Dansen bij Biezeman 2 - Historische Vereniging Felua

advertisement
DANSEN bij BIEZEMAN
Hoe begon het en ging het tot in de jaren zeventig?
Evert Biezeman verliet, nog geen veertien jaar oud, de lagere school. Het zag er naar uit dat zijn toekomst zoals die van zijn
broers zou worden. Maar het was 1930 en de crisistijd begon. Men mocht blij zijn als men een baan had. Evert vond werk bij
papierfabriek Koldewijn. Na drie jaar stapte hij over naar de Cocosfabriek aan de Reigersweg. Deze fabriek maakte in die
tijd een moeilijke tijd door. Het leidde tot ontslag van werknemers, Evert werd ook ontslagen. Na negen maanden kon hij een
baan krijgen bij Vleeswarenfabriek Linthorst in Wilp. Een gelukkige bijkomstigheid daar was dat hij tijdens de oorlogsjaren
vlees mocht meenemen: een extraatje in die moeilijke jaren.
Voor de oorlog speelde hij in zijn vrije tijd saxofoon in een dansorkestje. Naast muziekspelen had hij nog een hobby:
dansen. Hij nam danslessen en hield zich daarmee serieus en intensief mee bezig.
In 1942 trouwde Evert met Willemien Wegener. Hij had haar leren kennen toen hij op dansavonden in een orkestje speelde.
Na het huwelijk woonde Evert met Willemien in bij zijn moeder en stiefvader aan de Binnendijk. Ze kregen vier kinderen:
Theo, Ton, Ria en Ans. In 1948 verhuisde het gezin naar de Beeklustweg, een verbetering.
Dansen: hoe het begon
In de oorlogstijd kwam er niet veel van dansen. Dat werd totaal anders toen op 17 april 1945 Apeldoorn werd bevrijd. Bijna
elke buurt of straat organiseerde feesten en overal werd er in zaaltjes en zelfs op straat gedanst. Kort daarna begon de
opkomst van de dansscholen. Evert greep zijn kans. In september 1945 nam hij ontslag bij Linthorst en ging in opleiding
voor dansleraar. Hij huurde in Apeldoorn en omgeving zalen om dansles te geven.
Evert was niet de enige die dansles gaf. In Apeldoorn waren er in die tijd maar liefst elf
dansscholen. Sommigen hadden een eigen zaal die ook voor andere doeleinden werd
gebruikt. Evert startte in zaal Providentia bij de Fabianus en Sebastianus kerk. Later
kwamen daar bij: Hotel Bannink (zie foto), Hotel Prinsenhof, de Poort van Kleef, La
Bordelaise, Zaal Van Eck, het parochiehuis aan de Trekweg en Hotel Rouwenhorst. In de
omgeving gaf hij les in Hotel De Oude Kar in Klarenbeek, De Harmonie in Twello, zaal
Elisen/De Zon, Hotel Kroon.
Willemien was zeer betrokken bij de dansschool en assisteerde bij de les. In geval van
ziekte en zwangerschap waren er assistentes die op dansles zaten bij Evert. In de begintijd ging hij samen met Willemien op
de fiets naar de verschillende zalen. Achter op de drager vervoerde Evert de koffers met een gecombineerde platenspeler/
versterker/luidspreker en 78-toerenplaten. Als de zaal voor dansles dichtbij was gingen de kinderen wel eens mee.
Willemien had dan twee kinderen op de fiets, Evert had één kind op de fiets en de kinderwagen aan de hand. Maar meestal
bleven de kinderen thuis. Opoe, de moeder van Evert, paste op de kinderen. Toen dat voor haar te zwaar werd, nam neef
Joop deze taak over. In de weekeinden verbleven de kinderen altijd bij tante Marie, de oudste zus van Evert, en ome Jan.
Ze werden op zaterdagmiddag gebracht en op zondagavond laat weer opgehaald.
Na de fietsperiode kwam er voor het vervoer een DKW motorfiets en mocht Willemien met de koffers achterop. Dat was ook
geen ideale oplossing. Daarna ging hij per taxi of huurde een auto. Het vervoer van apparatuur en platen was daarmee geen
probleem meer.
