ARBOCATALOGUS BLOOTSTELLING AAN EN OMGAAN MET STOFFEN Inleiding Bij de uitvoering van de werkzaamheden kunnen werknemers worden blootgesteld aan allerlei stoffen. Chemische stoffen en biologische agentia met bepaalde fysische en chemische eigenschappen kunnen bij blootstelling een gevaar voor de veiligheid of gezondheid opleveren. Dit kunnen ook mengsels of oplossingen zijn. In de sector Orsima worden chemische stoffen en biologisch agentia die verwijderd moeten worden aangeduid met ‘vuil’. Vuil is eigenlijk een verzamelnaam voor allerlei soorten ongewenste restanten van chemische en/of biologische (productie)processen of opgeslagen stoffen die bij blootstelling de gezondheid kunnen bedreigen en soms ook een risico vormen voor de veiligheid. Blootstelling aan stoffen kan leiden tot zeer ernstige schade aan de gezondheid. Daarbij gaat het niet alleen om acute vergiftigingen of (chemische) brandwonden maar ook om chronische aandoeningen, bijvoorbeeld van de longen (astma), het zenuwstelsel (OPS) of de huid (eczeem). Het gezondheidsrisico hangt niet alleen af van de eigenschappen van de stof, maar ook van de concentratie en van de tijdsduur van de blootstelling. Inademing van stoffen vormt het meest voorkomende risico. De kans op blootstelling door inademing is sterk afhankelijk van de vluchtigheid en de verspreiding van de stoffen in de lucht. Hoe vluchtiger, hoe groter de kans op inademing van de stof. Een hoge temperatuur in de werkomgeving of van reinigingsmiddelen kan dit effect versterken. De gekozen reinigingsmethode kan de verspreiding in de lucht verhogen door het veroorzaken van fijne stofdeeltjes, stofwolken of nevels. Dit is het geval bij borstelen van droog stof, bij hoge druk vloeistof reiniging, bij de afblaas van drukvacuümwagens of bij het verspuiten van reinigingsmiddelen of verf. Het niet (goed) gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen en het ontbreken van doelmatig onderhoud kunnen leiden tot blootstelling en daarmee tot een verhoogd risico. Voor een aantal stoffen bestaan aparte protocollen of plannen, hoe men om dient te gaan met het mogelijk contactrisico. In die gevallen is het uiteraard noodzakelijk dat die voorschriften en/of protocollen worden gevolgd. Wettelijk kader De volgende wettelijke regels zijn bij blootstelling aan en omgaan met stoffen van toepassing: • Arbobesluit art. 3.5g, 4.1-4.7, 8.1-8.4; Oplossingen bronmaatregelen Gelet op de aard van de werkzaamheden is het lang niet altijd mogelijk bronmaatregelen te nemen. Dit neemt niet weg dat werkgever en werknemer er toch voor kunnen zorgen dat blootstelling aan stoffen zo klein mogelijk wordt gehouden. Het belangrijkste is dat een ieder zich bewust is waar hij mee bezig is en zijn verantwoordelijkheid neemt. Er zijn verschillende momenten waarop extra voorzichtigheid geboden is. Wij noemen dat risicomomenten. Dat is zelfs 1 het geval als alle voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) worden gebruikt. Het gaat om de volgende risicomomenten: • Het aantrekken van (mogelijk onvoldoende schone) pbm; • Het opbouwen en aansluiten van reinigingsmateriaal; • Het (tijdelijk) uittrekken van pbm om een bepaalde handeling beter te kunnen verrichten; • Alternatieve (niet optimaal beschermende) pbm; • Activiteiten door anderen op of bij de werkplek; • Het (te lang) dragen van pbm; • Het (onbeschermd) afbreken, afkoppelen en schoonmaken van de reinigingsapparatuur; • Het uittrekken van vervuilde pbm. Bij hoge druk vloeistof reiniging geldt als bronmaatregel bovendien het standaardiseren van schroefdraadverbindingen (hierdoor is minder kans op lekkage en losschieten van koppelingen). technische en organisatorische maatregelen risico’s beoordelen Om de juiste maatregelen voor de werknemers te kunnen treffen moet er een goed inzicht zijn in de gevaren die zich door het werken met reinigingsmiddelen en vuil kunnen voordoen. Daarvoor moeten relevante gegevens beschikbaar zijn, zoals de aard van het te verwijderen vuil (productinformatie), de gebruikte reinigingsmiddelen, de potentiële blootstelling en de daaraan verbonden risico's. Het te verwijderen