 1. Laboratoriumdiagnostiek 1.1. Erytrocyturie en/of hematurie >13 000 rbc/ml niet gecentrifugeerde urine > 2 rbc per microscopisch veld > 5 rbc per mm3 (telkamer) Oorsprong: glomeruli of afvoersysteem RBC cilinders glomerulaire pathologie RBC uit glomeruli: dysmorf ~ doorgang door hyperosmolair milieu tubulair afvoersysteem ! Verse urine Isomorfe rbc ~ urologische oorsprong NB: Bij uitgesproken hematurie kunnen rbc < glomeruli ook voor groot gedeelte isomorf voorkomen 1.2. Vers staal ochtendurine Niet altijd pathologisch Hyaleine cilinders ook in normale urine Tubuluscellen ook in normale urine Cilinders = afgietsels van tubulaire lumen Tamm-Horsfall proteïnen door tubuluscellen gesecreteerd bij zure pH ° geleiachtige substantie waarin cellen worden ingesloten Rbc-cilinders en Hb-cilinders ~ glomerulaire hematurie zoals bij actieve glomerulonefritis Wbc-cilinders ~ ernstige pyelonefritis of interstitiële nefritis Wascilinders ~ zware proteïnurie Tubuluscellen (epith cilinders) met veel vet in cytoplasma ~ ernstige proteïnurie 1.3. Cilindrurie Pyurie > 10 wbc/mm3 ~ urinaire infectie Steriele pyurie renale tbc 5 Nupie 't Olifantje 1.4. Proteïnurie 1.4.1 Hoe opsporen? > 100-150 mg EW/d > 3,5g/24u nefrotisch syndroom Teststrook (Albustix) < 150-250 mg/l onbetrouwbaar Meer gevoelig voor negatief geladen EW (alb) 24u collectie ~ meten totale hoeveelheid EW RIA: bv. geringe hoeveelheid alb opsporen (Albustix negatief) ~ diabetische nefropathie (1e teken) Normaal < 30 mg/d 30-300 mg/24u = micro-albuminurie Kwantitatieve dosage: bv. Biureetreactie (gevoelig tot 20 mg/l) 1.4.2 Ontstaan 1.4.2.1 Glomerulaire proteïnurie Meerderheid vd gevallen Verhoogde doorlaatbaarheid v glomerulaire filter, normaal beperkt door grootte en lading vd EW Meestal zowel klein als groot moleculaire proteïnen Selektivteitsindex: klaring groot mlc EW (IgG)/ klaring klein mlc EW (alb) ~ <0,2 selectieve proteïnurie ~ minimal changes glomerulonefritis 1.4.2.2 Tubulaire proteïnurie Tubulaire aandoening, nle glom doorlaatbaarheid Syndroom van Fanconi, intoxicatie met zware metalen, cystinosis NOOIT > 2g/d Klein moleculaire proteïnen geen alb 1.4.2.3 Overloop-proteïnurie Abnormaal hoge conc EW in plasma Normaal door glomeruli doorgelaten en geabs dr tubulaire cellen Te hoge filtratie tubuli kunnen niet meer vold opnemen Myoglobinurie bij rhabdomyolyse Hemoglobinurie bij hemolyse Amylasurie bij pancreatitis Paraproteïnurie bij plasmaceldyscrasie 1.4.2.4 Benigne proteïnurie Fysiologisch: koorts, inspanning Orthostatisch: zeer snel groeien (Δ dag vs nachturine) 6 Nupie 't Olifantje 1.4.3 Diagnostische benadering van een patiënt met proteïnurie albustix positief negatief incidentele proteïnurie positief orthostatische proteïnurie kwantitatieve bepaling dag-nacht urine urinesediment negatief tubulaire proteïnurie overloop proteïnurie urinesediment positief proteïnurie < 1.5 g/d nierbiopsie afwachten Geringe incidentele proteïnurie Hoge koorts Zware fysische inspanning HDC Epileptisch insult Als onderliggende path weg proteïnurie ook - Als niet kwantitatieve bepaling op 24u urine Orthostatische proteïnurie Nachturine negatief, dagurine, positief Als geen andere urinaire afwijkingen afwachten + controle om de 6m Permanent aantoonbare proteïnurie ~ Bijkomende urinesedimentafwijkingen en erytrocyturie - Als deze 2 afwezig tubulaire proteïnurie en overloop proteïnurie uitsluiten Als deze uitgesloten en nierfunctie en BD nl: <1,5g/d afwachten - Proteïnurie > 1,5g/d of andere urinesedimentafwijkingen biopsie 1.5. Nierfunctie ~ Glom functie, glom filtratie Excretie van afvalstoffen, bijna volledig via glomerulaire filtratie Regulatie van de samenstelling van de lichaamsvloeistoffen via tubulaire functies (absorptie en secretie) Productie van hormonen EPO ~ anemie als NI Actief Vit D (2de hydroxylatie) Prostaglandines Renine 7 Nupie 't Olifantje 1.5.1 Glomerulaire functie (GFR) Serumcreatinine: 0,8 – 1,1 mg/dl ! Mede bepaald dr spiermassa en hoeveelheid vlees in voeding Bij vegetariër onderschatting, bij bodybuilder die veel EW inneemt via voeding overschatting ! Verhouding serumcreatinine t.o.v. glomerulaire filtratie is niet lineair: serumcreat stijgt pas als nierfunctie duidelijk gedaald GFR clearance meten Inulineklaring geeft heel goed idee, maar niet praktisch Creatinineklaring ~ bepaling serumcreatinine en creatinurie in 24u collectie urinaire creatinine concentratie x urinair volume U x V serumcreatinine P Normaal: 90-130 ml/min creatinineklaring - Probleem: onvolledige collectie controleren door hoeveelheid urinair creat te bekijken ~ Vrouw: 1000 mg/d ~ Man: 1500 mg/d Klaring berekenen Formule van Cockroft en Gault (140 - leeftijd) x gewicht creatinineklaring (x 0,85 voor een vrouw) 72 x serumcreatinie Eenmalige bolusinjectie van isotopen Normaal GFR constant door autoregulatimechanisme (BD geen invloed binnen bep waarden) Wel diurne variatie Na eten van een steak, bij zwangerschap, bij hyperglycemie (DM) ~ glom functionele reserve Glom plasma-flow: 650 ml/min (uitzonderlijk gemeten) 1.5.2 Tubulaire functie (niet onthouden) Uitzonderlijk gemeten Prox tubul ftie ~ reabs Dysfunctie (vb. syndroom van Fanconi) glucosurie en aminoacidurie Type 2 renale tubul acidose: reabs bicarb Dist tubul ftie Stoornis waterreabs osmolaliteit ochtendurine meten: normaal > 800 mosm/l Stoornis in zuursecr - Type 1 renale tubul acidose: excr H+ of ammonium Opmerking: Bij getranspl nieren vaak tubul dysfuncties: renale acidose, soms glucosurie of renale fosfaatdiabetes 8 Nupie 't Olifantje 2. Aanvullende diagnostische technieken 2.1. Radiologische beeldvorming Zie cs radiologie Echografie - doppleronderzoek Intraveneuze pyelografie CT-scan Arteriografie Klassiek met iodiumhoudende contraststof CO2 angiografie Angio-CT Angio-NMR 2.2. Isotopenonderzoek 2.3. Nierbiopsie Percutaan, echografisch geleid D/ parenchymateuze nierziekten Glomerulonefritis, interstitiële nefritis, acute tubulusnecrose Informatie over chroniciteit en graad van irrevers beschadiging bepaling therapie Zorgen dat stolling normaal is Indien arteriële hypertensie dit eerst R/ Complicaties 3-5% macroscopische hematurie die spontaan verdwijnt Perirenale hematomen frequent, maar zelden sympt of hemoglobineval Ernstige bloeding dr ° arterio-veneuze fistel (R/ tromboseren via arteriografie) 9 Nupie 't Olifantje Hfdst 2: De belangrijkste nefrologsiche syndromen Nefrotisch syndroom Acute NI Chronisch NI 1. Het nefrotisch syndroom Proteïnurie >3-4g/d Hypo-albuminemie <25g/l Oedemen Verwikkeld door hyperlipidemie en stollingsstoornissen Enkel in het kader van een glom path 1.1. Pathogenese 1.1.1 Proteïnurie Primaire afwijking die aanleiding geeft tot nefrotisch syndr Enkel glom proteïnurie hoog genoeg om hypo-alb te geven (enkel ikv glom path) 1.1.2 Hypo-albuminemie Door verhoogd urinair verlies EW daling intravasc en interstit alb, transport EW en Ig [alb] bloed colloid osm druk plasma minder vocht uit interstit wfs aangezogen colloid osm druk synthese alb, globulinen en lipoprot Als te groot om dr glom filter conc in bloed serum alb Δ farmacokinetiek van bep geneesm Door verhoogd renaal katabolisme Normaal beperkte hoeveelheid gefilterd alb in tubul cellen gekataboliseerd filtr tubul katabolisme 1.1.3 Oedemen 10 Nupie 't Olifantje [alb] plasma colloid osm druk minder vocht uit intertstitieel aangetrokken Circulerend bloedvolume stim RAAS natrium- en zoutretentie geretineerde vocht nr interstitieel dr colloid osm druk MAAR vele nefrotische patiënten zijn circulatoir niet ondervuld Natriumretentie dan gevolg van onderliggend nierlijden (niet bloedvolume) ~ Verhoogde tubulaire zoutreabsorptie in de proteïnurische nier Nefrotische syndromen met ondervulling bij "minimal changes" nefrotisch syndroom bij het jonge kind en i.g.v. cardiale amyloidose bij volwassenen 1.2. Verwikkelingen 1.2.1 Hyperlipidemie Pathogenese: mulitfactorieel Totaal cholesterol LDL Door hypo-alb en verlaagd colloid osm druk alb infuus en dextraanoploss serumcholesterol Normaal tot licht HDL urinair verlies (zware proteïnurie) TG Gestoord katabolisme VLDL ( lipoprot lipase activiteit) Versnelde atherosclerose 1.2.2 Hypercoagulabiliteit Oorzaak: mulitfactorieel gedaald fibrinogeen dr synthese Sommige stollingsfactoren door synthese, sommige dr urinair verlies ~ Geen functionele betekenis Gestoorde fibrinolyse dr urinair verlies plasminogeen aggregabiliteit blpl 11 Nupie 't Olifantje 1.3. Oorzaken Glom aand: primaire glomerulopathie of ikv een systeemaandoening ~ Proteïnurie door beschadiging vd voetjes vd viscerale epitheelcellen 1.4. Symptomen 1.4.1 Oedemen 's Morgens thv gelaat, 's avonds thv enkels Kunnen traag ontstaan Bij kinderen bruusk met snelle gewichtstoename Soms ascites en pleura-uitstorting (LG > 20 kg niet uitzonderlijk!) 