Muziek: strictly for dancing
De grote belangstelling voor dansen in de jaren direct na de oorlog was, zoals al aangegeven, in feite een reactie op de
oorlogsjaren. Daar kwam bij dat er in de oorlog weinig populaire muziek werd gespeeld. Met de bevrijders kwam er een golf
aan muziek over Nederland. Vele dansorkesten en -orkestjes ontstonden. In die begintijd waren er orkesten die zich
gespecialiseerd hadden in dansmuziek zoals het Ballroom Orchestra Victor Silvester en het orkest van Glenn Miller. Deze
speelden zoete, meeslepende muziek in ‘strictly dance rhythm’. Een Nederlandse tegenhanger van deze orkesten was het
orkest van Jan Corduwener. De tangomuziek van Malando was minstens zo bekend en populair. De meeste dansscholen
gebruikten grammofoonplaten van deze orkesten.
De tijden veranderden en de muziek ook. Er kwamen andere instrumenten, het ritme werd uitbundiger en de muziek ging
meer swingen. Dat was in het begin niets voor Evert. Hij verbood tijdens de dansavonden Jive en later ook de ‘Rock en
Roll’. Hij vond dat de mensen er moe van werden en zou ontaarden in tegen elkaar aanhangen. Hij noemde het ‘seksueel
buikgeschuifel’ en dat kon echt niet. Later zagen de dansscholen de bui hangen en schakelden geleidelijk over naar de
nieuwe trend van dansen. Het begrip Ballroom kreeg eind van de jaren zeventig minder betekenis.
Hoe ging het dansen in het begin: regels
Kort na de oorlog zagen de r.k.-kerken door het feesten en dansen het zedenverval al plaatsvinden en deden wat ze konden
om deze ontwikkeling tegen te gaan. Alles moest onder strenge leiding van een dansleraar. Het gebeurde ook dat een
dansleraar persoonlijk naar de pastorie kwam voor een gesprek ofwel toestemming moest vragen om dansles te mogen
geven. De dansleraren hanteerden daarbij ook een sterk argument. Als er geen dansles of dansen onder hun toezicht werd
gegeven zouden de jongelui gaan dansen in cafés en ongure gelegenheden. Dan kon het zedenverval echt toeslaan. Van
de ouders werd verwacht dat ze er op toezagen dat hun kinderen niet op te jonge leeftijd begonnen met dansen. De r.k.-
1
geestelijkheid zag echter wel in dat het proces onomkeerbaar was en ging overstag met als voorwaarde dat de jongelui
minstens achttien jaar oud moesten zijn om te mogen dansen. Op een gegeven moment kwam er zelfs een
politieverordening die de dansscholen verplichtte om overzichten aan te leggen van de cursisten met vermelding van hun
geboortedatum, die ter controle moesten worden voorgelegd. Na goedkeuring kwam er een stempel op de lijst en kon met
de danslessen worden begonnen. De jeugd dacht anders over deze regels. Velen, vooral meisjes, probeerden op hun
zeventiende jaar al naar dansles te gaan. Daar waren twee trucjes voor. De eerste: gewoon bij het verstrekken van de
gegevens zeggen dat je achttien jaar was. De andere was de toiletmethode. Zodra er gevaar dreigde, de politie kon
onaangekondigd een bezoek aan een dansschool brengen, verdwenen de nog-niet-achttienjarige meisjes naar het
damestoilet. Daar was je veilig want in die tijd waren er nog geen vrouwelijke agenten. Met de bovenstaande regeling dacht
men alles onder controle te hebben en de verderfelijke invloeden tot een minimum te kunnen beperken. De dansleraren
waren ook blij met deze ‘legalisering’, omdat het een erkenning van het echte dansonderricht was en klanten opleverde. De
overheid kreeg vertrouwen in de dansleraren. Zo stelden burgemeester en wethouders de regel in dat bij elke toneel- of
muziekuitvoering met bal na, het bal door een erkende dansleraar moest worden geleid.
