Vier jaar geleden verhuisde je vanuit Noorwegen naar Amsterdam voor de Regie Opleiding. Tijdens je studie regisseerde je Terrorisme en zette je een gemoderniseerde Nora neer in Een poppenhuis, het wereldberoemde stuk van de Noorse schrijver Henrik Ibsen. In Noorwegen zou ik Een poppenhuis niet gemaakt hebben. Altijd speelt er daar wel ergens Een poppenhuis en iedereen kent het stuk: je staat dan zo in de schaduw van een traditie. We hebben het wel een keer in Noorwegen opgevoerd. En ook in Duitsland. Bij het nagesprek bleken er allemaal studenten in de zaal te zitten die héél erg bezig waren met de emancipatie van de vrouw, maar voor mij gaat onze voorstelling daar totaal niet over. Het is een verhaal over valsheid, het belang van geld en façade in de samenleving. Ik wil de relatie tussen maatschappij en individu onderzoeken. Kiezen zij voor de situatie waarin ze zich bevinden, of wordt dat hen opgelegd? Wat willen de mensen eigenlijk van elkaar? En wat verwacht de maatschappij van hen? Volgens mij speelt Nora haar rol zo goed, dat ze niet anders weet. Ik vraag me af of haar bejubelde vertrek aan het eind wel een werkelijke bevrijding is. Het stoort me vooral dat ze alles achterlaat. We willen in deze wereld nergens verantwoordelijkheid voor nemen. Toch lijkt het personage in je nieuwe voorstelling Helling – naar een roman en toneelstuk van de Noorse schrijver Carl Frode Tiller – soms vooral slachtoffer van de situatie. Toen ik de debuutroman van Tiller destijds las, ging ik helemaal mee in de naïeve, associatieve vertelling van een jongen die in een psychiatrische inrichting belandt. Ik ging zo op in zijn verhaal, dat ik hem alleen als slachtoffer van de omstandigheden zag. Ik betrapte mezelf op een soort grenzeloze sympathie die voorbij ging aan zijn eigen verantwoordelijkheid, maar ook aan het mijne. Wie is de dader, de schuldige? Die onoplosbare vraag zat ook in Terrorisme en in Een poppenhuis. Helling maakte me ervan bewust dat alles wat je doet met iets anders verbonden is. We hebben een onontwarbare invloed op elkaar, zoals ook individu en maatschappij verweven zijn. De hele kleine dingen doen ertoe. Daarom wilde ik dit stuk vertalen en opvoeren. Ik ben een Noor, en dus een sociaal-democraat tot op het bot: we kunnen een betere wereld maken als we dat met z’n allen maar willen. Ben je na vier jaar Amsterdam ook een beetje Nederlands? Ik voel me thuis in zowel Noorwegen als Nederland, maar ben ook altijd een beetje een vreemde. Ik ben een kameleon, vind het fijn om vanuit mijn eigenheid veel verschillende dingen te proberen. Natuurlijk ben ik gevoelig voor maatschappelijke verwachtingen. Ik ben achtentwintig en vijf jaar samen met mijn vriend. Je wordt dan geacht aan kinderen en samenwonen te denken. Die druk van de samenleving – dit is het pad en dat moet je begaan – daar word ik recalcitrant van: laat mij nog maar even rondzwerven. Je personages zet je daarentegen wel vast. Nora draait als een ballerina bovenop een muziekdoosje, en de hoofdpersoon in Helling zit gevangen in zijn hoofd. Ik houd van die beperking in ruimte, dat maakt het spannend en uitdagend. In theater kan alles: als ik een theezakje laat zien en zeg dat dit de wereld is, dan is dat zo. Tegelijkertijd zijn er praktische beperkingen. Het moeilijke aan regisseren is dat je zowel flexibel als eigen moet zijn. Inhoudelijk mag je je ziel niet verkopen, maar de omstandigheden bepalen ook. Vaak zorgen beperkingen voor een uitdaging en pakt het beter uit dan je vooraf had kunnen bedenken. Bijvoorbeeld bij de poster van Helling: het beeld dat we oorspronkelijk wilden kon om praktische reden niet worden gerealiseerd. Nu zien we een man die in een soort wolk verandert. Er groeit een donkere massa uit hem waar hij geen controle over heeft. De wolk lijkt ook wel op de inktvlek van een Rorschachtest. Heel toepasselijk, achteraf. Ik ben dus wel voor beperking. Als je alle kleuren tegelijk mengt wordt het wit en krijg je niets. Zie je de bezuinigingen op de kunst ook als een vruchtbare beperking? Het is vooral de bijkomende mentaliteit die zo eng is: dat we de kunst, als samenleving, niet belangrijk vinden. Ik was er een week verdrietig van, alsof ik liefdesverdriet had: jullie willen ons gewoon niet hebben en ik weet niet hoe ik het goed kan maken. Daarna werd ik kwaad, want in een maatschappij zonder ruimte voor fantasie en verbeelding – zonder dat het alleen entertainment wordt – wil ik niet leven. Theater wil iets vertellen. Vermaak is niet het enige doel, dat krijg je erbij. Want als ik heb gelachen tijdens een voorstelling, of werd verrast, dringt het vaak dieper binnen en denk ik er langer over na. Dat ervaar ik graag. En je probeert natuurlijk altijd iets te maken wat je zelf heel graag wilt zien. Anders dan de meeste jonge makers van Frascati werk je aan de hand van repertoire, bekende teksten. Ik verander wel het één en ander: ik wil met een tekst mijn eigen verhaal vertellen. Een poppenhuis moet Ibsen én Maren zijn. Ik houd niet van realistisch spel, maar van een beetje vreemd en absurd. In Een poppenhuis heb ik 40% van de tekst geschrapt om alle ouderwetse hoffelijkheid eruit te halen. En waar het specifiek over ‘vrouwen’ gaat, maak ik er ‘mensen’ van. In Helling drinkt de vader van de verteller zelfgestookte drank. Dat is in Noorwegen kenmerkend voor bepaalde armoeiige white trash milieus. Die nationale gewoontes haal ik eruit. Het is niet mijn missie iets over Noorwegen te zeggen. Helling gaat gewoon over mensen – en met mensen gaat het meestal niet zo goed. Toch ben ik een optimist. Want in je achterhoofd weet je: de wereld is kut en alles gaat naar de klote, maar je moet onverbiddelijk blijven proberen. Ik kan niet leven, of regisseren, als ik niet denk dat het beter kan: dat is mijn levensleugen. Simone van Saarloos Januari 2013