Jaar Agendapunt Voorstelnr. Sector : : : : 2000 8 2000.4157 WCO Deventer, 11 april 2000 Onderwerp “Deventer Internationaal” beleidsplan (2000-2003) internationale samenwerking. Voorstel Het beleidsplan internationale samenwerking 2000-2003 vast te stellen en als uitgangspunten van het Deventer beleid internationale samenwerking te hanteren: a. Wederkerigheid en duurzaamheid binnen langdurige samenwerkingsrelaties; b. Noodhulp (op basis van co-financiering) en het instand houden van basale voorzieningen als accent bij ontwikkelingssamenwerking; basale voorzieningen en de sociale verhoudingen bij samenwerking met herkomstlanden van alloch-tonen en vrede en stabiliteit bij de samenwerking met Midden- en OostEuropa; c. Hulp in te bedden in een relatie van meer dan helpen alleen en te benaderen vanuit het perspectief van samenwerking; d. Een beperkte invloed vanuit Nederland rond alle thema’s bij internationale samenwerking waaronder economische samenwerking en versterking van de lokale democratie; e. Een netwerkbenadering van gelijkgerichte organisaties: van gemeente tot gemeente, van instelling tot instelling, van burger tot burger; f. De relatie tussen internationale samenwerking en het proces van een toenemende internationale oriëntatie van instellingen en bedrijven; g. Het combineren van doelen: verlenen van materiële hulp, kennisoverdracht en de versterking van het lokaal bestuur h. Het realiseren van meer evenwicht tussen activiteiten gericht op ontwikkelingslanden, herkomstlanden van hier wonende minderheden en landen in Midden- en Oost-Europa ten gunste van de eerstgenoemden; i. Het tot stand brengen van een betere verhouding tussen activiteiten gericht op voornoemde landen zelf en activiteiten gericht op voorlichting en bewustwording in Deventer ten gunste van de laatstgenoemde; j. Projecten en relaties in de toekomst op bovenstaande uitgangspunten te bezien. Randvoorwaarden bij te ondernemen acties: - Beter overzicht, meer regie en expertise-bundeling; - Hiertoe de gemeentelijke coördinerende rol versterken; - Een beter gebruik van bovenlokale (financiële) regelingen en programma’s. Speerpunten van beleid: - Handhaving van het halfjaarlijks overleg van de gemeente met het particulier initiatief onder voorzitterschap van de portefeuillehouder; - Het instellen van een externe klankbordgroep internationale samenwerking. Deze klankbordgroep, die halfjaarlijks bijeenkomt , probeert door ontwikkelingen bij elkaar te brengen, kwaliteitsimpulsen te geven aan het beleidsterrein. Zij doet verslag aan het periodiek overleg, deelnemers participeren op basis van expertise op persoonlijke titel. - Het versterken van de inbreng van gemeentelijke expertise in bestaande samenwerkingsrelaties. Om elkaar binnen de gemeentelijke organisatie goed op de hoogte te houden wordt een periodiek breed ambtelijk overleg van de direct betrokkenen met de portefeuillehouder ingericht. De coördinatie ligt bij de afdeling Beleid/ WCO; /2 - - - - - een jaarlijks werkplan en jaarverslag worden vanuit de gemeente geïntroduceerd voor de interne- en externe communicatie en verantwoording. Gemeentelijke informatiekanalen worden intensiever gebruikt teneinde de bevolking te informeren. Versterking van de coördinerende rol van de gemeente; uitbreiding van de ambtelijke capaciteit met 8 uur per week; In de stedenband met Sibiu naast de ondersteuning van de lopende activiteiten van de Stichting Deventer - Roemenië het accent leggen op het verankeren van de bestaande samenwerking tussen gemeenten en particulier initiatief in een “letter of intent” en op een meer programmatische inbedding van de samenwerking. Het laatste betreft expertise-uitwisseling tussen de gemeenten Sibiu en Deventer en betrokken instellingen op de terreinen leefbaarheid/ wijkaanpak, milieu, cultuur en ecotoerisme onder te brengen in het GST - (Gemeentelijke Samenwerking Toetredingslanden) Programma van de VNG en in programma’ s van de Europese Unie; Het nader formuleren van de inhoudelijke samenwerking tussen de Stichting Deventer Ontwikkelingsprojecten (SDO) Midden-Afrika en het Insiza-district in Zimbabwe waarbij als specifieke gemeentelijke samenwerkingscomponent de organisatie van de overheidsfinanciën wordt ingebracht. Voor de relatie met het Insiza-district de mogelijkheden van het GSO (Gemeentelijke Samenwerking Ontwikkelingslanden) programma van de VNG bezien; Noodhulp en projectsteun gericht op de herkomstlanden van hier verblijvende minderheden vanwege natuurrampen en etnisch geweld. Naast het initiatief gericht op het Wijkcentrum Stibula in Paramaribo de betrokkenheid richten op de Molukken en Turkije; Het stimuleren van initiatieven op het terrein van de regionale grensoverschrijdende samenwerking, vooralsnog met name op het terrein van cultuur; Het ontwikkelen en bijhouden door de Culturele Raad en het CIS Overijssel van een sociale kaart internationale samenwerking Deventer ; Het organiseren door de Culturele Raad van een publieksactiviteit gericht op de Noord –Zuid verhouding en de herkomstlanden van hier verblijvende minderheden. Continuering van de tweejaarlijkse Midden- en Oost-Europa Beurs; realiseren van een een structurele bijdrage voor deze beurs. Overwegingen: Wij achten het van belang dat het