De dansscholen hielden ook nog rekening met de regels van de preekstoel. Ze organiseerden speciale cursussen die alleen
maar toegankelijk waren voor de katholieke jeugd. De controle bij inschrijving bestond meestal uit vragen die alleen een
katholiek kon beantwoorden. Zo gaf Evert dansles aan en dansavonden voor katholieken in De Poort van Kleef. Zoon Theo
ging mee voor het innen van het toegangsgeld en het stellen van de vragen om te achterhalen of men wel katholiek was.
Toch was dat niet naar de zin van de clerus. Men wilde meer grip op de jeugd en organiseerde daartoe zelf in de zaal van
La Bordelaise dansavonden voor katholieke jongeren onder de naam ‘Instuif R.K. Jong Apeldoorn’. Evert werd gevraagd
om daar leiding te geven en zou per avond een vergoeding krijgen van tien gulden. Hij voelde er niets voor om voor deze
fooi te werken en zag het hele gebeuren als concurrentie van zijn eigen werk. Hoewel de dansavonden in De Poort van
Kleef toen niet meer winstgevend waren, bleef hij hardnekkig doorgaan en zorgde er voor dat zijn avonden bij de jongelui
meer in trek waren dan bij de concurrent. Het leidde er uiteindelijk toe dat de organisatie van de avonden in La Bordelaise
failliet ging. Kort daarna stopte Evert ook met zijn avonden in De Poort van Kleef: hij had gewonnen! De verbolgenheid bij
het bestuur van de stichting was groot en de tegenwerking na dat gebeuren overeenkomstig. Toen oudste zoon Theo de
proefwerken voor de tweede naar derde klas van de ulo maakte, moest dat ook voor godsdienst. Theo had voor alle vakken
redelijke cijfers maar bleef zitten op het vak godsdienst: de eerste keer in de geschiedenis van die school. Voor Evert was
daarmee de maat vol en liet Theo en ook zijn zoon Ton en dochter Ria in Zutphen het onderwijs vervolgen.
Danslessen
Evert besteedde veel tijd aan het beheer van zijn dansschool. Overdag gaf hij privé- en bijlessen en elke avond,
zeven dagen per week, waren er drie, soms vier danscursussen. Een volledige cursus bestond toen uit twintig lessen. Er
waren twee dansseizoenen per jaar. Het ene seizoen begon eind augustus, de andere eind januari.
Een danscursus werd altijd besloten met een eindbal. Dat was een feestelijke gebeurtenis en begon
met koffie en gebak, daaropvolgend tijdens de danspauzes met een sigaret of snoep, een bal gehakt
of knakworst en bij het afsluiten van de avond een kop koffie en een broodje. Er was tijdens het
eindbal ook altijd een dansdemonstratie, niet alleen om van te genieten, maar ook als aansporing
voor de leerlingen om voor een vervolgcursus in te schrijven (zie Foto Hofma, Apeldoorn). Het
eindbal kostte natuurlijk geld en dat was maar ten dele bij het lesgeld inbegrepen. Daarvoor had
Evert een oplossing bedacht. Hij ging, kort na de oorlog, samen met zijn cursisten bosbessen
plukken en verkopen om er met de opbrengst een mooi feest van het bal te maken.
We zien het nog voor ons: de eerste dansles. De ‘heren’ met een colbertje of kostuum aan, stropdas
voor en schoenen met leren zolen. De ‘dames’ met een jurk of een rok met blouse aan en natuurlijk
ook schoenen met leren zolen. De heren werden aan de ene kant van de zaal opgesteld en de
dames aan de andere kant.
En dan werd het voorgedaan hoe een heer een dame ten dans diende te vragen. De heer loopt naar de dame toe waarmee
hij een dansje wenste te maken, maakt een lichte buiging met de hand voor de borst en vraagt: ‘Mag ik deze dans van u?’