1.4.2 Verhoogde gevoeligheid voor infecties Vroeger vaak doodsoorzaak γ-globulinen (verhoogd urinair verlies) Peritonitis, cellulitis 1.4.3 Trombo-embolische verwikkelingen Niervene trombose ~ membraneuze glomerulonefritis ~ Flankpijn, mascrscopische hematurie, toename nierfucntie Soms met longembolen DVT Arteriële trombosen soms proteïnurie, achteruitgang 1.4.4 Andere Cutane xantomata in het kader van uitgesproken hyperlipidemie Wit verkleurde banden in de nagels als uiting van transiënte hypo-albuminemie 12 Nupie 't Olifantje 1.5. R/ Onderliggende nefropathie Vaak teleurstellend, vaak enkel symptomatisch R/ 1.5.1 R/ oedemen Zoutloos dieet Diuretica: lisdiuretica Opmerking: Furosemide bindt aan alb: hypo-alb verhoogde klaring hogere dosissen nodig Evt + thiazide diuretica !Cave elektrolytenstoornissen Eerst vullingstoestand controleren indien nodig plasma-expanders (dextraanoploss); zo proberen vocht uit interstit wfs aan te zuigen dr verhogen vd colloid osm druk 1.5.2 R/ proteïnurie en hypo-alb 1.5.2.1 Dieet Relatieve eiwitbeperking 1.5.2.2 Medicamenteuze therapie ACE inhibitoren en AR blokkers Anti-proteïnurisch effect minder dan voor NSAIDs Voordeel: ook BD doen dalen Daling GFR en neiging tot hyperkaliëmie kan NSAIDS Haemodynamische Δ glom bloedvoorziening: vasoconstr aff arteriool filtratiedruk Lichte GFR Nevenwerkingen: slechte GI tolerantie: ulcera, neiging tot BDverhoging, zeldz uitgesproken daling GFR met uitzonderlijk ernstige hyperkaliëmie 2de keuze Effect versterkt door zoutbeperkend dieet en diuretica gelijktijdig te gebruiken 1.5.3 R/ hyperlipidemie Dieet weinig efficiënt HMG CoA-reductase remmers: statines (remmen de novo cholesterol synthese) Fibraten: !cave rhabdomyolyse bij nierfunctievermindering en in associatie met statines 1.5.4 R/ trombo-embolische verwikkelingen Anticoagulerende therapie Als verhoogd risico profylactische therapie 1.5.5 Dosis aanpassen van albumine gebonden geneesmiddelen 13 Nupie 't Olifantje 1.6. Prognose ~ Onderliggende glom pathologie Nefrotisch syndr negatief prognostisch effect op onderliggend nierlijden Langdurig bestaan nefrotisch syndr en zware proteïnurie verslecht prognose Ernstige proteïnurie ~ meer uitgesproken beschadiging glomerulus Blijvende passage EW door mesangium prolif mesangiale cellen sclerose Toegenomen resorptie van EW uit tubulair lumen meer ontsteking in interstitium (meer afbraakstoffen aanw) 2. Acute NI Opmerking: Nefrotisch syndr: opstapelen vocht omdat πbloed (in IS wfs) vs Acute NI: opstapelen vocht omdat niet urineren (in bloed) Veroorzaakt dr verschillende aand Snelle daling glom filtratiesnelheid snel serumcreat en uremie Zout- en vochtretentie Urinedebiet kan tot oligurie en evt anurie 3 types: prerenaal, renaal, postrenaal Prerenaal: nierdoorbloeding Renaal: parenchymaantasting Postrenaal: lage urinewegobstr Diagnose: is de nierinsufficientie inderdaad acuut? Gegevens over vroegere nierfunctie Echografie van de nieren Tekens van chronisch nierlijden 2.1. Prerenale acute NI Oorzaak: doorbloeding normale nier Δ systeemcircul: hypovolemie dr acuut bloedverlies, ernstige BDval, hartfalen, leverfalen Selectieve renale circul (minder frequ): nierarteriestenose 2.1.1 Reële hypovolemie of ondervulling 2.1.1.1 Oorzaken Acute bloeding Uitgesproken diarree Zware brandwonden Overvloedig zweten zonder compensatoire vochtinname (!oudere patiënten) Ernstige vermindering circulerend bloedvolume 14 Nupie 't Olifantje 2.1.1.2 KO Lage CVD Orthostatische hypotensie Tachycardie Droge huid en slijmvliezen 2.1.1.3 R/ Vocht toedienen 2.1.1.4 Prognose Als lang blijft bestaan ° renale vorm: acute tubulusnecrose 2.1.2 Hypotensie 2.1.2.1 Oorzaken Shock (sepsis) Te snelle correctie hypertensie 2.1.2.2 Autoregulatiemechanisme Daling tot 70 mmHg: glom doorbloeding en filtratie constant: preglom vasodil en postglom vasoconstr Daling onder 70 mmHg glom filtr 2.1.2.3 R/ BD normaliseren 2.1.3 Verminderde orgaandoorbloeding 2.1.3.1 Oorzaken hartminuutvolume bij HDC Uitgesproken perifere vasodil ikv levercirrose of hepatorenaal syndr !!!Aanwezigheid perifere oedemen sluit het optreden van prerenale NI niet uit 2.1.3.2 R/ Snelle hospitalisatie! Evenwicht vinden tss verbeterde nierperfusie zonder risico te lopen van verder circulatoire overvullingen 15 Nupie 't Olifantje 2.2. Renale acute NI Agressieve parenchymateuze nieraandoeningen ~ structurele beschadiging van glomeruli, bloedvaten of interstitiëel weefsel Ernstige acute glomerulonefritis Zware acute systeemvasculitis met nieraantasting Ernstige acute interstitiële nefritis Acute tubulusnecrose Gevolg van één of meerdere ischemische en/of toxische insulten (lang bestaande prerenale acute NI) Intrinsieke beschadiging tubuluscellen celregeneratie ~ 1-4 weken voor herstel nierfunctie, maar is per definitie volledig recupereerbaar Wanneer necrose erg uitgebreid: partiële of volledige cortexnecrose geen of slechts gedeeltelijk herstel van nierfunctie 2.2.1 Pathogenese acute tubulusnecrose Nierdoorbloeding dr renale vasoconstr Corticale vasoconstr in ontstaansfase Gevolg van adrenergische activiteit, stimul RAAS, productie endotheline, vrijzetting endotoxinen Tubulaire obstr dr afgeschilferde tubuluscellen Medullaire vasoconstr persisteert, terwijl corticale vasoconstr verdwijnt ~ onderhoudsfase Tubuluscellen ischemisch of toxisch beschadigd Uitblijven hername urineprod (ook door urinaire back flow door beschadigde tubulaire wand) 2.2.2 Oorzaken acute tubulusnecrose Ischemische letsels Door persisteren vd oorzaken van prerenale acute nierinsufficientie: shock, extreme ondervulling Door rechtstreekse beschadiging van de vaten (atheromatose, renale cholesterolembolieën, vasculitis...) Toxische beschadiging AB (aminoglycosiden) Iodiumhoudende contraststoffen (!diabetici, ondervulling, multipel myeloom) Zware metalen Chemotherapie, immuunsuppressiva Beschadiging door pigmenten (hemoglobine (hemolyse), myoglobine (rhabdomyolyse)) Metabole oorzaken (hypercalcemie, paraproteinemie, lichte keten nefropathie) 16 Nupie 't Olifantje 2.2.3 Kliniek acute tubulusnecrose Oligo-anurie Plots igv ischemie Trager igv toxische beschadiging Steeds vaker bewaarde diurese (~ vroege diagn en R/) Sneloptredende overvulling (longoedeem) Ionenstoornissen zoals hyperkaliemie, acidose, hypocalcemie cardiale ritmestoornissen Herstel na 10-14 dagen: diurese herstelt eerst (soms polyurie), nadien herstel van de functie Niet verwikkeld volledig herstel Onvolledig herstel = partiële cortexnecrose 2.2.4 R/ acute tubulusnecrose 17 Nupie 't Olifantje Beginfase: herstel bloedvoorziening Dopamine? Hoge dosissen lisdiuretica? Maatregelen om acute NI te vermijden bij toediening iodiumhoudende CM Antidiurese vermijden. Parenteraal vocht geven als lang nuchter Urine alkaliniseren (NaHCO3) Calciuminstroomblokker juist ervoor Eens acute tubulusnecrose Wachten op spontane recuperatie Bijkomende nefrotoxische stimuli vermijden Gevolgen nierfunctieuitval opvangen 2.3. Postrenale acute NI Bij bilaterale obstr (tenzij patiënt maar 1 nier heeft) 2.3.1 Oorzaken Stenen Blaastumor Prostaatlijden Retroperitoneaal tumoraal proces of maligne tumoren klein bekken Retroperitoneale fibrose !! Diurese kan langd bewaard blijven terwijl nierfunctie verder achteruit gaat 2.3.2 D/ Echo ~ globe vésical 2.4. DD acute NI "Is de NI idd acuut?" Etiologische factoren: goede anamnese of onderzoek onmiddell VG Vroegere gegevens: serumcreat normaal? Urinesediment: parenchymateuze nieraandoening uitsluiten (acute glomerulonefritis en renale vasculitis) Onderzoek samenstelling urine Prerenale NI: urine sterk geconcentreerd, hoge osmolaliteit, lage natriumconcentratie; fractionele natriumexcretie laag Acute tubulusnecrose: fractionele natriumexcr > 2 Echo: obstr? Groot = acuut, schrompel = chronisch Biopsie als oorzaak klinisch niet gevonden ~ aard letsels verdere onderzoeken, R/ Tekens chronisch nierlijden 18 Nupie 't Olifantje 3. Chronische NI Chronische glom filtratiesnelheid Beschadiging niet meteen weerslag op functie: nier heeft belangrijk compensatiemechanisme Maar dit mechanisme op zich beschadigt vaak resterend nierwfs chronische NI traag progressief, na verloop van tijd terminale NI 3.1. Pathogenese 3.1.1 Adaptatiemechanismen bij functioneel nierwfs Glomerulaire hyperfiltratie Tubulaire adaptatie Intact-nefron hypothese: in resterende nefronen blijft relatie tss glom en tubul functies intact Glomerulo-tubulaire feedback 3.1.1.1 Functionele glom adaptatie Als 1 nier weg: GFR tijdelijk gehalveerd, loopt dan weer op tot 90-100 ml/min Tijdens ZS: GFR Kortdurende hyperfiltr na EWrijke maaltijd Hyperfiltr dr hemodyn Δ: preglom vasodil (~ PG) en postglom vasoconstr (~ angiot II) glom bloedflow en intraglom capill druk 3.1.1.2 Structurele glom adaptatie Resterende glomeruli in volume glom filtratieopp 3.1.1.3 Functionele tubul adaptatie glom filtr per nefron ~ functie desbetreffende tubulus Prox tubul cellen: transportmechanismen vr reabs - Dr rechtstr stimul dr hoeveelheid gefilterde mlc - Dr van regulerende hormonen (vb. parathormoon: fosfaatreabs ) 3.1.1.4 Structurele tubul adaptatie Volumetoename resterende nier na unilaterale nefrectomie door groei vd tubulaire massa (vooral prox tubuli) 19 Nupie 't Olifantje 3.1.2 Nadelige gevolgen vd compensatoire adaptatie Natriumhuishouding Aanpassing distale natriumreabsorptie Atriaal natriuretische factor Kaliumhuishouding Verminderde reabsorptie in distale tubulus (aldosterone) Toename van excretie via de darm Waterhuishouding Afname van maximaal concentrerend en verdunnend vermogen Calcium- en fosforhuishouding Verminderde tubulaire fosfaatreabsorptie - PTH Verminderde synthese van aktief Vit D hypocalcemie Zuur-base evenwicht Zuurbelasting per nefron neemt toe Ontoereikende ammoniagenese in proximale tubulus Afgenomen reabsorptie van NH4+ in lis van Henle Verminderde reabsorptie van bicarbonaat in proximale tubulus Vooral compensatoire adaptatie van glomeruli belangrijk Bij rat groot deel nierwfs (5/6) wegnemen resterend deel progressief ook aangetast Proteïnurie progressief ° gelokaliseerde sclerose letsels (focale en segm glomerulosclerose) uiteindelijke alle nefronen volled sclerotisch Opp & filtratiedruk kracht op hechting epitheelvoetjes aan BM ~ Vooral diepe cortex en vaatpool loslaten viscerale epitheelcellen kunnen niet vervangen worden segmentaire hyalinisatie en destructie filtratieopp Hypertrofie glom Capill hypertensie Verlies glom Verlies epitheliale cellen Segm hyalinisatie Mechanisme rat ook bij mens? Aantal omstandigheden: diabetische nefropathie Bij wegname 1 gezonde nier minder duidelijk ~ meer uitgesproken reductie # functionele nefronen noodz 20 Nupie 't Olifantje 3.2. Symptomen Sympt nieraandoening aan de basis van chron nierfunctieachteruitgang & Sympt nierfunctiebeperking zelf ~ uremisch syndr: opstapeling "uremische" toxinen functie organen gestoord 3.2.1 Cardiovasculair Arteriële hypertensie, vooral bij gevorderde NI Zoutretentie met extracell volume Stimulatie RAAS HDC: linker ventrikelhypertrofie afterload (hypertensie) en preload (hypovolemie) Renale anemie, metabole acidose, hyperparathyroïdie, uremie Hartritmestoornissen: breed