gemeentebestuur opnieuw vaststelt welke de hoofdlijnen zijn van het gemeentelijk beleid internationale samenwerking. Het is al weer enige tijd geleden, eind 1990, dat door de gemeenteraad een beleidskader is vastgesteld. De overwegingen die destijds golden zijn nog steeds actueel, er zijn echter nieuwe aan toe te voegen. Mede door het gevoerde beleid is een veelheid aan maatschappelijk initiatief ontstaan, dat een goede basis vormt om bestaande relaties en activiteiten verder uit te bouwen. Op het beleidsterrein internationale samenwerking werken externe krachten in en er is sprake van een interne dynamiek. Uit de inspraakreacties van het particulier initiatief op de discussienota komt sterk de behoefte naar voren van een meer samenhangend beleid dat ongewenste versnippering tegengaat en kansen meer benut. Bij de totstandkoming van de nota is een zorgvuldige procedure gevolgd. Er is allereerst gewerkt met een discussie-nota. Deze is met instemming begroet; er is een tiental reacties binnengekomen, sommige in de vorm van verslagen van discussie-bijeenkomsten. De discussie-nota en de binnengekomen reacties zijn besproken in het periodiek overleg van de gemeente met het particulier initiatief en in een klankbordgroep die i.v.m. de beleidsnota is ingesteld. De reacties zijn verwerkt in de voorliggende beleidsnota. De nota is ook onderwerp van gesprek geweest in de commissies ABZ en Financiën. Kortom: de voorliggende nota is het resultaat van een interactief beleidsproces. /3 De extra benodigde middelen voor de uitvoering van het beleidsplan 2000-2003 bedragen voor een periode van 4 jaar ƒ 30.000,-- Uit de reserve mondiaal beleid kan dit bedrag worden bijgedragen. De dekking van de extra benodigde structurele middelen van jaarlijks ƒ 26.500,-- zal worden betrokken bij het actualiseren van het meerjarenperspectief in het kader van de zomernota. De commissies van advies voor Algemene en Bestuurlijke Zaken en voor Financiën zijn over dit voorstel advies gevraagd. Burgemeester en wethouders van Deventer de secretaris, de burgemeester, mr. Th. Bakhuizen drs. J. van Lidth de Jeude : 2000 Agendapunt : 8 Voorstelnr. : 2000.4157 Jaar : WCO Sector De raad der gemeente Deventer; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 april 2000, voorstelnummer 2000.4157, sector Welzijn, Cultuur en Onderwijs; BESLUIT 1. De nota internationale samenwerking 2000-2003 “Deventer Internationaal” vast te stellen; 2. Het ten behoeve van de uitvoering van de nota benodigde bedrag van ƒ 30.000,-- voor de Middenen Oost-Europa Beurs te onttrekken aan de reserve mondiaal beleid; 3. Het structureel benodigde bedrag van jaarlijks ƒ 26.500,-- ten behoeve van de uitbreiding van de ambtelijke capaciteit bij het actualiseren van het meerjarenperspectief in het kader van de zomernota mee te nemen. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 mei 2000. De raad voornoemd, de secretaris, de voorzitter, mr. Th. Bakhuizen drs. J. van Lidth de Jeude DEVENTER INTERNATIONAAL Nota internationale samenwerking 2000-2003 van de gemeente Deventer Deventer, mei 2000 Onderwerp “Deventer Internationaal”: beleidsplan (2000-2003) internationale samenwerking. Inleiding Het beleidsterrein internationale samenwerking is volop in beweging bij gemeenten. Die beweging wordt veroorzaakt door krachten die van buitenaf inwerken en door een interne dynamiek. Beiden zijn van invloed op de vorm, de inhoud en de intensiteit van de activiteiten op gemeentelijk niveau. De externe krachten zijn de internationale ontwikkelingen zelf evenals veranderingen op nationaal terrein. De krachten van de interne dynamiek worden bepaald door de relatieve jeugdigheid van het beleidsterrein: gedachtenvorming, feitelijke activiteiten en instrumenten zijn nog volop in ontwikkeling. Betrokkenen (gemeente, instellingen, vrijwilligersorganisaties en burgers) hebben elkaar daarom veel te bieden. De beleidsnota "Deventer Internationaal" wil een aanzet geven voor een beleidskader internationale samenwerking in de jaren 2000-2003. In de nota wordt in beperkte mate ingegaan op de externe krachten en wordt met name met in acht neming van wat tot nu toe ontwikkeld is een analyse gemaakt van de interne dynamiek en de richting daarvan voor de toekomst. Aan deze beleidsnota is een discussienota vooraf gegaan. Naar aanleiding van de discussie - nota zijn diverse inspraakreacties ontvangen. Deze zijn verwerkt en daarnaast is naar aanleiding van de inspraak een aantal onderdelen nader uitgewerkt. Het resultaat is de voorliggende beleidsnota. In de beleidsnota “Deventer Internationaal” zal achtereenvolgens worden ingegaan op: 1. de redenen voor een nieuw beleidskader 2. de historie van het gemeentelijk beleid internationale samenwerking in Nederland 3. de omvang en actiepunten tot op heden 4. de verworvenheden van Deventer en Diepenveen 5. de huidige en toekomstige grenzen van het Deventer beleid internationale samenwerking 6. trends in verband met toekomstig beleidd. 7. uitgangspunten voor toekomstig beleid. 8. de rollen van het particulier initiatief en de gemeente 9. speerpunten van beleid en randvoorwaarden De beleidsnota zal worden geagendeerd voor het periodiek overleg tussen de gemeente en maatschappelijke organisaties. Hierna volgt vaststelling van de nota in de gemeenteraad. 