De dame diende dan, wanneer zij het er mee eens was, haar linker hand achter de rechterelleboog van de heer te plaatsen
om zo te worden begeleidt naar de plaats waar de dans kon beginnen. Maar tijdens de eerste les dienden de dames en
heren eerst te leren goed gezamenlijk te lopen. Nog niet in danshouding, dat kwam een paar lessen later, maar door elkaar
aan de bovenarmen vast te houden. En dan samen en gelijk leren bewegen op de dansmanier: vooruit en achteruit. Vaak
met de opmerking van Evert: ‘Heren, u loopt niet achter een handkar’. Daarbij werd door Evert, ondersteund door de nodige,
meer ervaren oud-leerlingen, gekeken of het allemaal goed ging en werd zo nodig een en ander ter plekke bijgestuurd.
Een paar lessen later werd dat in de echte danshouding geleerd. De dame en heer dienden in een ‘gesloten’ danshouding te
staan. Daarbij werd door Evert duidelijk aangegeven, dat de heer en dame zo dicht bij elkaar diende te staan, dat er een
blaadje papier tussen kon worden geplaatst, echter zonder dit te kreuken! Wanneer het papier zou ‘kreuken’, dus hartstikke
lekker dicht tegen elkaar aan staan, dan was dat onzedelijk en dat was dus fout.
Van gehuurde zalen naar een eigen zaal
Evert volgde de ontwikkelingen rond het dansen nauwgezet. Bij ontmoetingen met collega’s en op congressen van
dansleraren werden de laatste nieuwtjes uitgewisseld en het toekomstige beleid besproken. Zo bleef Evert op de hoogte en
kon hij de goede naam van zijn dansschool in Apeldoorn steeds weer bevestigen. Er veranderde meer. De gehuurde zalen
2
waar dansles werd gegeven waren niet specifiek voor dansles ingericht. De dansleraar had daar maar weinig invloed op. De
gemiddelde zaaleigenaar ging het om de huur van de zaal en de omzet van bier en frisdranken. In het ‘gehuppel’ van de
jongelui was hij minder geïnteresseerd. Evert onderkende dit probleem al geruime tijd. Als oplossing zag hij een eigen zaal,
met alle voorzieningen die nodig zijn voor dansen en dansles. Begin 1955 hakte hij de knoop door. Met eigen en geleend
geld liet hij aan de Talingweg zijn eerste dansschool bouwen. Op 2 februari 1956 was het feest en werd onder grote
belangstelling de nieuwe danszaal in gebruik genomen. Met deze eigen zaal was ook het reizen naar de zalen in de
omgeving voor een groot deel voorbij.
Talingweg 16, Apeldoorn
Foto Schoemaker Apeldoorn: 2 februari 1956
Het leven als dansleraar heeft Evert daarna nog lange tijd voortgezet. Eind zestiger jaren kreeg hij assistentie van zijn zoon
Ton, dochter Ria en nog iets later zijn schoondochter Dineke. Zij hielpen Evert, naast het volgen hun opleiding tot
dansleraar, bij het lesgeven en gaven demonstraties. Ze deden ook mee aan wedstrijden in binnen- en buitenland, waar ze
verschillende prijzen wonnen.
Toen zoon Ton de dansschool in 1980 formeel
had overgenomen werkte Evert achter de
schermen nog mee. Met zijn grote
ervaring adviseerde hij bij nieuwe plannen en
ideeën. Zijn laatste ceremoniële taak was het
metselen van de naamsteen in de nog grotere en
mooiere nieuwe dansschool in De Maten in maart
1987.
Evert overleed op 5 januari 1997 in de leeftijd van
80 jaar; Willemien op 13 april 2012 op bijna 97jarige leeftijd. De derde generatie dansleraar,
Maurice, was al vanaf 1992 aan het werk.
Foto: Martin van de Poel (Waleweingaarde, Apeldoorn)
Na een grote verbouwing in 2002 veranderde Maurice de naam Dansschool Biezeman in Villa Bailar, Spaans voor ‘Huis
van de Dans’.
Opgesteld door Theo Biezeman,
ondersteund door Ton en Hein
3
Download