QRS, spitse T-top Hyperkaliëmie Uremische pericarditis en pericarduitstorting Start nierfunctievervangende therapie 3.2.2 Spier- en zenuwafwijkingen Perifere zenuwafwijkingen Mononeuropathie - Carpal tunnel syndroom Polyneuropathie - Symmetrisch, OL - Burning feet - Restless legs Centraal zenuwstelsel Verminderd concentratievermogen Geheugenverlies Epileptische insulten Uremisch coma 3.2.3 GI Gastritis eetlust Braakneigingen Meer peptische ulcera en bloedingen 3.2.4 Hematologisch EPO synthese normocytaire normochrome anemie Anemie dr GI bloedverlies steeds uitsluiten! Verlengde bloedingstijd - ecchymosen 21 Nupie 't Olifantje 3.2.5 Ikv gestoord botmetabolisme Renale osteodystrofie (vroegtijdig weinig last) Bij glom filtr: tubul reabs fosfaat dr parathormoon (sec hyperparath) calcemie dr abs Ca2+ uit darm prod vit D (osteomalacie) Trommelstokvingers Botresorptie eindfalangen Gewrichtsklachten: peusdo-jicht Calcium-fosfor stoornissen Jicht Opstapeling urinezuur Onderhuidse en periarticulaire metastatische calcificaties uitzonderlijk Arteriële insufficiëntie Versnelde atherosclerose 3.2.6 Metabool en endocrinologisch Dysmenorrhee, amenorrhee en fertiliteitsstoornissen Impotentie Gestoorde glucoste tolerantie Gestoorde schildkliertesten Insulineresistentie hyperlipidemie 3.2.7 Dermatologisch Hyperpigmentatie (diffuus bruine verkleuring) Hyperkeratinisatie Jeuk - krabletsels Cutane en subcutane verkalkingen Δ nagels (verkleurd nagelbed) 3.3. Acuut of chronisch? Anamn: sympt chroniciteit KO: linker ventrikelhypertrofie, botletsels, anemie, ... Echo: afmeting nier Soms biopsie: graad destructie, maar mstl niet meer tot etiologische D/ komen Serumcreatinine - creatinineklaring Begin: klaring Meer uitgesproken nierfunctie: serumcreatinine 1/serumcreatinine ~ rechtlijnig verloop ~ evolutie voorspellen 3.4. D/ Opvolging orgaansystemen opvolgen Cardiovasc path voorkomen dr controle BD en orgaanweerslag van hypertensie Dosage calcium en fosfor en halfjaarlijks PTH Rx handen, voeten, schouders (jaarlijks) Anemie: andere oorzaken uitsluiten 22 Nupie 't Olifantje 3.5. R/ 3.5.1 Conservatieve R/ R/ oorzakelijk nierlijden Nierfunctie afremmen Weerslag hiervan op organen verhinderen of beperken 3.5.1.1 Dieetmaatregelen a Zoutbeperking Ovw BD met neiging tot zoutretentie !Cave "salt loosing" bij bep vormen van interstit nefritis Te strenge zoutbeperking ondervulling en verder nierfunctie volgen LG ~ vullingsgraad b EWbeperking Betekenis onduidelijk (EWinname glom hyperfiltr negatief effect ~ rol?) Niet als creatinineklaring > dan 70ml/min <70ml/min relatieve EWbeperking (anders gevaar ondervoeding) Ook fosfaatinname hierdoor beperkt controle serumfosfaat gemakkelijker 3.5.1.2 Medicamenteus a Controle hypertensie Antihypertensiva Streefwaarde lager dan als geen nierlijden (120/80 mmHg) ACE-I en/of AR blokkers SysteemBD en druk glom capill Ook anti-proteïnurisch effect !Cave nierfunctieachteruitgang, hyperkali¨mie, te sterke BD Combi met calciuminstroomblokkers aanvaardbare BD controle Diuretica: intermittent lisdiuretica Zoutretentie Nierfunctiebeperking meer uitgesproken ~ hogere dosissen Geen kaliumsparende diuretica (neiging tot hyperkaliëmie) b Controle metabole acidose Natriumbicarbonaat: volume effect minder dan voor NaCl c Controle calcium-fosforhuishouding Calciumcarbonaat of calciumcitraat owv vit D tekort Ook fosfaat in voeding complexeren gunstig effect op hyperfosforemie Vit D supplementen ~ uitgesproken hypocalcemie en R/ sec hyperprathyroidisme !!! Controle calcemie 23 Nupie 't Olifantje d Controle anemie EPO vanaf klaring < 40ml/min e Controle hyperlipidemie Statines owv versnelde atheromatose f Dosisaanpassing andere medicatie Klaring medicamenten via renale excr 3.5.2 Nierfunctievervangende therapie Chronische hemodialyse Chronische peritoneaal dialyse Niertransplantatie Start voldoende lang vooraf voorbereiden Tijdige verwijzing naar nefroloog Bij keuze voor hemodialyse toegangsweg Bij keuze voor peritoneaal dialyse PD catheter Preëmptieve transplantatie 3.6. Prognose Dikwijls traag progressief Snelheid van progressie afhankelijk van Aard onderliggend nierlijden BD R/ 24 Nupie 't Olifantje Hfdst 3: Systemische studie van de nierziekten 1. Erfelijke nierziekten 1.1. Polycysteuze nierziekten Talrijke holten in het nierparenchym gevuld met vocht en omgeven door eptiheelcellen AD en AR Altijd bilat, altijd genetisch, min of meer symmetrisch Onderscheiden van eenvoudige niercysten Solitair of multipel Mstl geen klachten Tasten nierfunctie niet aan Tenzij zeer volumineus en drukverschijnselen veroorzaken, geen R/ 1.1.1 AD polycystose 1/400-1000 geboorten 95% genetisch defect chrom 16 (PKD1) ~ polycystine: TM EW in te hoge mate in wand cysten normale cel-cel en cel-matrix interactie verstoord abnormale epitheliale differentiatie Soms defect chrom 4 (PKD2) ~ EW: transport PKD1 nr celmembr – betere prognose 1.1.1.1 Kliniek Lange tijd symptoomloos Hematurie, pijn, infectie met hoge koorts, soms drukverschijnselen Vaak vergrote massa goed voelen Secundaire hypertensie: goede controle BD remt nierfunctie NI zelden voor 50j Minder snel anemie want EPO prod langer bewaard 1.1.1.2 Extrarenale afwijkingen Levercysten Pancreascysten Insufficiëntie mitralis-, Ao- en tricuspidklep Intracerebrale aneurysmata (meer voorbeschikt als familiale VG) Ook associatie met diverticulitis, liesbreuk, ... ~ bindwfszwakte Geen verhoogde kans tot cancerisatie van polycystische nieren (DD met von HippelLindau). Opmerking: Von Hippel-Lindau AD aandoening – bilat niercysten, bilat niercelcarcinoma's, hypertensie dr feochromocytoom en retinale angiomata of hemangioblastoma van het CZS 25 Nupie 't Olifantje 1.1.1.3 D/ Echo: vroegt, kinderen van ouders met polycystose (<20j veel vals neg, >20j 4% VN) Genetisch onderzoek gevoeliger, maar duur 1.1.1.4 Prognose Jonge lft bij diagnose Zwarte ras Man Hypertensie PKD1 type ~ Negatieve invloed 25-30% nooit NI 1.1.2 AR polycystose Minder frequent Altijd met leverfibrose Defecte gen op chrom 6 fibrocystine ~ epidermal growth factor werking Ernstige vorm: reeds voor geboorte Potter's sequens door intra-uteriene NI NI oligohydramnios Foetus zit gekneld in amnion, kan niet bewegen ~ Beweging nodig voor differentiatie gewr Vorm aangezicht (Potter's face) & ledematen Ademhalingsbewegingen prod surfactant rijping, ontw longen hypoplastische longen Door agenese, hypoplasie, dysplasie Minder ernstige vorm: langer overleven, leverfibrose met portale hypertensie op voorgrond Radiaire tubuleuse cysten op verloop tubuli colligentes In aanmerking voor gecombineerde lever en niertransplantatie Hypoplasie Potter's sequence Agenese Unilateraal Bilateraal Hypoplasie in enge zin Oligomeganefronie (dikwijls geassocieerd aan dysplasie) 26 Nupie 't Olifantje Agenese Geen vorming van ureterknop Geen ureter Geen inductie Bilateraal: niet compatibel met postnataal leven: overlijden dr resp insufficiëntie Unilateraal: hoe is andere nier? Normaal aantal nefronen? Normale vorming? - Compensatoire hypertrofie Te weinig nefronen? - Compensatoire hypertrofie - Destructie door segmentaire hyalinisatie Te weinig nefronen filtratieopp, zelfde # podocyten Overdruk Loslaten van podocyt Lokale ernstige hyperfiltratie Glomerulair hyalijn bolletje Indikken van filtratie residus Mesangiale matrix toename Mesangiale sclerose Destructie vd nier Hypertrophy of glomeruli Capillary hypertension Loss of epithelial cells Loss of glomerulus Segmental hyalinisation 27 Nupie 't Olifantje Hypoplasie in enge zin Twee nieren met te weinig nefronen Te weinig splitsing van de ureterknop Te weinig inductie van nefronen Een combinatie van beide De nieren kunnen normaal van grootte zijn of te klein Prognose is afhankelijk van totaal aantal gevormde nefronen Hypoplasie en dysplasie Hypoplasie: te kleine maar overigens normale nier Dysplasie: fout in inductie: misvormde nier NB: Heeft niets te maken met dysplasie als precancereus letsel! Dysplasie Malformatie van de nier Meestal door niet-erfelijke (unilaterale) obstructie-atresie van kelk of van ureter - Niet induceren van nefronen in een niersegment Peritubulair glad spierweefsel Kraakbeen Resten van nefrogene ampulla - Daardoor te weinig nefronen => dus ook hypoplasie Soms deel van genetische afwijking o Belemmering van inductie met als gevolg: Verspreiding letsels Hoge volledige obstructie: (atresie van nierbekken) volledige nier is abnormaal (aplasie) Lage obstructie: (blaashalsobstructie) alleen laatst gevormde nefronen zijn abnormaal In kader van genetische afwijking: beide nieren zijn abnormaal, meestal met talrijke cysten 28 Nupie 't Olifantje 1.2. Medullaire sponsnier Ontwikkelingsstoornis: verwijding medullair deel urinaire verzamelbuizen Zeldz AD overerving betwist 1.2.1 Symptomen 4de-5de decade Microscopische of macroscopische hematurie Urinaire infecties Soms nefrolithiase Vaak concentratiestoornissen en soms distale renale acidose Hypercalciurie kan Geen NI 1.2.2 D/ Rx-IVP: uitgezette verzamelbuisjes ~fijne radiaire streepjes in de papillen 1.3. Medullaire cystenier Cysten in de medulla + interstitiële fibrose 1.3.1 AR vorm Nefronoftis van Fanconi Klachten op kinderleeftijd Na enkele jaren NI 1.3.1.1 Symptomen Polyurie: opnieuw bedwateren na droge periode Renaal zoutverlies Soms tapetoretinale degeneratie met blindheid, leverfibrose en afwijkingen kleine hersenen 1.3.2 AD vorm Sympt rond lft 30j 1.3.2.1 Symptomen Uitgesproken polyurie Neiging tot renaal zoutverlies NI zeldz 1.4. Syndroom van Alport X-gebonden, dominant GBM aangetast Ook AD en AR vorm Genetisch defect afwijking niet collageen deel van collageen type IV -_> afwijkingen GBM, BM van oog en binnenoor 29 Nupie 't Olifantje 1.4.1 Kliniek Meer uitgesproken bij mannen Hematurie Proteïnurie Familiale binnenoordoofheid Hypertensie Lensafwijkingen (cataract) Progressieve NI (man rond 30j, vrouw 10-20j later) 1.4.2 D/ Familiale anamnese Labo urine Bevestigd dr elektronenmicroscopische onderzoek