1. Redenen voor een nieuw beleidskader Het is al weer enige tijd geleden, in november 1990, dat door de gemeenteraad een beleidskader is vastgesteld. Het betreft de raamnota internationaal beleid "Beleid Zonder Grenzen". In deze raamnota werden een aantal overwegingen genoemd die een beleidsvisie rechtvaardigen en werd een begrenzing van het beleidsterrein aangegeven. Bestaande activiteiten en uitbreidingsmogelijkheden werden in beeld gebracht evenals de daarmee samenhangende organisatie. Het spreekt voor zich, dat na 8 jaar de situatie is gewijzigd en dat de nodige ervaring is opgedaan. Als overwegingen voor een beleidskader mondiaal beleid werden in de gemeentelijk nota van 1990 genoemd: het slechten van grenzen, de mondiale component van problematieken, de multiculturele samenleving, het Hanzeverbond, de opkomst van nieuwe media, de betrokkenheid van de burger en de internationalisering van het onderwijs. Een groot aantal overwegingen is nog steeds actueel. Als nieuwe overwegingen zijn te noemen: de toenemende internationalisering van instellingen, ingrijpende veranderingen in Europa, het belang van regio’s en grensoverschrijdende activiteiten, een toename van het aantal natuurrampen, etnisch geweld en oorlogen in herkomstlanden van hier verblijvende minderheden. Van een samenhangend beleid kan nog niet gesproken worden. In juni 1995 werd door het College van B en W een uitvoeringsnota mondiaal beleid 1995-1999 vastgesteld. In deze nota werd een aantal uitgangspunten benoemd en zeven actiepunten. Deze actiepunten zijn de laatste jaren alle gerealiseerd. De afloop van de periode van de uitvoeringsnota en het realiseren van de actiepunten is mede aanleiding om te bezien waar toekomstige middelen en energie aan besteed dienen te worden. De in de inleiding genoemde externe krachten en interne dynamiek, die beide op het beleidsterrein inwerken, zijn uiteraard de belangrijkste redenen om met een zekere regelmaat terug te blikken en vooruit te kijken. Uit de inspraakreacties op de discussie - nota komt de behoefte naar voren van een meer samenhangend beleid, dat ongewenste versnippering tegengaat en kansen meer benut. Deze versnippering is mede het gevolg geweest van een terugtredende overheid, die vanuit een volgende rol ten opzichte van het particulier initiatief, de laatste jaren onvoldoende haar regie-rol invult. In deze beleidsnota wordt dan ook stil gestaan bij de toekomstige rollen van de gemeente en het particulier initiatief. 2. De historie van het gemeentelijk beleid internationale samenwerking in Nederland De erkenning van de belangrijke rol van de gemeente als initiator of regisseur, in elk geval als actor, bij lokale ontwikkelingsprocessen, waar ook ter wereld, is de afgelopen jaren sterk toegenomen. De lokale arena is van toenemend belang. Er bestaat op politiek niveau een brede consensus over het feit dat gemeenten een internationaal beleid voeren. De politieke (niet op te vatten als partijpolitieke) profilering op en discussies over dit beleidsterrein dienen echter geïntensiveerd te worden. Voor 1972 bestond de internationale samenwerking met name uit de zogenaamde jumelagebeweging (West - West verhouding) tussen gemeenten die lid waren van de huidige Europese Unie. Het ging bij de contacten, die met name bestonden uit culturele en sportieve uitwisselingen, primair om kennismaking en vriendschap, verzoening tussen vijanden en nooit meer oorlog. Naast de jumelages lag in de jaren '70 en '80 het accent in de doelstelling van het mondiaal beleid met name op de draagvlakverbreding voor ontwikkelingssamenwerking (Noord - Zuid verhouding). Tweederde van de Nederlandse gemeenten ontwikkelt momenteel activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking: het betreft met name voorlichting hier en projectsteun daar, soms in het kader van projectkoppelingen. Na de val van de muur in 1989 loopt het aantal kontakten van Nederlandse gemeenten met gemeenten in Midden- en Oost- Europa (Oost- West verhouding) snel op tot de huidige 250. De samenwerking met gemeenten bestaat vaak uit de overdracht van (gemeentelijke) kennis, het verlenen van materiële hulp en uitwisselingen. De laatste jaren is er een groeiende belangstelling waar te nemen voor kontakten met steden en regio's in conflictgebieden en herkomstlanden van minderheden. Natuurrampen, oorlogen, politieke spanningen en etnisch geweld laten onze samenleving niet onberoerd. In de jaren '90 zien gemeenten in toenemende mate een rol voor zichzelf weggelegd in de overdracht van kennis en ervaring ter bevordering van de lokale democratie wereldwijd. De overdracht van technische kennis staat vaak centraal; het bijdragen aan "good gouvernance" minder. Het ministerie van Buitenlandse Zaken financiert de programma's Gemeentelijke Samenwerking met Ontwikkelingslanden (GSO) en Gemeentelijke Samenwerking met Toetredingslanden (GST). Gemeenten kunnen uit deze programma's aanvullende financiering krijgen om projecten vorm te geven met gemeentelijke partners in respectievelijk ontwikkelingslanden of landen die in een toetredingsproces tot de Europese Unie zitten. Binnen de eigen gemeentelijke organisatie is er sprake van een toenemende bereidheid om deel te nemen aan internationale