File - Portfolio aardrijkskunde

advertisement
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Angélique Spilstyns, Steven Verheyden
Campus Heverlee
Hertogstraat 178
3001 Heverlee
Tel. 016 375600
www.khleuven.be
Vakkencombinatie: aardrijkskunde – Engels, aardrijkskunde Nederlands
Stagebegeleider DLO: Mevr. Schellemans
School: Heilig Hart College Heverlee
Onderwijsvorm: A-stroom
Richting: 1e jaar
Klas: heel 1e jaar
Lokaal: Excursie
Aantal leerlingen: +- 15 per groep
Les gegeven door: Angélique Spilstyns, Steven
Verheyden
Vak: Aardrijkskunde
Onderwerp: Exursie Heideberg
Vakmentor: Mevr. Schellemans
Datum/Data: 9 oktober 2012
Lesuur/-uren: hele dag
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks
Terreinwerk 1e jaar
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is)
Dit is de eerste excursie voor het vak aardrijkskunde. Ze kennen losse gesteenten als zand, klei,… Ze
kunnen door middel van eigen fysieke inspanningen (fietsen/wandelen) opmerken of een heuvel
steil/zwak is. Ze kennen nog geen terminologie rond reliëf.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit
De lln beseffen uit eigen ondervindingen (fietsen/wandelen) wanneer een heuvel steil/zwak is.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, …
1e les die we aan deze klasgroepen geven. Het is tevens de eerste excursie die ze voor het vak aardrijkskunde zullen
ondernemen.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING
Aanschouwelijkheidsprincipe: door middel van observatie op het terrein komen tot het benoemen van
aardrijkskundige termen.
Activiteitsprincipe: door middel van tast en uitvoering komen tot het benoemen en oplossen van aardrijkskundige
vraagstukken.
Geleidelijkheidsprincipe: stapsgewijs proces van hellingen benoemen door middel van maquette, hoogtelijnenkaart,
topografische kaart (concreet naar abstract).
Werkvorm: OLG. We hebben voor een OLG gekozen omdat de leerling bij deze werkvorm actief meedenkt en
gerichte vragen krijgt om tot nieuwe inzichten te komen. Daarnaast gaan ze ook zelfstandig te werk. Door middel
van instructies: één leerling leest de instructie terwijl enkele andere leerlingen de instructie uitvoeren.
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen:
De leerlingen kunnen:
2 kaarten en plattegronden lezen door gebruik te maken van legende en oriëntatie.
9 enkele gesteenten op monsters benoemen op basis van proefondervindelijke waarnemingen.
10 bodem en ondergrond in een ontsluiting of op een afbeelding onderscheiden.
14 op kaarten hoogten en hoogtezones aflezen aan de hand van hoogtepunten, hoogtelijnen en kleuren.
Situering in het leerplan: VVKSO (september 2008)
4.1 Terreinwerk
1 Op het terrein landschapselementen herkennen en benoemen door middel van gerichte waarnemingen.
2.1 Op het terrein landschapswaarnemingen op kaart lokaliseren en ze vergelijken met de voorstelling op
de hoogtelijnenkaart.
2.2 De kaart gebruiken om niet zichtbare elementen en patronen in het landschap te onderscheiden.
2 Gegevens op het terrein verzamelen.
4.4 Reliëf
4.1 Op kaarten hoogten en hoogtezones aflezen door gebruik van hoogtepunten, hoogtelijnen en
conventionele kleuren en daaruit de hoogteverschillen en de aard van de hellingen afleiden.
4.5 Oppervlaktegesteenten, bodem en ondergrond
1 Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België (of elders uit Europa) op basis van
eenvoudige proefjes herkennen en benoemen.
6.1 Op het terrein (= in een ontsluiting) of op een foto de begrippen bodem en ondergrond herkennen en
op een schets aanduiden.
ALGEMEEN LESDOEL
W7: De leerlingen kunnen bodem en ondergrond onderscheiden en in een ontsluiting en de
eigenschappen opsommen.