nierbiopsie (dunnen opgesplitste basale membranen) Vrouwen moeilijk: maar deel BM typische kenm Immunohistochemie Audiogram !Cave niet alle families vertonen typisch patroon 1.4.3 Transplantatie Beperkt aantal vormt antistoffen tg normaal collageen type IV anti basalemembraan glomerulonefritis in getransplanteerde nier 1.5. AD Dunne membraannefropathie 1.5.1 Symptomen Microscopische hematurie Soms geringe proteïnurie Geen NI 1.5.2 D/ EM onderzoek biopsie: dikte BM > 200 nM (normaal 300) 30 Nupie 't Olifantje 1.6. Andere erfelijke nefropathieën 1.6.1 Nagel-patella syndroom 10% Hematurie Proteïnurie NI Afwijkingen nagels Hypoplastische patella Subluxatie Elleboogafwijkingen (niet volledig kunnen strekken) 1.6.2 Ziekte van Fabry Hematurie Proteïnurie NI (rond 50j) Angiohematoompjes in huid 1.6.3 Erfelijke tubulopathieën 1.6.3.1 Renale glucosurie 1.6.3.2 Cystinurie Stoornis transport bep AZ in tubuli steenvorming 1.6.3.3 Tubulaire acidose Prox tubul acidose: stoornis bicarb reabs R/ perorale supplementen bicarb Dist tubul acidose: onvermogen waterstofionen te secreteren 1.6.3.4 Nefrogene diabetes mellitus 1.6.3.5 Hypofosfatemische rachitis Stoornis fosfaatreabs prox tub 1.6.3.6 Cystinosis Stoornis transport cystine over lysosomale membraan NI op kinderleeftijd 1.6.3.7 Syndroom van Fanconi Stoornis tubul reabs fosfaat, glc, AZ, bicarb, laagmlc EW en ionen thv prox tub Aangeboren Verworven sec aan andere aand Multipel myeloom Intoxicatie met zware metalen Cystinosis 31 Nupie 't Olifantje 2. Idiopatische of primaire glomerulonefritis Primaire pathologie in glomerulus glom hematurie en proteïnurie al dan niet met nierfunctie Sec kan ook interstit fibrose (~ nierfunctie) en tubul beschadiging optreden Meeste immunologisch gemedieerd, maar in kliniek slechts beperkt tekens van immunolog agressie (soms afwijkingen in compl fact) 2.1. Pathogenese Pathogenese van glomerulonefritis: ontsteking immuun complexen binnenzijde Anti-GBM ontsteking immuun complexen buitenzijde agressie ruptuur van basale membraan heling exsudatief herstel proliferatief litteken 2.1.1 Immunologische agressie vd glomerulus Neerzetting immuuncomplexen frequentst Fixatie antistoffen tg GBM (sterke beschadiging!) ~ T-cel immuniteit: mechanisme? Soms foutieve structuur BM Soms ANCA 2.1.1.1 Immuuncomplexen en de glomerulus Ag-As korrelige neerslag Eig? Niet veel bekend ~ Ag niet bekend Niet gelijk welke complexen glomerulonefritis: hoge kans als lage affiniteit en pos geladen Ag a Mechanisme neerzetting Depositie circulerende immuuncomplexen Complexen uit circulatie afgefilterd Hoge conc circulerende complexen ° glomerulonefritis Vb. systeemziekten (lupus), een aantal tumoren van plasmacellen die afwijkende Ig ( aggregeren tot cryoglobulines of andee macromlc) 32 Nupie 't Olifantje In situ vorming van immuuncomplexen Ag = autochtoon Ag: onderdeel van lamina rara externa gaat zich hier vestigen Ag geplant in glom - Lichaamsvreemd Ag zet zich vast owv positieve lading of chem affiniteit vd bep struct - Vooral bij primaire immunisatie en als As lage affiniteit hebben vr Ag b Plaats van depositie immuuncomplexen Als in situ gevormd: op plaats waar Ag zich eerst fixeerde Sterk positief geladen (kleine) Ag: in lamina rara externa Grotere Ag (niet door lamina densa): subendotheliaal en mesangiaal 2.1.1.2 As tegen de GBM (anti-gbm) Ag: NC1 domein van collageen type VI IgG met hoge affiniteit hiertg gevormd (lineaire neerslag) Ruptuur BM proteïnurie + hematurie Soms kruisreactie met BM van longalveolen syndroom van Goodpasture 2.1.2 Ontsteking: een niet specifiek antwoord Voornamelijk IgG (enkel dit kan erdoor) Aantrekken polynucleairen en monocyten obliteratie capill lumina of infiltratie ontstekingscellen in mesangium = duidelijke hypercellularitieit glomerulus 2.1.2.1 Factoren met invloed op de ernst vd ontsteking Activatie C3 door immuuncomplexen via gewone pathway (Cq1-C4-C2) Vooral snelheid van activeren bepaalt lokale conc van oa leukotactische C3a a b Snel Indien in onmiddell nabijheid van bloedbaan, vooral lamina rara interna, minder in mesangium Intense ontstekingsreactie, zoals bij acute glomerulonefritis en anti-gbm nefritis Traag Aan buitenzijde BM (lamina rara externa) waar grote mlc moeilijk kunnen komen (C1q, IgG, C3) C3a diffundeert bovendien niet terug nr capill ruimte, maar komt in urinaire ruimte geen ontsteking 2.1.2.2 Gevolgen vd ontstekingsreactie Doel: beschadigende agentia verwijderen Subendotheliale immuuncomplexen 1malig neergezet (acute glomerulonefritis) Neerzetting anti-gbm: ontsteking sterk geactiveerd, maar leukocyten kunnen As niet verwijderen dr hoge affiniteit binding Ag en As Fagocyterende leukocyten zetten histolytische enzymen vrij ° toxische zuurstofradicalen lysis en ruptuur vd BM ° litteken 33 Nupie 't Olifantje 2.1.3 Helingsmechanisme 2.1.3.1 Mesangium: toename van cellen en matrix Adaptatie aan immuuncomplexen in mesangium en subendotheliaal Geen BM makkelijk toegankelijk voor immuuncomplexen en ontstekingscellen Irritatie dr immuuncomplexen of mediatoren vd ontstekingscellen overmatige prod matrix en evt proliferatie mesangiale cellen ~ intracapillair proliferatieve glomerulonefritis Als neerzetting lang aanhoudt en opruiming afhankelijk is vd porositeit van mesangium toename # cellen en matrix progressieve obliteratie Accumulatie immuuncomplexen perifeer in mesangium en progressief meer in subendotheliale ruimte Meer immuuncomplexen subendotheliaal ontsteking intenser, prod mediatoren meer uitgesproken, mesangium prolifereert nog meer nr subendotheliale ruimte Aanwezigheid immuuncomplexen en mesangiale cellen in subendoth ruimte endotheel opgelicht v BM zal zelf nieuwe BM synthetiseren Cellichaam mesangiale cellen migreert mee met immuuncomplexen nr subendoth prod mesangiale matrix capill BM wordt meer en meer complex met lagen cellen en lagen BM (< endotheel, < mesangiaal, < oorspronkelijk BM) ~ bladerdeeg ~ Membranoproliferatieve glomerulonefritis Ontstaan verschillende vormen van proliferatieve glomerulonefritis Cs p. 34 2.1.3.2 Vorming crescents of sikkels: destructieve heling Rupturen capill wand dr ernstige ontsteking in glom uitgelokt dr neerzettinig immuuncomplexen of As tg BM Capill afgesloten tgv inflamm ruptuur vd BM Wijzen op destructie capill wand gaat gepaard met hematurie en eindigt in een min of meer groot litteken Ruptuur capill wand = arteriële bloeding in urinaire ruimte Intense reactie: - Bloeding stopt snel door stolling - Pariëtaal epith prolifereert vormt weefselprop ° halve maan, "crescent" of sikkel Hierin ook macrofagen en polynucleairen Fibreus litteken waarin segment met geruptureerde capill gevangen Als ruptuur van veel capill in veel glom groot deel glom bevat crescent nierfunctie stort ineen = snel progressieve glomerulonefritis = diffuus extracapill proliferatieve glomerulonefritis 34 Nupie 't Olifantje 2.1.3.3 Spikes, of de onmacht van het epitheel Adaptatie aan immuuncomplexen aan buitenzijde BM Spikes ~ aanwezigheid vreemd materiaal in subepitheliale ruimte (complement, amyloïd, Ig) Als immuuncomplexen aggregaten vormen in lamina rara ext = onbereikbaar voor ontstekingscellen en opruimingsmechanisme glom lang ter plaatse (tenzij eenmalige depositie zoals acute glomerulonefritis) Aantal voetjes van viscerale epitheelcellen opgetild synthetiseren nieuwe BM rond de immuuncomplexen ~ "spikes" = Membranzeuze glomerulonefritis 2.1.3.4 Littekens Schade aan basisstructuur of micromilieu glom deel functioneert niet meer Type litteken ~ pathogenetisch proces a b c Glomerulaire collaps Ischemie glomerulus dr progressieve vernauwing arteriosclerose Glom is bindweefselig bolletje met gecollabeerd kluwen BM kapsel van Bowman is overgebleven aanvoerende vaten ~ Het einde vd proliferatie: sclerose Proliferatie mesangium excessieve matrixvorming glom voor een progressief groter deel uit mesangium bestaan obliteratie capillairen Ziet eruit als massa mesangiale matrix met hier en daar restant mesangiale cellen en soms opengebleven capillair Het resultaat vd crescent: fibrose Segmentaire crescent driehoekig met basis tg kapsel van Bowman Globale cellulaire crescent progressief meer fibreus gecollabeerd en gefragmenteerd kluwen omgeven dr een krans bindwfs Lijkt op collaps type maar BM van kapsel van Bowman is onderbroken d Een ander type litteken: de segmentaire hyalinisatie Zie ook cs p. 37 Geen rechtstreeks verband met ontstekingsletsels Vernietiging of loslaten van visceraal epitheel flux van filtraat (voetjes en slits verdwenen permeabiliteit) Meer water afgefilterd filtratie residu's bloed dikt in capill verstopt collaps van segment glom waarin hyalijn bolletje waarin alle grote circulerende mlc aangetroffen worden 35 Nupie 't Olifantje Verminderde kracht van binding van epitheel aan BM Toxische beschadiging Rol in ontstaan van sommige vormen van nefrotisch syndroom Ontsteking in glom of immuuncomplexen aan buitenzijde BM Bij verschillende vormen van glomerulonefritis Verhoogde druk op epitheelvoetjes Hypertrofische glomeruli: vergroot filtratieopp en epitheelcellen grotere kracht werkt in op hechting Vooral in de buurt vd vaatpool (druk hoogst) 2.2. bij = # Klinische indeling glomerulonefritis Primair en secundair Primair: alleen staande nieraandoening Secundair: ikv systeemaand: vasculitis, RA, ... Acuut – subactuut - chronisch Acuut: plots, op enkele dagen ontstane hematurie, proteïnurie, arteriële hypertensie, nierfunctie, vaak met oligurie Mstl na enkele weken voed genezing Vb. poststreptokokken glomerulonefritis Subacuut: verloop over enkele weken Kan na enkele maanden aanleiding geven tot terminale NI Chronisch: verloop over meerdere jaren Meest frequent 2.3. filtratiedruk Histologische indeling glomerulonefritis Morfologie blijft in loop van evolutie binnen hetzelfde type Goede correlatie met prognose !Blijft arbitrair, niet elke patiënt past in een clinico-pathologische entiteit 2.4. Beschrijving vd belangrijkste types van idiopathische