expertise-uitwisseling. De Europese Unie heeft ook verschillende programma's waar gemeenten gebruik van kunnen maken. Met uitzondering van het jumelageprogramma zijn deze over het algemeen hoogdrempelig. De jaren negentig kenmerken zich ook door een terugtredende overheid. De ambtelijke capaciteit wordt afgebouwd (in Deventer van + 30 uur naar 13 uur), de gemeente is volgend ten opzichte van het particulier initiatief. Terwijl het aantal maatschappelijke initiatieven en de betrokkenheid in de eigen organisatie toenemen, neemt de samenhang af; initiatieven ondervinden problemen om tot volle wasdom te komen. De laatste jaren valt een verzakelijking van de gemeentelijke internationale samenwerking waar te nemen. Naast of in plaats van de aanvankelijk ideële motieven ontdekken gemeenten steeds vaker ook een eigen belang in samenwerking. Daarnaast ontstaan perspectieven voor nieuwe samenwerkingsvormen mede door een toenemende internationale gerichtheid van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. 3. De omvang en actiepunten tot op heden Voor het gemeentelijk beleidsterrein mondiaal beleid is in Deventer jaarlijks ƒ 90.000,-- beschikbaar. Tellen we de beschikbare budgetten voor dit beleidsterrein van de voormalige gemeente Diepenveen mee (ƒ 20.000,--) en bedragen binnen sectoren (ƒ 10.000,--) dan komen we uit op + ƒ 120.000,--. Dit is ongeveer ƒ 1,50 per inwoner. Middelen worden ingezet ten behoeve van: een grootschalig project ontwikkelingssamenwerking in Afrika, incidentele projecten ontwikkelingssamenwerking (samenwerkingsrelatie vanuit Diepenveen), de stedenbanden met Sibiu, Sulechow en Tartu, de ondersteuning van het reizen tussen organisaties hier en daar, publieksmanifestaties in Deventer en beperkte professionele ondersteuning van vrijwilligersorganisaties. Een aantal specifieke actiepunten, die inmiddels alle zijn gerealiseerd, werd benoemd in de uitvoeringsnota 1995. Het zijn: samenvoeging van de reiskredieten bevordering noord - zuid dialoog en bevordering oost - west dialoog in een begrotingspost nader overleg met het CIS (Centrum voor Internationale Samenwerking) Overijssel over de professionele ondersteuning van vrijwilligersinitiatieven in Deventer en de gedeeltelijke overheveling van taken van het CIS Overijssel naar de Culturele Raad Deventer; een beperkte gemeentelijke inbreng in de Stichting Deventer - Roemenië en de Stichting Deventer / Zutphen -Tartu het aanbieden van gemeentelijke stageplaatsen en het uitzenden van ambtenaren in het kader van het programma’s van de VNG continuering t/m 1995 van het project van de Stichting Deventer Ontwikkelingsprojecten MiddenAfrika in Kameroen en heroriëntatie op een vervolg - project in Zuid -Zimbabwe; het bieden van ondersteuning bij het zoeken naar gezamenlijke huisvesting van mondiale organisaties instelling van een fonds mondiaal beleid waardoor gelden binnen het beleidsterrein internationale samenwerking die in een bepaald jaar niet geheel gebruikt worden overgeheveld worden naar projecten met een onzekere jaarlijkse subsidiëring. De ambtelijke capaciteit, die zoals gezegd aan het begin van de negentiger jaren 30 uur bedroeg is nu 13 uur per week en ondergebracht bij de Afdeling Beleid van de sector WCO. De capaciteit wordt met name ingezet ten behoeve van de subsidierelatie, de informatiefunctie, het netwerkbeheer, projectcoördinatie en de inbreng van de specifieke overheidscomponent in het mondiaal beleid. 4. De verworvenheden van Deventer en Diepenveen Deventer kent ongeveer 40 (vrijwilligers)organisaties die actief zijn op de diverse terreinen van de internationale samenwerking. De 40 organisaties internationale samenwerking kan men onderverdelen langs een aantal scheidslijnen: het gebied waarop men zich richt (ontwikkelingslanden, Midden- en Oost - Europa, herkomstlanden van minderheden ) de mate waarin men op het projectland dan wel op de Deventer bevolking gericht is het uitsluitend plaatselijk ingebed zijn of onderdeel zijn van een landelijke organisatie de aard van de activiteiten: op fondswerving gericht, op materiële hulpverlening, op kennisoverdracht en netwerken of op een combinatie van deze de schaal: grote en kleine organisaties zowel wat het aantal vrijwilligers als wat het bereik betreft. Met de meeste organisaties uit Diepenveen heeft in verband met de herindeling overleg plaats gevonden. Een drietal organisaties is actief. Zij worden uitgenodigd bij lopende overleggen en activiteiten. De samenwerking verloopt naar wens. Vrijwilligersorganisaties internationale samenwerking zijn naast de eigen activiteit (de kerntaak) ook gericht op een aantal gezamenlijkheden. Hieronder vallen: gezamenlijke huisvesting en publieksmanifestaties in Deventer zoals Cultuur In Kleur en de Midden- en Oost –Europa Beurs. Het evenement Cultuur In Kleur kent voor wat het op ontwikkelingssamenwerking gerichte deel een structurele subsidiëring; de Midden- en Oost-Europa Beurs niet. Opvallend is dat men er goed in slaagt een relatief grote achterban te mobiliseren en financiële middelen voor projecten te vinden. Vernieuwingen hebben plaats gevonden; nieuwe initiatieven zijn gericht op herkomstlanden van hier verblijvende minderheden, op conflictgebieden en op het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld (de civil society ) in partnerlanden. De organisaties kennen ook een aantal paradoxen: rond het spanningsveld vrijwilligersorganisatie en professionaliteit, rond het vraag- en aanbodgericht werken en rond de afstemming van de componenten van samenwerking. Ondersteuning van de vrijwilligersorganisaties vindt plaats door de Culturele Raad Deventer en in beperkte mate door het Centrum Internationale Samenwerking (CIS) Overijssel. De Culturele Raad heeft hiervoor negen uur per week beschikbaar na een overheveling van taken vanuit het CIS Overijssel; het CIS ontvangt jaarlijks ƒ 5.000,-- subsidie van de gemeente Deventer. De overdracht van deze ondersteunende taken van het CIS Overijssel naar de Culturele Raad vond plaats tegen de achtergrond van een centraliseringproces, waardoor de CIS -vestiging in Deventer gesloten werd. De ondersteuning van beide organisaties is met name gericht op dienstverlening, het deelnemen aan campagnes en het gezamenlijk organiseren van een aantal publieksmanifestaties. De gemeente overlegt halfjaarlijks onder voorzitterschap van de portefeuillehouder mondiaal beleid met de vrijwilligersorganisaties. Dit overleg heet het periodiek overleg gemeente - mondiale organisaties. Naast de vrijwilligersorganisaties en de ondersteunende organisaties gaan ook meer en meer instellingen in zowel de profit- als non-profit sector hun aandacht richten op internationalisering. Dit proces heeft zich sterk geïntensiveerd: het aantal scholen, zorg- culturele- en sportinstellingen dat internationale kontakten onderhoudt is sterk toegenomen. Zeker 50 instellingen in Deventer zijn hier gestructureerd mee bezig. Er bestaat bij deze instellingen een groeiende behoefte om bij de keuze van de kontakten niet het toeval het een en ander te laten bepalen maar te komen tot een afweging en afstemming met die landen en steden/dorpen waar ook andere instellingen, bedrijven en vrijwilligersorganisaties actief zijn. Deze afstemming stelt eisen aan de kwaliteit van het netwerkbeheer. De toename van activiteiten speelt zich af binnen een stadsklimaat, dat in toenemende mate een multicultureel en internationaal “gezicht” heeft. Ruim 20% van de bevolking van Deventer is zelf of door de vader en moeder niet van Nederlandse komaf en ruim 20 % van de burgers en 40% van de maatschappelijke organisaties is internationaal actief. Dat de dynamiek van internationale samenwerking hier een relatie mee heeft moge duidelijk zijn. 5. De huidige en toekomstige grenzen van het Deventer beleid internationale samenwerking De Deventer uitvoeringsnota van 1995 geeft aan dat de regering (nationale overheid) verantwoordelijk is voor het buitenlands beleid en ontwikkelingssamenwerking. Dit standpunt geldt nog steeds, maar heeft een andere inhoud gekregen. De nationale overheid gaat er niet meer van uit, dat lokale overheden initiatieven mogen ondernemen maar zij stimuleert deze ter ondersteuning van haar eigen beleid. Voor draagvlakverbreding is gedecentraliseerde uitvoering in de huidige opvatting van de nationale overheid van wezenlijk belang. Samenvattend: het internationale beleid van lokale overheden was in de optiek van de nationale overheid achtereenvolgens afgeleid beleid, daarna ondersteunend beleid en nu veel meer eigen beleid passend binnen het nationale kader. Door deze ontwikkeling is er veel meer ruimte ontstaan voor internationale activiteiten op lokaal niveau. Een begrenzing van het Deventer beleid internationale samenwerking is de gerichtheid op Deventer initiatieven in het maatschappelijk middenveld. Wanneer er geen plaatselijk draagvlak bij organisaties en instellingen is, hebben activiteiten voor de gemeente een te beperkte waarde. Regionale of landelijke samenwerking heeft voor de gemeente enkele een meerwaarde wanneer het plaatselijke processen versterkt. In de beleidsnota van 1990 worden de volgende hoofdbeleidsterreinen onderscheiden: ontwikkelingssamenwerking, internationale uitwisselingen / stedenbanden, vrede- en veiligheid en anti-apartheid. Gezien de ontwikkelingen in Zuid-Afrika is anti-apartheid geen issue meer en is het vrede- en veiligheidbeleid omgezet in een beleid gericht op Midden- en Oost- Europa. Zoals gezegd heeft zich bij de uitwisselingen en stedenbanden een verschuiving voorgedaan van een gerichtheid op WestEuropese landen naar landen in Midden- en Oost - Europa en op bescheiden schaal naar herkomstlanden van migranten. Oriëntatiepunten van toenemend belang zijn verder De Hanze en de grensoverschrijdende samenwerking zoals in Euregio - verband. Naast de hoofdbeleidsterreinen zijn in de nota "Beleid Zonder Grenzen" van 1990 diverse nevenbeleidsterreinen benoemd zoals milieubeleid, economisch beleid, vluchtelingenbeleid, minderhedenbeleid en onderwijs. Deze hoofdbeleidsterreinen zijn nog steeds actueel; toe te voegen zijn toerisme, leefbaarheid, jeugdbeleid en de inrichting van het lokaal bestuur. Er is een groeiend bewustzijn van de onderlinge verwevenheid tussen de verschillende terreinen maar van een bewust en gericht facetbeleid is slechts zelden sprake. In een beperkt aantal gevallen is er sprake van toenemende samenhang bijv. rond de thema’s herkomstlanden minderheden en milieu en leefbaarheid. Deventer participeert bijv. in het