vuil kan zeer wisselend en onbekend van samenstelling zijn. De opdrachtgever moet de productinformatie verstrekken van het te verwijderen vuil. Met aanvullende informatie moet een risico-inventarisatie worden gemaakt. Zo kunnen prioriteiten worden gesteld en kunnen planmatig de gesignaleerde gevaren worden voorkomen en beperkt. Verder moet rekening worden gehouden met andere personen die op de werklocatie aanwezig zijn. De stappen voor de risicobeoordeling zijn schematisch weergegeven in de Actieplannen werkvoorbereiding en uitvoering (bijlage 1). keuze reinigingsmethode De risico-inventarisatie van de betreffende werkzaamheden is bepalend voor de keuze van de reinigingsmethode en de te treffen maatregelen. Die reinigingsmethode moet worden gekozen waarbij de kans op blootstelling en het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen tot een minimum wordt beperkt. Voor hoge druk vloeistof reiniging geldt de in bijlage 2 opgenomen beslisboom. persoonlijke beschermingsmiddelen Aan de hand van de resultaten van de risico-inventarisatie dienen de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking te worden gesteld. Deze zijn afgestemd op de plaatselijke omstandigheden zoals het klimaat op de werkplek en de hoeveelheid vrije ruimte, en op de ergonomische en gezondheidseisen van de werknemer. De werknemer is verplicht de persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken en deze goed te onderhouden. Voor de keuze van de adembeschermingsmiddelen geldt het in bijlage 3 opgenomen beslissingsdiagram adembescherming. 2 In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de persoonlijke beschermingsmiddelen. Toepasselijke en van kracht zijnde Handboeken De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd met in achtneming van de volgende Handboeken: • SIR, Handboek Adembescherming • SIR, Handboek Druk/Vacuüm reinigen • SIR, Handboek Hoge Druk Vloeistof reinigen • Handboek Vuil Orsima (uitgebreid en in samenvatting) In deze handboeken zijn soms nog oude verwijzingen opgenomen. In de digitale versies worden deze aangepast. Voor meer informatie • Stoffenmanager (www.stoffenmanager.nl) 3 Bijlage 1 Actieplan werkvoorbereiding Overleg met opdrachtgever over beschermingsmaatregelen Hoofdstuk 3 en 4 ● ● ● Welke stoffen komen voor? Hoofdstuk 1 en 3 ● Vraag je af Wat is het proces? Zijn de stoffen irriterend, schadelijk, kankerverwekkend, schadelijk voor de voortplanting, allergeen, bijtend? Zijn de stoffen vluchtig? Dringen ze door de huid heen? Geldt er speciale wet- of regelgeving voor één of meerdere stoffen? Informatie dient geleverd te worden door de opdrachtgever Onvoldoende informatie? Ga terug naar de opdrachtgever Welke taakstappen? Hoofdstuk 2 en 3 ● ● Vraag je af ● Nee: ● Ga terug naar de opdrachtgever ● Bepaal de blootstellingsrisico’s per taakstap Hoofdstuk 2, 3 en 5 ● ● Vraag je af ● ● Blootstellingsrisico’s onbekend. Alles gedaan om de risico’s te achterhalen? ● ● ● Waar en op welke manier is blootstelling mogelijk? Om welke stoffen gaat het per taakstap? Welke beschermingsmaatregelen moeten getroffen worden? Meerdere groepen werkzaam? Indeling werktijden, pauzes? Grenswaardes (MAC waardes)? Blootstelling door inademing, inslikken, of via de huid? Waar zitten de (resterende) blootstellingsrisico’s en risicomomenten? Hoge temperaturen? Explosie, brandgevaar? Meerdere groepen werkzaam? Indeling werktijden, pauzes? Stel schriftelijk plan op: Ja: ● Hoogste beschermingsmaatregelen ● benoem alle risico’s per taakstap benoem alle beheersmaatregelen Niet goed? 1 Toets op wettelijke en bestuurlijke eisen 2 Toets op eisen van opdrachtgever 3 Toets op eisen van eigen bedrijf Goed? Verbeter waar mogelijk Ga over tot uitvoering Niet goed? Geen uitvoering Goed? 4 Actieplan uitvoering Vooraf op de werkplek: Direct leidinggevende houdt een startwerkinstructie Hoofdstuk 2, 3, 4 en 5 ● ● ● Vraag je af ● ● Check de vereiste deskundigheid en de lichamelijke en geestelijk gezondheid van de werknemers Hoofdstuk 4 Kloppen de opdrachtgegevens? TRA (Taak Risico Analyse) Indien mogelijk voor alle taakstappen Bespreek ook de overige