glomerulonefritis 2.4.1 Acute poststreptokokken glomerulonefritis Meest typische vorm acute glomerulonefritis Na infectie met β-hemolytische streptokokken Zeldz in Westerse wereld Subepitheliale neerslag van immuuncomplexen lokt excessieve ontsteking uit ter opruiming, lukt mstl, maar dr druk kunnen de wanden barsten 2.4.1.1 Kliniek 10-20 dagen na infectie Plotse macroscopische hematurie met proteïnurie Oedeem Vochtretentie en AHT Nierfunctieachteruitgang 36 Nupie 't Olifantje 2.4.1.2 Labo Hematurie (glom rbc) Proteïnurie (niet nefrotische grootteorde) Rbc cilinders anti-streptolysine O titer complementfact in serum 2.4.1.3 Histologie D/ bevestigen dr nierbiopsie Grote hypercellulaire glom met # mesangiale en endotheliale cellen & belangrijke influx polynucleairen en monocyten Immuuncomplexen vroegt vooral mesangiaal en aan binnenzijde, laattijdig aan buitenkant GBM 2.4.1.4 R/ Streptokokken infectie: penicilline Rust (beginfase) R/ evt circulatoire overvulling en hypertensie 2.4.1.5 Prognose Meestal met volled herstel, vooral bij kinderen Kan chronisch worden bij oudere patiënten: groot deel glom vernietigd ~ glom hyperfiltratie en focale en segmentaire hyalinisatie) 2.4.2 Glomerulonefritis in samenhang met andere infecties 2.4.2.1 Bacteriële infecties a Bacteriële endocarditis Lijkt klinisch op poststreptokokken glomerulonefritis Histologisch beeld ook vergelijkbaar (immuuncomplexen neerzetting kan meer uitgesproken zijn) Membranoproliferatieve glomerulonefritis Complementfactoren in serum Prognose ~ snelhied genezing endocarditis b Geïnfecteerde atrioventriculaire shunten Kliniek en histologie vergelijkbaar met endocarditis c Viscerale abcessen Histologie: extracapillaire proliferatie R/ = R/ infectieus proces 37 Nupie 't Olifantje 2.4.2.2 Virale infecties a HIV Snel progressieve glomerulopathie Forse proteïnurie met nefrotisch syndroom en snelle nierfunctieachteruitgang Histologie: subtype focale en segmentaire glomerulosclerose Prognose: slecht b Hepatitis B Chronische glomerulonefritis met nefrotisch syndroom Histologisch: membraneuze glomerulonefritis of glomerulonefritis Kan ook aanleiding geven tot ° gemengde cryoglobulinemie c Hepatitis C ° van gemengde cryoglobulinemie membranoproliferatieve 2.4.3 Subacute of snel progressieve glomerulonefritis Snel evoluerende nierfunctieachteruitgang Diagnose vaak laattijdig of adhv geassocieerde ziektebeelden Histologisch: extracapill proliferatieve glomerulonefritis Biopsie: crescent: woekering pariëtale epitheelcellen en monocyten/macrofagen met daartussen fibrine 3 types 2.4.3.1 Anti-gbm glomerulonefritis Circulerende As (IgG) tg epitoop GBM (collageen type IV) Ook reactie epitoop in alveolaire membraan long a Kliniek Snel progressieve nierfunctieachteruitgang Geringe proteïnurie Glomerulonefritissediment Longbloedingen (Syndroom van Goodpasture) b D/ Klinisch + vinden anti-GBM As in serum Snelle diagnose: biopsie: lineaire nrslg van IgG en complement lang capill wand c Prognose Zonder R/ snel irrevers nierfalen! Bepaald dr restdiurese Longbloedingen: levensbedreigend! d R/ Intense plasmaferese met CS en cyclofosfamide 38 Nupie 't Olifantje 2.4.3.2 Immuuncomplex gemedieerde snel evoluerende glomerulonefritis Aand dr nrslg immuuncomplexen a Kliniek Snel progressieve glomerulonefritis zonder aantoonbare anti-GBM As b Labo complement Cryoglob en circulerend immuuncomplexen kunnen soms aangetoond worden c Prognose Iets beter dan anti-GBM nefritis d R/ Stootdosissen Medrol IV gevolgd dr perorale steroïdtherapie 2.4.3.3 Pauci-immune snel progressieve glomerulonefritis Geen duidelijke nrslg As of immuuncomplexen Bestaan los van onderliggende gegeneraliseerde vasculitis (Polyarteritis nodosa en ziekte van Wegener) nog niet alg aanvaard Aanwezigheid ANCA's 2.4.4 Focaal lokale glomerulonefritis met mesangiaal IgA (IgA nefritis of ziekte van Berger In Be een vd frequentste vormen van glomerulonefritis 2.4.4.1 Kliniek Tss 15-35 jaar Meer bij mannen Zeldz familiaal Macroscopische hematurie Vaak met infectie bovenste luchtwegen Tss opstoten macroscopische hematurie blijft microscopische hematurie persisteren Beperkte proteïnurie Hypertensie 2.4.4.2 Labo 50% verhoogde IgA Complementfactoren normaal 2.4.4.3 Histologie IgA en C3 in mesangium ~ proliferatieve glomerulonefritis, fokaal (# glom) en lokaal (# capill lissen) Bij ernstige vormen ook extracapill proliferatie (crescents) Dan ook uitgebreide IgA depots, subendotheliaal 39 Nupie 't Olifantje 2.4.4.4 Prognose Proteïnurie en AHT negatieve prognostische betekenis Opstoten macroscopische hematurie gunstig prognostisch teken Ernstige histologische afwijkingen ~ ongunstig verloop 20-50% progressieve NI 2.4.4.5 R/ Meestal geen Hypertensie; BD controle: ACE-I Snel evolutieve vormen: immuunsuppressie Na transpl snel nieuwe nrslg IgA maar getransplanteerde nier weinig nadelig voor prognose NB: Histologisch beeld IgA nefritis ook gezien bij ziekte van Henoch-Schönlein Vooral bij kinderen, soms volw Renale sympt, purpura op huid, gewrichtsklachten en melena 2.4.5 Membranoproliferatieve glomerulonefritis Minder en minder in W-Europa Tot voor enkele jaren frequ oorz van nefrotisch syndr bij jong volw, evoluerend nr terminale NI 2.4.5.1 Kliniek Wisselend Asymptomatische proteïnurie en hematurie tot nefrotisch syndroom met zware hypertensie en nierfunctieachteruitgang 2.4.5.2 Histologie Opsplitsing GBM door subendoth nrslg immuuncomplexen en interpositie prolifererende mesangiale cellen Type I en Type II Type II: dense deposits disease: nrslg dens materiaal. Hierbij ook vaak partiële lipodystrofie 2.4.5.3 R/ Kinderen: chronische steroïden Vaak symptomatisch 40 Nupie 't Olifantje 2.4.6 Membraneuze glomerulonefritis Meest frequ primaire glomerulonefritis met nefrotisch syndroom 2.4.6.1 Kliniek Mannen > 30j 80% nefrotisch syndroom Microscopische hematurie beperkt Mstl geen rbc- of Hb-cilinders Idiopatisch of secundair Infecties: hepatitis B, malaria, syfilis Maligniteiten: long, maag, darm (screenen bij oudere mannen) Geneesmiddelen: goudzouten, d-pencillamine, kwik Systeemaand: LED, Sjögren Ook in getransplanteerde nieren als de novo entiteit 2.4.6.2 Labo Circulerende immuuncomplexen niet Serum complement normaal 2.4.6.3 Histologie Neerzetting immuuncomplexen aan buitenzijde BM Neerzetting niet zien, wel uitstulpingen BM rond immuuncomplexen = spikes Verder in evolutie BM homogeen verdikt Geen tekens van proliferatie Immunohistochemisch: korrelige aanwezigheid IgG en C3 aan buitenzijde BM 2.4.6.4 Prognose Zeer traag verloop Kinderen: zeer gunstig, zelden NI Volwassenen: uiteenlopend (remissie – blijvende proteïnurie – NI) Negatieve factoren: hypertensie en nierfunctievermindering bij D/ 2.4.6.5 R/ ACE-I igv nefrotisch syndroom of hypertensie CS evt in combi met cytostatica NSAIDs: Indomethacine: antiproteïnurisch effect prognose verbeteren Sommigen: Cyclofosfamide, cyclosporine 41 Nupie 't Olifantje 2.4.7 Focale en segmentaire glomerulosclerose 2.4.7.1 Terminologie Volw: 20% gevallen nefrotisch syndr Ook bij AIDS Histologische letsels (segm hyalinisatie) ook bij andere types glomerulonefritis (membraneuze glomerulonefritis). Letsels wijzen dan op meer agressieve vorm met zware proteïnurie (ook ikv "gecompenseerde hypertrofie") 2.4.7.2 Kliniek Jonge volw Plots nefrotisch syndr Hypertensie Zeer uitgesproken proteïnurie, niet-selectief Hematurie Cilindrurie 2.4.7.3 Histologie Hyalinisaties van capill lissen tg kapsel van B Eerst juxtamedull glom Verdere evolutie: meer glom met focale letsels, meer en meer sclerosering Begin: DD 'minimal changes" glomerulonefritis moeilijk (letsels focaal en segmentair niet in alle doorsneden van alle glom) 2.4.7.4 Labo Geen complementafwijkingen 2.4.7.5 Prognose Slechtste Vooral bij persisterend nefrotisch syndr al na enkele jaren terminale NI Na transpl grote kans snel recidief falen transplant (individuele evolutie moeilijk voorspelbaar) 2.4.7.6 R/ Steroïden? 2.4.8 "Minimal change" glomerulopathie 2.4.8.1 Kliniek Meeste frequ oorz idiopathisch nefrotisch syndr bij kind Ontstaat zeer plots, felle LG Selectieve proteïnurie Geen microscopische hematurie of pathologische cilindrurie Geen hypertensie 42 Nupie 't Olifantje Recidieven na periodes van volled genezing Minder bij volw Soms bij oudere personen na inname NSAIDs Bij kinderen en nog meer bij volw kan acute NI optreden doorernstige circulatoire ondervulling ikv zwaar nefrotisch syndroom 2.4.8.2 Histologie Normale glomeruli bij lichtmicroscopisch onderzoek Immunohistochemisch: geen nrslg Ig of complement EM: verdwijning epitheelvoetjes = atypisch (bij elke zware proteïnurie) 2.4.8.3 R/ CS Kinderen: geen nierbiopsie nodig proeftherapie starten 90% binnen 4 weken remissie 7/10 later recidief dezelfde R/ Als recidief tijdens R = steroïd resistentie Meerdere recidieven, telkens na stoppen R/ = steroïd afhankelijk Tijdelijk cytostatica bijgeven Herhaalde recidieven of therapieresistentie biopsie om evt focale en segmentaire glomerulosclerose niet te miskennen Volw: eerst nierbiopsie Soms langer duren voor remissie 2.4.8.4 Prognose Geen NI, nierfunctie blijft nl Als toch nierfunctieachteruitgang, dan is het wsch focale en segmentaire glomerulosclerose 3. Glomerulonefritis bij systeemziekten (secundair) Onderdeel van vasculitis of een andere gesystematiseerde auto-immuunpathologie (LED, MCTD, RA, ziekte van Sjögren, sclerodermie, cryoglobulinemie) 3.1. Nieraandoeningen bij LED AI Kan elke orgaan aantasten Faciale rash, gelijkt op rash van huidtuberculose ~ halfmaskertje Heterogeen in klinische presentatie, ernst, verloop, voorkomen auto-As Nieraantasting bij meer dan de helft vd patiënten (mstl glomerulonefritis) 43 Nupie 't Olifantje 3.1.1 Pathogenese Auto-As tg nucleaire Ag zoals dsDNA en histonen gevormd dr B lymfocyten die overmatig gaan woekeren Oorzaak multifactorieel Genetische voorbeschiktheid (HLA, meer bij zwarten) Hormonale factoren (meer vrouwen, opflakkeren of ° bij start orale contraceptiva, tijdens