VNG pilot -project "Multiculturele samenleving en mondiaal beleid" en activiteiten op het terrein van de internationale samenwerking maken deel uit van het milieubeleidsplan. Gemeentelijk internationale samenwerking richt zich volgens de uitvoeringsnota van 1995 op internationale solidariteit, culturele uitwisseling, blikverruiming van burgers, samenwerking op mondiaal niveau en processen van eenwording en lokale democratisering. Anders gezegd: activiteiten met een ideële doelstelling. De activiteiten kunnen zich, zoals al eerder gezegd, op het buitenland richten maar ook op de eigen bevolking middels voorlichting en bewustwording. De vraag is of het onderscheid tussen ideëel en niet-ideëel zo duidelijk is en of ook activiteiten met een niet-ideële overweging niet mede het gemeentelijk beleid internationale samenwerking kunnen versterken. De globalisering en internationalisering schrijden met rasse schreden voort: binnen de taakvelden van het onderwijs, het economisch leven, de gezondheidszorg, het welzijnswerk, de culturele sector etc. zijn diverse aandachtsgebieden aan te geven. Door deze toenemende dynamiek veranderen ook de grenzen van het Deventer beleid en de rol van de gemeente. 6. Trends in verband met toekomstig beleid De trends vallen te herleiden uit hetgeen hiervoor geformuleerd is. Het zijn: 1. Mondiaal beleid en internationalisering spelen zich af binnen een proces van schaalvergroting. Zowel voor overheden, instellingen als burgers wordt het "werk- en leefperspectief" steeds breder. Een concreet voorbeeld hiervan is de uitbreiding van de Europese Unie. Dit proces van schaalvergroting levert naast knelpunten ook kansen op. 2. De dynamiek binnen een groot aantal bij internationale samenwerking betrokken maatschappelijke (vrijwilligers)organisaties speelt zich af binnen de volgende componenten: materiële hulpverlening, kennisoverdracht/netwerkontwikkeling en de versterking van de lokale democratie. Deze componenten hebben een onderlinge relatie met elkaar. Veel initiatieven ontstaan rond materiële hulpverlening waaraan na enige tijd vaak kennisoverdracht wordt toegevoegd. Bij deze kennisoverdracht wordt veelal samengewerkt tussen instellingen met soortgelijke functies hier en daar. Door deze samenwerking tussen instellingen ontstaan netwerken binnen sectoren. Zowel de materiële hulpverlening als de kennisoverdracht binnen netwerken vinden in een context van maatschappelijke herstructurering in partnerlanden plaats. Hierbij spelen lokale overheden een 3. 4. 5. 6. 7. 8. belangrijke rol. De laatste jaren zien wij dan ook een gedeeltelijke verschuiving van materiële hulpverlening naar kennisoverdracht en activiteiten gericht op de versterking van de lokale democratie. Veel (vrijwilligers)organisaties en instellingen betrokken bij internationale samenwerking maken een omslag door van aanbodgericht werken naar vraaggericht werken. Dit vereist een andere houding, andere vormen van communicatie en een andere manier van werken. De aanbod partijen bevinden zich in deze opvatting hier, de vraagpartijen daar. Vraaggericht werken dient gestimuleerd te worden. Omdat samenwerking meestal op basis van vrije wil plaats vindt uiteraard binnen een door de aanbodpartijen hier te bepalen randvoorwaarden en doelstellingen. Het Deventer particulier initiatief is sterk in de breedte. Dit komt niet altijd de effectiviteit ten goede. De vraag dringt zich op of een beperkt aantal meer gezamenlijk gedragen initiatieven geen groter rendement oplevert. Mede gezien de onder 1 genoemde verschuiving in de aard van relaties en de situatie in de ontvangende landen neemt ook het belang van een nieuwe positiebepaling van de gemeente Deventer toe. De oude opvatting dat het primaat bij het particulier initiatief ligt is maatschappelijk achterhaald. Immers de kontakten en de samenwerking tussen burgers en soortgelijke instellingen daar vinden plaats binnen een proces van maatschappelijke herstructurering waarbij overheden een belangrijke rol spelen. Veel instellingen zijn, vaak uit interesse maar ook uit eigen belang, in toenemende mate gericht op internationalisering. Er ontstaat "een markt" rond internationale betrokkenheid. Dit kan direct gewin opleveren (advieswereld) maar ook winst op kennis- en expertise - gebied. Internationale samenwerking op puur commerciële basis verdient geen gemeentelijke ondersteuning maar kan wel een belangrijke wisselwerking hebben met andere vormen van samenwerking. Een belangrijke ontwikkeling is het al genoemde proces van internationalisering bij een groot aantal instellingen (scholen, bedrijven, sportverenigingen, maatschappelijke instellingen). De vraag is of de overheid hierbij een beperkte, coördinerende rol dient te spelen. Hierdoor kunnen win-win situaties in beeld komen. Wanneer een coördinerende rol van de gemeente van belang is dient dit vertaald te worden in netwerkbeheer. Internationale samenwerking dient geplaatst te worden in een context van duurzaamheid. Met name activiteiten, die plaats vinden binnen langdurige samenwerkingsverbanden, en die het menselijk en natuurlijk milieu niet of zo beperkt mogelijk belasten dienen ondersteund te worden. Zij leveren daarmee een bijdrage aan een meer duurzame wereld zowel daar als hier. 7. Uitgangspunten