risico’s en risicomomenten die kunnen leiden tot blootstelling aan stoffen Bespreek per taakstap de risicobeheersmaatregelen Stel de betreffende taakstappen uit tot vervanging van de werknemer(s) is gearriveerd. Pas de planning aan. Nee? Ja? Start werkzaamheden: volg de gemaakte planning voer alle beheersmaatregelen uit gebruik de voorgeschreven PBM Hoofdstuk 3 en 5 ● ● ● ● ● Aandacht voor ● ● ● ● Gebruik schone PBM die voldoen aan de norm Rapporteer de risicosituaties en onjuist gedrag Wees je bewust van het risico dat je zelf kan vormen voor omstanders Eet, drink of rook nooit op de werkplek Houd gebruikt materiaal en PBM gescheiden van pauzeplekken Reinig gebruikte PBM en gebruikt materiaal en berg correct op ! Uitloop van taakstappen / verandering van werkzaamheden. Verandering van de planning. Ga terug naar werkvoorbereiding Actieplan oplevering Opruimen en schoonmaken alle gebruikte materialen en de werkomgeving Hoofdstuk 3 em 5 ● ● Aandacht voor Nabespreking / evaluatie goede praktijken opgetreden ongevallen en risico’s ● ● ● ● ● ● ● Bron: Handboek Vuil, Orsima, http://www.orsima.nl Houd rekening met aanwezigheid stofresten Gebruik zo nodig PBM Inventariseer en documenteer alle risicosituaties Documenteer de risico evaluatie en plan van aanpak voor toekomstig gebruik als naslagwerk Wees je bewust van het risico dat je zelf kan vormen voor omstanders Reinig gebuikte PBM en gebruikt materiaal en berg correct op Kijk materiaal na op beschadigingen 5 BIJLAGE 2 – BESLISBOOM INDUSTRIËLE REINIGING 6 Hoge druk vloeistof reinigen brengt risico’s met zich mee. Daarom moeten de risico’s worden afgewogen voordat met het reinigen met een kruipslang wordt begonnen. Volg de stappen van het schema, zodat de werkzaamheden veilig kunnen worden uitgevoerd. Niveau 1 Het streven is om zoveel mogelijk te werken met automatische apparatuur, zodat de mens niet in de directe omgeving van de hoge druk reinigingswerkzaamheden aanwezig hoeft te zijn. Niveau 2 Is het niet mogelijk om met automatische apparatuur te werken, dan mag gekozen worden voor half automatische apparatuur. Niveau 3 Is werken met half automatische apparatuur niet mogelijk, dan mag worden gekozen voor handmatig werken met een kruipslang die is voorzien van een slaghuls en waarbij de kruipslang kan worden opgevangen door een slangvanger. De slaghuls moet de klap opvangen als de slang ongecontroleerd terugkomt of als deze gecontroleerd wordt teruggehaald. Deze slaghuls moet op 5 tot 20 cm achter de pershuls op de kruipslang zijn geklemd. Controleer of de kruipslang met slaghuls geschikt is voor de slangvanger. De spuiter moet zich terdege bewust zijn van de risico’s die zich bij deze manier van werken kunnen voordoen. Voordat wordt overgegaan naar niveau 4 of 5 Is het werken op één van de drie bovenstaande manieren niet mogelijk, dan moet er eerst overleg worden gevoerd tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over de manier van werken met afweging van de daarbij behorende risico’s. Beide partijen moeten akkoord gaan met de gekozen manier van werken. Dit moet aantoonbaar worden vastgelegd en door beide partijen voor akkoord worden ondertekend. Onderstaande manieren van werken met een kruipslang zijn nog toegestaan, maar worden sterk afgeraden vanwege de grote risico’s. Niveau 4 Is werken op de eerste drie manieren niet mogelijk, dan kan worden gekozen voor werken met een kruipslang, waaraan een voorlooplans is gemonteerd. De kruipslang moet voorzien zijn van een markeringsring. De spuiter zal persoonlijke beschermingsmiddelen moeten dragen die bestand zijn tegen de risico’s van deze manier van werken. 