ZS) Omgevingsfactoren (UV licht, medicatie) Ontstaansmechanisme renale letsels Directe nrslg immuuncomplexen onwaarsch DNA is neg geladen kans klein dat dit rechtstreeks bindt aan GBM Positief geladen nucleosomen: intermediaire rol (affiniteit voor neg geladen groepen van GBM) op GBM gefixeerde nucleosomen zouden anti-DNA en antihistone As binden Aard histologische letsels mede bep dr preferentiële lokalisatie en grootte immuuncomplexen 3.1.2 Histologie vd renale letsels Verschillende types Klasse I Normale glom Zeer zeldz bij patiënten met renale sympt Klasse II Mesangiale glomerulonefritis Mesangiale IgG, C3, soms IgA en IgM Klasse III Focaal proliferatieve glomerulonefritis Hematurie en beperkte proteïnurie (1/3 toch nefrotisch syndr) NI zeer zeldz Klasse IV Diffuus proliferatieve glomerulonefritis Meer uitgesproken proteïnurie en urinesedimentafwijkingen Hypertensie Zekere graad van nierfunctiebeperking Klasse V Membraneuze glomerulonefritis Frequ nefrotisch syndr Soms hypertensie en nierfunctiebeperking 44 Nupie 't Olifantje Klasse VI Scleroserende glomerulonefritis (eindstadium?) Klasse VII Geïsoleerde tubulo-interstitiële nefritis zonder duidelijk glomerulonefritis (zeldz) Opmerking: Immunohistochemisch meerdere klassen van Ig en complementfactoren 3.1.3 Kliniek Renale aantasting + aantasting andere organen Alg: moeheid, koorts, lymfadenopathieën, anorexie, malaise Mucocutane afwijkingen: vlindervormige rash, soms purpura of vasculitisletsels Musculoskeletaal: epilepsie en psychiatr afwijkingen Cardiaal: pleuritis en pericarditis, verriceuze endocarditis Hematologisch: anemie en leukopenie 3.1.4 Labo 1ste screening: ANF: zeer gevoelig, niet specifiek Opsporen anti-dsDNA As: RIA ~ activiteit volgen en natwoord op R/ Nierbiopsie ~ type Serum complement factoren As tg fosfolipiden zoals anticardiolipine (50%) ~ Arteriële en veneuze trombosen, recidiverende abortus, trombocytopenie, hemolytische anemie 3.1.5 R/ Agressieve R/ met CS en cytostatica Ifv histologisch type, activiteits- en chroniciteitsindex (II, III, V: CS alleen, IV: IV pulsen cyclofosfamide) Nefritis tot stilstand brengen, maar als enkel milde last (gewricht ed) afwachten want agressieve R/ ~ leukopenie 3.2. Nieraandoeningen bij reumatische ziekten 3.2.1 MCTD Gelijkenis met LED, sclerodermie en polymyositis Oorzaak niet gekend 15% renale aantasting Mesangiaal proliferatieve of membraneuze glomerulonefritis R/ CS 45 Nupie 't Olifantje 3.2.2 RA Zelden renale aantasting Secundair amyloïdose of glomerulonefritis type membraneus of mesangiaal proliferatief Sommige R/ kan aanleiding geven tot membraneuze glomerulonefritis 3.2.3 Ziekte van Sjögren Chronische ontsteking traan- en speekselklieren Chronische tubulo-interstitiële nefritis, minder frequ glomerulonefritis 3.2.4 Sclerodermie Toename bindwfs huid en andere organen Vrouwen tss 40 en 60j 50% renale aantasting 10% renale crisis met zware hypertensie en snelle achteruitgang nierfunctie Nierbiopsie: letsels intima proliferaties, later intima fibrose Drastische R/ met ACE-I kan infauste prognose verbeteren 3.3. Nieraandoeningen bij cryoglobulinemie Ig die neerslaan bij afkoeling Type I Monoclonaal Sec aan multipel myeloom en maligne lymfomen Type II Gemengd mono- en polyclonaal Sec aan multipel myeloom, zeikte van Sjögren, RA of essentieel Type III Polyclonaal Essentieel of secundair 30-50% necrotiserende vasculitis in de huid en diffuus proliferatieve glomerulonefritis Letsels door nrslg cryoglob (~ immuuncomplexen) Acuut nefrotisch syndroom met hematurie en snelle aantasting nierfunctie Geassoc sympt: gewrichtsaantasting en necrotiserende vasculitis R/ intense plasmaferese met toediening CS en cytostatica 46 Nupie 't Olifantje 4. Glomerulonefritis bij vasculitis 4.1. Definities Ontsteking blv destructie en afsluiting Koorts, malaise en vermagering ~ ontsteking Ischemie ~ bloedvatafsluiting Primair of onderdeel van systeemaand Primaire vasculitiden op manieren ingedeeld: vb. volgens indeling meeting in Chapel Hill Aantasting grote blv Ziekte van Takayasu Reuscelarteritis of arteritis temporalis Aantasting middelgrote blv Polyarteritis nodosa Ziekte van Kawasaki Aantasting kleine blv Syndroom van Churg-Strauss Ziekte van Wegener Ziekte van Henoch-Schönlein Microscopische vorm van polyangiitis 4.2. Pathogenese Onbekend Immuuncomplexen rol bij ° sommige vormen – Ag onbekend Soms As belangrijke rol (Henoch-Schönlein nefritis) Cellulaire immuniteit? 4.3. Beschrijving vd belangrijkste ziektebeelden 4.3.1 Ziekte van Wegener 4.3.1.1 Kliniek Meer bij mannen, lft 50-55j 1e fase: neusobstructie, bloederige neusloop, hemoptoe, malaise, koorts, vermagering Soms microscopische hematurie en proteïnuie 2e fase: snel progressieve NI Ook ernstige hemoptoe Als niet R/ dood binnen het jaar (80%) 4.3.1.2 Histologie Granulomateuze ontstekingsreactie bovenste luchtwegen Necrotiserende vasculitis kleine arteries Necrotiserende glomerulonefritis met extracapill sikkelvorming !Cave granulomateuze letsels niet altijd gevonden ~ zeer focaal 47 Nupie 't Olifantje 4.3.1.3 Diagnostiek c-ANCA ~ ziekteactiviteit ( p-ANCA) 4.3.1.4 Prognose Onbehandeld mortaliteit 100% R/ remissies > 90% 4.3.1.5 R/ Cyclofosfamide (!Cave infertiliteit) + CS Ook na verdwijnen sympt R/ over 1 jaar verderzetten Bactrim zou recidief remmen 4.3.2 Periarteritis of polyarteritis nodosa (PAN) 4.3.2.1 Kliniek Aspecifiek begin: malaise, moeheid, lichte koorts Diffuse spier- en gewrichtsklachten Meer specifiek: huidulceraties, mononeuritis, buikklachten 70% renale aantasting: hematurie, matige proteïnurie, nierfunctievermindering hypertensie en 4.3.2.2 Histologie Initma hyperplasie, fibrinoïde necrose vd media en adventitia en transmuraal ontstekingsinfiltraat in wand middelgrote blv Segmentaire letsels aneurysmavorming Oudere vaatletsels vernauwingen ischemie en focale nierinfarcten Ook letsels kleinere blv: focale en segmentaire mesangiale proliferatie en leukocyteninfiltratie soms met extracapill prolif (crescent) 4.3.2.3 Labo Tekens ernstige inflamm: sedimentatiesnelheid en CRP Soms hepatitis B positief ANCA's afwezig mstl 4.3.2.4 R/ CS 4.3.3 Henoch-Schönlein vasculitis Huidletsels Abdominale koliekachtige pijn Gewrichtspijn Glomerulonefritis 48 Nupie 't Olifantje 4.3.3.1 Kliniek Kan op alle lft, vooral kinderen < 10j Meer mannen Renale sympt ° na huidletsels, abd last en gewrichtspijn Huidletsels achterkant benen en billen Artritis thv knieën en enkels Abd pijn: koliekachtig, kan zeer hevig zijn en gepaard gaan met RBPA 50% renale aantasting Microscopische hematurie Proteïnurie Hypertensie Zelden NI (eerder bij volw) 4.3.3.2 Histologie Niet te onderscheiden van typische letsels zoals bij focaal lokale IgA glomerulonefritis of ziekte van Berger In huidletsels tekens van leukocytoclastische vasculitis v kleinere blv met nrslg IgA en complement 4.3.3.3 R/ Kinderen: geen CS? 5. Nieraandoeningen bij vaatpathologie Niet te kennen (wat hier staat is wat op slides staat) Nieraandoeningen bij micro-angiopathie Trombotische trombocytopenische purpura en hemolytisch uremisch syndroom Diffuse intravasale stolling Nieraandoeningen bij hypertensie Maligne hypertensie Nefroangiosclerose Nieraandoeningen bij macro-angiopathie Arteriële trombose en embolen Stenose van de arteria renalis 49 Nupie 't Olifantje 5.1. Hemolytisch uremisch syndroom trombocytopenische purpura (TTP) (HUS) en trombotische 5.1.1 TPP Trombotische trombocytopenische purpura (TTP) is een klinische entiteit gekenmerkt door het voorkomen van hemolytische anemie (Coombs negatief), trombocytopenie, purpura, koorts en psychische veranderingen, al of niet met focale neurologische verschijnselen en nierinsufficiëntie Komt voornamelijk voor in de 3e en 4e levensdecade, minder bij kinderen Neurologische verschijnselen: hoofdpijn, verwarring, uitvalsverschijnselen, insulten en coma. Deze symptomen zijn vaak zeer wisselend. 5.1.2 HUS Hemolytisch uremisch syndroom (HUS) wordt gekenmerkt door het voorkomen van acute nierinsufficiëntie, hemolytische anemie (Coombs negatief) en trombocytopenie De meest frequent voorkomende vorm van HUS ziet men bij kinderen. Deze vorm komt vaak voor in samenhang met infectieuze diarrhee veroorzaakt door E.Coli infecties (‘epidemische vorm’) HUS bij volwassenen komt veel minder frequent voor en blijkt niet gecorreleerd te zijn met diarree. Men ziet het vooral in aansluiting met zwangerschap of na inname van orale contraceptiva De renale aantasting uit zich door hematurie (micro- of macroscopisch), proteïnurie, en nierfunctiebeperking. Acute nierinsufficiëntie treedt op bij 30% van de gevallen. In sommige gevallen kan ernstige hypertensie optreden Het onderscheid tussen beide syndromen is niet altijd gemakkelijk, vooral bij volwassenen. Ook de histologische afwijkingen in de bloedvaten zijn in beide aandoeningen zeer gelijkend. Men neemt aan dat beide syndromen wellicht eenzelfde pathogenese hebben en zich van elkaar onderscheiden door het overheersen van bepaalde symptomen. 