voor toekomstig beleid Als uitgangspunten voor internationale samenwerking hanteert de gemeente, ook gezien de reacties van het particulier initiatief, de komende jaren: - wederkerigheid en duurzaamheid binnen langdurige samenwerkingsrelaties - noodhulp (op basis van co- financiering) en het instandhouden van basale voorzieningen als accent bij ontwikkelingssamenwerking; basale voorzieningen en de sociale verhoudingen bij samenwerking met herkomstlanden van allochtonen en vrede en stabiliteit bij de samenwerking met Midden- en Oost–Europa - hulp in te bedden in een relatie van meer dan helpen alleen en te benaderen vanuit het perspectief van samenwerking - een beperkte invloed vanuit Nederland rond alle thema’s bij internationale samenwerking waaronder economische samenwerking en versterking van de lokale democratie - een netwerkbenadering van gelijkgerichte organisaties: van gemeente tot gemeente, van instelling tot instelling, van burger tot burger - een relatie leggen tussen internationale samenwerking en het proces van een toenemende internationale oriëntatie van instellingen en bedrijven - het combineren van de doelen: verlenen van materiele hulp, kennisoverdracht en de versterking van het lokaal bestuur - het realiseren van meer evenwicht tussen activiteiten gericht op ontwikkelingslanden, herkomstlanden van hier wonende minderheden en landen in Midden - en Oost -Europa ten gunste van de eerstgenoemden - het tot stand brengen van een betere verhouding tussen activiteiten gericht op voornoemde landen zelf en activiteiten gericht op voorlichting en bewustwording in Deventer ten gunste van de laatst- - genoemde projecten en relaties in de toekomst op bovenstaande uitgangspunten te bezien. 8. De rollen van het particulier initiatief en de gemeente De basis van de internationale samenwerking vormen burgers, de vrijwilligersorganisaties en de betrokken instellingen. Internationale samenwerking moet met name een zaak van de bevolking en het maatschappelijk middenveld blijven. Commerciële organisaties die de werkzaamheden van deze organisaties en instellingen versterken kunnen onderdeel uitmaken van samenhangende netwerken. De civiele samenleving vormt de basis van zowel ontwikkelingen hier als daar. In zoverre het particulier initiatief een beroep doet op de lokale overheid is het zinvol als gemeente de onder 7 genoemde uitgangspunten te hanteren. Partnerschappen vereisen keuzes; om deze te maken en versnippering tegen te gaan is het van belang kritisch te blijven ten opzichte van ontwikkelingen. Het gemeentebestuur ondersteunt de activiteiten van het particulier initiatief vanwege het belang dat zij daar aan hecht. Geconstateerd wordt echter wel dat er teveel versnippering is ontstaan. Door deze versnippering en vanwege de dynamiek, die door een versterkte internationale oriëntatie van burgers en instellingen ontstaat, wordt steeds meer een beroep op de gemeente gedaan om activiteiten of de effectiviteit daarvan te bevorderen. Dit vraagt om een intensivering van de gemeentelijke rol daar waar het gaat om informeren, faciliteren, coördineren, voorwaarden scheppen (onderbrengen in bovenlokale programma’s) , ondersteunen en netwerkbeheer. De netwerkrol van de gemeente dient versterkt te worden. Zij is bij uitstek op de hoogte van diverse initiatieven van burgers en instellingen in de stad en kan "bewegingen" bij elkaar brengen met het doel door afstemming te komen tot een hoger rendement. Met name op het terrein van de internationale samenwerking is dit wezenlijk; vanwege de te overbruggen afstanden en cultuurverschillen is het werk al moeilijk genoeg. De gemeente kan deze netwerkrol ook inzetten ten behoeve van het aankaarten van strategische keuzes zonder de intentie te hebben daarin sturend te willen zijn. Het uiteindelijke doel van het intensiveren van de voorwaardenscheppende, faciliterende, ondersteunende en netwerkrol van de gemeente dient te zijn dat de effectiviteit van activiteiten van burgers, (vrijwilligers)organisaties instellingen en overheden hier en daar geoptimaliseerd worden. Gemeentelijke inzet is dus aanvullend op het particulier initiatief en vervangt deze niet. De gemeente Deventer heeft als organisatie ook een eigen taak. Rechtstreekse kontakten tussen gemeenten hier en daar vormen vaak een belangrijk onderdeel van internationale samenwerkingsrelaties. Het is van belang deze inbreng van gemeentelijke expertise met name te richten op die steden en regio's waar ook burgers en instellingen uit Deventer kontakten mee onderhouden en op die beleidsterreinen waar sprake is van kansen. Hierdoor ontstaat een meerwaarde. De gemeentelijke inbreng kan zowel gericht zijn op de uitwisseling van technische expertise als op de uitwisseling van ervaringen op het terrein van maatschappelijke veranderingsprocessen met als specifiek aandachtspunt de samenwerking tussen lokale overheden en het particulier initiatief. Het laatste is met name van belang gezien de fase waarin maatschappelijke herstructureringsprocessen zich in partnerlanden afspelen. De gemeente zet met name de komende jaren eigen expertise in op: - beleidsterreinen cultuur, toerisme, milieu, leefbaarheid/ wijkaanpak en de inrichting van de gemeentelijke organisatie in de stedenband met