7 Niveau 5 Is werken met een kruipslang met voorlooplans niet mogelijk, dan moet worden gewerkt met een kruipslang met markeringsring. Het handmatig reinigen met een lans valt ook onder dit niveau. De spuiter zal persoonlijke beschermingsmiddelen moeten dragen die bestand zijn tegen de risico’s van deze manier van werken. Niveau 6 = verboden zone Stop! Handmatig reinigen met de kruipslang zonder markeringsring is verboden. Hoge druk (kruip)slangen of lansen kunnen aan belastingen worden blootgesteld waarvoor deze niet ontworpen zijn. Deze belastingen bestaan uit: - de extra trekkracht waaraan hangende slangen bij grote hoogteverschillen worden blootgesteld; - de kracht waarmee vastzittende slangen worden losgetrokken; - de kracht waarmee wordt geprobeerd om harde vervuiling te verwijderen; - een terugkomende slang die in een slangvanger wordt opgevangen. Hierbij bestaat de kans dat er beschadigingen aan de slang, de koppelingen, de hulzen en/of de spuitkoppen en de nozzles wordt toegebracht die niet direct zichtbaar of merkbaar is. Indien dit gebeurt, moet de slang of lans direct worden vervangen en opnieuw worden gekeurd. 8 Bijlage 3: stroomschema adembescherming; te gebruiken bij stoffen waarvoor geen specifiek protocol of voorschrift geldt. Start ja O2< 19 vol.% nee contaminanten aanwezig nee onafhankelijke adembescherming met overdruk volgelaatsmasker + noodvluchtset geen adembescherming nodig, behoudens voorzieningen voor noodsituaties ja aard van de contaminant(en) bekend nee nee ja nee mogelijke concentratie bekend risico op huidopname ja ja concentratie > grenswaarde ja ja IDLH nee nee geen adembescherming nodig, behoudens voorzieningen voor noodsituaties ja risico op huidopname verder onderzoek doen om te bepalen of gaspak nodig is nee A IDLH = immediate danger to life or health 9 A ja risico op oogirritatie volgelaatsmasker of ademluchtkap nee dampvorming door Hoge Druk spuiten ja onafhankelijke adembescherming nee andere factoren die de goede werking van de adembescherming nadelig beïnvloeden ja verder onderzoek nodig nee adembescherming kiezen volgens de aard van de contaminant(en), rekening houdend met de noodzakelijke beschermingsfactor nee er is verder onderzoek nodig ja verhouding concentratie/ grenswaarde < APF gekozen adembescherming is ok APF = assigned protection factor (toegekende protectiefactor) 10 BIJLAGE 4 – PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN Voordat tot hoge druk vloeistof reiniging wordt overgegaan, moeten alle risico’s goed worden geïnventariseerd en ingeschat. De meest veilige en efficiënte methode moet worden gekozen. Vervolgens moeten de medewerkers zijn opgeleid en moeten zij de juiste en in goede staat verkerende toebehoren gebruiken. Tot slot moeten de persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm) worden gekozen, die passen bij de aard en de risico’s van de werkzaamheden. Spuitpak Het spuitpak moet volledige bescherming bieden tegen nat worden en moet bestand zijn tegen: • de eigenschappen van het spuitwater; • de verontreinigingen die worden verwijderd; • tegen de toevoegmiddelen. De broekspijpen moeten over de spuitlaarzen worden gedragen. Spuitlaarzen Deze moeten bescherming bieden tegen de hoge druk waterstraal. Ook moeten deze voldoende grip hebben op de natte ondergrond waarop wordt gewerkt. Handschoenen Deze moeten: • voldoende houvast geven op het spuitgereedschap; • voldoende sterk zijn; • bestand zijn tegen de eigenschappen van het te verwijderen vuil en de toevoegmiddelen in het spuitwater; • voorzien zijn van een lange mouw voor een goede aansluiting op het spuitpak. Gelaatscherm Het gelaatscherm moet: • bestand zijn tegen het opvangen van opspattend spuitwater en verontreinigingen; • zodanig van afmeting en vorm zijn dat het volledige gezicht wordt beschermd; • tijdens werkzaamheden een helder zicht geven. Het is niet toegestaan om te werken met het gelaatscherm omhoog en alleen een veiligheidsbril op. Het wordt niet nuttig geacht om onder een gelaatscherm een veiligheidsbril te dragen. Voor brildragende spuiters geldt dat als zij onder het gelaatscherm toch een bril dragen, dat dit een veiligheidsbril op juiste sterkte moet zijn. 11 Adembeschermingsmiddelen Adembeschermingsmiddelen moeten: • bescherming bieden tegen inademing van gevaarlijke stoffen; • bestand zijn tegen de eigenschappen van de verontreiniging. Gaspak Het gaspak moet volledige bescherming bieden tegen inwerking van stoffen op de huid of het lichaam. Het moet bestand zijn tegen: • de eigenschappen van de verontreiniging; • de reinigingsmiddelen of toevoegmiddelen. 12