W3b: De leerlingen kunnen op een hoogtelijnenkaart en door middel van eigen waarneming zachte en
steile hellingen herkennen.
SCHOOLAGENDA
Excursie Heideberg en sportdag
BRONNEN
Heilig Hart Instituut Heverlee, excursiegids, Heverlee, 2012.
LEERMIDDELEN & MEDIA
Schoollatten, stok, kompas/windroos, hoogtelijnenkaart, maquette, naamkaartjes, foto’s berm, excursiebundel.
Didactisch lesontwerp
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Leerdoelen
- De leerlingen
kunnen de
hellingsgraad
aflezen van een
verkeersbord (C1)
- De leerlingen
kunnen met
behulp van
planken de
hellingsgraad
nabootsen (C2,
M2b)
- De leerlingen
kunnen de
hellingsgraad
berekenen (C4)
- De leerlingen
kunnen aan de
hand van de
hoogtelijnen
afleiden of er een
zwakke/steile
helling is (C1)
- De leerlingen
kunnen
steile/zwakke
hellingen
aanduiden op een
Lesfasen
& timing
Instapfase
Lesfase 1:
De helling en
hoogtelijnen
W3B
15’
Onderwijs- en leeractiviteiten
OLG hellingsgraad
Lkr vraagt:
- Waar heb je al eerder zo’n verkeersbord gezien?
- Hoe lees je het verkeersbord?
- Is het makkelijk/moeilijk om hier met je fiets
boven te geraken?
- Is er een stijgende/dalende helling?
- Waar staan we nu?
We gaan nu de helling die op dit verkeersbord wordt
weergegeven nabootsen. Er zijn 3 vrijwilligers nodig.
1 lln leest de instructie voor terwijl 2 andere lln de
instructie uitvoeren: de hellingsgraad van 10%
visualiseren door middel van 2 planken en een
borstel. De horizontale plank stelt de 100 meter
voor, de verticale stelt het hoogteverschil voor en de
borstel stelt de helling voor.
Lkr vraagt:
- Als de horizontale lat van 1 meter 100 meter
voorstelt in het echt, hoeveel meter stelt 10 cm voor
in het echt?
- Hoeveel meter stijgen we op 100 meter als de
hellingsgraad 20% bedraagt?
Dit gaan we ook weer visualiseren door middel van
een instructie.
1 lln geeft instructie terwijl 2 andere lln de instructie
Media
Excursiegids
Materialen om
hellingsgraad uit
te beelden
Kaartjes van
bouwmaterialen
Leerinhoud
Het verkeersbord stelt een stijgende helling
voor.
De helling is de verbinding tussen de lagere
delen (= de voet van de Heideberg) en
hogere delen (= richting kerk van Boven-Lo)
in het landschap.
10% op het verkeersbord betekent dat men
10 meter stijgt over een horizontale afstand
van 100 meter.
20% betekent dat men 20 meter stijgt over
een horizontale afstand van 100 meter. Dus
een helling van 20% is steiler dan een
helling van een 10%.
Het cijfer dat aangeeft hoeveel m de helling
daalt/stijgt per 100 m is de hellingsgraad.
Dit cijfer wordt altijd uitgedrukt in %.
kaart (C2)
uitvoeren: de hellingsgraad van 20% visualiseren
door middel van 2 planken en een borstel. De
horizontale plank stelt de 100 meter voor, de
verticale stelt het hoogteverschil voor en de borstel
stelt de helling voor.
- Is de hellingsgraad bij 20% steiler/zwakker dan bij
10%?
- Is de hellingsgraad bij 5% steiler/zwakker dan bij
10%?
OLG hoogtelijnenpatronen
Voor de start wijzen we de lln erop dat ze goed
moeten opletten aangezien ze zelfstandig het
geleerde moeten toepassen bij het invullen van de
excursiebundel tussen W3 en W4.
De leerlingen zoeken de helling tussen W1 en W3 op
het kaartje van de hoogtelijnen als we aan de
Bovenloweg staan door middel van een stapsgewijze
opbouw.