Sibiu in Roemenië. Een en ander in het kader van het GST-programa van de VNG; - beleidsterrein ouderenzorg en/of verslavingszorg binnen de stedenband Diepenveen-Sulechow (Polen) - een nader te bepalen beleidsterrein n.a.v. keuzes van de Stichting Deventer/Zutphen –Tartu in de stedenband met Tartu in Estland; - ten aanzien van het Inzisa-district in Zuid-Zimbabwe op het beleidsterrein overheidsfinanciën en andere, nader te bepalen onderwerpen binnen een pilot van gemeenten in Zimbabwe en Benin en daaraan gekoppelde Nederlandse gemeenten Een en ander in het kader van het Matra-programma en het GSO-programma van de VNG; - beleidsterrein milieu en leefbaarheid /wijkaanpak t.b.v. de stad Ilo in Peru; - projectsteun en het ontwikkelen van uitwisselingen cq orientatiebezoeken aan Turkije Tot slot kan de verworvenheid van een sterke internationale oriëntatie van Deventer gekoppeld aan een intensivering van gemeentelijke taken worden benut voor een meer strategische positionering van het beleidsterrein. Het beleidsterrein internationale samenwerking dient geen partijpolitieke maar wel een politieke plaats te krijgen; de internationale omgeving en oriëntatie van steden is geen zaak van toeval en goede wil meer maar een maatschappelijke realiteit op de grens van de 21e eeuw. Dit is met name van belang omdat burgers, organisaties en instellingen het terrein reeds vergaand verkend hebben. Deventer kent vanwege haar historische internationale georienteerdheid en de bestaande processen van internationalisering van instellingen en vrijwilligersorganisaties een goede uitgangspositie met veel kansen. Om deze kansen te benutten zullen internationalisering en internationale samenwerking geen onderwerpen van "toevalsbeleid" dienen te zijn maar een beperkt, wezenlijk facet van de bedrijfsvoering van alle betrokken partijen. Voorgesteld wordt ter versterking van de ondersteunings- en regierol van de gemeente het aantal beleidsuren te vergroten van 13 naar 21 uur. Hiermee is een budget gemoeid van jaarlijks ƒ 26.500,--. 9. Speerpunten van beleid en randvoorwaarden Speerpunten van beleid: - handhaving van het halfjaarlijks overleg van de gemeente met het particulier initiatief onder voorzitterschap van de portefeuillehouder. - het instellen van een externe klankbordgroep internationale samenwerking, eveneens onder voorzitterschap van de portefeuillehouder. Deze klankbordgroep, die halfjaarlijks bijeenkomt, probeert door ontwikkelingen bij elkaar te brengen, kwaliteitsimpulsen te geven aan het beleidsterrein. Zij doet verslag aan het periodiek overleg, deelnemers participeren op basis van expertise op persoonlijke titel. - in de stedenband met Sibiu naast de ondersteuning van de lopende activiteiten van de Stichting Deventer - Roemenië het accent leggen op het verankeren van de bestaande samenwerking tussen gemeenten en particulier initiatief in een “letter of intent” en op een meer programmatische inbedding van de samenwerking. Het laatste betreft expertise-uitwisseling tussen de gemeenten Sibiu en Deventer en betrokken instellingen op de terreinen leefbaarheid/wijkaanpak, milieu, cultuur en ecotoerisme ondergebracht in het GST, (Gemeentelijke Samenwerking Toetredingslanden) programma van de VNG en in programma’s van de Europese Unie. - het nader formuleren van de inhoudelijke samenwerking tussen de Stichting Deventer Ontwikkelingsprojecten (SDO) Midden-Afrika en het Insiza-district in Zimbabwe waarbij als specifieke gemeentelijke samenwerkingscomponent de organisatie van de overheidsfinanciën wordt ingebracht. Voor de relatie met het Insiza-district de mogelijkheden van het GSO- (Gemeentelijke Samenwerking Ontwikkelingslanden) programma van de VNG bezien. - noodhulp en projectsteun gericht op de herkomstlanden van hier verblijvende minderheden vanwege natuurrampen en etnisch geweld. Naast het initiatief gericht op het Wijkcentrum Stibula in Paramaribo de betrokkenheid richten op de Molukken en Turkije. - het stimuleren van initiatieven op het terrein van de regionale grensoverschrijdende samenwerking, vooralsnog met name op het terrein van cultuur - het ontwikkelen en bijhouden door de Culturele Raad en het CIS Overijssel van een sociale kaart internationale samenwerking Deventer - het organiseren door de Culturele Raad van een publieksactiviteit gericht op de Noord –Zuid verhouding en de herkomstlanden van hier verblijvende minderheden. Continuering van de jaarlijkse Midden- en Oost –Europa Beurs door het vanuit het beleidsterrein internationale samenwerking beschikbaar stellen van ƒ 10.000,-- in 2001, 2002 en 2003. - het versterken van de inbreng van gemeentelijke expertise in bestaande samenwerkingsrelaties. Om elkaar binnen de gemeentelijke organisatie goed op de hoogte te houden wordt een periodiek breed ambtelijk overleg van direct betrokkenen met de portefeuillehouder ingericht. De coördinatie ligt bij de afdeling Beleid / WCO. - versterking van de coördinerende rol van de gemeente; uitbreiding van de ambtelijke capaciteit met 8 uur per week een jaarlijks werkplan en jaarverslag worden vanuit de gemeente geïntroduceerd voor de interne- en externe communicatie en verantwoording. Gemeentelijke informatiekanalen worden intensiever gebruikt teneinde de bevolking te informeren.