5.1.3 Pathogenese Aanwezigheid van micro-angiopathie: oedeem van de intima van de arteriolen die afgesloten geraken door geagglutineerde trombocyten. In de glomeruli ziet met trombi met plaatselijke zwelling van de endotheelcellen, die van de basale membraan loskomen Het is niet duidelijk of de trombosevorming zijn oorsprong vindt op het niveau van de bloedplaatjes of op het niveau van de endotheelcellen. Voor beide mogelijkheden zijn voor en tegen: daling van prostacycline, aanwezigheid van bloedplaatjes aggregerende substanties Directe endotheelbeschadiging door het cytotoxische verotoxine, afkomstig van een E.Coli zou vooral bij HUS bij kinderen een rol spelen 50 Nupie 't Olifantje 5.1.4 Laboratoriumdiagnostiek Tekens van hemolyse: gestegen LDH, reticulocytose, fragmentocyten in het perifeer bloeduitstrijkje met vervormde RBC (‘burr cells’) Normale stollingsfactoren (in tegenstelling tot diffuse intravasale stolling) Trombopenie 5.1.5 R/ 5.1.5.1 TTP Meestal gunstige prognose Behandeling Plasmaferese en substitutie met versbevroren plasma Bij therapieresistente gevallen zijn gammaglobulinen in hoge dosissen met succes gebruik Anti-aggregerende middelen hebben geen nut. 5.1.5.2 HUS Bij kinderen is een ondersteunende behandeling meestal voldoende. De prognose is goed en restlestels blijven meestal niet bestaan Bij volwassenen en bij recidieven wordt plasmaferese al of niet met plasmasubstitiutie toegepast. Het nuteffect is minder duidelijk dan voor TTP. Vooral bij volwassenen is de prognose niet altijd gunstig, met blijvend verlies van een deel of de volledige nierfunctie Na transplantatie kan een recidief optreden, al of niet uitgelokt door de immuunsuppressieve therapie 5.2. Maligne hypertensie 5.2.1 Definitie Acute en veralgemeende beschadiging van het arteriële vaatbed als gevolg v.e. plots ontstane BD verhoging Papiloedeem en acute achteruitgang van de nierfunctie Maligne hypertensie kan de novo optreden maar vaak gaat het om een verergering van reeds bestaande hypertensie. Men ziet het vooral tussen 30 en 50 jaar 5.2.2 Histologie De arteriolen hebben een typisch uitzicht van uienschillen met proliferatie van de gladde spiercellen binnen de intima, met tussenin extracellulaire matrix Fibrinoïde necrose Secundair aan deze vaatletsels zullen de glomeruli ischemisch worden en scleroseren. 51 Nupie 't Olifantje 5.2.3 Kliniek 50% van de patiënten hebben geen voorgeschiedenis van hypertensie, terwijl de overige 50% reeds hypertensie had maar meestal slecht behandeld Zeer hoge bloeddruk met diastolische waarden boven 120-130 mmHg Hoofdpijn, wazig zicht, braken, convulsies, soms coma De renale symptomen beginnen vaak met proteïnurie die kan oplopen tot de nefrotische range, er is meestal hematurie. De nierfunctie kan aanvankelijk nog normaal zijn doch loopt meestal snel achteruit Soms treden tekens op van intravasale stolling of van hemolyse. 5.2.4 Prognose en behandeling Zonder therapie is de mortaliteit na één jaar 90%. Dank zij de huidige antihypertensieve therapie is de overleving duidelijk verbeterd (70% na één jaar) De behandeling van de bloeddruk moet snel ingesteld worden ACE-inhibitoren verdienen de voorkeur Diuretica worden best vermeden daar veel patiënten circulatoir eerder ondervuld zijn 6. Diabetische nefropathie Deel van micro-angiopathie van DM 30% IDDM ontw diabetische nefropathie 5% NIDDM ontw diabetische nefropathie (maar veel meer NIDDM patiënten) 6.1. Pathogenese 6.1.1 Glomerulaire hyperfiltratie Jonge diabetici: vergrote nieren en GFR Strike glycemiecontrole GFR EW beperking ( GFR) meer dan bij andere nieraand gunstig effect op progressie nierlijden 6.1.2 Rol van metabole controle Goede controle glycemie micro-albuminurie Relatie met diabetische nefropathie niet helemaal duidelijk Hemodynamische factoren: hyperglycemie plasmaflow Abnormale glycosylering enzymes die rol spelen bij sstelling GBM 6.1.3 !Verhoogde BD Belangrijke rol in progressie diabetische nefropathie (verhoogde BD 2x zo frequent als in controlegroep) 52 Nupie 't Olifantje 6.2. Kliniek 4 stadia 6.2.1 Stadium 1: latente fase 5-10j Glomerulaire hyperfiltratie Af en toe micro-albuminurie (verdwijnt met betere metabole controle) Micro-albuminurie is selectief! opsporen met RIA of ELISA (30-300 mg/d) 6.2.2 Stadium 2 Persisteren micro-albuminurie GFR verhoogd tot nl Onbehandeld verder evolueren naar macro-albuminurie Afremmen evolutie dr ACE-I, ook als BD niet 6.2.3 Stadium 3 Macro-albuminurie > 500mg detectie met Albustix Ook hypertensie en diabetische retinopathie Goede correlatie retinopathie en nierlijden bij type 1 diabetes 6.2.4 Stadium 4 Proteïnurie in nefrotische range Nierfunctie over verloop van 3-5j achteruit 6.3. R/ Glycemiecontrole zo goed mogelijk ACE-I + strikte controle BD Opmerking: aandoeningen die ° dr glom hyperfiltratie tgv gedilateerd afferent blv systeemBD kan ++ voortgeplant worden wegvallen autoregulatie Controle lipidestoornissen EWbeperkend dieet in geval van beginnende nierfunctiebeperking 7. Nieraandoeningen bij plasmacel dyscrasieën en amyloïdose 7.1. Nieraandoeningen bij plasmacel dyscrasieën Abnormaal en ongecontroleerd prolifereren van een clonus van Igsecreterende Blymfocyten of plasmacellen geproduceerde monoclonale Ig of fragmenten in wfs neerslaan Cilinders in niertubuli ~ myeloma cast nefropathy Kristallen ~ myeloma geass Fanconi syndr Fibrillen ~ lichte keten amyloïdose (prim) Granulen ~ lichte keten nefropathie Vrije lichte Ig ketens komen in urine terecht: aantoonbaar als Bence Jones proteïnen 53 Nupie 't Olifantje 7.1.1 Myeloma cast nefropathy 7.1.1.1 Kliniek Meer lichte ketens in bloed glom filltr kunnen niet meer geresorbeerd worden in prox tub slaan neer in tubuli tubuli verstoppen + errond ontstekingsinfiltraat Nrslg lichte ketens in de hand gewerkt dr deshydratatie, hypercalcemie en dr het affilteren van iodiumhoudende contraststoffen Nrslg acute of subacute NI Mstl NI vroegt na stellen D/ multipel myeloom Vooral bij lichte keten myeloma's, mstl grote tumormassa's 7.1.1.2 Voorzorgsmaatregelen Radiologische onderzoeken met iodiumhoudende contraststoffen vermijden Als toch nodig: vold vocht geven, urine alkaliniseren, evt calciuminstroomblokker 7.1.1.3 Prognose Ruim 50% recuperatie nierfunctie 7.1.1.4 R/ Eens opgetreden weinig aan te doen R/ onderliggende maligne aandoening: chemo, evt stamceltransplantatie Verdere nrslg voorkomen dr geforceerde diurese + alkalinisering urine Zo terminale NI: hemodialyse als geen ernstige extrarenale symptomen Transplantatie is relatieve CI, ervaring uiterst beperkt 7.1.2 Fanconi syndroom Zeldz gevallen van multipel myeloom: nrslg kappa lichte ketens onder vorm van kleine kristallen in prox tub Klinisch beeld Renale glucosurie: nl volled reabs, hier niet want tubuluscel beschadigd (geen overdreven glycemie) Amino-acidurie Fosfaatdiabetes: nl reabs, hier groot verlies fosfaturie Tubulaire acidose: te weinig bicarb reabs ~ (ook bij andere tubulaire stoornissen) 7.1.3 Lichte keten nefropathie Nrslg meestal kappa lichte ketens zonder omvorming tot amyloidfibrillen Biopsie: nodulaire neerzettingen in mesangium ~ gelijkenis met diabetische glomerulosclerose Congoroodkleuring negatief Ook nrslg aan buitenzijde tubulaire BM Kliniek: Proteïnurie nierfunctieachteruitgang nefrotisch 54 syndroom, snel evoluerende Nupie 't Olifantje Lichte ketens kunnen ook neerslaan in hart en lever Prognose: wisselend (1maand tot 10j overleving) R/: chemo 7.2. Renale amyloïdose Primair Secundair Familiale Middellandse Zee koorts Dialyse amyloïdose 7.2.1 Definitie Nrslg amorfe stof: kleuring met congorood appelgroene kleur onder gepolariseerd licht EM: lineaire niet vertakte fibrillen Verschillende types ifv sstelling fibrillen AL-amyloïdose: variërend deel amyloïd: brokstukken van lichte ketens, vooral korte ketens lambda Voorkomend bij plasmaceldyscrasieën AA-amyloïdose: variërend deel serumamyloïd-A-eiwit (acuut fase EW) Verwikkeling van chronische ontstekingen: chronisch reuma, osteomyelitis, ed Dialyse amyloïdose: variërend deel β2-microglobuline Dialyse met bio-incompatiebele membranen 7.2.2 Kliniek Proteïnurie in nefrotische grootteorde >80% progressieve nierfunctie vermindering (niet acuut zoals Kahler) Ook sympt van aantasting andere organen: HDC, GI problemen met malabsorptie, aantasting zenuwstelsel met hypotensie 7.2.3 Prognose AL: slecht (8 maanden) AA: veel beter 7.2.4 R/ AA: R/ onderliggende oorzaak: infectie e ontsteking AL: R/ onderliggende plasmaceldyscrasie 8. Zwangerschap en de nier Niet te kennen 55 Nupie 't Olifantje 9. Tubulo-interstitiële nefritis 9.1. Acute allergische interstitiële nefritis Frequ oorzaak van acute NI Dor verschillende aand veroorzaakt Kliniek: niet specifiek D/ nierbiopsie 9.1.1 Histologie Diffuus ontstekingsinfiltraat van monocyten, lymfocyten, plasmacellen, soms polynucleairen en eosinofielen in interstit wfs Infiltratie tubulusepith tubulitis Glom en blv geen specifieke veranderingen Geen nrslg Ig of complement 9.1.2 Oorzaken Geneesmiddelen! (40-50%) AB: methicilline, rifampicine, sulfonamiden, trimetoprim (1/3) Antiflogistica zoals fenoprofen Theoretisch elk geneesmiddel ~ overgevoeligheidsreactie Systeemziekten LED, sarcoïdose, Sjögren syndroom Rejectie niertransplant Infectieziekten Leptospirose, legionellose, hantavirusinfectie 9.1.3 Kliniek Plotse snelle achteruitgang nierfunctie, al of niet met oligo-anurie Koorts, huiduitslag, eosinofilie, artralgieën Lumbale pijn door zwelling nier met tractie op nierkapsel Microscopische hematurie, zelden proteïnurie, leucocytencylinders en pyurie Max 1 g/d proteïnurie (als < NSAIDs: 4g/d gn geass sympt NSAIDs) Echo: mstl homogeen vergrote nieren 9.1.4 R/ Oorzakelijk agens wegnemen Evt CS (gn echte evidentie voor) Zonodig tijdelijk nierfunctievervangende therapie 9.1.5 Prognose Gunstig met volled herstel Duurt soms wel meerdere weken 56 Nupie 't Olifantje 9.2. Acute (bacteriële) pyelonefritis Infectie nierwfs zelf dr bact (E. coli) Opstijgende route ~ reflux urine, afwijking urinewegen, urinedebiet Via bloed 9.2.1 Histologie Wigvormige zones van intense infiltratie met polynucleairen in en rond tubuli Mstl vrij scherp afgelijnde zones met basis nr de cortex afwisselend met normale zones (focaal) Soms microabcesjes 9.2.2 Kliniek Plotse hoge koorts met rillingen Lumbale pijn (spontaan en bij percussie of palpatie) Pyurie, bacteriurie, verhoogde leucocytose Vaak positieve hemoculturen Bij bilaterale infectie kan acute NI 9.2.3 D/ Klinisch bevestigd dr positief urineonderzoek (sediment en cultuur) Wigvormige uitsparingsbeelden op CT 9.2.4 R/ Ambulant Orale AB (FQ) Als onverwikkeld, niet comorbied Opname AB IV (FQ) opstarten op geleide van antibiogram + Aminoglycosiden bij sepsis !Cave acute toxische NI Bij co-morbiditeit, bacteriemie, diabetes, gekende anatomische afwijking, NPO, zwaar ziek, twijfel over compliance, vreemd lichaam Als therapieresistent of frequ recidief: onderligg urologische afwijking uitsluiten (vesico-urethrale reflux, urolithiase, obstructie met hydronferose, nierabces) 9.3. Chronische tubulo-interstitiële nefritis Subactue of chronische nieraandoening Interstitiële infiltratie en fibrose Meer chronisch fibrose meer op voorgrond Eindstadium: ook glom en blv aangetast (?Primair?Secundair) Dr chronische gebruik nefrotoxische geneesmiddelen en andere toxische stoffen Dr obstructieve aandoeningen: VUR Dr metabole afwijkingen: chronische hypokaliëmie en hypercalcemie 57 Nupie 't Olifantje 9.3.1 Analgetica nefropathie 9.3.1.1 Definitie Chronische tubulo-intersittiële nefritis combinatiepreparaten van pijnstillers na landruig innemen van 9.3.1.2 Histologie Vroegste en meest specifieke letsel: capillarosclerose onder het epitheel in het pyelon, de ureter en in mindere mate de blaas Progressieve sclerose vd medulla papilnecrose (eerst gecalcifieerd) 9.3.1.3 Welk analgeticum is verantwoordelijk Discussie hierover Meeste gevallen: fenacetine houdende analgetica Chronisch ingenomen als pep middel Dr aanwezigheid van codeïne en cafeïne ° gewenning Fenacetine verwijderd uit de meeste analgetica, vrije verkoop fenacetinehoudende producten verboden Paracetamol: afbraakproduct van fenacetine, maar chronisch gebruik veroorzaakt wsch geen chronische interstitiële nefritis Huidig op de markt zijnde mengpreparaten bij chronisch gebruik ook chronische interstitiële nefritis? 