Lkr vraagt:
1. Zoek onze standplaats W3 op het
hoogtelijnenkaartje. Op welke hoogte staan we hier?
2. Zoek W1 op de hoogtelijnenkaart en volg de
afgelegde weg tussen W1 en W3 met de vinger.
3. Hoeveel meter zijn we gestegen ten opzichte van
W1?
4. Hoe liggen de hoogtelijnen ten opzichte van elkaar
tussen W1 en W3?
5. Is er dan sprake van een steile/zachte helling?
6. Hoe herken je een steile helling op een
hoogtelijnenkaart?
De lln zoeken met behulp van de winroos langs
welke zijde de Heideberg een steile helling heeft.
- Waar is het noorden op de kaart?
We leggen ons kompas op de top van de Heiberg.
- Langs welke zijde is de Heideberg het steilst?
Maquette en
hoogtelijnen kaart
We staan op een hoogte van 85 m. We zijn
dus 30 m geklommen. De helling die we
beklommen hebben is steil.
Een steile helling herken je op een
hoogtelijnenkaart doordat de hoogtelijnen
erg dicht bij elkaar liggen. Als de
hoogtelijnen ver uit elkaar liggen is er een
zwakke helling.
De helling heeft deze steile helling aan de
NW-zijde. Het kompas moet je altijd op de
plaats leggen waar je staat. Het noorden op
de kaart is altijd vanboven.
De leerlingen
kunnen in eigen
woorden zeggen
hoe ze het verschil
zien tussen bodem
en ondergrond
(C3)
Lesfase 2:
Onderwijsleergesprek
Bodem en
ondergrond
(W7)
10’
Leerkracht vraagt:
- Zien jullie kleurverschillen?
- Welke kleurverschillen zien jullie?
-De leerkracht toont aan met de hand waar het
kleurverschil zich situeert.
- Waarom is de bovenste laag donkerder?
- Tot waar zie je wortels?
- Wat bevat de bovenste laag?
- Hoe noemen we die laag?
De leerlingen
kunnen de
kenmerken van de
bodem geven (C2)
Excursiegids
Kaartjes van
bodem/ondergro Bovenste laag: donkerbruin -> wortels,
nd/...
organismen, humus -> bodem
Onderste laag: lichtbruin -> aarde ->
ondergrond (alles onder de bodem)
Hierna plaatsen de leerlingen de kaartjes met de
kenmerken op de juiste plaats in de berm.
De leerlingen
kunnen
gesteenten
determineren en
herkennen (C2,
M1)
Leerkracht vraagt dat alle leerlingen een beetje
grond nemen en in hun handen ermee wrijven.
- Voelen jullie korrels?
- Welk soort los gesteente heeft zo’n korrels? Komt
het jullie bekend voor?
- Blaas nu eens de grond weg. Wat merk je? Is alles
weg?
- Wat blijft nog achter in de groeven van je hand?
- Welk gesteente blijft achter in die groeven?
- Waarom zou dit gesteente achter blijven?
We hebben nu een bodem die uit zand en leem
bestaat. Hoe noemen we dit gesteente dan?
- Welke gewassen heb je gezien op weg naar dit
excursiepunt?
De ondergrond bestaat uit zandleem. Deze is
vruchtbaar. Dat merk je aan de veeleisende
gewassen die hier geteeld worden, namelijk graan
en suikerbieten.
Lesfase 3:
………………..
Lesfase 4:
………………..
Grotere korrels -> zand
Kleinere korrels -> leem
Ondergrond -> zandleem -> vruchtbaar:
landbouw + vegetatie
enz
………………..
Opmerkingen i.v.m. bijlagen:
 Steeds kopie toevoegen van ingevuld werkblad of -boek.
 Indien gebruik gemaakt wordt van transparanten of digitale presentatie: handouts toevoegen (verkleind, zwart/wit).
 Indien de klasopstelling gewijzigd wordt: plan en/of omschrijving toevoegen.
BORDSCHEMA
Download