9.3.1.4 Kliniek Traag evoluerende NI die vooral na het stoppen van de inname van analgetica zeer traag verder evolueert Hematurie, pyurie en weinig of geen proteïnurie Dr stoornissen in het concentratievermogen diurese dikwijls lang bewaard ook bij gevorderde nierfunctieachteruitgang Soms salt loosing ondervulling en tijdelijke nierfunctieachteruitgang vooral bij strenge zoutbeperking Afbrokkeling genecroseerde papillen nierkoliek Vaak anemie meer uitgesproken dan de graad van nierfunctiebeperking laat vermoeden Rx: IVP: papilnecrose (soms verkalkte papillen) incidentie transitioneel celcarcinoma van uroepitheel (pyelon, ureter, blaas) 9.3.1.5 Prognose Was in bep landen een frequ oorzaak van terminaal nierlijden Mortaliteit vaak het gevolg van de secundaire maligniteiten Bij transpl nieren en beide eigen ureters systematisch verwijderd 58 Nupie 't Olifantje 9.3.2 Cyclosporine geïnduceerde nefropathie Ook tacrolimus, = calcineurineblokkers Chronisch gebruik chronisch interstitiëel nierlijden, kan evolueren naar terminale NI Niertransplant patiënten moeilijk onderscheid met chronische rejectie, ook histologisch Bij ontvangers van andere organen (hart, lever): associatie tss chronisch gebruik en de nierbeschadiging gemakkelijker Dosisgebonden (correlatie is niet zeer sterk) Tal van harttransplantpatiënten ontwikkelden terminale nierinsufficiëntie 9.3.3 Chinese kruiden nefropathie Voor enkele jaren beschreven bij patiënten in het Brusselse behandeld met gewichtsverlagende middelen die ook chinese kruiden bevatten Snel progressieve nierfunctievermindering Biopsie: uitgesproken interstitiële fibrose CS weinig of geen effect Laattijdig transitioneel celcarcinoma’s van het uroepitheel 9.3.4 Balkan nefropathie Idem kliniek + histologie Oorzaak niet gekend 9.3.5 Chronische pyelonefritis en reflux nefropathie Chronische en recidiverende nierinfectie interstitiële fibrose en sclerose in aanwezigheid van een onderliggende onderhoudsfactor: chronische urinaire obstructie, lithiasis of vesico-ureterale reflux Reflux nefropathie: vorm van chronische interstitiële nefritis, mogelijke oorzaak van chronische nierinsufficiëntie Juiste pathogenetisch mechanisme niet duidelijk 9.3.5.1 Pathogenese Vesico-ureterale reflux met infecties Vooral bij zeer jonge kinderen of zelfs intra-uteriene Relatief aandeel van beschadiging door infectie en mechanische beschadiging door reflux van urine niet duidelijk Vaak verdwijnen infectieuze episoden wanneer de kinderen ouder worden Ook factor aangeboren hypoplasie Verdere beschadiging niet meer door infectie of reflux maar door chronische hyperfiltratie in de minder beschadigde delen van de nier ° tekens van focale en segmentaire glomerulosclerose Sommige gevallen: zware proteïnurie 59 Nupie 't Olifantje Hfdst 4: Nierfunctievervangende therapie Conservatieve therapie Hemodialyse Peritoneale dialyse Niertransplantatie 1. Wanneer opstarten? Subjectieve last van de patiënt Klinische bevindingen Uremische pericarditis Circulatoire overvulling Polyneuropathie Labo Creatinine klaring < 8 ml/min Voldoende lang op voorhand over praten met behandelingsmodaliteiten Keuze hemodialyse ~ tijdig vasculaire toegangsweg 2. Hemodialyse 60 patiënt ~ keuze Nupie 't Olifantje Bloed uit patiënt intermittent gezuiverd dr kunstnier Kunstnier: duizenden capill buisjes, synthetisch, semi-permeabel: hierin bloed Buisjes omgeven door dialysaat Via diffusie (~ concΔ): afvalstoffen van bloed nr dialysaat Overtollig vocht verwijderd via hydrostatisch drukverschil Variant: hemofiltratie: bloed onder druk doorheen semi-permeabel membraan gefilterd en gefilterde hoeveelheid vocht onder de vorm van een substitutievloeistof teruggegeven Goede vasculaire toegangsweg nodig: van levensbelang! nodige zorg om infectie te vermijden (sepsis via fistel is 1 vd frequente verwikkelingen) AV fistel: verbinding tss a. radialis en oppervlakkige polsvene hogere druk en debiet in veneus systeem Venen breder, duidelijk zichtbaar, stevigere wand +: makkelijker aanprikken, debiet ~ meer dialyseren +: Zuivere bloed op andere plaats in patiënt dan nog te zuiveren bloed -: stol veel, als infecteert = probleem -: fistelarm sneller vermoeid, zz ischemie -: c-v: overbelasting door hoge debiet in fistel, gaat niet langs AV systeem maar rechtstreeks nr hart (HDC) oudere patiënten soms om deze reden keuze vr catheter Aan pols niet-dominante arm beginnen, bij problemen (verstopping, infectie, bloeding, aneurysma, trombose) hogerop in elleboog proberen Enkele weken tot maanden wachten voor 1ste keer aanprikken Diepe veneuze verblijfkatheters: v. subclavia of v. jugularis Gebruik mstl van beperkte duur Chirurgisch ingebrachte catheter in VCS (Hickman catheter) Waar Ziekenhuisafdeling: high-care Limited care of zelfzorg in of buiten ziekenhuis Thuis Verwikkelingen Cardiovasculair (zie hierboven) Dialyse amyloïdose: nrslg β2-globulinen in skelet en carpal tunnel vd handen 61 Nupie 't Olifantje 3. Peritoneaal dialyse Peritoneum ~ dialysemembraan Chirurgisch geplaatste intraperitoneale catheter dialysevloeistof in peritoneale holte 4u ter plaatse, 4-5x per dag (kan ook 's nachts) Voordelen Patiënt kan wisselingen zelf thuis doen, op dagelijkse basis Nadelen Geringere zuiveringscapaciteit Medewerking patiënt en een derde nodig Verwikkelingen Vroeger peritonitis frequent troebel uitloop: labo: wbc?, R/ AB, verwijder catheter – hemodialyse Infectieuze peritonitis Scleroserende peritonitis Catheterpoortinfectie Tunnelinfectie Type CAPD: chronische ambulante peritoneaal dialyse CCPD: chronische continue peritoneaal dialyse 4. Niertransplantatie Overleden donor of levende verwante of niet-verwante donor Overwegen bij elke patiënt in nierfunctievervangende therapie Goedkoper Hogere levenskwaliteit 4.1. Transplantatieantigenen Bij de mens: het HLA-systeem (Human Leucocyte Antigen) Soorten Type 1 (HLA-A,B,C), aanwezig op alle gekernde cellen Type 2 (HLA-Dr), aanwezig op lymfocyten, e.a. Genetisch materiaal gecodeerd op chromosoom 6, voor elke loci kenmerk van vader en van moeder overgeërfd HLA-typering Donor A1 A5 B7 B27 DR1 DR11 Ontvanger A1 A4 B6 B35 DR1 DR11 Rechtstreekse DNA typering Rekening houden met ABO-bloedgroepsysteem en HLA-antigenen 62 Nupie 't Olifantje Nieroverleving is best als 6 Ag gelijk hoe meer , hoe kleiner overlevingskans Ondanks HLA , toch mislukken transplantatie PRA Opsporen anti-HLA As (bloedtransfusie, ZS) Kruisproef receptor serum met donor lymfocyten 4.2. Immuunsuppressieve therapie Mstl combinatie gebruikt CS Inhib proliferatie lymfocyten Nu lagere dosis dan vroeger Gebruik tot minimum beperkten owv nevenwerkingen: cushingoïd uitzicht, botresorptie, hyperlipidemie, steroïddiabetes, avasculaire botnecrose Calcineurine inhibitoren Cyclosporine (Sandimmun®, Neoral®) Tacrolimus (Prograft®): nauw therapeutisch venster ctu plasmamonitoring Verhinderen prod IL-2 in gestimuleerde lymfocyt Nevenwerkingen: nefrotoxiciteit, hypertensie, hyperlipidemie, bij cyclosporine ook tandvleeshypertrofie en hypertrichosis Antimetabolieten Azathioprine (Imuran®) Mycofenolaat mofetil (Cellcept®) Azathioprine remt purinesynthese, effect duidelijkst in snel delende cellen: BM Verwikkeling: BM suppressie In de hand gewerkt dr gelijktijdig allopurinol (Zyloric®) absoluut tegenaangewezen! Mycofenolaat mofetil remt purinesynthese in lymfocyten Kan wel met allopurinol geassocieerd worden Nevenwerkingen: GI: diarree, maaglast Tyrosine kinase inhibitoren Rapamycine: macrolide Signaaldoorgave vanuit IL-2 R nr celkern blokkeren Nevenwerkingen: trombopenie en hypertriglyceridemie Antilymfocyten- en antihymocytenpreparaten gebruikt tss 1980-1995 Monoclonale antistoffen tegen receptoren op lymfocyten, adhesiemoleculen 63 Nupie 't Olifantje 4.3. 4.4. Verwikkelingen na niertransplantatie Verwikkelingen eigen aan elk van de immuunsuppressiva Verwikkelingen als gevolg van de onderdrukking van het immuunsysteem Infecties - Viraal: CMV en herpes: 1e weken na transplantatie - Bacterieel: longen en urinewegen: later Secundaire maligniteiten - Huidtumoren ~ zon - Non-Hodgkin lymfoma’s - Andere Cardiovasculair - Meest frequ doodsoorzaak - Multifactorieel in oorsprong - 75% arteriële hypertensie - Hyperlipidemie Resultaten 1jaars overleving patiënt 95% of hoger 1jaars overleving nier 90% of hoger Sedert nieuwere immuunsuppressiva acute rejecties slecht in 20% Acute rejectie zelden oorzaak van verlies transplant Vanaf 2de jaar na transpl meest frequ oorz van falen door met functioneel transplant gevolgd dr chronische rejectie 64 Nupie 't Olifantje 65 Nupie 't Olifantje 66